31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 372 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2018

De afgelopen periode heeft het herstel van de Nederlandse economie doorgezet. Als gevolg van deze economische groei is ook de vraag naar goed geschoolde arbeidskrachten toegenomen. Voor het middelbaar beroepsonderwijs vertaalt deze positieve ontwikkeling zich mede in de toename van het aantal beschikbare plekken voor de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Ook hierin is nu een positieve ontwikkeling zichtbaar, na een eerdere forse krimp.

De daling van het aantal ingevulde bbl-plekken was eerder voor uw Kamer aanleiding om mij te verzoeken om nader onderzoek te doen naar de verklarende factoren achter deze ontwikkeling.1 Om invulling te geven aan dit verzoek heb ik het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de redenen dat het aantal bbl-plekken, onder meer in de techniek, zo laag is. Het resultaat van het onderzoek door het ECBO heb ik u bij brief d.d. 14 februari jl. gezonden. De belangrijkste conclusies van dit onderzoek voeg ik nog toe aan deze brief. Naast de nadere analyse van de daling van de bbl vroeg de motie mij ook om een kosten-batenanalyse naar de bbl uit te voeren en hier specifiek rekening te houden met de effecten voor werkgevers. Ik heb het Centraal Planbureau (CPB) gevraagd om dit deel van het onderzoek voor zijn rekening te nemen. De analyse van het CPB treft u aan in de bijlage2. In aanvulling op deze analyses heb ik ook Regioplan gevraagd de evaluatie van de regeling praktijkleren uit te voeren. Deze evaluatie treft u hierbij aan3.

Voordat ik op deze onderzoeken in ga wil uw Kamer informeren over de toekomst van de subsidieregeling Praktijkleren. De regeling heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en leerwerkplaatsen. De subsidie is een compensatie voor de kosten die een werkgever maakt voor begeleiding in de praktijk. Ik kies er voor om de subsidieregeling voort te zetten in 2019. Gezien de nog lopende besluitvorming over de begroting 2019, waarover u al eerder bent geïnformeerd in de Voorjaarsnota,4 zal ik op Prinsjesdag uw Kamer informeren over de wijze waarop ik exact invulling aan dit voornemen wil geven.

Bij de uitwerking van dit voornemen wil ik mij rekenschap geven van de stand van de conjunctuur. Veel werkgevers hebben momenteel grote moeite met het invullen van hun vacatures. Zoals in de brief van Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over krapte op de arbeidsmarkt is aangegeven, zijn werkgevers als eerste aan zet om in overleg met werknemers, onderwijs en andere betrokkenen tot oplossingen voor dit personeelsvraagstuk te komen.5 Het aanbieden van praktijkleerplaatsen en leerwerkplaatsen kan interessant zijn omdat het overgrote deel van de duaal studenten uiteindelijk werkzaam blijft bij het bedrijf waar zij hun duale opleiding volgen.

Ik realiseer mij dat ik door dit besluit kort na de start van het schooljaar 2018–2019 te nemen een beroep doe op het geduld van het bedrijfsleven dat nu praktijkleerplaatsen en leerwerkplaatsen aanbiedt. Maar ik zou hen willen oproepen in het licht van de stand van de economie en de krapte op de arbeidsmarkt om in samenwerking met het onderwijs zich in te blijven zetten voor het beschikbaar stellen van voldoende plekken.

Uitgevoerd onderzoek naar de bbl en de subsidieregeling praktijkleren

Conclusie analyse door ECBO naar verklaringen voor daling bbl

Het ECBO heeft gekeken welke factoren invloed hebben op de daling van de bbl de afgelopen periode. Hierbij hebben zij onder meer gekeken naar het effect van de taal- en rekeneisen, de cascadebekostiging en de subsidieregeling praktijkleren op de instroom in de bbl. Uit die analyse concludeert ECBO dat geen sprake lijkt te zijn van een verband tussen de instroom en invoering van de regeling of de andere beleidsmaatregelen. Volgens de voor het onderzoek geïnterviewden was de ontwikkeling van de conjunctuur de belangrijkste oorzaak van de daling van de bbl-instroom. Dit geldt zowel voor de initiële als de post-initiële instroom. Ook werd gewezen op andere factoren die de daling verklaren. Zo werd in de zorg gewezen op de ingrijpende bezuinigingsronden die het vorige kabinet doorvoerde.

Deze hebben gezorgd voor een afname in de vraag naar personeel en dientengevolge het aantal bbl-plekken. Een opvallende conclusie uit het onderzoek is dat de wijze waarop de (bijdrage aan) scholingsbudgetten zijn georganiseerd in een sector wel direct invloed lijkt te hebben op de instroom op de bbl tijdens laagconjunctuur. Anticyclisch opleiden – waarbij juist in tijden van economische laagconjunctuur voldoende bbl-plekken beschikbaar worden gesteld – kan alleen als er binnen de sector actief beleid gevoerd wordt om boven de markt op te leiden. Het antwoord op de vraag hoe de bbl in stand kan worden gehouden in een periode van economische laagconjunctuur lijkt daarmee ook (deels) binnen de betreffende sector zelf te liggen.

CPB notitie over de kosten en baten van de bbl

Het CPB merkt in haar analyse ten eerste op dat er sprake is van een grote diversiteit in de kosten en baten die gemoeid zijn met de bbl. Tevens zijn veel kosten en baten niet (volledig) kwantificeerbaar, doordat er geen data over zijn. Dit maakt het moeilijk om te komen tot generieke uitspraken over de exacte omvang van de kosten en baten van de bbl.

Het neemt niet weg dat er wel enkele hoofdlijnen te onderscheiden zijn. Zo is er in de notitie veel aandacht voor de kosten en baten aan de zijde van de werkgever. Dit is in lijn met het verzoek van uw Kamer. Het CPB merkt op dat werkgevers fors investeren middels loon- en verletkosten en begeleiding van de student. Aan de andere kant profiteren ze ook het meest (samen met de studenten) van de bbl. Bbl’ers zijn deels al productief, en kunnen zo een goed beeld van het bedrijf krijgen en binding ontwikkelen met het bedrijf. Gediplomeerde bbl’ers kunnen dan ook direct aan de slag na afstuderen. Ook zien we dat veel bbl-studenten na het behalen van hun diploma in dienst blijven bij de werkgever. Meer dan 80 procent blijft werkzaam bij de werkgever die hem een bbl-plek aanbood. Daarmee spaart de werkgever ook additionele kosten voor werving en selectie van medewerkers uit. Er is dus ook sprake van een fors voordeel voor de werkgever als hij een bbl-student een plek aanbiedt.

Wat betreft de begeleiding wordt een werkgever daarnaast via verschillende lijnen ondersteund voor de kosten die hij maakt. Zowel vanuit de subsidieregeling Praktijkleren als in veel gevallen ook vanuit een sectorfondsen van het bedrijfsleven zelf. Ook voor studenten heeft het volgen van een bbl-opleiding meerwaarde; zij vinden vaker een baan en verdienen gemiddeld genomen direct na afstuderen meer dan bol-studenten. Voor de overheid is het feit dat gediplomeerden vaker een baan vinden ook goed nieuws. Dit betekent bijvoorbeeld lagere uitgaven aan uitkeringen en bijstand als gevolg van de lagere werkloosheid en non-participatie onder bbl’ers, en aan hogere ontvangsten via de inkomstenbelasting als gevolg van de hogere participatie en lonen. Tegelijkertijd draagt de overheid middels de bekostiging van scholen en de eerder genoemde subsidieregeling Praktijkleren ook bij aan de kosten van de bbl.

Conclusie evaluatie door Regioplan naar subsidieregeling praktijkleren

Regioplan concludeert dat het aantal praktijkleerplaatsen groeit en het aanbod ervan zou kunnen verminderen wanneer de subsidieregeling zou worden afgeschaft. Regioplan geeft aan dat – hoewel de subsidieregeling niet de belangrijkste reden is om praktijkleerplaatsen aan te bieden – voor de helft van de werkgevers wel van invloed lijkt te zijn op het aantal praktijkleerplaatsen dat zij aanbieden. Een kwart van de geïnterviewde werkgevers zegt zonder subsidie zeker minder praktijkleerplaatsen aan te zullen bieden en eveneens een kwart twijfelt of zij zonder de subsidieregeling evenveel praktijkleerplaatsen aan zouden bieden. De mate waarin de subsidieregeling effectief is, laat zich volgens Regioplan echter moeilijk vaststellen vanwege de diversiteit van het veld en de invloed van de conjunctuur op de ruimte voor praktijkleerplaatsen bij werkgevers.

Die ruimte is niet statisch, maar fluctueert.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstuk 31 524, nr. 326.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 34 960 VIII, nr.2

X Noot
5

Kamerstuk 29 544, nr. 833

Naar boven