Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2016
In het ordedebat van 21 juni 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 98, Stemmingen motie
Energie) heeft het lid Dik-Faber (ChristenUnie) verzocht om per brief geïnformeerd
te worden over de uitvoering van haar motie, waarmee de regering wordt verzocht om
geen publieke middelen in te zetten voor restwarmteprojecten van kolencentrales (Kamerstuk
31 510, nr. 58). Hierbij informeer ik uw Kamer over de wijze waarop ik omga met de motie.
Centraal in het energiebeleid staat het bereiken van een betrouwbare, betaalbare en
veilige CO2-arme energievoorziening in 2050 (Energierapport, Kamerstuk 31 510, nr. 50). Het inzetten van restwarmte uit de industrie en de energiesector is daarbij een
nuttige stap (Warmtevisie, Kamerstuk 30 196, nr. 305). Immers, door beschikbare warmte elders opnieuw te gebruiken, hoeft deze daar niet
te worden opgewekt. Dit levert een besparing op primair energiegebruik en daarmee
minder CO2-emissies op. Bij uitkoppeling van warmte uit elektriciteitscentrales, zoals kolencentrales,
gaat het strikt genomen niet om «pure» restwarmte. In dit geval is er sprake van warmtekrachtkoppeling
(wkk), waarbij elektriciteits- en warmteproductie gelijktijdig plaatsvindt. Ook hiermee
kan een besparing op primair energiegebruik worden gerealiseerd.
Ik voorzie geen inzet van publieke middelen specifiek voor restwarmteprojecten van kolencentrales. Eventuele publieke financiering van de warmte-infrastructuur
zal techniekneutraal worden uitgewerkt, zoals dat ook het geval is bij de gas- en
elektriciteitsnetten. Waar mogelijk worden duurzame bronnen aangesloten, waaronder
warmte uit geothermie, biomassa en afvalverbranding. Daarnaast wordt gekeken naar
de inzet van beschikbare fossiele (rest-)warmtebronnen, mits dit bijdraagt aan verdere
CO2-reductie. Deze bronnen leveren veelal relatief betaalbare warmte en zijn betrouwbaar,
en kunnen zo de ontwikkeling van warmtenetten ondersteunen als onderdeel van de energietransitie.
Van belang is in elk geval dat er geen fossiele «lock in» ontstaat; mettertijd zal
er vervanging moeten plaatsvinden. Door de toename van duurzame warmtebronnen moet
de continuïteit van levering zeker worden gesteld.
Duidelijkheid over het aanbod van verschillende warmtebronnen op de korte en lange
termijn is voor de ontwikkeling van warmtenetten van groot belang. Voor het eventuele
gebruik van warmte van kolencentrales is daarom inzicht in het moment van eventuele
uitfasering noodzakelijk (Kamerstuk 34 302, nr. 99). Momenteel werk ik aan scenario’s rond de kolencentrales. In het najaar verwacht
ik uw Kamer hierover nader te informeren. Ik zal daarbij ook ingaan op warmtebenutting
van kolencentrales.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp