31 474 VII
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2008 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 juni 2008

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van een vraag met het daarop gegeven antwoord. Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Elagab

1

Wat wordt bedoeld met de opmerking dat een deel van het budget wordt ingezet voor de prestatiebekostiging politie in de jaren 2012 t/m 2014?

Om de CAO Politie 2008–2010 te kunnen bekostigen, wordt een deel van het budget prestatiebekostiging in de jaren 2012 t/m 2014 ingezet. Deze budgetten komen met behulp van intertemporele compensatie vervroegd beschikbaar in de jaren 2008 en 2009. Voor de prestatiebekostiging gaat het om een bedrag van € 30 mln. in elk van de drie jaren.

2

Wat voor invloed heeft de afroming van het eigen vermogen op het slagvaardig en zelfstandig opereren van de Politieacademie? Wat betekent de afroming voor de financiële gezondheid van de Academie?

Het eigen vermogen van de Politieacademie bedroeg eind 2007 € 99,9 miljoen. Het eigen vermogen heeft twee functies. De algemene reserve heeft een bufferfunctie. Deze functie geeft de Politieacademie de gewenste mogelijkheid om zelfstandig te kunnen opereren. Deze heeft een omvang van € 26,8 miljoen. De tweede functie is de financieringsfunctie. Deze heeft een omvang van € 73,1 miljoen.

Door de conversie van de financieringsfunctie in twee stappen van € 30 miljoen, in totaal van € 60 miljoen en de toekenning aan de Politieacademie van een structurele budgettaire reeks ter dekking van de aan het ministerie van Financiën te vergoeden rente van rond € 3,6 miljoen vanaf 2012 zal de Politieacademie niet in haar zelfstandigheid worden belemmerd.

3

Met welke bedragen wordt de prestatiebekostiging in de jaren 2012 t/m 2014 gekort? Welk bedrag blijft beschikbaar? En hoe beïnvloedt dit de financiële stimulering van de politieorganisatie?

In de jaren 2012 t/m 2014 wordt het budget voor prestatiebekostiging met € 30 mln. gekort om de recent afgesloten CAO voor de Politie voor de jaren 2008–2010 te kunnen bekostigen. Er blijft in die jaren € 22,6 mln. voor dit doel beschikbaar. Dit bedrag is nog steeds substantieel; ik verwacht daarom dat de politieorganisatie deze prestatiebekostiging als voldoende financiële stimulering zal beschouwen om een aantal prestatieafspraken te maken. Dit te meer daar tot het inzetten van een deel van de prestatiebekostiging voor de financiering van de CAO in overleg met de korpsbeheerders is besloten.

4

Kan een uitsplitsing in verschillende kosten gemaakt worden van de circa € 3,2 mln. voor de verbetering van het stemproces/kiesproces?

Voor de verbetering van het stemproces/kiesrecht in 2008 is in totaal € 4 mln extra budget voorzien. Deze € 4 mln sluit aan op het overzicht met de budgettaire mutaties op beleidsartikel 1 Grondwet en democratie op pagina 15. In het op pagina 4 opgenomen overzicht met de belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties is een bedrag opgenomen van € 3,2 mln. Hierin is echter een post ad € 0,8 mln abusievelijk niet meegenomen die ook betrekking heeft op het Kiesproces. De kosten kunnen als volgt worden uitgesplitst:

• Totaal € 2 mln voor de kosten van (tijdelijk) personeel en materiële uitgaven voor implementeren van het kabinetsstandpunt over het rapport van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces en voor implementatie van een aantal van de maatregelen uit het kabinetsstandpunt, zoals echtheidskenmerken stempas en dergelijke.

• Het budget van het secretariaat van de Kiesraad wordt in 2008 met 2 mln verhoogd. Hiermee wordt het budget van het secretariaat afgestemd op het takenpakket van de Kiesraad. Daarnaast is de raming verhoogd vanwege de ontwikkeling van programmatuur voor de centrale stembureaus (ondersteuning bij kandidaatstelling en vaststelling van de uitslag).

5

Is bij de mutaties voor de verbetering van het kiesproces en voor het stemproces al rekening gehouden met de beslissing om voorlopig niet door te gaan met de ontwikkeling van het stemmen per stemcomputer? Zo neen, wat zijn hiervan de financiële effecten?

Ja, er is in het budget rekening mee gehouden dat het kabinet heeft besloten om niet over te gaan tot de ontwikkeling van stemprinters en stemmentellers voor het stemmen in het stemlokaal.

6

Voor het kiesproces is voor 2008 eenmalig geld aan de begroting toegevoegd. Houdt dit verband met de beslissing om voorlopig met papier en potlood te stemmen? Heeft de keus om voorlopig weer gebruik te maken van deze methode effect voor de komende jaren?

Zie hiervoor de antwoorden op vraag 4 en 5. Een deel van de beschikbare middelen is bedoeld voor maatregelen die voortvloeien uit het kabinetsstandpunt over het rapport van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces.

7

Wat is de maximale hoogte van de bijdrage om het afsluiten van convenanten met de veiligheidsregio’s te stimuleren? Op basis van welke criteria wordt de hoogte van de bijdragen bepaald?

Regio’s die een convenant afsluiten ontvangen hiervoor een incidentele bijdrage van tussen de 1,1 en 1,9 mln. Dit bedrag is lump sum, niet taakgebonden en niet kostendekkend. De convenantsluitende regio’s ontvangen een vast gedeelte, dat voor elke regio gelijk is, en een regiospecifiek gedeelte dat is gebaseerd op het aandeel dat een regio uit het BDUR ontvangt.

8

Deelt u de mening van de regio’s dat men slechts op basis van strenge criteria voor een bijdrage in aanmerking komt? Wilt u het antwoord op deze vraag onderbouwen?

Voor het sluiten van een convenant en daarmee het ontvangen van een incidentele bijdrage, gelden twee voorwaarden: realisatie van de basisvereisten crisismanagement en volledige regionalisering van de brandweer. Daarnaast is het mogelijk om in de convenanten maatwerkafspraken met de regio’s op te nemen. Deze hebben géén invloed op het verkrijgen en de hoogte van de incidentele bijdrage.

Implementatie van de basisvereisten crisismanagement is een belangrijke eerste stap naar het in het wetsvoorstel veiligheidsregio’s en in het daaronder te hangen -Besluit veiligheidsregio’s vast te leggen kwaliteitsniveau. Door het afsluiten van een convenant worden regio’s gestimuleerd om deze stap te nemen en een belangrijke randvoorwaarde voor de structurele borging van kwaliteit, te weten de regionalisering van de brandweer, in te vullen.

In dit licht vind ik de voorwaarden aan het sluiten van een convenant en daarmee het verkrijgen van een incidentele bijdrage, niet streng, wel duidelijk.

Voor het op orde brengen van de rampenbestrijding ontvangen alle regio’s – ongeacht of zij een convenant afsluiten of niet – een structurele bijdrage via BDUR en Gemeentefonds. Het is dus niet zo dat regio’s die geen convenant afsluiten de financiële middelen ontberen om hun rampenbestrijding op orde te brengen.

De incidentele bijdrage van het convenant is gekoppeld aan de regionalisering van de brandweer en wordt in twee tranches uitgekeerd: één bij ondertekening van het convenant en één bij een onomkeerbaar besluit tot regionalisering. De eisen met betrekking tot regionalisering zijn eisen op hoofdlijnen en vormen geenszins een blauwdruk voor een regionale brandweerorganisatie.

9

Komen regio’s die hun eigen inkleuring voor samenwerking kiezen ook in aanmerking voor een bijdrage? Zo neen, kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt tot het coalitieakkoord?

Volledige regionalisering van de brandweer is één van de voorwaarden voor het sluiten van een convenant. De eisen die ik aan regionalisering stel, zijn eisen op hoofdlijnen. Het bestuur van de regio moet uiterlijk 31-12-2009 besloten hebben tot de vorming van één regionale brandweerorganisatie, waarbij a) sprake is van een eenhoofdige leiding, b) al het personeel in regionale dienst is (met één rechtspositie voor beroepsmedewerkers en één voor vrijwilligers) en c) inkoop en beheer van materieel op regionaal niveau zijn belegd. Binnen deze voorwaarden is een regio vrij om de organisatiestructuur en verdeling van verantwoordelijkheden te kiezen die bij de lokale situatie past. Zo kan binnen deze voorwaarden gewerkt worden met een districten- of clustermodel en kunnen vrijwilligers nauw betrokken zijn bij de daadwerkelijke inkoop van materieel, mits dit binnen de door de regio gestelde kaders gebeurt. Een eigen inkleuring per regio is dus zeer goed mogelijk.

Dit is in overeenstemming met het coalitieakkoord waarin het kabinet heeft gesteld meerjarige afspraken te willen maken met regio’s die doorgroeien naar volledige regionalisering van de brandweer, met invulling van de basisvereisten.

10

Welke instrumenten zullen worden geïntroduceerd ten behoeve van het diversiteitsbeleid, en waarom was dat bij de begroting niet voorzien?

Bij de vaststelling van de Ontwerpbegroting 2008 was nog niet bekend dat een deel van het benodigde budget voor diversiteitsbeleid voor rekening van BZK kwam. Voor het andere deel loopt een claim op door SZW beheerde gelden uit het regeerakkoord (pijler IV).

Om te komen tot meer diversiteit in de personeelssamenstelling van de publieke sector wordt een breed scala van instrumenten ingezet. Zo heeft BZK de diversiteitsindex ontwikkeld waarmee onder andere werkgevers zicht krijgen in de samenstelling van hun eigen organisatie(onderdeel) in vergelijking met de omgeving. In 2008 wordt de index verder ontwikkeld, waardoor de gebruikersvriendelijkheid toeneemt en de administratieve lasten voor de gebruiker afnemen. In aanvulling op deze index worden regionale kenniskringen georganiseerd waarin groepen publieke instellingen bij elkaar worden gebracht om met een expert ervaringen uit te wisselen. Tevens ondersteunt BZK sectorwerkgevers bij het vormgeven van diversiteitsbeleid. Met inachtneming van de lopende activiteiten wordt met het Landelijk Netwerk Diversiteitsmanagement besproken of er aanleiding bestaat om (op onderdelen) gebruik te maken van het «Stappenplan Diversiteit». Daarnaast zorgt BZK voor kennisoverdracht naar en tussen de sectoren onder andere via de website, een internationale conferentie en het doen van onderzoek. Tenslotte verzorgt BZK ook het project verzilvering. Dit project beoogt de overdracht van kennis en ervaring in het binnen het top management in het openbaar bestuur goed te organiseren.

11

Welke activiteiten voor het Programma Veilige Publieke Taak zijn in 2007 niet tot uitvoering gekomen? Is de genoemde € 3 mln. als extra aan te wenden, of is dit bedrag vorig jaar niet tot besteding gekomen en komt dat in 2008 wel tot besteding?

Dit bedrag is vorig jaar niet tot besteding gekomen en komt in 2008 tot besteding. Bij mijn brief van 19 oktober 20071 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van het programma Veilige Publieke Taak. Ik heb u toen ook geïnformeerd welke activiteiten doorlopen of doorschoven naar 2008 en welke kwamen te vervallen. Met deze activiteiten was totaal € 3 mln. gemoeid. Belangrijkste post hierin (€ 2,5 mln) was het niet doorgaan van de landelijke campagne, die nu in 2008 wordt uitgevoerd. De overige doorgeschoven kosten hebben betrekking op oa te maken eenduidige afspraken met OM en Politie, en de Polarisrichtlijn van het OM.

Conform de afspraak met uw Kamer2 heb ik op dit moment een voortgangsrapportage in voorbereiding om u te informeren over de voortgang van het programma.

12

Wat zijn de financiële gevolgen van de door de rechter verworpen aanbesteding van de e-NIK?

De uitspraak van de voorzieningenrechter over de aanbesteding van de e-Nik hebben heeft er, zoals ik in mijn brief van 26 september 2007 heb aangegeven, toe geleid dat ik me beraad op de vraag of en hoe de technische realisatie van de elektronische functionaliteit kan worden geëffectueerd. Ik ga er vanuit dat de financiële investeringen van circa € 6 miljoen, die voor de uitspraak van de voorzieningenrechter waren gedaan, als verloren moeten worden beschouwd. Slechts een zeer beperkt aantal tussenproducten die gedurende de ontwikkelingsfase waren gerealiseerd komen namelijk voor hergebruik in aanmerking komen. De financiële middelen die gereserveerd waren voor de e-Nik vanaf 2008, worden ingezet voor andere activiteiten op het gebied van elektronische dienstverlening.

13

Wat is het functiehuis? Waar wordt het daarvoor bestemde geld voor gebruikt?

Een minister heeft – binnen de betreffende rijksbrede kaders – het recht de organisatie van zijn ministerie, en de functies daarbinnen, naar eigen inzicht in te richten. Het kwantitatieve en kwalitatieve samenstel van functies van een ministerie wordt het departementale functiegebouw genoemd. Op dit moment zijn de departementale functiegebouwen onderling verschillend. Dit is o.a. voor wat betreft onderhoud inefficiënt– er moeten immers minstens 13 functiegebouwen worden onderhouden – en het maakt horizontale interdepartementale mobiliteit problematisch. Door de verschillende departementale functiegebouwen te harmonisering en te verbeteren ontstaat het Functiehuis. Door de wijze waarop het Functiehuis wordt vormgegeven zal het bijvoorbeeld mogelijk worden om met medewerkers gerichte ontwikkel- en resultaatafspraken te maken. De volgende ministeries zijn op dit moment bezig hun functiegebouwen te harmoniseren en te verbeteren: OCW, VROM, VWS, Justitie, BZK, LNV, BUZA en VenW. Naar verwachting zullen de resterende ministeries in een later stadium aansluiten.

Het voor het Functiehuis bestemde geld wordt gebruikt voor de personele kosten van het programmateam, communicatiemiddelen, de organisatie van een congres en trainingsfaciliteiten.

14

Waarom wordt het budget met betrekking tot arbeidsmarktcommunicatie naar beneden bijgesteld? Wat wordt er nu minder gedaan dan voorheen?

De ministeries dragen voor een deel bij in de kosten voor de Rijksbrede arbeidsmarktcommunicatie-activiteiten, waardoor minder beslag wordt gelegd op het budget van BZK. Daarnaast wordt minder geïnvesteerd in dure massamediale uitingen (tv spots) en in toenemende mate meer in doelgroepspecifieke strategieën.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Van Gent (GL), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 684, nr. 117.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 684, nr. 123.

Naar boven