31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 188 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2013

In het regeerakkoord is een maatregel opgenomen met betrekking tot de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, waarbij is aangegeven dat de kenniscentra worden samengevoegd en dat, waar mogelijk, de wettelijke taken van de kenniscentra worden ondergebracht bij de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en bij de mbo-instellingen.1 Het regeerakkoord boekt daarvoor bezuinigingen in van € 40 mln. in 2015 en € 80 mln. vanaf 2016 structureel.

SBB heeft op mijn verzoek binnen de kaders van het regeerakkoord advies uitgebracht over het toekomstige samenwerkingsmodel beroepsonderwijs bedrijfsleven inzake de wettelijke taken van de kenniscentra:

  • 1. Ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur en de kwalificatiedossiers;

  • 2. Werven en erkennen van voldoende leerbedrijven,

  • 3. Bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming.

Het advies van SBB komt er in de kern op neer dat de wettelijke taken bij de huidige 17 kenniscentra worden weggehaald en worden ondergebracht in één bestuurlijke entiteit, te weten SBB. In dit nieuwe model wordt de sectorale afstemming tussen bedrijfsleven en beroepsonderwijs geborgd via maximaal acht of negen sectorkamers, die deel uitmaken van SBB. In de sectorkamers worden, net als nu in de paritaire commissies van de kenniscentra gebeurt, beleidsmatige ontwikkelingen voor de desbetreffende sector op het terrein van onderwijs en arbeidsmarkt besproken. Elke sectorkamer is verantwoordelijk voor de invulling van sectorale keuzes op het terrein van kwalificeren, examineren en beroepspraktijkvorming. Hierbij gaat het vooral om keuzes voor aanpassing van nieuwe kwalificaties en over sectorale inkleuring van de beroepspraktijkvorming. In elke sectorkamer treffen bestuurlijke en inhoudelijke vertegenwoordigers vanuit het onderwijs en de sociale partners elkaar. De verschillende sectorale sociale partners en het onderwijs, vertegenwoordigd in één sectorkamer, komen regelmatig bijeen om de sectorale belangen te behartigen. Ook het door het ministerie van EZ bekostigde kenniscentrum voor de groene sector wordt opgenomen in het nieuwe samenwerkingsmodel. In het bestuurlijk overleg met SBB, op 9 oktober jl., heb ik aangegeven dat ik het advies van SBB over het toekomstige samenwerkingsmodel wil overnemen. Dat heb ik gedaan na afstemming met de staatssecretaris van EZ voor zover het groen onderwijs betreft. Tijdens dat bestuurlijk overleg hebben we gezamenlijk gemarkeerd dat we de maatregel uit het regeerakkoord in deze richting gaan uitwerken.

Ik ben blij met dit advies dat voldoet aan de randvoorwaarden die ik begin dit jaar aan SBB heb gesteld. Ten eerste worden met dit nieuwe model de inhoudelijke doelen van de drie wettelijke taken gerealiseerd en daarmee de wezenlijke functies van het beroepsonderwijs. Ik hecht er zeer aan dat de uitvoering van deze taken in de toekomst goed geborgd wordt. Ten tweede wordt de sectorale betrokkenheid van het bedrijfsleven in dit model geborgd via de zogeheten sectorkamers. Deze sectorkamers worden verantwoordelijk voor de invulling van sectorale keuzes op het terrein van kwalificeren, examineren en beroepspraktijkvorming. Ten derde draagt het model ertoe bij dat de complexiteit en de bestuurlijke drukte in de mbo-sector worden verminderd. Het huidige systeem waarin de wettelijke taken te versnipperd zijn (verdeeld over 17 kenniscentra) wordt immers vervangen door een systeem waarbij deze taken in handen komen van één organisatie. Die versnippering heeft tot dusver op bepaalde thema’s geen gewenste effecten gesorteerd. De realisatie van een transparante en samenhangende kwalificatiestructuur mbo met minder kwalificaties, waarover ik uw Kamer binnenkort nader zal informeren, is moeizaam gebleken, mede vanwege die versnippering. Ik heb het hier in het bijzonder over de realisatie van een samenhang tussen kwalificatiedossiers, het vermijden van doublures en het aansluiten bij innovaties in het bedrijfsleven die op de snijvlakken tussen de verschillende sectoren ontstaan. Met de bundeling van taken en bevoegdheden in één organisatie, waarin de verschillende sectoren intensief samenwerken, voorzie ik dan ook een grote innovatie van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.

Het nieuwe model moet uitvoerbaar zijn met de financiële middelen die na uitvoering van het regeerakkoord overblijven. In de toekomst zal voor de uitvoering van de wettelijke taken veel minder overheidsfinanciering beschikbaar zijn. In het nieuwe model, waarbij SBB verantwoordelijk wordt voor alle drie wettelijke taken, is ervoor gekozen geen taak bij de mbo-instellingen neer te leggen. De reden hiervoor is dat de instellingen op dit moment al een zware taak te vervullen hebben met de uitvoering van de maatregelen uit Focus op vakmanschap. Door nu nog een nieuwe taak bij de instellingen neer te leggen, ontstaat er een opeenstapeling van maatregelen en dus een zwaardere belasting. Het onderwijs heeft dan ook aangegeven er geen nieuwe taak bij te willen hebben. In goed overleg met de MBO Raad heb ik ervoor gekozen de bezuinigingsmaatregel zoals die in het regeerakkoord is opgenomen, iets anders uit te werken en de taken van de kenniscentra niet over te hevelen naar de instellingen, maar bij SBB te beleggen. Ik vind daarom dat met ingang van 2016 een klein deel van de investeringsmiddelen,2 maximaal € 20 mln. (structureel), ook moet worden overgeheveld naar SBB voor de uitvoering van genoemde wettelijke taken. Omdat SBB verantwoordelijk wordt voor alle drie de taken, vind ik deze keuze verantwoord.

Zoals gezegd, ben ik verheugd met het advies van SBB. Hiermee wordt voor alle betrokkenen duidelijkheid gecreëerd. De komende maanden wil ik benutten om samen met SBB het samenwerkingsmodel verder uit te werken en het transitietraject te gaan voorbereiden. Voor het onderbrengen van de wettelijke taken bij SBB is een wetswijziging nodig. Het voorstel daartoe is op dit moment in voorbereiding. Ik verwacht het wetsvoorstel in het voorjaar van 2014 bij uw Kamer te kunnen indienen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Deze maatregel is opgenomen in de bijlage van het regeerakkoord (Bijlage A – Financieel beleid).

X Noot
2

Het kabinet heeft in het Regeerakkoord € 250 mln. beschikbaar gesteld voor het mbo voor resultaatgerichte afspraken. Bruggen slaan, regeerakkoord VVD-PvdA, 29 oktober 2012.

Naar boven