nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2009
Zoals toegezegd in mijn brief van 28 oktober jl. (31 492-5),
informeer ik u hierna, mede namens de minister van SZW, over de mogelijkheden
een erkenningsregeling voor kringloopwinkels, zoals deze in België bestaat,
ook in Nederland in te voeren en daaraan de toepassing van het verlaagd BTW-tarief
te koppelen.
Het overleg tussen het ministerie van SZW en het Belgische ministerie
van Financiën heeft inmiddels plaatsgevonden. Op basis van de verkregen
informatie kan ik u het volgende meedelen.
In België bestaat een regeling mede gebaseerd op de BTW-richtlijn1 waardoor kringloopwinkels onder zeer strikte voorwaarden
onder het verlaagd BTW-tarief kunnen komen te vallen. Het verlaagd tarief
van 6% is voorbehouden aan instellingen (Belgische tekst):
1. van Belgisch recht of van recht van een andere Lidstaat van de Europese
Economische Ruimte;
2. die geenszins het stelselmatig streven naar winst tot doel hebben.
Met het oog hierop bepalen statuten onder meer dat de eventuele winst in geen
geval mag worden verdeeld, maar daarentegen integraal dient te worden bestemd
tot het handhaven of het verbeteren van de verstrekte handelingen. Deze statuten
bepalen eveneens dat ingeval van liquidatie het totaal van het netto-actief
opnieuw wordt geïnvesteerd in een andere instelling van dezelfde aard;
3. die in hoofdzaak vrijwillig worden beheerd en bestuurd door personen
die, noch voor zich persoonlijk noch via tussenpersonen, enig direct of indirect
belang hebben in het exploitatieresultaat;
4. waarvan de werkzaamheden zich uitsluitend beperken tot de verkoop van
goederen die zij gratis aan huis bij particulieren of ondernemingen ophalen
of op een andere manier gratis ontvangt;
5. waarbij het verlaagd tarief niet leidt tot concurrentievervalsing ten
nadele van commerciële ondernemingen die aan de BTW zijn onderworpen;
6. waarvan het doel bestaat, conform een limitatieve opsomming van bij decreet, besluit of ordonnantie aangewezen regelingen, in het tewerkstellen
en in het verzekeren van de werkgelegenheid van de laag- of middelmatig geschoolde
werkloze werkzoekenden die uit de tradionele arbeidscircuits zijn uitgesloten
of bijzonder moeilijk bemiddelbaar zijn; en
7. die daartoe erkend zijn door de overheden die door de decreten, besluiten
of ordonnanties inzake sociale erkenning bevoegd worden verklaard.
In de voorwaarden genoemd onder 6 en 7 ligt het onderscheid met het in
Nederland geldende re-integratiebeleid. In België kan een kringloopwinkel
op basis van de in de limitatieve lijst opgenomen regelingen worden erkend
als instelling met bepaalde in die regelingen genoemde activiteiten op het
terrein van re-integratie van langdurig werklozen of moeilijk bemiddelbaren.
De verleende erkenning kan vervolgens worden ingeroepen bij de toepassing
van het verlaagd BTW-tarief van 6%. Als bijvoorbeeld een kringloopwinkel
wordt erkend als een invoegbedrijf op grond van het besluit van de Vlaamse
regering van 10 november 1998 houdende doorvoering van experimenten in
verband met invoegbedrijven, geldt deze erkenning ook voor de toepassing van
het verlaagd BTW-tarief.
Een dergelijke erkenningsregeling kent Nederland niet, omdat het Nederlandse
re-integratiebeleid is gedecentraliseerd aan gemeenten en waar, in tegenstelling
tot België, niet het bedrijf maar de persoon wordt gesubsidieerd. Het
overleg van het ministerie van SZW met België heeft aldus geen handvatten
of inzichten opgeleverd die een andere conclusie zouden rechtvaardigen dan
reeds eerder aangegeven, namelijk dat Nederland het re-integratiebeleid anders
heeft vormgegeven dan België en dat aansluiting hierbij voor het verlaagd
BTW-tarief dan ook niet mogelijk is.
Een door het ministerie van SZW op te zetten regeling die aansluit bij
het niveau waarop in Nederland het re-integratiebeleid is geregeld stuit af,
zoals ook eerder aangegeven, op praktische bezwaren en onmogelijkheden. Het
uitvoeringspanel gemeenten heeft aangegeven dat gemeenten niet bij een erkenning
betrokken willen worden als het gaat om de kringloopwinkel in de eigen gemeente.
Hier zitten namelijk praktische bezwaren aan verbonden en voorkomen moet worden
dat zij het verwijt krijgen niet voldoende re-integratiecliënten te leveren,
waardoor de kringloopwinkel in de eigen gemeente niet aan de sociale doelstelling
zou kunnen voldoen. Gemeenten hebben namelijk eenvoudigweg niet altijd geschikte
kandidaten.
De betrokkenheid van gemeentelijke re-integratieactiviteiten heeft daarnaast,
anders dan in België, geen landelijk (of provinciaal) uniform karakter.
In de ene gemeente is de betrokkenheid anders vormgegeven dan in een andere
en binnen één gemeente kan de betrokkenheid in tijd verschillen
afhankelijk van de op enig moment te re-integreren uitkeringsgerechtigden.
Gelet op deze verschillen acht het kabinet een regeling conform de Belgische
regeling niet mogelijk.
De staatssecretaris van Financiën,
J. C. de Jager