31 487 (R1862)
Wijziging Wetboek van Militair Strafrecht in verband met het opnemen van een strafuitsluitingsgrond voor rechtmatig geweldgebruik door militairen

nr. 7
AMENDEMENT VAN HET LID BOEKESTIJN

Ontvangen 24 september 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel A, komt het tweede punt te luiden:

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Niet strafbaar is de militair die er redelijkerwijs vanuit mag gaan dat het geweld dat hij gebruikt, geschiedt in de rechtmatige uitoefening van zijn taak en in overeenstemming met de regels die voor de uitoefening van die taak door het bevoegd gezag zijn vastgesteld.

Toelichting

Het amendement heeft tot doel, in aansluiting op het bepaalde in artikel 43 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, rechtvaardigingsgrond te creëren voor die militair die geweld heeft gebruikt in de rechtmatige uitoefening van zijn functie en waarvan bij voorbaat kan worden vastgesteld dat dit redelijkerwijs in overeenstemming met de regels is geschied. Dit amendement strekt ertoe een redelijkheidstoets in te bouwen. Militairen moeten soms in een split second een beslissing nemen wel of niet geweld te gebruiken. Daarbij is de geweldsinstructie natuurlijk cruciaal. Voor wat betreft de regels wordt door indiener gedacht aan de ten tijde van het aanwenden van geweld vigerende rules of engagement dan wel andere geweldsinstructies die door de Minister in overleg met het OM worden vastgesteld. Er is echter natuurlijk altijd een grijs gebied waarbij rekening moet worden gehouden met de feiten en omstandigheden. Daarmee wil indiener niet hebben gezegd dat de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit geen intrinsiek onderdeel uitmaken bij de beoordeling van het feitencomplex waarin het geweld is aangewend. Dit amendement wil de rechter ruimte geven om rekening te houden met deze specifieke omstandigheden. Door deze redelijkheidstoets in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht op te nemen wordt de rechter expliciet de ruimte geboden om in het geval de militair geweld heeft gebruikt, dat strikt genomen buiten de rechtmatige uitoefening van zijn taak valt en niet in overeenstemming is met de regels die voor de uitoefening van die taak door het bevoegd gezag zijn vastgesteld, dit niet strafbaar te achten, indien de militair ervan uitging dat het gebruik van geweld wel viel binnen de eerdergenoemde kaders. Het verdient naar oordeel van indiener aanbeveling om voor aanvang van het voorgenomen opsporingsonderzoek naar het aangewende geweld te beoordelen of er sprake is van een hierboven omschreven rechtvaardigingsgrond. Indiener merkt op dat dit amendement mede omvat regels die door een buitenlandse bevelhebber worden vastgesteld voor de onder zijn commando actieve Nederlandse militair. Dat zal er naar het oordeel van de indiener toe leiden dat de betrokken militair niet nodeloos wordt betrokken in de fase van opsporing en vervolging.

Boekestijn

Naar boven