31 490
Vernieuwing van de rijksdienst

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 2009

In antwoord op uw verzoek van 13 januari jl., zal ik in deze brief ingaan op het aantal in 2008 ingestelde commissies en taskforces, het onderscheid tussen verschillende typen commissies en de wijze waarop het kabinet is omgegaan met de motie-Halsema. In essentie vind ik een taskforce of een commissie een prima instrument om de verbinding tussen de politiek, wetenschap en uitvoering te leggen. Wanneer topdeskundigen zich voor een relatief lage vergoeding willen inzetten voor een commissie, is dat, om met de woorden van WRR-voorzitter Van de Donk te spreken, «een cadeautje voor de democratie».

Verschillende typen commissies

Een onderzoek van Binnenlands Bestuur (2008, 18 dec. 2008) telt een totaal van dertig commissies en taskforces. Kamerlid Vendrik telt een totaal van veertig. Nederland kent verschillende typen commissies, die niet zonder meer bij elkaar opgeteld kunnen worden. In de volgende alinea geef ik aan welke commissies volgens het kabinet bij elkaar horen en op welke punten deze van elkaar verschillen. Het gaat om commissies die zijn ingesteld door de rijksoverheid. Overigens is de naam (commissie of taskforce) niet bepalend voor de indeling naar type.

Onafhankelijke externe advisering over beleid of wetgeving

Een onafhankelijke externe adviescommissie over beleid of wetgeving adviseert de minister over te vormen beleid of wetgeving. Deze commissie bestaat voor minder dan 50% uit ambtenaren die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf, en die in verband met hun werkzaamheden in die commissie zitting hebben.

Onafhankelijke externe advisering over uitvoering van beleid

Een onafhankelijke externe adviescommissie over uitvoering van beleid adviseert de minister over de uitvoering van beleid of over (voorgenomen) beschikkingen.

Deze commissie bestaat ook voor minder dan 50% uit ambtenaren die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf, en die in verband met hun werkzaamheden in die commissie zitting hebben.

Ambtelijke advisering over beleid

Een ambtelijke commissie adviseert de minister over beleid of wetgeving. Deze commissie bestaat voor meer dan 50% ambtenaren, die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf, en die in verband met hun werkzaamheden in die commissie zitting hebben.

Motie-Halsema

Voor het eerste type, de onafhankelijke externe advisering over beleid en wetgeving, geldt de Kaderwet adviescolleges. Deze wet geeft algemene regels voor de instelling, samenstelling en werkwijze van adviescolleges. Naar aanleiding van de motie-Halsema heeft het kabinet toegezegd terughoudend te zijn met het instellen van deze eenmalige Kaderwet adviescolleges. Er geldt een instellingstoets, en de minister van BZK heeft medeondertekeningsrecht bij de instelling van een dergelijke commissie. Dat betekent dat bij de instelling van een nieuwe commissie moet worden aangetoond, waarom externe onafhankelijke advisering noodzakelijk is en waarom de adviesvraag niet bij een bestaand adviescollege kan worden ondergebracht. Het aantal eenmalige Kaderwet adviescolleges is al jaren op ongeveer hetzelfde niveau (6 in 2005, 5 in 2006, 3 in 2007 en 5 in 2008). Hierover heb ik de Kamer bij brief van 23 december 2008 (TK, 24 503, 41) geïnformeerd.

Commissies die adviseren over uitvoering van beleid en de ambtelijke commissies vallen niet binnen de reikwijdte van de Kaderwet adviescolleges en kennen geen instellingstoets. Deze commissies leiden naar mijn mening niet tot de, in de motie-Halsema gevreesde, onderbenutting van de vaste strategische adviescolleges en het ambtelijke apparaat, omdat ze (a.) een ander type advies genereren, namelijk de beste uitvoering van beleid en de vaststelling van een beschikking en (b.) ze de verbinding leggen tussen het ambtelijke apparaat en de uitvoering.

Wel vind ik terughoudendheid gepast bij het instellen van commissies buiten de reikwijdte van de Kaderwet adviescolleges. Het draagt namelijk niet bij aan de uniformiteit, soberheid en transparantie van het stelsel. Ik heb deze kwestie reeds in september 2008 in het kabinet besproken. Ik heb het belang van de Kaderwet adviescolleges en de instellingstoets benadrukt. In de aanstaande evaluatie van de Kaderwet adviescolleges (periode 2005–2008) zal ik de instellingstoets en de reikwijdte van de Kaderwet kritisch onder de loep zal nemen en zonodig met verbetervoorstellen zal komen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven