31 451 (R 1858)
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen; ’s-Gravenhage, 20 maart 2007

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2008

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 7 mei 2008.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 6 juni 2008.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 20 maart 2007 te ’s-Gravenhage totstandgekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen (Trb. 2007, 79).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 6 mei 2008 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen; ’s Gravenhage, 20 maart 2007 (Trb. 2007, 79)

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).In deze nota wordt mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën het op 20 maart 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden het de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen toegelicht.

Een verdrag inzake de bevordering en de bescherming van investeringen heeft tot doel investeringen over en weer bescherming te bieden bovenop en ter aanvulling van de bescherming op grond van de wetten en regelingen van de verdragspartijen en onder andere daarmee zulke investeringen te bevorderen.

Het overleg inzake het onderhavige verdrag heeft plaatsgevonden op initiatief van Nederland.

Het verdrag, dat grotendeels overeenkomt met het Nederlandse modelverdrag, garandeert aan investeerders non-discriminatoire behandeling van investeringen door investeerders van de ene verdragspartij op het grondgebied van de andere verdragspartij. Investeerders hebben met betrekking tot hun investering recht op een behandeling die niet slechter is dan de behandeling die investeerders uit het land zelf krijgen (nationale behandeling), alsmede op een behandeling die niet slechter is dan de behandeling die aan investeerders uit derde landen wordt gegeven. Investeerders hebben recht op de beste behandeling van deze twee.

Het verdrag waarborgt verder onder meer de vrije overmaking van betalingen verband houdend met een investering. Er worden tevens regels gesteld omtrent onteigening van een investering. Eventuele geschillen met overheden van het gastland kunnen door de investeerder aan onpartijdige internationale arbitrage worden onderworpen.

Het belang van het verdrag

Het belang van het investeringsbeschermingsverdrag voor Nederlandse investeerders is gelegen in het feit dat het verdrag regels bevat die hen voor langere tijd zekerheid verschaffen over behandeling van hun investeringen. Deze regels blijven gelden, ook als in de toekomst nationale wetgeving zou veranderen.

Alle investeringsbeschermingsverdragen die Nederland sluit, zijn gebaseerd op de Nederlandse modelovereenkomst. Deze is in nauw overleg met het bedrijfsleven ontwikkeld en biedt het bedrijfsleven een toezegging tot bescherming van de investeringen in het andere land. Een investeringsbeschermingsverdrag vormt een kader waar het bedrijfsleven in het buitenland een beroep op kan doen als er bijvoorbeeld een investeringsgeschil is of dreigt.

Economie en bilaterale economische betrekkingen met Algerije

Algerije heeft een snel groeiende economie met een gemiddelde groei van het bruto binnenlands product (BBP) van bijna 5% per jaar in de afgelopen vijf jaar. De hoge groei wordt aangewakkerd doordat de aanzienlijke olieen gasinkomsten worden geïnvesteerd in grootschalige projecten, met name in de olie- en gassector en de petrochemie. In 2006 bedroeg het BBP in Algerije US $ 112 miljard en bedroeg de groei van het BBP 2,8%. De enigszins tegenvallende groei in 2006 werd veroorzaakt door een gelijkblijvende olie- en gasproductie en door een inhaalslag van grootschalig onderhoud. Naar verwachting zal in 2007 de groei wederom meer dan 5% bedragen, mede door de aanhoudend hoge aardolieprijs.

Algerije doorloopt sinds de jaren negentig van de vorige eeuw een economische transitiefase richting een vrije markteconomie. Het hervormingsbeleid richt zich op privatisering van staatsondernemingen, vernieuwing van het bankwezen, transparante wetgeving en het terugdringen van bureaucratische hindernissen. Tevens stimuleert de Algerijnse overheid met behulp van EU-gelden en andere donoren de oprichting van een modern midden- en kleinbedrijf. Daarmee wordt de organisatie efficiënter en het informele circuit gereduceerd. Naast economische hervormingen blijven ook sociale problemen, waaronder werkgelegenheid en migratie, hoog op de agenda staan. Implementatie van de maatregelen verloopt traag. Nadat aanvankelijk goede resultaten werden geboekt, zorgt de aanhoudend hoge aardolieprijs er sinds een jaar voor dat de noodzaak tot economische hervormingen minder sterk wordt gevoeld. Ook het slecht functionerende banksysteem vormt een reële belemmering voor opbouw van de private sector.

Het hervormingsprogramma bevat investeringsplannen voor de periode 2005–2010 voor meer dan € 50 miljard. Dit betreft investeringen in onder meer de bouwsector, infrastructuur, olie- en gassector, water en voedingsmiddelenindustrie.

De energiesector vormt 45% van het Algerijnse nationaal product, exclusief de dienstverlening en infrastructuur voor de energiesector. Algerije heeft een bewezen gasvoorraad van 4500 miljard m3, ongeveer driemaal de huidige Nederlandse gasvoorraad, en de op acht na grootste voorraad in de wereld. Driekwart van de Algerijnse jaarlijkse productie van ongeveer 80 miljard m3 gas wordt geëxporteerd, waarvan het grootste gedeelte naar Europa via pijpleidingen onder de Middellandse Zee en via verscheping van LNG (Liquefied Natural Gas). Met name in de energiesector is de private sector inmiddels toonaangevend. Voor zakelijke transacties bestaan relatief transparante en gedefinieerde aanbestedingsprocedures.

De handel tussen Algerije en Nederland is in 2006 met 10% toegenomen naar € 1,9 miljard. Hiervan bedroeg de invoer van Nederland uit Algerije € 263 miljoen. Veelgevraagde importproducten in Algerije zijn landbouwproducten, kapitaalgoederen, machines, levensmiddelen en chemicaliën. Uitvoer van Algerije naar Nederland bestaat voornamelijk uit olie en gas, te weten aardgas, ruwe aardolie, geraffineerde producten en LPG.

Nederlandse investeringen in Algerije zijn beperkt en bevinden zich met name in de energiesector. Voorzichtig tonen bedrijven in andere sectoren ook interesse. Het betreft specifiek de agro-industrie, bijvoorbeeld lokale productie van voedingsmiddelen.

Koninkrijkspositie

De regeringen van de Nederlandse Antillen en van Aruba hebben te kennen gegeven medegelding van dit verdrag te wensen.

De regering van de Nederlandse Antillen beschouwt Algerije als een potentiële markt voor export en dienstverlening door bedrijven in de Nederlandse Antillen. Investeringsbeschermingsverdragen kunnen een stimulans betekenen voor de totstandkoming van buitenlandse investeringen en joint-ventures.

De regering van Aruba streeft naar diversificatie van de economie en ziet daarbij het aantrekken van buitenlandse investeringen en het bevorderen van de handelsbetrekkingen van Aruba als belangrijke instrumenten. Het vastleggen van bindende normen inzake de behandeling van de investeringen in een investeringsbeschermingsverdrag wordt gezien als een van de middelen ter verbetering van de concurrentiepositie van Aruba.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 geeft een omschrijving van diverse in het verdrag voorkomende begrippen. De omschrijving van de term investeringen (onderdeel a) is niet limitatief. Het verdrag dekt zowel directe als indirecte investeringen (investeringen gedaan door een in het gastland opgerichte rechtspersoon of door een in een derde land opgerichte rechtspersoon die onder toezicht staat van een onderdaan van de andere verdragspartij). De term opbrengsten is eveneens gedefinieerd (onderdeel d).

Artikel 2 bevestigt de bevoegdheid van de verdragspartijen om over de toelating van investeringen te beslissen en om voorwaarden aan investeerders op te leggen.

Artikel 3 gaat over de behandeling die investeringen na toelating op het grondgebied van de andere partij zullen krijgen. Er wordt voorzien in eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen en een verbod tot het nemen van onredelijke of discriminatoire maatregelen jegens de investeerder. Dit wordt nader gespecificeerd als de meest gunstige van de behandeling die investeringen van eigen onderdanen of die van derde landen genieten. De voordelen die aan onderdanen van derde landen worden gegeven in het kader van een douane-unie, een economische unie, monetaire unie of een vergelijkbare instelling, behoeven niet aan onderdanen van de andere verdragspartij gegeven te worden.

Artikel 4 voorziet met betrekking tot belastingen, heffingen en dergelijke en fiscale voordelen in een behandeling van de investeringen die niet minder gunstig is dan de meest gunstige van de behandeling die investeringen van eigen onderdanen of die van derde landen in gelijke omstandigheden genieten, alsmede in een aantal uitzonderingen op dit beginsel.

Artikel 5 garandeert dat alle betalingen die verband houden met een investering kunnen worden overgemaakt in inwisselbare valuta zonder beperking of vertraging. De opsomming van categorieën betalingen is niet limitatief. Dit artikel garandeert eveneens het vrij overmaken van de in artikel 7 bedoelde compensatie voor verliezen als gevolg van bijvoorbeeld oorlog of revolutie.

Artikel 6 omschrijft de voorwaarden die het onrechtmatige karakter ontnemen aan maatregelen die leiden tot onvrijwillig bezitsverlies van een investering. Er worden waarborgen gegeven voor de betaling van een billijke schadeloosstelling, waarbij de werkelijke waarde van de investering bepalend is en waarbij een vertraging in de betaling daarvan tot compensatie leidt. Het recht op rentevergoeding gaat in op het moment dat de investeerder recht heeft op compensatie in verband met onteigening. Mocht daarover een geschil ontstaan, dan beslist de instantie aan wie het geschil is voorgelegd (zie artikel 9 voor een uitgebreide omschrijving van de geschillenbeslechtingsprocedure).

Artikel 7 ziet op compensatie voor verliezen die door investeerders worden geleden als gevolg van bijvoorbeeld een oorlog of revolutie. De verdragspartijen kennen elkaars investeerders geen minder gunstige behandeling toe dan die zij toekennen aan hun «eigen» investeerders of aan investeerders van een derde staat.

Artikel 8 bevat de erkenning van subrogatie met het oog op een uitkering wegens niet-commerciële schade uit hoofde van een investeringsverzekering, zoals op grond van de Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen 2004.

Artikel 9 behandelt de geschillenbeslechting tussen de investeerder en het gastland, ook wel «diagonale arbitrage» genoemd. De verdragspartijen stemmen er op voorhand mee in dat het geschil op verzoek van de investeerder kan worden onderworpen aan internationale arbitrage. Een geschil kan dan worden voorgelegd aan het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID), op grond van het op 18 maart 1965 te Washington tot stand gekomen Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten (Trb. 1966, 152, laatstelijk Trb. 1994, 126), hierna ICSID-verdrag. Nederland en Algerije zijn beide partij bij het ICSID-verdrag. Rechtspersonen, die onderdaan zijn van een verdragspartij en die voordat het geschil optreedt onder toezicht stonden van een onderdaan van de andere verdragspartij, worden in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, onder b, van het ICSID-verdrag beschouwd als onderdaan van de andere verdragspartij.

Artikel 10 omschrijft de behandeling van een geschil tussen verdragspartijen. De voorzitter van het arbitragetribunaal, bedoeld in dit artikel, moet een onderdaan zijn van een derde land (eerste lid).

Artikel 11 bepaalt dat het verdrag ook van toepassing is op investeringen gedaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het verdrag. Het verdrag zal echter niet van toepassing zijn op geschillen die ontstaan zijn vóór de inwerkingtreding van het verdrag.

Artikel 14 geeft aan dat het verdrag een looptijd heeft van 15 jaar, waarna het stilzwijgend wordt verlengd met periodes van telkens 10 jaar, behoudens opzegging met een termijn van zes maanden. In het laatste geval zal een investering nog 15 jaar onder de beschermende werking van het verdrag vallen (derde lid).

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Naar boven