31 504 (R 1864)
Wijziging van de Wet militair tuchtrecht in verband met het tegengaan van ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht

nr. 7
MOTIE VAN HET LID POPPE

Voorgesteld 12 maart 2009

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat ongewenst gedrag door militairen onaanvaardbaar is;

overwegende, dat tuchtrechtelijke straffen op zijn plaats zijn bij ongewenst gedrag;

van mening, dat:

1. indien de gebruikelijke en toepasbare tuchtrechtelijke straffen niet als adequaat disciplinerend antwoord op het ongewenst gedrag worden geacht, de geldelijke boete een passende maatregel kan zijn;

2. geldelijke boetes niet door de commandant bepaald en opgelegd moeten kunnen worden;

verzoekt de regering de maatregel te nemen dat, wanneer de commandant meent dat de gebruikelijke disciplinaire straffen onvoldoende zijn, de zaak overgedragen wordt aan de Koninklijke Marechaussee,

en gaat over tot de orde van de dag.

Poppe

Naar boven