nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID BRINKMAN
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. In punt 1 worden «€ 1 281 313»
en »€ 578 077» vervangen door «€ 987 268»
onderscheidenlijk «€ 872 122».
2. In punt 2 worden «€ 1 288 730»
en «€ 492 918» vervangen door «€ 108 680»
onderscheidenlijk «€ 672 968»
3. Punt 3 wordt vervangen door:
3. In het eerste lid worden het eerste, tweede en derde gedachtestreepje
vervangen door:
– voor het gedeelte van de uitkering dat betrekking heeft op
het inkomensbestanddeel, vermeld onder A van de in het tweede lid opgenomen
tabel, in de verhouding waarin de bezoldiging van de vice-president van de
Raad van State in dat jaar afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007;
– voor het gedeelte van de uitkering dat betrekking heeft op
personele kosten, vermeld onder B van de in het tweede lid opgenomen tabel,
in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel afwijkt
van deze bezoldiging in het jaar 2007;
– voor het gedeelte van de uitkering dat betrekking heeft op
materiële kosten, vermeld onder C van de in het tweede lid opgenomen
tabel, in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik
blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex
in de maand juni van dat jaar afwijkt van dat prijspeil in de maand juni van
het jaar 2007.
4. In punt 5 wordt de tabel vervangen door:
| A | B | C |
---|
I. De Koning | € 764 304 | € 2 183 607 | € 1 809 448 |
II. De echtgenoot of echtgenote van de Koning | € 302 948 | € 171 630 | € 347 368 |
III. De vermoedelijke opvolger van de Koning | € 226 460 | € 300 222 | € 460 586 |
IV. De echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger
van de Koning | € 226 460 | € 300 222 | € 345 440 |
V. De Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan | € 431 794 | € 370 556 | € 306 330 |
VI. De echtgenoot of echtgenote van de Koning die afstand van
het koningschap heeft gedaan | € 207 272 | € 159 348 | € 306 348 |
II
In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 2 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, wordt «een kwart van het in
artikel 1, tweede lid, onder B, vermelde gedeelte» vervangen door: 60
procent van het in artikel 1, tweede lid, onder B, vermelde gedeelte.
2. In het tweede lid, onder b, wordt «een kwart van het in
artikel 1, tweede lid, onder B, vermelde gedeelte» vervangen door: 100
procent van het in artikel 1, tweede lid, onder B, vermelde gedeelte.
3. In het derde lid, onder b, wordt «een kwart van het in artikel
1, tweede lid, onder B, vermelde gedeelte» vervangen door: 90 procent
van het in artikel 1, tweede lid, onder B, vermelde gedeelte.
4. In het vijfde lid wordt «een kwart van het in artikel 1,
tweede lid, onder B, vermelde gedeelte» vervangen door: het in die leden
genoemde percentage van het in artikel 1, tweede lid, onder B, vermelde gedeelte.
Toelichting
Dit amendement handhaaft de verdeling van de uitkering in drie componenten:
inkomen, personeel en materieel.
Het amendement brengt geen wijziging in de uitkeringen per gezin. Het
verschil t.o.v. het wetsvoorstel in de bedragen per persoon vloeit hieruit
voort dat het wetsvoorstel een groter percentage van de gecombineerde personeels-
en materieelkosten toerekent aan de Koning, de vermoedelijke opvolger en de
Koning die afstand heeft gedaan. Dit is gedaan om de nabestaanden van deze
personen in staat te stellen, voor een geleidelijke afbouw van het personeelsbestand
te kunnen zorgen. Nu evenwel dit amendement geen gecombineerde personeelsen
materieelkosten meer onderscheidt, is deze gewijzigde toerekening in het amendement
ongedaan gemaakt, hetgeen leidt tot een andere uitkomst van de in artikel
1, eerste lid, genoemde bedragen. De bedragen per gezin blijven evenwel ongewijzigd.
Om geen afbreuk te doen aan de afbouw van personeel na overlijden zijn
in dit amendement wijzigingen in artikel 2 aangebracht die ertoe leiden dat
voor de afbouw ongeveer gelijke bedragen beschikbaar komen.
Brinkman