31 492
Fiscale vergroening

nr. 16
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2009

Afgelopen maand heeft in diverse media berichtgeving gestaan over de heffing van energiebelasting (EB) bij studentenhuisvesting. De vaste commissie voor Financiën van uw Kamer heeft mij verzocht in een brief te reageren op deze berichten. Tevens heeft de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) in het AO studentenhuisvesting (d.d. 2 juni 2009) (kamerstuk 31 700 XVIII, nr. 85) toegezegd dat uw Kamer wordt geïnformeerd over de stijging van servicekosten bij studenten in verband met energielevering. Naar aanleiding hiervan deel ik u het volgende mede.

In de berichtgeving over de heffing van EB bij studenten is regelmatig opgemerkt dat de wet die de EB mogelijk maakt tot doel heeft dat bedrijven bewuster met hun energieverbruik omgaan. Het doel van de in de Wet belastingen op milieugrondslag opgenomen EB is echter veel breder. Naast het hoofddoel, het verwerven van algemene middelen, heeft de EB tot doel CO2-emissies te verminderen en het verbruik van energie terug te dringen bij zowel huishoudens als bedrijven. Dit geldt ook voor een huishouden dat uit studenten bestaat.

Het uitgangspunt van de EB is dat de belastingheffing plaatsvindt in de laatste schakel, bij de levering aan de verbruiker. De gedachte daarbij is dat elk (studenten-)huishouden en elk bedrijf door deze financiële prikkel wordt gestimuleerd tot energiebesparing. Hiertoe wordt per aansluiting van een onroerende zaak1 op een Nederlands distributienet EB geheven over de levering van elektriciteit of aardgas via die aansluiting aan de verbruiker. Het van toepassing zijnde EB-tarief hangt samen met de geleverde hoeveelheid, waarbij een degressief schijventarief wordt doorlopen (voor de eerste hoeveelheid geldt het hoogste tarief, voor de volgende hoeveelheden geldt telkens een lager tarief).

Degene die de levering verricht is belastingplichtig. Dat kan de energieleverancier zijn, maar ook een doorleverancier zoals de aanbieder van studentenhuisvesting of de exploitant van een winkelcentrum. De leverancier rekent de EB vervolgens door aan de verbruiker via de energierekening of de servicekosten.

Wie de energie levert (een energieleverancier of een doorleverancier) zou niet tot een verschil in behandeling moeten leiden. Uit controles van de Belastingdienst is echter naar voren gekomen dat sommige aanbieders van studentenhuisvesting die belastingplichtig zijn voor de EB, de regelgeving niet goed uitvoeren, waardoor minder EB betaald wordt dan op grond van de Wbm verschuldigd zou zijn. Dit heeft tot gevolg dat de servicekosten te laag worden vastgesteld. Inmiddels wordt dit gecorrigeerd, hetgeen de stijging van de servicekosten verklaart. De studenten worden op een gelijke wijze in de heffing betrokken als andere verbruikers.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken.

Naar boven