nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het verrichten
van arbeid door uitkeringsgerechtigden, die een uitkering op grond van de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen ontvangen, aantrekkelijker te maken;
Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
Artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als
volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden: Indien degene, die recht
heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering inkomsten uit arbeid geniet,
wordt die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar, vanaf
de eerste dag waarover de inkomsten uit arbeid worden genoten, niet aangemerkt
als arbeid, bedoeld in artikel 18, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering
niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:.
2. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Na afloop
van het in de eerste zin genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid,
bedoeld in artikel 18, vijfde lid.
3. In het tweede lid vervallen de eerste en de derde zin.
4. In het tweede lid wordt «Deze termijn» vervangen door «Het
in het eerste lid genoemde tijdvak van vijf jaar:» en wordt in onderdeel
b «het van de drie jaar resterende tijdvak» vervangen door «het
van de vijf jaar resterende tijdvak».
5. Het zevende lid vervalt.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
ZELFSTANDIGEN
Artikel 58 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden: Indien verzekerde, die
recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering inkomsten uit arbeid geniet,
wordt die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar, vanaf
de eerste dag waarover de inkomsten uit arbeid worden genoten, niet aangemerkt
als arbeid, bedoeld in artikel 2, vierde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering
niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:.
2. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Na afloop
van het in de eerste zin genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid,
bedoeld in artikel 2, vierde lid.
3. In het tweede lid vervallen de eerste en de derde zin.
4. In het tweede lid wordt «Deze termijn» vervangen door «Het
in het eerste lid genoemde tijdvak van vijf jaar:» en wordt in onderdeel
b «het van de drie jaar resterende tijdvak» vervangen door «het
van de vijf jaar resterende tijdvak».
5. Het zevende vervalt.
ARTIKEL III. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,