31 511 Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Nr. 5 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2010

Hierbij ontvangt u1 de beleidsdoorlichting met betrekking tot operationele doelstelling 6.3.4. uit artikel 6 en 7 (Hoger Onderwijs) van de Rijksbegroting onderdeel Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze beleidsdoorlichting is uitgevoerd door het ministerie van OCW, directie Hoger Onderwijs & Studiefinanciering. Een onafhankelijke klankbordgroep heeft de totstandkoming van de beleidsdoorlichting begeleid.

De betreffende operationele doelstelling luidt: De samenleving (bedrijven en maatschappelijke organisaties) benut optimaal de kennis van het hoger onderwijs en onderzoek en vice versa. Deze beleidsdoorlichting blikt in dit verband terug op de inzet van lectoren en het RAAK-programma in het hoger beroepsonderwijs het afgelopen decennium. Daarmee blijft het wetenschappelijk onderwijs buiten deze beleidsdoorlichting.

Met de introductie van lectoren in het hoger beroepsonderwijs in 2001 is een nieuwe functie in de hogeschool gecreëerd. Een lector heeft de taak een brug te slaan tussen beroepspraktijk en onderwijs. Van lectoren wordt verwacht de ontwikkelvragen van de beroepspraktijk naar de hogeschool te brengen en deze vragen ook te beantwoorden met behulp van praktijkgericht onderzoek. Docenten en studenten helpen de lector hierbij waardoor ook zij een rol vervullen in dit innovatieproces. Resultaten van het onderzoek kunnen direct in het onderwijs worden verwerkt en docenten worden gestimuleerd zich te professionaliseren op het gebied van onderzoek. Het aanstellen van hoog gekwalificeerde professionals met ruime ervaring in het onderwijs en onderzoek op een bepaald vakgebied moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs. In 2004 is het RAAK-programma geïntroduceerd dat beoogt de kennisuitwisseling tussen hogescholen en de beroepspraktijk in regionale innovatieprogramma’s te verbeteren.

Uit de beleidsdoorlichting blijkt dat mede op basis van de inzet van lectoren en het RAAK-programma een ontwikkeling in gang is gezet die maatschappelijk zeer relevant is. Zo zijn er nu al 450 lectoren, participeren vrijwel alle hogescholen in het RAAK-programma en zijn bij deze projecten ruim 4500 bedrijven, 1600 docenten en 4500 studenten betrokken. Belangrijk is ook dat het in een groot aantal gevallen gaat om nieuwe relaties. Een meerderheid van de bedrijven dat betrokken is bij RAAK participeert niet in andere innovatieprogramma’s en had vaak voorheen geen kennispartner. Deze bedrijven bleven daarom met hun vragen zitten of probeerden deze (in een later stadium) zelf op te lossen. Nu kunnen zij met hun vragen bij een hogeschool terecht.

Of er sprake is van een kwaliteitsverbetering van het onderwijsproces als gevolg van de inzet van lectoren en het RAAK-programma is niet onderzocht en niet aantoonbaar op basis van de beschikbare data. Duidelijk is wel dat lectoren in veel gevallen de motor zijn achter curriculumvernieuwing. Uit de evaluaties en recente bezoeken blijkt dat de verankering van onderzoeksvaardigheden in het curriculum op veel hogescholen inmiddels een feit is. Of dit hbo-professionals voldoende helpt in de uitvoering van hun beroep is op basis van de beschikbare data in deze fase (nog) niet aan te tonen.

Het opleidingsniveau van docenten aan hogescholen groeit gestaag. Dit is niet alleen aan de inzet van lectoren en het RAAK-programma toe te schrijven. Docentprofessionaliteit is onderwerp van veel meer beleidsinstrumenten. Feit is wel dat tweederde van de lectoren betrokken is bij het begeleiden van promovendi of promotietrajecten. Participatie van docenten in de kenniskring rond een lector kan docenten aanmoedigen te promoveren.

Een belangrijke opbrengst van het beleid is dat met het RAAK-programma een mechanisme is ontwikkeld waarmee in competitie gestreden wordt om extra middelen. Hogescholen en bedrijven dienen de handen ineen te slaan en de competitie aan te gaan met andere consortia van hogescholen en bedrijven. Dit verhoogt de kwaliteit van de aanvragen. Het commitment van alle partijen is groot. Bedrijven zijn verplicht co-financiering te leveren. Het systeem, dat ook bestuurlijk gedragen wordt door het bedrijfsleven, biedt bovendien de gelegenheid om op landelijk niveau te zoeken naar zwaartepunten.

De kwaliteit van de kennisfunctie van de hogescholen en het praktijkgerichte onderzoek wordt geborgd in het kwaliteitszorgsysteem dat door de sector is ontwikkeld. De totstandkoming van dit kwaliteitszorgsysteem mag ook als belangrijke opbrengst van het beleid worden gezien. In de convenanten met de sector zijn hierover afspraken gemaakt. Het kwaliteitszorgsysteem biedt de hogescholen de mogelijkheid de kwaliteit van hun inspanningen zichtbaar te maken. Dit maakt hen een betrouwbare partner voor andere kennis- en onderzoeksinstellingen en biedt mogelijkheden voor internationale samenwerking. Het convenant dat tussen ZonMw en de HBO-raad is gesloten om het praktijkgericht onderzoek op het gebied van gezondheid(szorg) door hogescholen te stimuleren toont aan dat hogescholen serieus worden genomen als kennispartner. In dit verband is ook de toekenning van een subsidie door de Europese Onderzoeksraad aan Hogeschool Zuyd een goed voorbeeld. Hogescholen worden als volwaardige kennispartner gezien. Maatschappelijke vraagstukken worden bij hen neergelegd. Zo worden er extra middelen beschikbaar gesteld voor lectoren die zich richten op de verbetering van het onderwijs. Hieruit spreekt vertrouwen voor de hogeschool als kennispartner.

Er is meer te leren uit de beleidsdoorlichting. Geconstateerd is dat er onvoldoende onafhankelijk evaluatieonderzoek beschikbaar is. Daarom wordt aanbevolen de overheid in de toekomst meer verantwoordelijkheid te laten nemen voor monitoring en evaluatie. Bovendien bieden de beschikbare data vooral zicht op output-indicatoren en in veel mindere mate op outcome-indicatoren. Voor een compleet beeld van bereikte resultaten is inzicht in de outcome onontbeerlijk. Aanbevolen wordt daarom ook de komende periode outcome-indicatoren op te nemen in het monitoronderzoek. Dit zal worden nagestreefd.

Geconcludeerd kan worden dat:

  • de ontwikkeling van de kennisfunctie door hogescholen voortvarend is ingezet en groot draagvlak geniet bij stakeholders zoals mkb-bedrijven en publieke instellingen;

  • de ontwikkeling van de kennisfunctie van hogescholen beleid op het gebied van docentenprofessionaliteit en onderwijskwaliteit ondersteunt (en vice versa);

  • in samenspraak met de sector systemen zijn ontwikkeld die de kwaliteit borgen en opdrijven;

  • hogescholen in deze nieuwe rol beter in staat zijn bij te dragen aan maatschappelijke vraagstukken;

  • hogescholen erkend worden als kennispartner door andere kennis- en onderzoeksinstellingen;

  • er in het vervolg meer regie van de overheid op monitoring en evaluatie zal worden gevoerd en er meer aandacht voor outcome-indicatoren zal zijn.

Het overheidsbeleid heeft de afgelopen jaren met succes een aanjaagfunctie vervuld. Er is een kwaliteitsontwikkeling in gang gezet. Het ministerie van OCW heeft de HBO raad en de Stichting Innovatie Alliantie uitgenodigd een plan op te stellen voor de verdere ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek door hogescholen. De Raad voor Gezondheidsonderzoek heeft zich de afgelopen periode gebogen over de vraag welke functie het gezondheidszorgonderzoek door hogescholen kan vervullen. Binnenkort verschijnt hierover een advies.

Ondertussen gaat de kwaliteitsontwikkeling door. De Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek (VKO) heeft inmiddels 3 visitaties afgerond2. Uit de visitatierapporten blijkt dat de hogescholen zich inspannen om de kwaliteit van het onderzoek te borgen en daar ook resultaat mee behalen. Het is van belang de komende tijd goed na te denken over de wijze waarop de in gang gezette ontwikkeling kan worden geconsolideerd en het een structurele basis kan vormen voor kwaliteitsverbetering van het onderwijs en innovatie van en door het bedrijfsleven.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

De validatierapporten zijn te raadplegen via www.vkohogescholen.nl

Naar boven