31 504 (R 1864)
Wijziging van de Wet militair tuchtrecht in verband met het tegengaan van ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 18 september 2008

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag volgt de opbouw van de memorie van toelichting en behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van Baalen

De griffier voor dit verslag,

Van der Bijl

Algemeen

De leden van de fractie van het CDA hebben met interesse kennis genomen van voorliggend wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel geeft invulling aan een deel van de aanbevelingen van de Commissie Staal voor zover deze strekken tot aanpassing van de Wet Militair Tuchtrecht.

De leden van de fractie van de SGP hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel, dat ten doel heeft het tegengaan van ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht. Juist de krijgsmacht moet een belangrijke voorbeeldfunctie vervullen als het gaat om passend en fatsoenlijk gedrag.

Bruikbaarheid instrumentarium

De leden van de fractie van het CDA vragen zich af of het instrumentarium van de Wet Militair Tuchtrecht in alle gevallen nog adequaat en bruikbaar is. De regering geeft zelf aan dat bijvoorbeeld een straf als strafdienst vanwege de praktische problemen die met de executie van deze straf gemoeid zijn – deze moet immers buiten de voor de gestrafte militair geldende diensturen worden uitgevoerd – minder goed bruikbaar is. Desondanks zijn er op dit punt geen wijzigingen voorgesteld. Waarom niet? In het verlengde hiervan de vraag waarom de regering er niet voor gekozen heeft de Wet Militair Tuchtrecht in zijn geheel tegen het licht te houden en niet alleen op basis van de aanbevelingen van de Commissie Ongewenst Gedrag? De laatste evaluatie stamt uit 1993, een jaar waarin de opkomstplicht nog bestond en er dus nog dienstplichtigen onder de wapenen waren. Inmiddels is de krijgsmacht omgevormd tot een krijgsmacht die geheel uit beroepsmilitairen bestaat. De krijgsmacht van nu is in velerlei opzicht niet meer te vergelijken met die van 1993. Is de regering alsnog bereid zo’n evaluatie uit te voeren? Zo neen, waarom niet?

Ophoging van de geldboetes

Daarnaast merken de leden van de fractie van het CDA op dat de generieke ophoging van de boetes een grotere afschrikwekkende werking heeft en daarmee een bijdrage kan het leveren aan het voorkómen van ongewenst gedrag. Voorkomen van ongewenst gedrag is namelijk een belangrijk element van het militair tuchtrecht. Wel vragen deze leden zich af of een minimale boete van euro 3 in dat kader nog wel van deze tijd is. Zeker afgemeten aan de papierwinkel die nodig is voor het geven van een straf staat dit bedrag daartoe in geen verhouding. In de praktijk zal een dergelijk strafmaat dan ook niet gebruikt worden. Heeft de regering niet overwogen om dit minimum bedrag te verhogen? Immers de kern van het huidige wetsvoorstel is juist de Wet meer in overeenstemming te brengen met de hedendaagse normen. Graag een uitvoerige reactie van de regering.

Uitgaansverbod

De leden van de fractie van het CDA geven aan dat dit wetsvoorstel in belangrijke mate tegemoet komt aan het breed gedeelde gevoelen dat het Tuchtrechtinstrumentarium dat commandanten ten dienste staat om de orde en tucht in hun eenheid in voorkomend geval te handhaven op een aantal punten niet meer toereikend was. Juist vanuit de gedachte dat een commandant een passende straf moet kunnen uitdelen is het van groot belang dat het instrumentarium daarop aansluit. De leden van de fractie van het CDA kunnen daarom instemmen met de bepalingen die het mogelijk maken om ook in geval van ongewenst gedrag een uitgaansverbod op te leggen. Zij gaan er daarbij van uit dat het begrip ongewenst gedrag door het schrappen van artikel 48, derde lid, niet limitatief begrensd is en ter beoordeling is van de commandant. Graag ontvangen zij een reactie van de regering op dit punt.

Preventie

Het wetsvoorstel beoogt een sterke preventieve werking te hebben, zo constateren de leden van de fractie van de SGP. Mede daarom dienen leidinggevenden te kunnen beschikken over een slagvaardig instrumentarium om zo nodig militairen te corrigeren. Het wetsvoorstel voorziet hierin door onder meer boetemaxima te verhogen. Deze leden hebben daarvan met instemming kennisgenomen.

De leden van de fractie van de SGP vragen voorts – juist met het oog op de beoogde preventie van ongewenst gedrag – of er geen steviger rol denkbaar is voor de inzet van de geestelijke verzorging binnen Defensie om ongewenst gedrag tegen te gaan. Is hiermee ervaring opgedaan? Is een steviger accent hierop denkbaar en realistisch? Langs welke weg?


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), Voorzitter, Çörüz (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Diks (GL).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Jonker (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Haverkamp (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), De Vries (CDA) en Halsema (GL).

Naar boven