31 477 Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering

Nr. 101 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2024

In het kader van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering werd medio 2015 de Vierde anti-witwasrichtlijn aangenomen1, die voor het grootse deel in juli 2018 werd geïmplementeerd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Vanuit de Europese Commissie is nu de implementatie en effectieve toepassing van deze richtlijn geëvalueerd, zowel op het niveau van Nederland, het niveau van alle lidstaten, alsmede op het niveau van de Europese Unie zelf. Mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid stuur ik u de drie evaluatierapporten toe, waarvan ik in een eerder stadium heb aangegeven deze met uw Kamer te delen.2 De Europese Commissie heeft de twee overkoepelende rapporten zelf gepubliceerd. De rapporten over de individuele lidstaten, waaronder die over Nederland, zijn niet door de Commissie gepubliceerd. Veel lidstaten maken hun eigen landenrapport ook niet zelf openbaar. Desondanks vind ik het vanuit het oogpunt van transparantie belangrijk om ook dit rapport met uw Kamer te delen. Hieronder zal ik kort op de drie rapporten ingaan.

Rapport Implementatie en effectieve toepassing AMLD4 door Nederland

Op grond van artikel 65 van de Vierde anti-witwasrichtlijn dient de Europese Commissie de implementatie van de richtlijn in iedere lidstaat te evalueren. De Nederlandse evaluatie is, in opdracht van de Europese Commissie, uitgevoerd door de Raad van Europa. Het rapport over Nederland ziet op de implementatie van de Vierde anti-witwasrichtlijn in de nationale wetgeving. Deze evaluaties zijn in 2021 uitgevoerd, op basis van de stand van zaken op dat moment. In juli 2018 trad de nationale wetgeving om AMLD4 te implementeren in werking. Sindsdien is in 2018 de Vijfde anti-witwasrichtlijn (AMLD5) aangenomen (die in mei 2020 in nationale wetgeving werd geïmplementeerd) en is er onlangs een akkoord bereikt over een nieuw anti-witwaspakket. Daarmee zijn de conclusies uit dit rapport dus achterhaald.

In het rapport wordt geconcludeerd dat het Nederlandse anti-witwasbeleid in 2021 op zeven punten ernstige tekortkomingen kende. Zo waren er gebreken bij de implementatie van de UBO-registers. Deels zijn die gebreken inmiddels verholpen door de implementatie van het register voor trusts en soortgelijke juridische constructies en door toename van de vulgraad. Daarnaast is er een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie die de toegang tot de registers EU-breed heeft beperkt. Ook dit gaf aanleiding om te kijken naar mogelijkheden voor het optimaliseren van de registers.

Nederland heeft in de fase van wederhoor verschillende bezwaren naar voren gebracht (zie bijlage 4). Deze bezwaren zagen, onder andere, op de reikwijdte, de methodologie en op verschillende feitelijke onjuistheden. Het belangrijkste bezwaar is dat in het onderzoek gegevens worden gebruikt die dateerden van vóór de implementatie van de Vierde anti-witwasrichtlijn in de Nederlandse wetgeving en dat op basis daarvan conclusies zijn getrokken over hoe Nederland de richtlijn zou toepassen. Deze bezwaren hebben helaas niet geleid tot aanpassing van het rapport.

Ik zie het als een gemiste kans dat de Europese Commissie in dit rapport niet holistisch naar het Nederlandse anti-witwasbeleid heeft gekeken. Vanwege de fundamentele bezwaren bij dit onderzoek zijn de uitkomsten van dit onderzoek beperkt bruikbaar voor de Nederlandse beleidsvorming. Ik vind dit teleurstellend, omdat ik zeker de meerwaarde zie in een kritische evaluatie van buitenaf op onze regelgeving en beleid.

Daarnaast is het huidige anti-witwasbeleid in 2022 geëvalueerd door de FATF.3 De FATF beoordeelde de Nederlandse aanpak als robuust. Aan de hand van de aanbevelingen uit dat rapport zijn stappen gezet ter verbetering van het anti-witwasbeleid en -regelgeving, waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd.4

Rapport Implementatie en effectieve toepassing AMLD4 door de Lidstaten

De Raad van Europa heeft, in opdracht van de Europese Commissie, de implementatie en effectieve toepassing van de Vierde anti-witwasrichtlijn geëvalueerd op het niveau van alle lidstaten in de Europese Unie aan de hand van de verschillende nationale evaluatierapporten. De evaluatie concludeert dat veel landen moeite hebben met de invoering van hun UBO-register en het op juiste manier invulling geven aan het uitvoeren van hun national risk assessment (NRA).

Trendrapport Europese Commissie AMLD4

De Europese Commissie beschrijft in haar rapport hoe de implementatie van de richtlijn verlopen is op het niveau van de Europese Unie zelf en welke rol zij en andere Europese instituties hierbij hebben vervuld. Onder meer wordt geconcludeerd dat de afgelopen jaren er belangrijke stappen zijn gezet op het gebied van informatiedeling tussen de verschillende toezichthouders en is er aanvullende wetgeving ingevoerd voor het ontnemen van crimineel verkregen vermogensbestanddelen. Tot slot schetst de Europese Commissie het vervolg van Europese anti-witwasregelgeving van de afgelopen jaren en blikt het vooruit op de verbeteringen in het nieuwe anti-witwaspakket, zoals de ruimere bevoegdheden voor toezichthouders die hiermee zullen worden geïntroduceerd en de oprichting van de centrale Europese toezichthouder op het terrein van wetgeving om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan (AMLA).5

Tot slot

Het rapport over de implementatie in alle lidstaten en het Trendrapport van de Europese Commissie zie ik als een waardvolle samenvatting van hetgeen er bereikt is op Europees niveau sinds de invoering van de Vierde anti-witwasrichtlijn en welke verbeteringen er op dat vlak worden ingevoerd met het nieuwe anti-witwaspakket. Ook is het nuttig om te lezen over de uitdagingen die andere lidstaten op dit soms dynamische terrein kennen.

De komende jaren zal er, dankzij het nieuwe AML-pakket, nieuwe aanvullende en aangescherpte anti-witwasregelgeving worden ingevoerd. Witwassen is een grensoverschrijdend fenomeen en daarom is het zeer waardevol dat toezicht op de naleving van anti-witwasregelgeving ook grensoverschrijdend zal gaan plaats vinden.6

De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2015/849.

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/2022, 31 477, nr. 73.

X Noot
3

Kamerstukken II 2021–2022, 31 477, nr. 79.

X Noot
4

Kamerstukken II 2022–2023, 31 477, nr. 80.

X Noot
5

Kamerstukken II 2023/2024, 31 477, nr. 95

X Noot
6

Kamerstukken II 2023/2024, 31 477, nr.95

Naar boven