31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2010

In antwoord op het verzoek van Uw Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om nadere informatie over het verdere verloop van het Programma Vernieuwing Rijksdienst kan ik u het volgende meedelen.

Het Programma Vernieuwing Rijksdienst geeft uitvoering aan de voornemens uit de nota Vernieuwing Rijksdienst, die diende ter uitvoering van het regeerakkoord van het vorige kabinet. Voor de uitvoering van de nota Vernieuwing Rijksdienst is dan ook de looptijd van de volle kabinetperiode berekend, van 2007 tot en met 2011.

In de ministerraad van 5 november jl. is besloten dat de voornemens uit de nota Vernieuwing Rijksdienst conform planning uitgevoerd zullen worden. Dit betekent dat zowel de projecten die moeten leiden tot het behalen van de doelstelling van een kleinere rijksdienst, en de projecten die zien op een betere rijksdienst zo veel mogelijk zullen worden afgerond.

Daarbij moet wel aangetekend worden dat voor de verdere uitvoering van de nota Vernieuwing Rijksdienst de programmatische verantwoording en organisatie niet meer noodzakelijk wordt geacht en zal worden afgebouwd. Het Programma Vernieuwing Rijksdienst is wat betreft uitvoering decentraal opgezet, de uitvoering en afronding van de projecten zal dan ook decentraal doorgang vinden. De belangrijke projecten in het kader van de flexibilisering van de rijksdienst, zoals de rijkspas, de Digitale Werkplek Rijk en de vereenvoudiging van het functiehuis zullen onder verantwoordelijkheid van het DG OBR verder worden afgerond.

Ter afronding van de programmatische monitoring en aansturing zal ik nog één maal een afrondende rapportage versturen aan Uw Kamer. Dan zal ik u eveneens informeren over de uitvoering van hetgeen in het regeerakkoord «Vrijheid en Verantwoordelijkheid» is opgenomen over de bedrijfsvoering van de rijksdienst.

Inzake de voortgang van de taakstelling, waarvan het grootste deel in 2010 en 2011 zal moeten worden opgeleverd, zal ik in het voorjaar van 2011 en het voorjaar van 2012 aan Uw Kamer rapporteren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven