nr. 26
BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de leden
Den Haag, 3 oktober 2008
Tijdens de behandeling van de Raming van de Kamer voor het jaar 2009 heeft
de Voorzitter toegezegd om namens de Kamer advies te vragen aan de Commissie
voor de Werkwijze over «de mogelijkheden van het spoedoverleg [...],
het spoeddebat, het spoedoverleg, de moties bij het mondelinge vragenuur,
de toepassing van de 30 ledenregel in commissies, de problematiek van de overbelaste
Kameragenda en het schrappen van de pauzes» (Kamerstuk 31 473,
nr. 22).
De Commissie voor de Werkwijze heeft deze mogelijkheden in haar vergadering
van 3 september jl. zorgvuldig bezien en daarover advies uitgebracht
aan het Presidium. Het Presidium heeft dat advies in zijn vergadering van
10 september jl. overgenomen.
Spoedoverleg:
Gelet op het feit dat de Kamer heeft op 1 juli jl. tegen de motie
van de leden Anker en Duyvendak (Kamerstuk 31 473, nr. 17) heeft gestemd,
waarin wordt voorgesteld een spoedoverleg in commissieverband mogelijk te
maken, ziet het Presidium geen aanleiding om deze mogelijkheid verder te onderzoeken.
Moties bij het mondelinge vragenuur:
Gelet op het feit dat de Kamer heeft op 1 juli jl. tegen de motie
van het lid Brinkman (Kamerstuk 31 473, nr. 12) heeft gestemd, waarin
wordt voorgesteld om de indiener van een toegekende mondelinge vraag de mogelijkheid
te geven om in tweede termijn een motie in te dienen, ziet het Presidium geen
aanleiding om deze mogelijkheid verder te onderzoeken.
Toepassing van de 30 ledenregel in commissies:
Gelet op het feit dat in de Kamercommissies wordt besloten bij gewone
meerderheid van de aanwezige leden, dat de fractiegrootte van belang is indien
in commissieverband moet worden gestemd (hetgeen zelden voorkomt),
dat partijen meer baat hebben bij de besluitvorming zoals die nu verloopt
dat met de invoering van de 30 ledenregel in commissies het enige criterium
dat telt is heeft het Presidium zich afgevraagd of dit wenselijk is.
Het Presidium heeft ook oog voor enkele praktische risico’s. Zo
zullen er vaker dan nu het geval is Kamerleden worden «opgetrommeld»
om zich naar een procedurevergadering te snellen om mee te stemmen, terwijl
nu de woordvoerders onder elkaar de afweging maken, of een verzoek redelijk
is of niet. Ook kan de invoering van de 30 ledenregel in commissies leiden
tot een toename aan overleggen, welke met de huidige personele bezetting (bij
de DCO’s, de Bodedienst en de DVR) en met de huidige zalencapaciteit
niet te ondervangen is.
Tot slot zij nog opgemerkt dat de besluitvorming in de commissies in de
regel soepel verloopt. Op een enkele uitzondering na besluiten commissies
over het al dan niet houden van debatten zonder dat een lid zich voor een
spoeddebat moet wenden tot de plenaire regeling van werkzaamheden. Het is
de leden van het Presidium veel waard dat deze goede traditie in stand wordt
gehouden.
Het Presidium ziet derhalve ook op dit punt geen aanleiding om de 30-ledenregel
van toepassing te verklaren op besluitvorming in commissieverband.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
G. A. Verbeet
De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
J. E. Biesheuvel-Vermeijden