31 495
Oprichting Stichting Nationaal Historisch Museum

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2008

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 2 juni 2008.

De wens over de voorgenomen rechtshandeling nadere inlichtingen te ontvangen kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk 2 juli 2008.

Het oordeel dat de voorgenomen rechtshandeling een voorafgaande machtiging bij de wet behoeft kan door een van beide Kamers worden uitgesproken uiterlijk op 2 juli 2008 dan wel binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen.

Op 25 februari jongstleden heb ik de Tweede Kamer per brief (kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 VIII, nr. 153) geïnformeerd over mijn voornemen om een stichting Nationaal Historisch Museum op te richten. Bij dezen zend ik u de concept-statuten van de stichting toe.1

Conform het kader voor stichtingen dat de minister van Financiën op 11 december 2006 aan de Tweede Kamer heeft aangeboden (Kamerstukken II, 2006–2007, 25 268, nr. 42), heeft overleg plaatsgevonden met het DG MOS van het ministerie van BZK en het DG Rijksbegroting van het ministerie van Financiën. Met de Algemene Rekenkamer heeft overleg plaatsgevonden, zoals voorgeschreven in artikel 96, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001. Ter toelichting ga ik hieronder in op het doel en de opzet van de stichting en de subsidierelatie. Tenslotte licht ik u in over de beloning van de leden van de raad van toezicht.

Doel en opzet van de stichting

De stichting gaat werken volgens het raad-van-toezicht-model dat gebruikelijk is voor de rijksgesubsidieerde musea. Hierbij wordt de code cultural governance gehanteerd.

De stichting Nationaal Historisch Museum heeft ten doel het bevorderen van het historisch besef en de kennis van de geschiedenis van Nederland. De stichting beoogt haar doel te bereiken onder meer door het realiseren en exploiteren van een voor het publiek toegankelijk gebouw in Arnhem, door samenwerking aan te gaan met organisaties op het gebied van in ieder geval cultureel erfgoed, geschiedenis, media, onderzoek en onderwijs en door te fungeren als een podium voor debat.

Subsidierelatie

Ik ben voornemens de stichting Nationaal Historisch Museum subsidie te verlenen op grond van de AWB, de herziene Wet op het specifiek cultuurbeleid, het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen.

In mijn brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 2007 (Kamerstuk 30 800 VIII, nr. 15) heb ik reeds aangegeven dat het Nationaal Historisch Museum net als de andere rijksgesubsidieerde musea een instelling wordt met een zelfstandige en onafhankelijke status. Ook voor wat betreft de plek van het Nationaal Historisch Museum in het bestel, sluit ik aan bij de andere rijksgesubsidieerde musea. Het Nationaal Historisch Museum wordt een aangewezen instelling met een langjarig subsidieperspectief. Dit doe ik op grond van de criteria voor aanwijzing in artikel 4b van de herziene Wet op het specifiek cultuurbeleid, waaronder het specifieke belang van de activiteiten van de te subsidiëren instellingen voor de cultuur van Nederland.

Beloning van de leden van de raad van toezicht

Van de leden van de stuurgroep c.q. de raad van toezicht van het museum in ontwikkeling wordt een grotere inspanning gevraagd dan gebruikelijk is voor de leden van raad van toezicht van een museum in bedrijf. De leden van de raad van toezicht kunnen daarom tot aan de opening van het museum voor hun functie vacatiegeld ontvangen conform het Vacatiegeldenbesluit 1988. Deze vergoeding wordt bij KB geregeld. De beloning van de voorzitter is reeds geregeld bij KB. De vergoedingen worden in de jaarrekening zichtbaar gemaakt en nader toegelicht.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven