nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2008
Met het oog op het spoeddebat dat wij donderdag aanstaande voeren naar
aanleiding van het advies Basisinfrastructuur 1.0
licht ik u graag toe waarom ik de Raad gevraagd heb nader advies uit te brengen
over de ingediende subsidieaanvragen binnen de door mij gegeven beleidsmatige
en financiële kaders.
Het is goed voor ogen te houden dat met ingang van 2009 de taakverdeling
bij de verstrekking van cultuursubsidies is gewijzigd. Daarbij is beoogd:
1. een scheiding te maken tussen subsidies die onder de ministeriële
verantwoordelijkheid moeten worden toegekend en subsidies die door de fondsen
worden verstrekt;
2. een infrastructuur op basisniveau te garanderen die eerst en vooral
goed gespreid is over het land;
3. flexibiliteit te behouden door die infrastructuur te omschrijven in
termen van functies (en dus niet op naam van instellingen).
In de huidige procedure wordt de basisinfrastructuur voor de eerste maal
ingevuld.
In maart 2007 heeft de Raad voor Cultuur een advies uitgebracht over de
invulling van de basisinfrastructuur onder de titel Innoveren,
participeren. Ik heb gereageerd met de nota Kunst
van Leven. Aan de hand van het advies heb ik een Ministeriële
regeling opgesteld waarin nader is uitgewerkt welke activiteiten voor subsidiering
door het Rijk in aanmerking komen. In mijn adviesaanvraag aan de Raad voor
Cultuur heb ik aangegeven wat het financieel kader is.
De Raad voor Cultuur stelt dat de basisinfrastructuur alleen kan worden
ingevoerd als er extra geld beschikbaar komt. Dat is niet zo. De vraag welke
instellingen in aanmerking komen voor subsidie in het kader van de basisinfrastructuur,
welke taken zij vervullen en hoeveel subsidie daarvoor beschikbaar wordt gesteld,
is een beleidsmatige. Die moet worden beantwoord in een afweging
van alle ingediende voorstellen binnen het inhoudelijke, juridische en financiële
kader. Het juridische kader wordt daarbij gevormd door de Ministeriële
Regeling, het inhoudelijk kader door de nota Kunst van
Leven en het financiële kader door de adviesaanvraag van 15 februari
2008, waarvan u een afschrift is toegezonden.
Een van de belangrijkste stappen in dit proces is, dat de Raad over die
te maken afweging een advies uitbrengt. De Raad heeft dat op 15 mei jl.
gedaan. De Raad heeft er daarbij voor gekozen een advies uit te brengen dat
aangeeft «wat nodig is». Daarbij is het financiële kader
ruim overschreden. Daar is op zichzelf niets op tegen – de Raad heeft
in het verleden meermaals adviezen uitgebracht die alleen bij het beschikbaar
komen van extra middelen ten volle uitgevoerd konden worden. Verschil is echter
dat de Raad nu geen terugvaloptie heeft gepresenteerd. De Raad heeft niet
afgewogen hoe «wat nodig is» het beste kan worden ingepast binnen «wat
beschikbaar is». Ik heb de Raad bij brief van 20 mei jl. gevraagd
dat nu ook alsnog te doen.
Gelet op het bovenstaande is het volgens mij niet aan de orde dat het
kabinet nu aanvullende prioriteiten zou moeten stellen of extra middelen reserveren.
Voor de goede orde benadruk ik dat het uitgebrachte advies hierdoor zijn waarde
geenszins verliest. Het advies Basisinfrastructuur 1.0 bevat gedegen beoordelingen die onmisbaar zijn voor de verdere besluitvorming.
De gevraagde aanvulling heeft het kabinet nodig om een verdelingsplan te maken
dat tegelijk met de begroting 2009 aan de Kamer zal worden voorgelegd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk