31 477 Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2016

Graag bied ik u, mede namens de Minister van Financiën, de eerste monitor anti-w

itwasbeleid aan («de beleidsmonitor»)1. Deze eerste, verkennende beleidsmonitor beschrijft de bestrijding van witwassen in Nederland. De beleidsmonitor brengt de organisaties en processen met betrekking tot de bestrijding van witwassen in hun onderlinge samenhang in kaart. Daarnaast geeft de beleidsmonitor een overzicht van de resultaten van de uitvoering van het anti-witwasbeleid over de jaren 2010 tot en met 2013 en een aanzet om dit beleid op effectiviteit te beoordelen.

De beleidsmonitor staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een beleidscyclus: het inschatten van witwasrisico’s, het bestaande beleid indien nodig daarop aanpassen of nieuw beleid ontwikkelen en vervolgens dat beleid evalueren op effectiviteit. Aangezien de bestrijding van witwassen onze gezamenlijke verantwoordelijkheid is, heeft de cyclus betrekking op zowel de preventieve als de repressieve kant van witwasbestrijding.

In deze brief gaan wij in op het doel van de monitor, op de daarin gepresenteerde resultaten en op de gesignaleerde verbeterpunten in de context van de huidige ontwikkelingen in ons anti- witwasbeleid.

De beleidsmonitor

Doelstelling

De beleidsmonitor heeft een drieledige doelstelling. Ten eerste het in kaart brengen van de activiteiten van de actoren die betrokken zijn bij de bestrijding van witwassen en de onderlinge zaak- en informatiestromen. Ten tweede het verkrijgen van inzicht in de effectiviteit van de Nederlandse witwasbestrijding aan de hand van de criteria voor een effectieve witwasbestrijding van de FATF en ten derde het ontwikkelen van de grondslag voor opvolgende versies van de beleidsmonitor.

De beleidsmonitor maakt duidelijk dat de bestrijding van witwassen veelomvattend en complex is. Dat is één van de redenen waarom het onderzoek in het kader van deze eerste beleidsmonitor een verkennend karakter heeft en de monitor nog zijn beperkingen heeft; niet alle aspecten konden in deze eerste monitor even diepgaand en omvattend worden behandeld en er ontbreken nog elementen zoals concrete prestatie indicatoren, op grond waarvan de uitvoering van het beleid kan worden beoordeeld en waar nodig bijgestuurd. Deze elementen krijgen een plaats in een opvolgende monitor. Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste elementen in de beleidsmonitor.

Regie en coördinatie

In de beleidsmonitor wordt de praktijk van de bestrijding van het witwassen in Nederland inzichtelijk gemaakt. Een inventarisatie is gemaakt van de betrokken actoren en van de wijze waarop in de praktijk regie en coördinatie plaatsvindt tussen deze actoren. Met betrekking tot regie en coördinatie wordt in de beleidsmonitor geconstateerd dat er weliswaar geen centrale aansturing is in de vorm van landelijke doelen of prestatiecriteria, maar wel sprake is van samenwerking en afstemming op decentraal niveau. Er is in Nederland een duidelijke keuze gemaakt voor decentrale coördinatie en samenwerking, zo blijkt uit de beleidsmonitor. Wij komen hier later in deze brief op terug.

Preventie

De beleidsmonitor staat stil bij het meldsysteem op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de rol van de FIU-Nederland en de verschillende toezichthouders in dat systeem. Aan de meldingsplichtige instellingen wordt alleen zijdelings aandacht besteed in de beleidsmonitor. Geconcludeerd wordt dat data ontbreken om een goed beeld te krijgen van de betekenis van de informatie die de FIU-Nederland aanlevert voor het opsporen van witwassen. Uit de beschikbare informatie blijkt dat het aantal LOvJ-verzoeken in de periode 2010–2013 redelijk constant is en dat het aantal verzoeken van buitenlandse FIU’s fors is gestegen in 2013 ten opzichte van 2012.

De beleidsmonitor gaat ook in op het toezicht op de nakoming van de Wwft door vier van de toezichthouders. Zij verdiepen zich in de witwasrisico’s van de verschillende sectoren en informeren de meldingsplichtige instellingen op diverse manieren en op regelmatige basis. Het aantal (meestal op risico analyse gebaseerde) controles vertoont groei, maar wordt beperkt door beschikbare capaciteit. De toezichthouders constateren bij veel instellingen omissies en overtredingen en zijn bereid daarvoor sancties op te leggen.

Strafrecht

Ook beschrijft de beleidsmonitor hoe de strafrechtelijke keten functioneert, welke actoren een rol hebben bij opsporing en vervolging en de resultaten van hun werk (vonnissen, afgedane zaken, beslag en incassogelden). De monitor concludeert dat het tegengaan van witwassen in Nederland al langere tijd hoge prioriteit heeft. In het huidige regeerakkoord is vastgelegd dat witwassen één van de landelijke prioriteiten van de politie is. De resultaten daarvan komen in de evaluatie van de onderzochte periode goed naar voren: capaciteit van en samenwerking tussen de twee landelijke opsporingsdiensten is toegenomen. Verder wordt in de monitor vastgesteld dat het totaal aantal onderzoeken naar witwassen door FIOD, de Landelijke Recherche en de financiële recherche van de politie-eenheden in de periode 2010–2013 ongeveer is verdubbeld. Op basis van beschikbare data van het Openbaar Ministerie (OM), wordt in de beleidsmonitor ook geconcludeerd dat het aantal afgeronde onderzoeken naar witwassen, dat op gezag van het Landelijk Parket is opgestart in de periode 2009 – 2013, aanzienlijk is toegenomen. Het totaal aantal door de eenheden van de nationale politie geconstateerde witwasmisdrijven is in de periode 2009 – 2013 met 250% toegenomen.

Met betrekking tot vijf onderzochte eenheden van de nationale politie2 wordt in de beleidsmonitor geconcludeerd dat het tegengaan van witwassen deel uitmaakt van de meer algemeen geformuleerde programma’s voor de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. De politie heeft inderdaad landelijke en meerjarige programma’s uitgevoerd, zoals het programma «Financieel Economisch Opsporen Politie» en het Ketenprogramma Afpakken van crimineel vermogen. In dat verband zijn doelstellingen afgesproken voor het afpakken van crimineel vermogen. Deze doelstellingen zijn indirect van belang voor het tegengaan van witwassen. Voor het tegengaan van witwassen zijn niet nog apart prestatiedoelstellingen vastgesteld en ook wordt het aantal specifieke witwaszaken niet apart bijgehouden.

Effectiviteit

Daarnaast is een eerste aanzet gegeven voor de beoordeling van de effectiviteit van de praktijk van de bestrijding van witwassen in Nederland, aan de hand van criteria van de FATF. Als belangrijkste verbeterpunt wordt gezien dat op nationaal niveau een gedetailleerde risicoanalyse uitgevoerd zou moeten worden en, mede op die analyse gebaseerd, landelijke prioriteiten en doelstellingen worden gesteld. Verder wordt een betere implementatie van de Wwft-verplichtingen door de meldingsplichtige instellingen en het nog beter benutten van de informatie van de FIU-Nederland benoemd. Ook wordt gewezen op het ontbreken of onbetrouwbaar zijn van sommige data die nodig zijn voor het uitvoeren van een goede monitor.

Al met al sluit de beleidsmonitor aan op de conclusies van de FATF in 2011 en 2014, dat Nederland een goed anti-witwasbeleid voert.3 De resultaten in de uitvoering zijn daarmee in overeenstemming en vertonen overwegend een opgaande lijn. Ook zijn recente beleidskeuzes in lijn met constateringen en aanbevelingen uit de beleidsmonitor en uit de beschrijving van de ontwikkelingen na 2013 verderop in deze brief zal blijken dat de in de monitor genoemde verbeterpunten al zijn uitgevoerd of in de komende beleidsperiode gestalte zullen krijgen. De monitor is hiermee een goed uitgangspunt voor de hiervoor beschreven beleidscyclus. Zo kan de monitor verder worden ontwikkeld voor evaluatie van de periode na 2013.

Beleid

Hierna wordt, na een korte inleiding in het beleidsterrein, stilgestaan bij een aandachtspunt uit de beleidsmonitor, de centrale regie op de bestrijding van witwassen. Ook wordt stilgestaan bij de rol van de beleidsmonitor in de beleidscyclus. Daarnaast wordt een overzicht van activiteiten gegeven die sinds 2013 zijn geïnitieerd of nog zullen worden geïnitieerd, en die daardoor buiten het bereik van de voorliggende beleidsmonitor vallen.

Beleidsuitgangspunten

Uitgangspunt van ons beleid is dat de bestrijding van witwassen van groot belang is voor de effectieve bestrijding van allerlei vormen van ernstige criminaliteit. Het versluieren van de criminele herkomst van opbrengsten van misdrijven stelt daders van deze misdrijven in staat om buiten het bereik van de opsporingsinstanties te blijven en ongestoord van het vergaarde vermogen te genieten, alsmede deze inkomsten te gebruiken voor financiering van nieuwe criminele activiteiten. Het opgebouwde vermogen biedt hen tevens de gelegenheid om posities te verwerven in bonafide ondernemingen en om in landen waar de rechtsstaat onvoldoende is ontwikkeld, het gezag van de overheid te ondermijnen. Bovendien wordt het financieel economische verkeer gecorrumpeerd door mensen die criminele verdiensten proberen te verhullen. Het is daarom cruciaal dat de legale kanalen waarlangs het witwasproces zich kan voltrekken worden beschermd tegen misbruik voor criminele doeleinden.

Witwassen is een zelfstandig strafbaar gesteld feit. De verdachte dient te weten dat het voorwerp dat hij verwerft, voorhanden heeft, overdraagt, omzet of gebruikt – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf. Dit betekent enerzijds dat bij strafrechtelijk onderzoek naar andere delicten (waar sprake kan zijn van een criminele «winst») altijd wordt bezien of (ook) vervolgd kan worden voor witwassen. Anderzijds kan onderzoek naar witwassen ook leiden tot opsporing van de onderliggende delicten («follow the money»).

Hoe moeilijker witwassen kan worden gemaakt, hoe minder lonend misdaad wordt. De effectiviteit van de bestrijding van witwassen is de optelsom van het voorkomen van witwassen (preventief) en de bestraffing achteraf, zo mogelijk in combinatie met ontneming van onrechtmatig verkregen vermogen (repressief). Daarbij geldt tevens dat een opgebouwde informatiepositie ten aanzien van witwassen dus ook effect heeft voor de bestrijding van andersoortige criminaliteit, en vice versa.

Regie op de bestrijding van witwassen

Wij zijn verantwoordelijk voor het anti-witwasbeleid, waarbij voor Financiën het zwaartepunt ligt bij de integriteit van de financiële markten en Veiligheid en Justitie verantwoordelijk is voor de rechtshandhaving. De monitor concludeert dat de operationele sturing en coördinatie (regie) op dit beleidsterrein voor een belangrijk deel decentraal plaatsvindt. De keuze voor decentrale sturing is een welbewuste. De ervaring leert dat het tegengaan van witwassen complexe materie is, waarbij een dynamische aanpak door een groot aantal organisaties op het terrein van toezicht, opsporing en vervolging, aangewezen is. Daarbij past regie op decentraal niveau, in de vorm van onderlinge afspraken tussen de betrokken organisaties. (Sterk) gecentraliseerde aansturing zou de dynamiek van de samenwerking tussen de verschillende organisaties en daarmee de effectiviteit van de aanpak kunnen aantasten. De decentrale aanpak sluit bovendien aan bij de autonomie die wettelijk is vastgelegd voor een deel van deze organisaties, bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie en De Nederlandsche Bank. Waar samenwerking stuit op beperkingen, bijvoorbeeld in wetgeving, vindt uiteraard centraal overleg plaats met de betrokken ministeries. Het feit dat decentrale regie effectief is, neemt niet weg dat ook behoefte bestaat aan een meer overkoepelend inzicht in risico’s en prestaties, zodat op de aanpak ook centraal kan worden gestuurd. Er is dus behoefte aan een twee sporen beleid. De hierna te bespreken beleidscyclus biedt een kader voor de centrale sturing.

Beleidscyclus

Ten behoeve van de centrale beleidsregie en van centraal sturen op prestaties met betrekking tot het witwasbeleid, is een beleidscyclus ontwikkeld. De beleidsmonitor is onderdeel van deze cyclus. Mede op basis van de beleidsmonitor zal periodiek een national risk assessment (NRA) worden uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de belangrijkste risico’s op het terrein van witwassen. Aan de hand van de in kaart gebrachte risico’s zullen wij ons beleid kunnen aanscherpen door meer gerichte inzet van mensen en middelen. Landelijke prioriteiten worden op basis van het Nationaal Dreigingsbeeld vastgesteld, waarbij de uitkomsten van het NRA worden meegewogen. Ook zullen prestatie-indicatoren worden ontwikkeld om meer sturing op prestaties mogelijk te maken. Vervolgens worden de doorgevoerde verbeteringen weer geëvalueerd in een beleidsmonitor en wordt het beleid waar nodig aangepast. Zo ontstaat een voortdurende cyclus.

De beschreven cyclus past in de wereldwijde consensus in FATF verband dat, na modernisering van wetgeving en beleid, prioriteit moet worden gegeven aan effectiviteit en risicoanalyse.4 Verder wordt hiermee uitvoering gegeven aan de verplichtingen die voortvloeien uit de vierde EU Anti-Witwasrichtlijn.5 Ook het rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2013 bevestigt het belang van evaluatie en risicoanalyse.6

De opzet van de eerste NRA wordt momenteel door beide departementen gezamenlijk voorbereid evenals het vervolg op de eerste beleidsmonitor. De opvolgende beleidsmonitor zal de periode 2014–2016 evalueren en een verdieping zijn van de bijgevoegde eerste beleidsmonitor. Verder zal worden geïnventariseerd welke specifieke data nodig zijn voor een goede evaluatie en hoe de. betrokken netwerkpartners hun onderzoeken, resultaten en prestaties kunnen registreren, zodat de effectiviteit van het beleid beter kan worden beoordeeld. Ten slotte zou een volgende monitor een helder overzicht moeten geven van prestatie-indicatoren.

Ontwikkelingen na 2013

De periode die de beleidsmonitor bestrijkt is 2010 tot en met 2013. De bestrijding van witwassen is ook na 2013 een prioriteit gebleven en sindsdien zijn nieuwe initiatieven ontwikkeld. De in de monitor gesuggereerde verbeterpunten worden daarmee waar mogelijk en wenselijk opgevolgd. Enkele van die ontwikkelingen zijn de volgende.

Regelgeving en beleid

Op 1 januari 2015 is de Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit (grotendeels) in werking getreden.7 Deze wet voorziet in verdergaande mogelijkheden om financieel-economische criminaliteit op te sporen, te vervolgen en strenger te bestraffen.

Ook is onlangs het wetsvoorstel aanpassing witwaswetgeving8 naar Uw Kamer verzonden. Dit voorstel strekt ertoe de strafbaarstelling van witwassen uit te breiden door het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf expliciet strafbaar te stellen.

Het afpakken van crimineel vermogen is een landelijke prioriteit. Dit is vastgesteld in de Veiligheidsagenda 2015–2018 van de Minister van Veiligheid en Justitie, regioburgemeesters, OM en politie en de beleidsbrief BOD-en van met Ministerie van Veiligheid en Justitie (Kamerstuk 28 684, nr. 412). Het principe dat misdaad niet mag lonen blijft het vertrekpunt. Het afpakken van crimineel verkregen vermogen gebeurt door de inzet van een breed instrumentarium. Langs fiscale, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke weg wordt ten onrechte genoten voordeel teruggevorderd en crimineel vermogen afgepakt. De in de monitor voor de periode 2010–2013 geconstateerde trend dat ieder jaar meer crimineel vermogen wordt afgepakt zet zich door. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is in 2014 136 miljoen euro aan crimineel vermogen afgepakt en in 2015 143,5 miljoen euro.

In juni 2015 is de vierde EU anti-witwasrichtlijn van kracht geworden.9 De richtlijn is een aanscherping ten opzichte van de nu geldende derde anti-witwasrichtlijn. Belangrijk nieuw element in deze richtlijn is de verplichting voor lidstaten om een centraal register met informatie over uiteindelijk belanghebbenden (UBO-register) in te richten. Voor de implementatie van deze richtlijn zal onder meer de Wwft worden gewijzigd. De Kamer zal bij aparte brief over het UBO register worden geïnformeerd.

Nederland heeft de afgelopen twee jaar een belangrijke bijdrage geleverd aan het tot stand komen van het FATF Rapport «Money Laundering Through the Physical Transportation of Cash».10 Het rapport geeft onder meer aan dat de criminele economie nog steeds vooral cash based is. In-, uit- en doorvoer van geld in fysieke vorm is één van de oudste manieren van witwassen die nog steeds veelvuldig gebruikt wordt door de (internationaal) georganiseerde misdaad. Dergelijk transport in vrachtzendingen en post- en pakketten blijkt tot nu toe vrijwel ongecontroleerd plaats te vinden. Mede op basis van dit onderzoek is in Nederland de aanpak van contante geldstromen geïntensiveerd. Er wordt actief gerechercheerd op contante geldstromen en er is een uniforme wijze van afdoening ontwikkeld, waardoor zaken van geldkoeriers sneller worden afgedaan.

Het grotere aantal zaken levert informatie op die van nut kan zijn voor andere witwaszaken en onderzoeken naar de criminele herkomst of bestemming van de contanten. Daarnaast zijn de maximale boetes op het niet doen van aangifte van liquide middelen bij de Douane verhoogd.11 Om er voor te zorgen dat op deze vorm van witwassen controle kan worden uitgeoefend werken wij mee aan uitbreiding van de bevoegdheden van Douane autoriteiten om ongebruikelijke transacties die kunnen duiden op witwassen of terrorismefinanciering actief te controleren en aan FIU’s te melden.

Samenwerking autoriteiten

De toezichthouders hebben hun risicogericht toezicht verder ontwikkeld. Centrale elementen zijn daarbij de intensivering van de netwerksamenwerking en het uitwerken van onderzoeken toegespitst op grote aantallen ondertoezichtgestelden. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft in 2015 een thematisch onderzoek uitgevoerd naar de naleving van de Wwft door beleggingsondernemingen. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) heeft in de afgelopen jaren door middel van samenwerkingsverbanden met netwerkpartners zijn kennis en informatiepositie sterk verbeterd waardoor het BFT beter in staat is om risicogericht toezicht te houden. Het grootste deel van de onderzoekscapaciteit van BFT wordt nu besteed aan risicogerichte bijzondere onderzoeken. De trend van stijgende aantallen onderzoeken door BFT wordt ook in 2016 voortgezet.

Daarnaast komen de Wwft-toezichthouders regelmatig bijeen om het toezicht te bespreken. Aan dit overleg nemen ook deel vertegenwoordigers van het Ministerie van Financiën en de FIU-Nederland. Bij dit Wwft toezichthoudersoverleg worden relevante casuïstiek en rechtspraak besproken en wordt overlegd over aandachtspunten bij het toezicht en over samenwerking.

Verder coördineren de Wwft-toezichthouders en het OM de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak van niet-naleving van de meldingsplicht ongebruikelijke transacties. De FIU-Nederland faciliteert deze aanpak door specifieke analyse van haar database, gericht op detectie van meldingsplichtige instellingen waarvan een vermoeden bestaat dat zij de meldplicht niet of niet goed naleven. Dit project is de afgelopen jaren steeds succesvoller geworden en heeft geleid tot de vervolging en veroordeling van verscheidene meldingsplichtige instellingen. Daardoor heeft deze aanpak een positief effect op de naleving van de meldingsplicht.

In 2013 is iCOV (infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen) opgericht: een samenwerkingsverband van OM, Belastingdienst, Politie, FIOD, Douane en FIU-Nederland. De doelen van iCOV zijn het traceren van crimineel en onverklaarbaar vermogen, het blootleggen van witwas- en fraudeconstructies en het alsnog innen van overheidsvorderingen. In het voorjaar van 2015 zijn de andere bijzondere opsporingsdiensten toegetreden tot iCOV. iCOV ziet de vraag naar zijn informatieproducten gestaag stijgen. Omdat in het kader van iCOV meer informatie beschikbaar komt, wordt de bijdrage van iCOV aan de bestrijding van witwassen steeds belangrijker. Inmiddels hebben de samenwerkende partijen aangegeven dat iCOV een onmisbare schakel vormt in het netwerk van witwasbestrijding en is de financiering voor de komende drie jaar veilig gesteld.

Er zullen in het kader van iCOV meer indicatoren en risicosignalen worden ontwikkeld om nog sneller meer inzicht te krijgen en richting te geven aan onderzoeken naar witwassen. Dat gebeurt onder andere met behulp van de door de FIU-Nederland als verdacht aangemerkte transacties.

Het Anti Money Laundering Centre (AMLC), op 1 september 2013 opgericht, is een multidisciplinair centrum op het gebied van witwasbestrijding. Het AMLC werkt nauw samen met organisaties zoals de bijzondere opsporingsdiensten, FIU-Nederland, politie en het Openbaar Ministerie. Het AMLC is een initiatief van de FIOD en opgericht in verband met de geïntensiveerde aandacht van de regering voor witwassen. De prioriteit van het AMLC ligt bij het ontvangen, opwerken en opleveren van witwaszaken aan de nieuwe witwasteams binnen de FIOD. De FIU-Nederland heeft een nauwe samenwerking met het AMLC. Hierdoor vindt de intelligence van de FIU-Nederland beter zijn weg naar met name de FIOD en de financiële opsporing van de Landelijke Recherche. De effectiviteit van de ingebrachte FIU-signalen in het zogenaamde Signaal en Selectie-overleg12 is daardoor toegenomen.

Het OM heeft de afgelopen jaren een aantal projecten gestart in samenwerking met netwerkpartners. Een voorbeeld hiervan is een project waarbij het OM, FIU-Nederland, Douane en Bureau Toezicht Wwft samenwerken om de risico’s van witwassen en de autohandel (met name contante betalingen bij aanschaf van een auto) in kaart te brengen. Een ander voorbeeld betreft een project samen met Douane, FIOD en de Koninklijke Marechaussee om illegale geldkoeriers die via Schiphol reizen aan te pakken. Vergelijkbare projecten van netwerksamenwerking zijn opgezet onder meer om onderzoek te doen naar goudhandel.

Verder heeft het OM in samenwerking met de Belastingdienst en de FIOD een aantal projecten uitgevoerd met de focus op buitenlands vermogen. Een voorbeeld hiervan is de aanpak bij de inkeerregeling. De Belastingdienst heeft tot en met 1 juli 2014 de mogelijkheid gegeven om zonder boete tot inkeer te komen in geval van fiscaal verzwegen inkomsten/vermogens. Na 1 juli 2014 was inkeren nog steeds mogelijk, maar met betaling van een boete. Van de mogelijkheid tot inkeren is op grote schaal gebruik gemaakt. Inmiddels heeft de Belastingdienst laten weten dat tot 1 juli 2014 in ruim 12.300 gevallen is «ingekeerd». Om te voorkomen dat zwartspaarders via inkeer crimineel vermogen witwassen, hebben Belastingdienst, FIOD en OM een procedure afgesproken om deze gevallen te herkennen.

Een ander voorbeeld is een project waarbij door de Belastingdienst, OM, FIOD en het AMLC wordt samengewerkt om intensief gebruik van buitenlandse betaalkaarten door personen in Nederland in kaart te brengen. Het onderbrengen van vermogen in het buitenland loont op deze manier niet meer. Bij de regionale eenheden van de politie is nadrukkelijk aansluiting gezocht met de afpakteams en de projecten voor de aanpak van ongebruikelijk bezit. Hiervoor levert de FIU-Nederland informatie in de vorm van zogenaamde verdachte transacties- met gerichte afpakkansen die direct bijdragen aan de afpakdoelstellingen van de Nationale Politie en het OM.

FIU-informatie

In de Beleidsmonitor wordt de informatievoorziening door de FIU-Nederland richting opsporing en vervolging besproken. Geconstateerd wordt dat het moeilijk is om de feitelijke betekenis van de FIU-informatie voor het opsporen van witwassen vast te stellen, omdat de beschikbare data onvoldoende zijn. Bij brief van 21 december 2015 is in antwoord op Kamervragen over dit onderwerp uiteen gezet hoe FIU-informatie een rol speelt bij opsporing en vervolging van witwassen en welke stappen recent zijn gezet of op korte termijn zullen worden gezet om deze processen nog efficiënter te maken.13 Eén concreet resultaat daarvan is dat in 2016 meer meetbare en effectievere ontsluiting en gebruik van FIU-informatie aan de Nationale Politie mogelijk zal zijn.

Tot slot

Met het voorgaande hebben wij u geïnformeerd over de belangrijkste uitkomsten van de beleidsmonitor witwassen. Deze beleidsmonitor is een goede eerste start. In een volgende monitor zullen de nu nog aanwezige lacunes worden ingevuld. Daarnaast hebben wij ontwikkelingen en initiatieven van de afgelopen jaren om de bestrijding van witwassen verder te versterken met u gedeeld. Ook de komende jaren zullen wij hier op in zetten. Het NRA zal in 2017 worden vastgesteld en dan verwachten wij ook de uitkomsten van de volgende beleidsmonitor. Beiden zullen wij uiteraard met uw Kamer delen. De aanpak van financieel-economische criminaliteit, waaronder de bestrijding van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen, is en blijft een speerpunt van het kabinet.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

De eenheden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Oost Nederland, Oost-Brabant.

X Noot
3

Niet-dossierstuk 2011D10952 en niet-dossierstuk 2014D31177.

X Noot
4

Zie: aanbeveling 1 van FATF (http://www.fatf-gafi.org/publications/FATFrecommendations)

X Noot
5

Zie artikel 7 Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (Pb 2015 L141).

X Noot
6

Kamerstuk 31 477, nr. 6.

X Noot
7

Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit, Stb. 2014, nr. 445.

X Noot
8

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot bestrijding van het verwerven en voorhanden hebben van uit misdrijf afkomstige voorwerpen, Kamerstuk 34 294 nr. 2.

X Noot
9

Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (Pb 2015 L141).

X Noot
12

Het Signaal en Selectieoverleg verzorgt de intake van onderzoeken voor de combiteams (Landelijke Recherche met de FIOD) en de vijf witwasteams van de FIOD. Naast het structureren van de intake wordt ook toegezien op de voorbereiding en navolging van de besluitvorming in het overleg.

X Noot
13

Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 971.

Naar boven