31 474 VIII
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 juni 2008

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 , belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van de Camp

Adjunct-griffier van de commissie,

La Rocca

1

Wat is dit jaar de te verwachten onderuitputting van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?

De Eerste Suppletoire Wet 2008 van OCW raamt een sluitend beeld voor 2008. De Tweede Suppletoire Wet 2008 van OCW aanstaand najaar zal het beeld actualiseren. Indien dan sprake is van onderuitputting of van een overschrijding, bevat de Tweede Suppletoire Wet 2008 van OCW tevens een voorstel voor aanwending of dekking daarvan.

2

Wordt het beschikbare budget structureel verhoogd als de vraag naar kinderopvangtoeslag verder toeneemt?

Bij Voorjaarsnota is besloten over de meerjarenraming voor de kinderopvangtoeslag. In deze meerjarenraming, getoetst door het CPB, is rekening gehouden met een beperkte structurele groei. Mocht de realisatie afwijken van de raming, dan zal het kabinet hier nader over besluiten.

3

Worden de incidentele generale verhogingen van het budget voor de kinderopvangtoeslag verhoogd als blijkt dat de vraag groter is dan verwacht?

Zie het antwoord op vraag 2.

4

Wat wordt concreet bedoeld met «het tegengaan van (...) oneigenlijk gebruik», «het aanpassen van de maximum-uurprijs» en «een beperkte aanpassing van de ouderbijdragentabel»?

Bij ongewijzigd beleid zullen de uitgaven voor kinderopvang zeer snel toenemen. Het kabinet is een pakket aan maatregelen op hoofdlijnen overeengekomen om deze uitgavenontwikkeling om te buigen. Onderdeel van dit pakket waren de door u genoemde maatregelen. De exacte invulling is opgenomen in de brief over meerjarenperspectief kinderopvang die vrijdag 20 juni 2008 naar de Tweede Kamer is gestuurd.

5

Wat wordt concreet bedoeld met «een substantiële generale bijdrage en een verhoging van de ontvangstenraming»?

Het verschil tussen de raming van de uitgaven voor kinderopvangtoeslag en de daarvoor in de begroting opgenomen middelen, wordt opgelost door :

• Een verhoging van de beschikbare middelen vanuit de enveloppe middelen voor kinderopvang;

• Maatregelen die leiden tot een beperking van de verwachte groei in de uitgaven

• Een substantiële bijdrage vanuit de algemene middelen en een verhoging van het uitgavenniveau;

• Verwachte meerontvangsten.

De bijdrage vanuit de algemene middelen betreft een bedrag van € 502 miljoen in 2008, van € 469 miljoen in 2009, een bedrag van € 79 miljoen in 2010 en een bedrag van € 30 miljoen voor 2011 en volgende jaren.

In verband met verwachte meerontvangsten (samenhangend met afrekeningen van verstrekte kinderopvangtoeslag) vindt tevens een structurele verhoging van het uitgavenbudget plaats met € 20 miljoen.

6

Wat wordt concreet bedoeld met het «beter leeraanbod» gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden?

Binnen het voortgezet onderwijs worden vijf zogenaamde operationele doelstellingen onderscheiden (zie onder meer blz. 58 van de Begroting 2008). Een daarvan is de doelstelling om «leerlingen een beter leeraanbod aan te bieden gericht op de sociale en maatschappelijke vaardigheden». Deze doelstelling kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld het inzetten van extra middelen voor het aanbieden van een maatschappelijke stage en het stimuleren van de ontwikkeling van de brede scholen. Als gevolg hiervan ontstaat er een beter leeraanbod: de leerlingen doen immers ervaringen op gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden en kunnen zich daardoor beter ontwikkelen voor hun toekomst.

7

Hoe groot is de groei van het voortgezet speciaal onderwijs bij de referentieramingen?

Het per 1 oktober 2007 getelde aantal leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs was 900 hoger dan vorig jaar was geraamd. Hierdoor zal naar verwachting in de komende jaren een extra groei van het aantal leerlingen optreden oplopend tot circa 3000 leerlingen in 2012.

8

Hoeveel kost het onderwijs aan een gemiddelde vmbo-leerling, een gemiddelde havoleerling en een gemiddelde vwo-leerling?

Het onderwijs aan een gemiddelde vmbo-leerling kost € 6 300 per jaar, voor een gemiddelde havo-leerling en een gemiddelde vwo-leerling is dit € 5 700 per jaar. De verdergaande verschuiving van vmbo naar havo/vwo veroorzaakt echter meerkosten doordat de gemiddelde verblijfsduur van leerlingen in havo/vwo langer is dan in het vmbo.

9

Wat veroorzaakt de technische mutaties van € 41,1 miljoen in beleidsartikel 1 (primair onderwijs)?

De technische mutaties van € 41,1 miljoen bestaan uit:

• interne overboekingen ter grootte van per saldo circa € 30 miljoen;

• desalderingen ter grootte van per saldo € 25 miljoen;

• overboekingen naar andere departementen ter grootte van – € 14 miljoen.

De belangrijkste interne overboekingen zijn:

• € 14,4 miljoen van een centraal OCW-budget naar het artikel voor de personele uitgaven van artikel 1 (primair onderwijs) voor de uitvoering van de cao;

• een overboeking ter grootte van € 8,5 miljoen van artikel 14 (cultuur) ten behoeve van de regeling cultuureducatie;

• een overboeking ter grootte van € 6,1 miljoen van de artikelen 3 en 14 (voortgezet onderwijs en cultuur) ten behoeve van het project combinatiefuncties.

De belangrijkste desaldering betreft een bijdrage uit het FES-fonds ten behoeve van investeringen in de huisvesting voor brede scholen ter grootte van € 23,7 miljoen.

De interdepartementale overboekingen betreffen:

• voor -/- € 9,4 miljoen de in samenwerking met het ministerie van BZK en gemeenten opgezette projecten voor combinatiefuncties;

• voor -/- € 4,6 miljoen de pilots Voor- en Vroegschoolse Educatie in Oost-Groningen, Drenthe en Zuid-Limburg.

10

Om welke redenen zijn bij beleidsartikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) de ontvangsten met € 88,0 miljoen gestegen?

Deze stijging is vrijwel geheel het gevolg van de toevoeging van de tweede tranche middelen uit het fonds economische structuurversterking voor het project «beroepsonderwijs in bedrijf».


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD), Dibi (GL) en Vacature (SP).

Plv. leden: van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Uitslag (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Vietsch (CDA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Peters (GL) en Van Bommel (SP).

Naar boven