31 457
Wijziging van de op 15 november 1975 te Genève totstandgekomen Europese Overeenkomst inzake internationale hoofdverkeerswegen, met bijlagen; Genève, 19 oktober 2006

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2008

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 9 mei 2008.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 8 juni 2008.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 19 oktober 2006 te Genève totstandgekomen wijziging van de op 15 november 1975 te Genève totstandgekomen Europese Overeenkomst inzake internationale hoofdverkeerswegen, met bijlagen (Trb. 2008, 6 en 47).

Een toelichtende nota bij het wijzigingsverdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

De op 15 november 1975 te Genève totstandgekomen Europese Overeenkomst inzake internationale hoofdverkeerswegen, met bijlagen, (Trb. 1979, 78) heeft tot doel internationale afspraken te maken over de constructie en afmetingen van internationale wegen. De wijziging van artikel 9 van de Overeenkomst beoogt een verduidelijking van dit artikel, dat betrekking heeft op wijzigingen van de Bijlagen II en III bij de Overeenkomst.

De Werkgroep van het Inland Transport Committee van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (ECE/VN) te Genève heeft op 19 oktober 2006 deze wijziging aanvaard.

De wijziging

De Overeenkomst bevat procedures voor de wijziging van de Overeenkomst zelf, van Bijlage I, en van de Bijlagen II en III. Bij wijziging van de Bijlagen II en III is het niet duidelijk in hoeverre een Partij, die bezwaar aantekent tegen een wijziging, uiteindelijk wel of niet wordt gebonden aan die wijziging. Derhalve heeft Nederland samen met het secretariaat van de ECE/VN een voorstel tot wijziging van artikel 9, vijfde lid, van de Overeenkomst ingediend, met het doel de bovenstaande onduidelijkheid weg te nemen. Deze wijziging houdt in dat toekomstige wijzigingen van de Bijlagen II en III van de Overeenkomst uitsluitend zullen gelden voor Partijen die geen bezwaar hebben aangetekend.

Wijzigingen van de Bijlagen II en III bij de Overeenkomst behoeven overigens ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal, evenmin als wijzigingen van Bijlage I.

Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de wijziging evenals de Overeenkomst alleen voor Nederland gelden.

De minister van Verkeer en Waterstaat

C. M. P. S. Eurlings

De minister van Buitenlandse Zaken

M. J. M. Verhagen

Naar boven