Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31447 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31447 nr. 2 |
Vastgesteld 1 juli 2008
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 29 april 2008 inzake de wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet in verband met plaatsing op lijst I van oripavine en op lijst II van hallucinogene paddenstoelen (Kamerstuk 31 447, nr. 1).
De op 29 mei 2008 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 1 juli 2008 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II. Reactie van de minister 11
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie zijn ermee ingenomen dat de verse paddo’s ook onder de werking van de Opiumwet vallen. Regelt de algemene maatregel van bestuur (amvb) dat zowel de verse als de droge paddo’s op lijst II van de Opiumwet worden geplaatst? Deze leden vinden het daarnaast zeer terecht dat we paddo’s niet gaan gedogen. Zij vinden dat de paddo’s zo snel mogelijk uit de toeristenwinkels en smartshops moeten verdwijnen. Deze leden verzoeken de minister de amvb zo snel mogelijk in de Staatsblad t te publiceren en in ieder geval voordat de toeristenstroom voor de zomer van 2008 op gang komt. Is de minister daartoe bereid?
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de gebeurtenissen die aanleiding vormen voor het verbod op de paddo zeer ernstig zijn. De vraag is of een verbod dergelijke incidenten kan voorkomen. Na bestudering van de incidenten is gebleken dat het gaat om jonge, buitenlandse toeristen in Amsterdam die een combinatie van softdrugs en alcohol hebben gebruikt. Naar de mening van deze leden lost een verbod op de paddo het werkelijke probleem op. Hoe gaat de minister dit probleem tegen? Is de minister bereid samen met de gemeente Amsterdam een nulmeting te doen en een concreet meetbaar doel af te spreken? Welke maatregelen wil de minister nemen?
De leden van de PvdA-fractie zijn tegen een verbod op de paddo, en stellen dat een vergunningsstelsel een sterker alternatief is. Door verkoop aan strenge voorwaarden te verbinden en deze te handhaven blijft er controle en kan de vlucht naar illegaliteit worden voorkomen. Wat is de mening van de minister over een dergelijk vergunningstelsel? In de brief van 19 oktober 2007 (24 077, nr. 199) schrijft de minister: «De door het CAM aanbevolen route van verbetering van de voorlichting en regulering van de handel en verkoop acht ik ontoereikend». Genoemde leden pleiten al jaren voor regulering van smartshops. Waarom is de minister niet bereid het advies van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring (nieuwe) drugs (CAM) uit te voeren of te proberen bij wijze van proef? Met dit ontwerpbesluit worden de rapporten/adviezen van de Nederlandse adviescommissies CAM 2000, CAM 2007, Smartshops I en Smartshops II alsmede de expertise van de International Narcotics Control Board, GGD Amsterdam, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven van de Tweede Kamer (BOR) in de wind geslagen. Waarop is de mening van de minister dan wel gebaseerd?
Is de minister bekend met de werkwijze van IrisZorg(verslavingszorg) welke een scala aan preventieve activiteiten en restricties op verkoop van paddo’s bevestigd, die smartshops in Arnhem sinds 1997 uitvoeren? De effectiviteit van dit verkoopbeleid laat zich dan ook meten in het feit dat er zowel bij Iriszorg, als GGD, als politie in Arnhem geen paddo-incidenten bekend zijn. Naar de mening van de PvdA-fractie toont dit aan dat er een werkend alternatief is dat in tegenstelling tot een verbod, wel incidenten vermijd. Deze preventieve activiteiten en restricties komen overeen met de aanbevelingen van het CAM, plus nog een aantal extra maatregelen. Deelt de u de mening dat het uitblijven van incidenten in elf jaar verkoop volgens deze methode reden genoeg is om alsnog het advies van het CAM te volgen? Zo neen, waarom niet? Is de minister van mening dat het uitblijven van incidenten in elf jaar verkoop volgens deze methode reden genoeg is om deze methode toe te passen, dan wel te onderzoeken? Zo neen, waarom niet? De leden van de PvdA-fractie vragen of de verwachting dat het voorgenomen paddoverbod tot vermindering zal leiden van de omvang van het gebruik van paddo’s, dan wel van de gezondheidsrisico’s die met het gebruik van paddo’s verbonden zijn, op wetenschappelijke evidentie gebaseerd zijn. Zo ja, welke evidentie is dat en zo neen, waarop heeft de minister deze mening gebaseerd?
Experts uit het veld wijzen op het risico dat het jongeren een alternatief voor de paddo gaan zoeken door bijvoorbeeld: a) paddo’s zelf te kweken, b) paddo’s in het bos te zoeken, c) paddo’s illegaal te kopen en d) andere (mogelijk zwaardere) soorten drugs uit proberen Op welke wijze wil de minister dit tegengaan en hoe gaat hij dit monitoren en handhaven? Welk concreet doel heeft de minister voor ogen en wanneer kan de Kamer dit resultaat verwachten?
Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie waarom de minister wil overgaan tot het verbieden van paddenstoelen die geen psychoactieve werking hebben zoals de vliegenzwam. De redenering voor een verbod op paddenstoelen die psilocine en psilocybine bevatten is gelegen in het feit dat de uitwerking een onvoorspelbaar effect kan hebben. Bij de vliegenzwam is dit niet het geval, waarom dan toch een verbod? Volgens artikel 3.2 van de Opiumwet moet voor een toevoeging bij amvb gebleken zijn, dat deze paddenstoelen het bewustzijn van de mens beïnvloeden. Niet voor alle paddenstoelen die de minster wil verbieden is dit aangetoond. Waarom is/wordt er niet eerst een onderzoek gedaan? Deelt de minister de mening dat de lijst met extra verboden paddenstoelen zorgvuldig tot stand moet komen? Is de minister bereid tot een onderzoek alvorens meteen over te gaan op een verbod?
Door 186 verschillende paddenstoelen op lijst II te plaatsen, wordt onder andere de teelt, verkoop en het aanwezig hebben van deze paddenstoelen strafbaar gesteld met straffen die oplopen tot vele jaren celstraf. Veel van deze paddenstoelen komen van nature voor in Nederland en hierdoor lopen onschuldige burgers, bedrijven en organisaties onbedoeld het risico strafrechtelijk vervolgd te worden. Waarom is in het ontwerpbesluit geen rekening gehouden met het risico dat onschuldige burgers, bedrijven en organisaties lopen om strafrechtelijk vervolgd te worden? De handhaving zou binnen de bestaande kaders worden meegenomen. Kan de minister een toelichting geven op deze kaders? Is er voldoende capaciteit en zijn de middelen binnen de huidige budgetten beschikbaar om een verbod te controleren en verschuiving naar het illegale circuit te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennis genomen van de brief van de minister over het verbod op hallucinogene paddenstoelen. Zij hebben naar aanleiding hiervan enige vragen en opmerkingen. Allereerst vragen deze leden waarom de minister er niet voor heeft gekozen de studie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) af te wachten, zoals die is toegezegd door de minister in het debat over het drugsbeleid van 6 maart 2008 (Handelingen II, 2007–2008, nr. 60). Het RIVM gaat immers de risico’s van verschillende middelen onderzoeken. Kan deze studie in ieder geval worden afgewacht? Vanwaar nu deze haast? De argumentatie van de minister om paddo’s op lijst II van de Opiumwet toe te voegen overtuigt de genoemde leden niet. Wanneer het criterium wordt gebruikt dat de effecten van deze paddenstoelen leiden tot onvoorspelbaar en risicovol gedrag en het niet doenlijk is een zodanige veilige gebruikssituatie te garanderen zijn er veel meer middelen en zaken te bedenken die beter verboden kunnen worden. Ook het argument van de gezondheidsbescherming is niet overtuigend, omdat niet is aangetoond dat paddo’s een groot risico voor de volksgezondheid met zich meebrengen. Graag een reactie hierop van de minister. Kan de minister tevens opsommen hoeveel incidenten er daadwerkelijk en alleen kunnen worden toegeschreven aan het gebruik van paddo’s?
De leden van de SP-fractie vragen op basis van welke onderzoeken de minister tot de conclusie is gekomen dat de genoemde hallucinogene paddenstoelen, paddo’s, verboden zouden moeten worden. De risicoschatting van het CAM wijst toch juist uit dat niet is gebleken dat gebruik van paddo’s leidt tot schade aan de individuele gezondheid en samenleving? Kan de minister gemotiveerd alle hierna volgende conclusies van het CAM onderbouwd weerleggen, te weten dat er geen sprake is van lichamelijke of geestelijke afhankelijkheid, het risico voor de volksgezondheid als gering wordt ingeschat, er nauwelijks overlast voor de burger is, het risico op verstoring van de openbare orde daarom als gering wordt ingeschat, en dat er geen aanwijzingen zijn voor betrokkenheid bij de georganiseerde criminaliteit? Waarom wijkt de minister af van het advies van het CAM dat wezenlijke herziening van het paddobeleid niet nodig is?
De leden van de SP-fractie vragen de minister of het verbod op paddo’s voortvloeit uit Europese regelgeving of internationale verdragen. In welke EU-lidstaten zijn paddo’s niet verboden? Wat zijn daar de ervaringen en problemen in deze landen? Deelt de minister de mening dat er zich met paddo’s voornamelijk problemen met toeristen in Amsterdam hebben voorgedaan, of zijn er uit andere plaatsen ook incidenten bekend? Zo ja, waar, hoeveel en hoe ernstig waren deze? Is het waar dat er ook sprake is van het meenemen van mensen die paddo’s hebben gebruikt door een ambulance, die na een rondje rijden weer rustig zijn geworden en niet opgenomen of behandeld hoefden te worden? Klopt het bericht dat er bij de incidenten die zich hebben voorgedaan die worden toegeschreven aan paddo’s ook sprake was van alcoholgebruik? Hoeveel incidenten met paddo’s zijn er bekend waarbij uitsluitend paddo’s zijn gebruikt, en er geen combinatie was met andere middelen? Is het niet juist van groot belang voor de volksgezondheid de voorlichting van het gebruik van paddo’s te verbeteren, zodat ook gewezen kan worden op de risico’s van het gebruik van paddo’s in combinatie met andere middelen?
Deelt de minister de mening dat dit voornamelijk Amsterdamse «probleem» een Amsterdamse aanpak verdient, zoals ook de burgemeester van Amsterdam bepleit in zijn brief van 11 september 2007? Wat is er mis met de voorgestelde aanpak in Amsterdam, bijvoorbeeld een vergunningstelsel (waarbij bijvoorbeeld ook voorwaarden met betrekking tot voorlichting etc. kunnen worden gesteld) in combinatie met een drie dagen termijn (de bedenktijd) tussen de vraag naar en het verstrekken van de paddo’s? Wat is de reactie van de minister op de bedenktijd van drie dagen zoals voorgesteld in de gemeente Amsterdam? Is het waar dat de gemeenteraad in Amsterdam in grote meerderheid tegen een algeheel paddoverbod is, en dat slechts de CDA-fractie in de Amsterdamse gemeenteraad voor een verbod is? Waarom wordt er dan toch gekozen voor een algeheel verbod dat heel Nederland raakt? Is dit niet disproportioneel?
De leden van de SP-fractie vragen de minister het risico te beoordelen dat de teelt en verkoop van paddo’s nu ondergronds zal gaan, waarbij er geen enkele controle op kwaliteit en voorlichting meer mogelijk is. Hoe beoordeelt de minister deze risico’s die verbonden zijn aan het verdwijnen in de illegaliteit? Zijn deze risico’s niet vele malen ernstiger dan de mogelijke nadelen, als die er al zijn, van het gereguleerd verkopen? Deelt u de mening dat regulering een verstandiger keuze is dan een totaalverbod? Deze leden wijzen er op dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) waarschuwt dat het verbod op paddo’s een nieuwe handhavende taak voor de gemeenten betekent, en dat het de vraag is of dit uitvoerbaar is gezien de lokale prioritering en capaciteit van de politie. Genoemde leden wensen graag een reactie van het kabinet op deze zorgen.
Met betrekking tot de door de minister voorgestelde lijst van paddenstoelen vragen deze leden of het waar is dat het verbod ook paddenstoelen treft die overal in de natuur voorkomen, zoals de bekende vliegenzwam. Brengt dit gegeven niet juist extra gezondheidsrisico’s met zich mee, wanneer gebruikers in de vrije natuur op zoek gaan naar hallucinogene paddenstoelen? Kan er niet beter worden ingezet op het bevorderen van de kwaliteit van de paddo’s in de gereguleerde verkoop en het verbeteren van de voorlichting aan de kopers? Tot slot vragen de leden van de SP-fractie aandacht voor de positie van de producenten (kwekers) en verkooppunten (zoals smartshops) van de paddenstoelen die verboden zullen gaan worden. Is de minister voornemens een nadeelcompensatieregeling te treffen of schadevergoedingen te verstrekken? Zo neen, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerp van een besluit tot wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op lijst I van oripavine en in verband met plaatsing op lijst II van hallucinogene paddenstoelen. Deze leden delen de mening dat er vanuit het perspectief van de gezondheidsbescherming geen reden is om gedroogde paddo’s wel te verbieden en verse paddo’s niet. De dramatische incidenten met het gebruik van paddo’s onderschrijven deze noodzaak. Wel vragen zij de minister nogmaals aan te geven waarom is gekozen voor plaatsing op Lijst II van de Opiumwet. Graag een toelichting op de hieraan ten grondslag liggende overwegingen.
Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat paddenstoelen die van nature muscimol en iboteenzuur bevatten, ondanks het feit dat er geen risicobeoordeling heeft plaatsgevonden ten aanzien van deze paddenstoelen, ook worden verboden. Dit om te voorkomen dat dergelijke paddenstoelen als alternatief zullen worden aangeboden en gebruikt met eventuele gezondheidsrisico’s van dien. Genoemde leden vragen de minister deze afweging nader inzichtelijk te maken. Welke aanwijzingen waren er dat dergelijke paddenstoelen als alternatief gebruikt zouden worden? Kan de minister toelichten welke stoffen/planten mogelijk nog wel als alternatief zullen worden aangeboden en/of gebruikt? Heeft het verbod van deze paddenstoelen nog gevolgen voor andere ondernemers dan de smartshophouders?
Voorts merken deze leden op dat de minister in de toelichting op het ontwerpbesluit kort ingaat op de economische gevolgen van het verbod. De verwachting is dat de smartshops ongeveer een derde tot de helft van hun omzet kwijt zullen raken en zullen de vier kwekers die in Nederland actief zijn de teelt van paddo’s moeten staken, hetgeen een omzetderving tot gevolg heeft. Kan de minister ingaan op dit economisch verlies? Zal de minister de ondernemers (smartshop-houders en/of kwekers) schadeloosstellen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kan de minister inzichtelijk maken om welke bedragen dit mogelijk gaat en hoe deze zullen worden opgevangen op de begroting?
Tot slot ontvangen deze leden graag een nadere toelichting met betrekking tot de handhaving. Deze zal zich primair richten op de smartshops met behulp van primair de bestuurlijke bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet. Kan de minister toelichten in hoeverre hierbij afstemming is gezocht en zal worden gezocht bij de strafrechtelijke opsporings- en vervolgingsinstanties? Is het strafrechtelijk instrumentarium in de aanpak de gewezen tweede stap? Graag een toelichting van de minster op het belang en de inzet van strafrechtelijk handhaving van het verbod op paddo’s.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie verzetten zich tegen het plaatsen van de in paddenstoelen aanwezige hallucinogene stoffen op de lijsten van de Opiumwet. Hierdoor zou onder meer het bezit en de verkoop van paddo’s strafbaar worden. De leden zijn er allerminst van overtuigd dat het enkele gebruik van paddo’s riskant zou zijn. Zij vragen de minister daarom om een nadere bespreking van de tot nu toe bekende incidenten waarbij het gebruik van paddo’s een rol speelde. De Vereniging Landelijk Overleg Smartshops (VLOS) heeft onderzocht dat buiten Amsterdam geen incidenten met het gebruik van paddo’s bekend zijn. De incidenten concentreren zich blijkens dit onderzoek tot de omgeving van het Centraal Station van Amsterdam en de uitgaansgebieden van het Amsterdamse stadscentrum. Genoemde leden volgen daarom het standpunt van de minister dat paddogebruik onherroepelijk tot problemen leidt vooralsnog niet.
De leden van GroenLinks-fractie vinden de huidige voorgestelde strafbaarstelling van paddo’s nog niet overtuigend beargumenteerd en de vraag is zodoende in hoeverre de voorgestelde strafbaarstelling proportioneel en effectief zal zijn. In de tot nu toe bekende incidenten speelde volgens deze leden niet alleen het paddogebruik, maar juist de combinatie van verschillende genotmiddelen (cannabis- en alcoholgebruik) én de aanwezigheid van psychische problemen een belangrijke rol. In alle, voor zover bekende, gevallen is er sprake geweest van alcoholmisbruik en meervoudig drugsgebruik. Het zou volgens deze leden zinniger zijn in te zetten op de bestrijding van de negatieve effecten van het paddogebruik (bijvoorbeeld door goede voorlichting, kwaliteitscontroles en verkoop door gekwalificeerd personeel) dan op de strafbaarstelling van paddo’s. Daarnaast betwijfelen de leden of paddogebruik leidt tot lichamelijke of geestelijke afhankelijkheid. Genoemde leden vragen de minister daarom nader toe te lichten waarom hij afwijkt van de in 2000 en 2007 door het CAM opgestelde risicoschattingen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de minister om te reageren op het voorstel van de VLOS om in plaats van een strafbaarstelling in te zetten op het stellen van kwaliteitseisen aan paddo’s (standaardisatie, zuiverheid en etikettering), het ontwikkelen van kwalitatief goed voorlichtingsmateriaal voor gebruikers (specifiek voor buitenlandse gebruikers) en verkooppunten en toeristeninformatiepunten op te dragen om dit voorlichtingsmateriaal te verstrekken, het trainen van personeel van smartshops, de verkoop te beperken tot daartoe aangewezen en gecontroleerde verkooppunten en om onbedoelde overdosering te voorkomen door de per verpakkingseenheid geleverde dosis te verkleinen naar maximaal 10–15 gram. Bovendien vragen deze leden de minister te reageren op het voorstel van de burgemeester van Amsterdam, de heer Cohen, om gebruik te maken van een driedaagse wachttermijn vooraleer men daadwerkelijk de paddo’s kan nuttigen. Op deze wijze worden de buitenlandse toeristen die Amsterdam voor een weekend aandoen uitgesloten als klant van smartshops, maar worden reguliere gebruikers die wél zorgvuldig gebruiken niet getroffen door de maatregel.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met teleurstelling kennis genomen van het besluit om een paddoverbod in te voeren. Zij achten de voorgestelde maatregel disproportioneel, in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Tevens betwijfelen zij de effectiviteit van de voorgestelde maatregel en waarschuwen voor negatieve neveneffecten. Zij verzoeken de minister dringend het voorgenomen besluit te heroverwegen en in te trekken. Graag maken deze leden van de gelegenheid gebruik om enige kritische vragen te stellen. De leden van de D66-fractie vragen of de onder artikel II genoemde hallucinogene paddenstoelen daadwerkelijk alle paddenstoelen met een hallucinogene werking omvatten. Hoe beoordeelt de minister de kans dat door kwekers een nieuwe soort wordt gecreëerd die niet op de lijst onder artikel II staat? Hoe zal de minister met een dergelijke situatie omspringen? Welke regime is van toepassing op paddenstoelen die niet van nature een onder artikel II geschaarde stof bevatten, maar waar deze op enigerlei wijze later zijn aangebracht?
Genoemde leden wijzen er graag op dat het naar buiten brengen van het voornemen een paddoverbod in te voeren vorig jaar een stijging van de verkoop (en naar men mag aannemen dus ook van het gebruik) van paddo’s. Hetzelfde effect viel naar hun mening te verwachten bij de aankondiging van het gereed zijn van de amvb die dit zou moeten effectueren. Vanuit dit perspectief achten zij het niet verstandig om deze aankondiging dit vlak voor Koninginnedag, normaliter immers een dag die een verhoogd risicoprofiel wordt toegedicht door gezondheids-/drugsdeskundigen in verband met drukte, alcoholconsumptie etc., naar buiten te brengen. Deelt de minister deze mening? Heeft hij deze afweging bewust gemaakt en waarom heeft toch besloten het vlak vóór 30 april naar buiten te brengen?
De leden van de D66-fractie vragen de minister toe te lichten waarom hij overleg met de Vereniging Landelijk Overleg Smartshops (VLOS) over zijn voorstel heeft geweigerd.
Kan de minister schetsen in welke situaties paddo’s zoal gebruikt worden en daarbij nadrukkelijk naar voren te brengen om hoeveel gevallen het (ongeveer) in elk van deze situaties gaat. Deelt de minister de opvatting van deze leden dat beleidsmaatregelen een degelijke wetenschappelijke onderbouwing moeten kennen en niet gebaseerd dienen te zijn op een enkel incident? Hoe plaatst de minister in dit kader het gegeven dat het CAM in 2000 geen noodzaak zag voor een totaal verbod op paddo’s? Hoe beoordeelt de minister het feit dat het CAM, in een andere personele samenstelling, in 2007 tot dezelfde conclusie kwam waar de minister nu lijnrecht tegen ingaat? Hoe plaatst de minister voorts het gegeven dat het gerenommeerde Engelse medische tijdschrift The Lancet in maart 2007 een nieuwe lijst van twintig roesmiddelen publiceerde, gerangschikt naar gevaar, waarin bijvoorbeeld alcohol en tabak in de top tien voorkwamen, maar paddo’s (behorend tot de categorie LSD) niet? Zij wijzen de minister erop dat de ervaringen van de twintigste eeuw hebben laten zien dat sinds de strafbaarstelling gebruik en misbruik van deze middelen en verslaving eraan wereldwijd juist zijn toegenomen. Kan de minister hierop reageren? Het Europese Drugsmonitoring Centrum in Lissabon heeft laten zien dat er geen relatie bestaat tussen de mate van repressie in verschillende landen en de niveaus van gebruik, misbruik en verslaving. In Engeland en de Verenigde Staten is de repressie aanzienlijk harder dan in Nederland. Toch scoren die twee landen hoger dan Nederland wat betreft problematisch drugsgebruik. De Nationale Drugs Monitor signaleert ook al jaren niet of nauwelijks problemen met het gebruik van paddo’s. Kan de minister in dit licht onderbouwen waarom een verbod op paddo’s hem de juiste oplossing voor het probleem lijkt? Kan de minister uitsluiten dat ideologische motieven ten grondslag liggen aan het voorgenomen besluit? Zo neen, welke motieven zijn dit? Kan de minister toelichten hoe het «harm reduction» principe zich verhoudt tot het voorgestelde besluit?
De leden van de D66-fractie vragen of de minister verwacht dat het voorgenomen paddoverbod tot vermindering zal leiden van de omvang van het gebruik van paddo’s? Zo ja, op welke wetenschappelijke evidentie is deze verwachting gebaseerd en welk wetenschappelijk bewijs is dat? Indien deze verwachting niet op wetenschappelijk onderzoek rust, waar baseert de minister deze verwachting dan wel op? Acht de minister dit een afdoende basis om beleid op te maken? Voorts vragen deze leden de minister wat zijn verwachtingen zijn ten aanzien van de effecten van een paddoverbod op het gebruik van andere legale en illegale drugs? Deelt de minister de verwachting dat het gebruik van andere hallucinogene middelen en drugs zal toenemen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, deelt de minister de inschatting dat daar grotere risico’s mee verbonden zijn dan met het huidige gebruik van paddo’s? Deelt de minister de mening dat gebruik van sommige van deze middelen gevaarlijker is dan «de paddo»? Zo neen, waarom niet? Deelt de minister de mening dat het plukken van paddenstoelen in het wild voor menselijke consumptie potentieel gevaarlijk is? Zo neen, waarom niet? Deelt de minister de mening dat het plukken van paddenstoelen in het wild hoogstwaarschijnlijk zal toenemen na invoering van het voorgestelde paddoverbod? Zo neen, waarom niet en zo ja, wat gaat de minister doen om eventuele (extra) gezondheidsschade tegen te gaan? Deelt de minister de mening dat hij het risico bewust aanvaardt dat deze consequenties uit zijn beleid zullen voortvloeien? Zo neen, waarom niet? Deze leden vragen de minister tevens te reageren op de kritiek dat door paddo’s te verbieden de overheid de controle op kwaliteit en voorlichting over gebruik kwijtraakt. Hoe gaat de minister dit ondervangen?
Deelt de minister de mening dat voor een evaluatie van beleid ook de neveneffecten van dat beleid inzichtelijk moeten zijn? Zo nee, waarom niet? Deelt de minister de mening dat hiervoor een meer holistisch beeld van de effecten van het voorgenomen besluit nodig is?
Deze leden vragen de minister voorts of hij bereid is om een nulmeting uit te voeren naar het gebruik van andere hallucinogene middelen en drugs? Zo neen, waarom niet? Deze leden zijn van mening dat een dergelijke nulmeting noodzakelijk is om over een aantal jaar een realistische inschatting te kunnen maken van de effecten van het voorgestelde paddoverbod. Deelt de minister deze mening en zo neen, waarom niet?
Voorts stellen de leden van de D66-fractie enige vragen over de handhaafbaarheid van het voorgenomen besluit. Wat is de reactie op de kritische reactie van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) op het voorgenomen paddoverbod? Hoeveel extra politiecapaciteit zal het voorgenomen verbod vergen? Wat is de reactie van de minister op de signalen van verschillende politiekorpsen dat nu reeds relatief teveel aandacht uitgaat naar de opsporing en vervolging van (soft-)drugscriminaliteit? Deelt de minister de mening dat verscheidene paddenstoelen die onder artikel II worden genoemd gewoon in de berm van Nederlandse snelwegen en in Nederlandse bossen groeit? Hoe dienen politie en justitie hier mee om te gaan? Hoe beoordeelt de minister de criminaliteit onder kwekers van paddo’s momenteel? Waar baseert de minister dit oordeel op? Welke effecten verwacht de minister van het paddoverbod op de activiteiten van criminelen in deze branche? Hoeveel extra capaciteit wordt beschikbaar gesteld om dit te bestrijden? Wat zullen de effecten verder zijn van de inmenging van criminelen in de paddo-kweek? Hoe groot of gering schat de minister het risico in dat paddo’s in het illegale circuit vermengd zullen worden met andere stoffen? Hoe gaat de minister de vinger aan de pols houden om te bezien of deze ontwikkelingen zich inderdaad voor zullen doen? Deze leden vernemen verder graag van de minister hoe makkelijk of moeilijk het is om thuis of in de tuin paddo’s te kweken? Een antwoord op deze vraag is van belang om realistisch in te kunnen schatten op welke schaal thuiskweek verwacht kan worden. Daarmee hangt tevens samen hoeveel capaciteit van politie nodig zal zijn om dit te bestrijden.
De leden van de D66-fractie zijn niet overtuigd van de proportionaliteit van de voorgestelde maatregel. Deelt de minister de mening dat het CAM bij drugsbeleid het belangrijkste adviesorgaan is? Zo neen, welk orgaan is dat wel en waarom is dit niet om advies gevraagd alvorens tot een paddoverbod over te gaan? Zo ja, kan de minister met redenen omkleed toelichten waarom hij het CAM-advies niet volgt. Kan de minister een overzicht geven van alle andere adviezen die de afgelopen tien jaar over de legaliteit van paddo’s zijn uitgebracht? Kan de minister de conclusie van die adviezen toelichten? Deze leden citeren in dit verband graag het CAM dat stelt dat het gebruik van paddo’s «een dusdanig laag risico op(-levert) voor de individuele gezondheid en de samenleving dat een verbod een te zwaar middel is in verhouding met de overlast en schade door het huidige gebruik».
De leden van de D66-fractie stellen graag een aantal vragen over de aard en omvang van de problematiek. Kan de minister met cijfers inzichtelijk maken bij welke groepen paddo’s een verhoogd risico oplevert en hoe groot die risico’s zijn? Kan de minister hierbij tevens aandacht besteden aan de geografische kenmerken van dit risico? Kan ook worden aangeven hoe deze problemen zich de afgelopen 8 jaar hebben ontwikkeld? Deelt de minister de mening dat het «paddo-probleem» zich vrijwel uitsluitend in Amsterdam afspeelt? Zo neen, waar zijn er nog meer problemen? Zo ja, waarom heeft de minister niet naar een oplossing gezocht voor het specifieke probleem van Amsterdam? Kan de minister toelichten waarom de problemen zich vrijwel uitsluitend in Amsterdam voordoen? Kan de minister aangeven hoe het aantal toeristen in Amsterdam zich de afgelopen 8 jaar heeft ontwikkeld? Kan de minister toelichten hoe de samenstelling (bijvoorbeeld qua leeftijd, nationaliteit) van de toeristen die Amsterdam jaarlijks bezoeken zich hebben ontwikkeld? Kan de minister aangeven hoe lang deze toeristen gemiddeld in Amsterdam verblijven? Kan de minister toelichten hoe de grootte van de groep toeristen die paddo’s gebruikt zich heeft ontwikkeld over deze periode? Kan de minister aangeven hoe de prijs van (vlieg-)tickets van verschillende Europese bestemmingen (zoals London en Parijs) zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld? Deelt de minister de mening dat de incidenten van het afgelopen jaar met het gebruik van paddo’s, deze leden doelen daarbij op de tragische gebeurtenissen waarbij de oorzaak daadwerkelijk (mede) was toe te schrijven aan het gebruik van paddo’s en niet de keren dat de media een verhaal presenteerde als paddo-gerelateerd en dat dit uiteindelijk niet zo bleek te zijn maar nalieten dit even prominent te publiceren, zich vrijwel uitsluitend voordeden bij buitenlandse toeristen? Zo ja, waarom is het deze groep die een verhoogd risico loopt en zo neen, waarom niet? Genoemde leden zouden zich kunnen voorstellen dat dit komt doordat zij 1) relatief jong zijn, 2) relatief kort in Amsterdam zijn en «het ervan nemen», 3) relatief kort slapen tijdens hun bezoek, 4) relatief veel alcohol en andere vrij verkrijgbare middelen nuttigen tijdens hun verblijf en dat dit het consumeren van een paddo tegen het eind van hun verblijf dan een slecht idee is. Deze leden menen dat een paddoverbod hier relatief weinig aan zal veranderen omdat veel andere verboden middelen, helaas, nog steeds verkrijgbaar zullen zijn. Zij ontvangen graag een reactie van de minister op deze observaties. De leden van de D66-fractie ontvangen bovendien graag een reactie op de constatering dat het aantal problematische paddo-incidenten met inwoners van Nederland beperkt is. Deelt de minister de mening dat het uit het oogpunt van proportionaliteit beter zou zijn om naar een oplossing te zoeken die specifiek de groep die problemen ondervindt «target»? Zo neen, waarom niet? Zo ja, heeft de minister dergelijke oplossingen overwogen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke zijn dit geweest en waarom heeft de minister deze als niet afdoende beoordeeld?
De leden van de D66-fractie zouden hierbij graag een aantal mogelijke maatregelen naar voren willen brengen die zouden kunnen bijdragen. Zij ontvangen graag van de minister een reactie waarom hij er niet voor kiest (één of een combinatie van) deze maatregelen in te voeren. Zien deze leden het correct dat de wettelijke regeling momenteel toestaat dat een 12-jarige paddo’s koopt? Een logische beleidskeuze zou naar de mening van deze leden zijn om een wettelijke leeftijdgrens voor het kopen van paddo’s in te stellen, zoals die ook voor bijvoorbeeld sigaretten en alcohol, geldt. Voorts vragen genoemde leden de minister de wet- en regelgeving uiteen te zetten die regelt aan welke eisen de voorlichting van smartshops bij de verkoop van paddo’s momenteel dient te voldoen. Deelt de minister de mening van deze leden dat deze eisen nog een stuk kunnen worden aangescherpt? Naar de mening van deze leden zou deze voorlichting(-seisen) ook beter kunnen worden toegespitst op toeristen.
Is het waar dat niet elke soort paddo even sterke effecten heeft en dus niet allemaal even schadelijk zijn? Op welke wijze heeft de minister hier rekening mee gehouden bij het opstellen van artikel II? Deelt de minister de mening van de leden van de D66-fractie dat de hoeveelheid werkzame stof in paddo’s – in verregaande mate – bepalend is voor het effect van paddo’s? Deelt de minister de mening dat dit steekproefsgewijs kan worden vastgesteld? Wat is de foutmarge hierbij? Hoe verhoudt deze foutmarge zich tot het vaststellen van het alcoholpercentage in alcoholhoudende dranken? Kan de minister toelichten hoe hij de werkwijze van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) beoordeelt waarmee deze de hoeveelheid in paddo’s in haar rapport bepaald heeft? Genoemde leden stellen deze vragen omdat zij niet overtuigd zijn van het feit dat de minister zich er van vergewist heeft dat een maatregel die beoogt de hoeveelheid werkzame stof in paddo’s te maximeren (zoals die maximumgrens ook bij alcohol gesteld is) het door hem gewenste effect zou kunnen sorteren. Kan de minister op deze twijfel ingaan? Kan de minister toelichten waarom hij er niet voor heeft gekozen om het plan van Cohen om een bedenktijd in te voeren heeft omarmd?
De leden van de D66-fractie stellen voorts graag enkele vragen over het beleid ten aanzien van paddo’s in andere landen. Kan de minister aangeven welk beleid andere Europese landen ten aanzien van paddo’s hebben? Kan de minister toelichten of de risico’s voor de volksgezondheid per saldo kleiner of groter zijn in landen met een verbod? Kan daarbij bovendien worden aangeven welke effecten andere landen hebben gedocumenteerd ten gevolge van een paddoverbod? Deze leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat het paddoverbod mede lijkt ingegeven doordat in ons omringende landen paddo’s verboden zijn. Kan de minister aangeven of er in die landen nog paddo’s gebruikt worden en zo ja, hoe zich aard en omvang van het gebruik en eventuele incidenten aldaar zich verhouden tot die in Nederland?
Tot slot stellen de leden van de D66-fractie graag nog enkele korte afrondende vragen. Deelt de minister de mening dat de «onvoorspelbare reacties» die naar de mening van de minister kunnen intreden bij het gebruiken van paddo’s zich ook bij diverse andere middelen en activiteiten kunnen voordoen? Welke voornemens heeft de minister hieromtrent? Welk effect verwacht de minister van zijn voorstel op de zoektocht van jongeren en jongvolwassenen naar bewustzijnverruiming? Welke effect verwacht de minister van zijn voorstel op de vraag naar paddo’s in het algemeen? Welke andere hallucinogene planten zijn er in Nederland die (nog) niet verboden zijn? Hoe beoordeelt de minister de risico’s die daarmee verbonden zijn? Waarom heeft de minister ervoor gekozen die planten niet onder de werking van de Opiumwet te brengen? Verwacht de minister dat het gebruik van deze planten zal toenemen? Wat gaat de minister doen om dit tegen te gaan? Deelt de minister de mening dat hij beter prioriteit zou kunnen geven aan zaken die een grotere bedreiging vormen voor de volksgezondheid dan een paddoverbod in te voeren?
Deze leden constateren dat de minister verwacht dat de omzet van smartshops met een derde tot de helft zal afnemen. Welk effect verwacht de minister op het aantal smartshops in Nederland? Hoeveel zullen de deuren moeten sluiten? Welke negatieve neveneffecten verwacht de minister hiervan? Welke verantwoordelijkheid heeft de overheid naar de mening van de minister voor deze effecten en op welke wijze zal hij aan deze verantwoordelijkheid invulling geven? Welke precedenten zijn er waarbij het product dat de basis vormt voor een bedrijfstak wordt verboden? Welk beleid heeft de overheid in die gevallen gevoerd en hoe verhouden die zich tot het onderhavige voorstel? De toelichting in de brief is op dit punt marginaal.
De leden van de D66-fractie vertrouwen er op dat de minister niet over zal gaan tot het inwerking laten treden van het besluit voordat de bij de Kamer levende vragen zijn beantwoord. Zij houden bovendien graag expliciet de mogelijkheid open om nog nader in mondeling overleg te treden met de minister over zijn voornemen.
Hierbij zend ik u de antwoorden op de door de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van uw Kamer gestelde vragen naar aanleiding van het besluit tot wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op lijst I van oripavine en in verband met plaatsing op lijst II van hallucinogene paddenstoelen.
Gezien het grote aantal vragen zijn uit praktische overwegingen de vragen van de fracties genummerd en vervolgens van een antwoord voorzien.
Regelt de algemene maatregel van bestuur (amvb) dat zowel de verse als de droge paddo’s op lijst II van de Opiumwet worden geplaatst?
Ja. Door plaatsing van de verschillende soorten paddo’s op lijst II van de Opiumwet worden zowel de verse als de gedroogde paddo’s onder de reikwijdte van lijst II van de Opiumwet gebracht.
Deze leden verzoeken de minister de AMVB zo snel mogelijk in de Staatsblad te publiceren en in ieder geval voordat de toeristenstroom voor de zomer van 2008 op gang komt. Is de minister daartoe bereid?
Eerst na het akkoord van de Tweede Kamer met de AMVB op basis van de antwoorden op deze vragen, kan de AMVB voor advies aan de Raad van State worden toegestuurd. Gezien de gemiddelde adviestermijn van 6 weken zal het verbod niet voor de zomer van kracht kunnen worden.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de gebeurtenissen die aanleiding vormen voor het verbod op de paddo zeer ernstig zijn. De vraag is of een verbod dergelijke incidenten kan voorkomen.
Paddo’s zijn nu gemakkelijk in de smartshops te verkrijgen. Na de invoering van het verbod zal dat niet meer het geval zijn. Het aantal incidenten zal daardoor sterk verminderen.
Na bestudering van de incidenten is gebleken dat het gaat om jonge, buitenlandse toeristen in Amsterdam die een combinatie van softdrugs en alcohol hebben gebruikt. Naar de mening van deze leden lost een verbod op de paddo het werkelijke probleem op. Hoe gaat de minister dit probleem tegen?
Na de invoering van het paddo-verbod, zullen gebruikers in elk geval hun alcohol of softdruggebruik niet meer kunnen combineren met het gebruik van paddo’s. Dit zal het aantal paddo-incidenten verminderen.
Is de minister bereid samen met de gemeente Amsterdam een nulmeting te doen en een concreet meetbaar doel af te spreken?
Ik zie geen reden om veranderingen in het paddo-gebruik in Amsterdam voor en na het inwerking treden van het verbod te gaan onderzoeken.
Welke maatregelen wil de minister nemen?
Door de plaatsing van paddo’s op lijst II van de Opiumwet wil ik de handel, teelt en verkoop van verse paddenstoelen verbieden.
De leden van de PvdA-fractie zijn tegen een verbod op de paddo, en stellen dat een vergunningsstelsel een sterker alternatief is. Door verkoop aan strenge voorwaarden te verbinden en deze te handhaven blijft er controle en kan de vlucht naar illegaliteit worden voorkomen. Wat is de mening van de minister over een dergelijk vergunningstelsel?
In mijn brief van 19 oktober 2007 (24 077, nr 199) schreef ik al dat ik «meer verwacht van een totaalverbod dan van een vergunningstelsel om incidenten met paddo’s in de toekomst tegen te gaan».
In de brief van 19 oktober 2007 (24 077, nr. 199) schrijft de minister: «De door het CAM aanbevolen route van verbetering van de voorlichting en regulering van de handel en verkoop acht ik ontoereikend». Genoemde leden pleiten al jaren voor regulering van smartshops. Waarom is de minister niet bereid het advies van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring (nieuwe) drugs (CAM) uit te voeren of te proberen bij wijze van proef?
Hierbij verwijs ik naar mijn antwoorden in het drugsdebat van 6 maart jl. Het gebruik van paddo’s is per definitie risicovol vanwege de onvoorspelbare gevolgen van het gebruik. Volgens het CAM-rapport moet je om een bad trip te voorkomen alleen gebruiken als je je gezond en goed voelt, en in een rustige en ontspannen omgeving bent. Geen enkele verkoper kan deze garanties geven en daarom ben ik tot een proef met regulering niet bereid. Een dergelijk product wil ik niet in de vrije handel toelaten.
Met dit ontwerpbesluit worden de rapporten/adviezen van de Nederlandse adviescommissies CAM 2000, CAM 2007, Smartshops I en Smartshops II alsmede de expertise van de International Narcotics Control Board, GGD Amsterdam, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven van de Tweede Kamer (BOR) in de wind geslagen. Waarop is de mening van de minister dan wel gebaseerd?
In de brief van 19 oktober 2007 is uitvoerig beschreven, waarom ik afwijk van het advies van het CAM. Deze argumenten vindt u ook terug in mijn reactie op het BOR-rapport (24 077, nr 210). Tot slot heb ik tijdens het drugsdebat van 6 maart 2008 nogmaals uitgebreid mijn redenen voor het verbod toegelicht.
Is de minister bekend met de werkwijze van IrisZorg(verslavingszorg) welke een scala aan preventieve activiteiten en restricties op verkoop van paddo’s bevestigd, die smartshops in Arnhem sinds 1997 uitvoeren?
Nee. Als de werkwijze van Iriszorg een alternatief geboden zou hebben voor een verbod, dan zou ik hiervan ongetwijfeld door deze instelling of andere partijen op de hoogte zijn gesteld.
De effectiviteit van dit verkoopbeleid laat zich dan ook meten in het feit dat er zowel bij Iriszorg, als GGD, als politie in Arnhem geen paddo-incidenten bekend zijn. Naar de mening van de PvdA-fractie toont dit aan dat er een werkend alternatief is dat in tegenstelling tot een verbod, wel incidenten vermijd. Deze preventieve activiteiten en restricties komen overeen met de aanbevelingen van het CAM, plus nog een aantal extra maatregelen. Deelt de u de mening dat het uitblijven van incidenten in elf jaar verkoop volgens deze methode reden genoeg is om alsnog het advies van het CAM te volgen?
Nee, zie antwoord op vraag 10.
Zo neen, waarom niet?
Ik heb geen evaluatie over deze werkwijze gezien.
Is de minister van mening dat het uitblijven van incidenten in elf jaar verkoop volgens deze methode reden genoeg is om deze methode toe te passen, dan wel te onderzoeken?
Zie antwoord vragen 10, 11 en 12.
Zo neen, waarom niet?
Ik zie geen reden een onderzoek in te stellen naar een werkwijze waarover mij geen schriftelijke rapportage bekend is.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de verwachting dat het voorgenomen paddoverbod tot vermindering zal leiden van de omvang van het gebruik van paddo’s, dan wel van de gezondheidsrisico’s die met het gebruik van paddo’s verbonden zijn, op wetenschappelijke evidentie gebaseerd zijn.
Zo ja, welke evidentie is dat en zo neen, waarop heeft de minister deze mening gebaseerd?
De GGD-Amsterdam ziet de stijgende omzet van paddo’s in 2007 als de belangrijkste verklaring voor het hogere aantal incidenten in dat jaar. Het lijkt me legitiem om te verwachten dat bij een verbod het gebruik van paddo’s en het daaruit volgende aantal incidenten zal verdwijnen of in elk geval sterk zal verminderen.
Experts uit het veld wijzen op het risico dat het jongeren een alternatief voor de paddo gaan zoeken door bijvoorbeeld: a) paddo’s zelf te kweken, b) paddo’s in het bos te zoeken, c) paddo’s illegaal te kopen en d) andere (mogelijk zwaardere) soorten drugs uit proberen.
Op welke wijze wil de minister dit tegengaan en hoe gaat hij dit monitoren en handhaven?
Dergelijke risico’s zijn niet volledig uit te sluiten, maar de verwachting is dat het zoeken naar dergelijke alternatieven slechts van toepassing zal zijn op een kleine groep gebruikers. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te voeren: a) het zelf kweken van paddo’s zal straks worden verboden op grond van artikel 3 van de Opiumwet, hetgeen de verwachting rechtvaardigt dat weinig mensen zich hier mee bezig zullen gaan houden, b) het CAM verwacht dat slechts in beperkte mate in de natuur gezocht zal worden, omdat paddo’s in Nederland niet erg algemeen zijn en dus moeilijk te vinden voor de leek. Ik sluit me bij deze verwachting aan, c) de illegale verkoop van paddo’s zal naar verwachting geen grote vlucht nemen, omdat ook de verkoop van paddo’s straks verboden zal zijn op grond van artikel 3 van de Opiumwet, en d) de andere soorten drugs waar u op doelt staan al op lijst I van de Opiumwet. In die gevallen geldt er dus al een verbod en een daarmee samenhangend sanctieregime.
Welk concreet doel heeft de minister voor ogen en wanneer kan de Kamer dit resultaat verwachten?
Mijn doel is om het aantal incidenten als gevolg van het gebruik van paddo’s te verminderen door plaatsing van de gedroogde en verse paddo’s op lijst II van de Opiumwet.
Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie waarom de minister wil overgaan tot het verbieden van paddenstoelen die geen psychoactieve werking hebben zoals de vliegenzwam.
Uit onderzoek is gebleken dat naast de paddo’s die psilocine en psilocybine bevatten in sommige smartshops tevens paddenstoelen die van nature muscimol en iboteenzuur bevatten worden aangeboden. Deze paddenstoelen hebben een hallucinogene werking en ze zijn giftig. Dit brengt extra risico’s voor de volksgezondheid met zich mee, zeker in die gevallen dat dergelijke paddenstoelen als alternatief worden aangeboden voor de paddo’s. De verwachting is dat na een verbod van verse paddo’s die psilocine en psilocybine bevatten de verkoop van paddenstoelen die van nature muscimol en iboteenzuur bevatten een vlucht zal nemen. Een dergelijke ontwikkeling heb ik met dit verbod willen voorkomen.
De redenering voor een verbod op paddenstoelen die psilocine en psilocybine bevatten is gelegen in het feit dat de uitwerking een onvoorspelbaar effect kan hebben. Bij de vliegenzwam is dit niet het geval, waarom dan toch een verbod?
De vliegenzwam heeft een hallucinogene werking én hij is giftig. Dit brengt extra risico’s voor de volksgezondheid met zich mee, zeker in die gevallen dat hij als alternatief voor de paddo zal worden aangeboden.
Volgens artikel 3.2 van de Opiumwet moet voor een toevoeging bij AMVB gebleken zijn, dat deze paddenstoelen het bewustzijn van de mens beïnvloeden. Niet voor alle paddenstoelen die de minster wil verbieden is dit aangetoond. Waarom is/wordt er niet eerst een onderzoek gedaan?
In artikel 3a, tweede lid, staat dat «bij algemene maatregel van bestuur middelen aan lijst I of lijst II kunnen worden toegevoegd indien is gebleken dat deze het bewustzijn van de mens beïnvloeden en bij gebruik door de mens kunnen leiden tot schade aan zijn gezondheid en schade voor de samenleving.» Zoals is aangetoond hebben paddo’s hallucinogene effecten. Dit geldt voor paddo’s die psilocine en psilocybine bevatten, ongeacht of ze bewerkt of onbewerkt zijn en het geldt voor paddenstoelen die van nature muscimol en iboteenzuur bevatten. Van muscimol is bekend dat het een hallucinogeen is, dat prikkelend werkt op het centrale zenuwstelsel. Iboteenzuur geeft een dromerig, slaperig gevoel. Er is voldoende onderzoek waaruit blijkt dat ook deze paddenstoelen het bewustzijn van de mens beïnvloeden.
Deelt de minister de mening dat de lijst met extra verboden paddenstoelen zorgvuldig tot stand moet komen?
Ja. Ik ben van mening dat de lijst zeer zorgvuldig tot stand is gekomen.
Is de minister bereid tot een onderzoek alvorens meteen over te gaan op een verbod?
Ik ben voornemens de verkoop van alle paddo’s te verbieden, omdat gebleken is dat het gebruik van paddo’s hallucinogene effecten heeft. Deze effecten kunnen leiden tot onvoorspelbaar en daarmee risicovol gedrag. Het is niet doenlijk een zodanige veilige gebruikssituatie te garanderen dat de gevolgen van een eventuele «bad trip» kunnen worden beperkt. Het is van belang de maatschappelijke schade die hiermee verband houdt tegen te gaan. Als vervolgens blijkt dat er alternatieven op de markt zijn die hallucinogene effecten hebben én die bovendien giftig zijn, dan ben ik niet voornemens een onderzoek te doen naar de risico’s van specifieke paddenstoelen, aangezien deze risico’s genoegzaam bekend zijn. De verwachting is dat na een verbod van de verse paddo’s die psilocine en psilocybine bevatten de verkoop van paddenstoelen die van nature muscimol en iboteenzuur bevatten een vlucht zal nemen. Een dergelijke ontwikkeling wil ik met verbod voorkomen.
Door 186 verschillende paddenstoelen op lijst II te plaatsen, wordt onder andere de teelt, verkoop en het aanwezig hebben van deze paddenstoelen strafbaar gesteld met straffen die oplopen tot vele jaren celstraf. Veel van deze paddenstoelen komen van nature voor in Nederland en hierdoor lopen onschuldige burgers, bedrijven en organisaties onbedoeld het risico strafrechtelijk vervolgd te worden. Waarom is in het ontwerpbesluit geen rekening gehouden met het risico dat onschuldige burgers, bedrijven en organisaties lopen om strafrechtelijk vervolgd te worden?
Het is bekend dat sommige van de benoemde paddenstoelen in Nederland in de natuur voorkomen. Justitie en politie hebben hierbij geen taak.
De handhaving zou binnen de bestaande kaders worden meegenomen. Kan de minister een toelichting geven op deze kaders? Is er voldoende capaciteit en zijn de middelen binnen de huidige budgetten beschikbaar om een verbod te controleren en verschuiving naar het illegale circuit te voorkomen?
De handhaving zal zich richten op de verkooppunten, met name de smartshops, met behulp van primair de bestuurlijke bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet.
De beperkte omvang van de problematiek zou geen extra capaciteit of financiële middelen van gemeenten moeten vergen om het verbod te handhaven. De beperkte omvang van de markt voor paddo’s maakt bovendien weinig aannemelijk dat zich een verschuiving van de problematiek voordoet.
Allereerst vragen deze leden waarom de minister er niet voor heeft gekozen de studie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) af te wachten, zoals die is toegezegd door de minister in het debat over het drugsbeleid van 6 maart 2008 (Handelingen II, 2007–2008, nr. 60).
In de brief van 19 oktober 2007 is uitvoerig beschreven, waarom ik afwijk van het advies van het CAM. Deze argumenten vindt u ook terug in mijn reactie op het BOR-rapport (24 077, nr 210). Tot slot heb ik tijdens het drugsdebat van 6 maart 2008 nogmaals uitvoerig mijn redenen voor het verbod toegelicht. Het aangekondigde onderzoek van het RIVM zal vooral kijken naar de diverse risico’s van de verschillende middelen. Het is niet te verwachten dat daaruit andere informatie over de werking van paddo’s naar voren zal komen dan nu bekend is.
Het RIVM gaat immers de risico’s van verschillende middelen onderzoeken. Kan deze studie in ieder geval worden afgewacht?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 26.
Vanwaar nu deze haast?
Hoe eerder een verbod van kracht kan worden, hoe meer paddo-incidenten voorkomen kunnen worden.
De argumentatie van de minister om paddo’s op lijst II van de Opiumwet toe te voegen overtuigt de genoemde leden niet. Wanneer het criterium wordt gebruikt dat de effecten van deze paddenstoelen leiden tot onvoorspelbaar en risicovol gedrag en het niet doenlijk is een zodanige veilige gebruikssituatie te garanderen zijn er veel meer middelen en zaken te bedenken die beter verboden kunnen worden. Ook het argument van de gezondheidsbescherming is niet overtuigend, omdat niet is aangetoond dat paddo’s een groot risico voor de volksgezondheid met zich meebrengen. Graag een reactie hierop van de minister.
Als mensen zodanig in de problemen komen na paddogebruik, dat alleen daarvoor al in Amsterdam 149 keer per jaar een ambulance moet uitrukken, en als er – in binnen- en buitenland – gevallen bekend zijn van mensen die overlijden na paddogebruik, dan dunkt mij dat er toch sprake is van een risico voor de volksgezondheid. Die 149 keer zijn gevallen waarna bij melding de indicatie voor ambulance uitruk geïndiceerd was. Dat geeft de ernst aan, ook al leidt niet elke ambulance uitruk tot opname in een ziekenhuis. Zie ook antwoord 39.
Kan de minister tevens opsommen hoeveel incidenten er daadwerkelijk en alleen kunnen worden toegeschreven aan het gebruik van paddo’s?
Nee, dat is niet te specificeren. Bij de door de Amsterdamse ambulancedienst gemelde gevallen is vaak sprake van een combinatie van middelen, ondanks het feit dat door de verkopers van paddo’s en op de etiketten van de verpakkingen gecombineerd gebruik wordt afgeraden.
De leden van de SP-fractie vragen op basis van welke onderzoeken de minister tot de conclusie is gekomen dat de genoemde hallucinogene paddenstoelen, paddo’s, verboden zouden moeten worden. De risicoschatting van het CAM wijst toch juist uit dat niet is gebleken dat gebruik van paddo’s leidt tot schade aan de individuele gezondheid en samenleving?
(Zie ook vraag 9). In de brief van 19 oktober 2007 is uitvoerig beschreven, waarom ik afwijk van het advies van het CAM. Deze argumenten vindt u ook terug in mijn reactie op het BOR-rapport (24 077, nr 210). Tot slot heb ik tijdens het drugsdebat van 6 maart 2008 nogmaals uitvoerig mijn redenen voor het verbod toegelicht.
Kan de minister gemotiveerd alle hierna volgende conclusies van het CAM onderbouwd weerleggen, te weten dat er geen sprake is van lichamelijke of geestelijke afhankelijkheid, het risico voor de volksgezondheid als gering wordt ingeschat, er nauwelijks overlast voor de burger is, het risico op verstoring van de openbare orde daarom als gering wordt ingeschat, en dat er geen aanwijzingen zijn voor betrokkenheid bij de georganiseerde criminaliteit?
Uitsluitend op het punt van het risico voor de volksgezondheid weeg ik de beschreven risico’s zwaarder dan het CAM. Zie voor deze overwegingen mijn antwoord op vraag 31.
Waarom wijkt de minister af van het advies van het CAM dat wezenlijke herziening van het paddobeleid niet nodig is?
Zie voor de argumenten het antwoord op vraag 31.
De leden van de SP-fractie vragen de minister of het verbod op paddo’s voortvloeit uit Europese regelgeving of internationale verdragen.
Nee. De paddo’s zijn niet opgenomen in de internationale verdragen of EU regelgeving die ten grondslag liggen aan de Opiumwet.
In welke EU-lidstaten zijn paddo’s niet verboden?
Paddo’s zijn in alle Europese lidstaten verboden, met uitzondering van Oostenrijk en Spanje.
Wat zijn daar de ervaringen en problemen in deze landen?
Er zijn geen onderzoeken bekend uit Oostenrijk en Spanje, waarbij specifieke problemen rond het gebruik van paddo’s zijn gedocumenteerd.
Deelt de minister de mening dat er zich met paddo’s voornamelijk problemen met toeristen in Amsterdam hebben voorgedaan, of zijn er uit andere plaatsen ook incidenten bekend?
Zie mijn brief van 19 oktober 2007: alleen de Amsterdamse Centrale Post Ambulancevervoer houdt een registratie bij van ambulanceritten waarbij middelengebruik een rol speelt bij de hulpvraag. Hulpvragen bij huisarts of spoedeisende hulp zijn in deze cijfers niet opgenomen. De werkelijke hulpvraag zal dus nog hoger liggen.
Zo ja, waar, hoeveel en hoe ernstig waren deze?
Zie antwoord vraag 37.
Is het waar dat er ook sprake is van het meenemen van mensen die paddo’s hebben gebruikt door een ambulance, die na een rondje rijden weer rustig zijn geworden en niet opgenomen of behandeld hoefden te worden?
Niet alle door de ambulance vervoerde slachtoffers hoeven te worden opgenomen in het ziekenhuis. In 2006 werden zes van de 54 vervoerde slachtoffers opgenomen, in 2007 negen van de 80 vervoerde slachtoffers. Bij een deel van de hulpvragen volstaat dus hulpverlening door ambulancepersoneel ter plaatse. De uitruk van de ambulance is echter door de meldkamer van de CPA geïndiceerd als reden voor acute hulpverlening.
Klopt het bericht dat er bij de incidenten die zich hebben voorgedaan die worden toegeschreven aan paddo’s ook sprake was van alcoholgebruik?
Zie antwoord vraag 30.
Hoeveel incidenten met paddo’s zijn er bekend waarbij uitsluitend paddo’s zijn gebruikt, en er geen combinatie was met andere middelen?
Zie antwoord vraag 30.
Is het niet juist van groot belang voor de volksgezondheid de voorlichting van het gebruik van paddo’s te verbeteren, zodat ook gewezen kan worden op de risico’s van het gebruik van paddo’s in combinatie met andere middelen?
Na de inwerkingtreding van het verbod is dit onderwerp niet meer relevant. Door de verkopers van paddo’s in de smartshops en via informatie op de etiketten van de verpakkingen werd de laatste jaren al het gecombineerd gebruik van paddo’s met alcohol of drugs afgeraden. Dit heeft een stijging van het aantal incidenten niet kunnen voorkomen.
Deelt de minister de mening dat dit voornamelijk Amsterdamse «probleem» een Amsterdamse aanpak verdient, zoals ook de burgemeester van Amsterdam bepleit in zijn brief van 11 september 2007?
In mijn brief van 19 oktober 2007 en bij het drugsdebat van 6 maart 2008 hebben de minister van Justitie en ik gereageerd op dit voorstel. Wij verwachten meer van een totaalverbod om incidenten met paddo’s in de toekomst tegen te gaan. In Amsterdam betreffen de meeste door de CPA geregistreerde incidenten buitenlandse toeristen. Dat zich ook in andere gemeenten (met veel buitenlandse toeristen) incidenten voordoen is niet uitgesloten.
Wat is er mis met de voorgestelde aanpak in Amsterdam, bijvoorbeeld een vergunningstelsel (waarbij bijvoorbeeld ook voorwaarden met betrekking tot voorlichting etc. kunnen worden gesteld) in combinatie met een drie dagen termijn (de bedenktijd) tussen de vraag naar en het verstrekken van de paddo’s?
Zie antwoord op vraag 43. Daaraan voeg ik toe, dat een wachttijd gemakkelijk te omzeilen zal zijn.
Wat is de reactie van de minister op de bedenktijd van drie dagen zoals voorgesteld in de gemeente Amsterdam?
Zie de beantwoording van de vragen 43 en 44.
Is het waar dat de gemeenteraad in Amsterdam in grote meerderheid tegen een algeheel paddoverbod is, en dat slechts de CDA-fractie in de Amsterdamse gemeenteraad voor een verbod is?
Het college van de gemeente Amsterdam heeft inderdaad bij brief van 11 september 2007 aangegeven geen voorstander te zijn van het invoeren van een verbod op de verkoop van verse paddo’s. Hoe de verhoudingen binnen de gemeenteraad liggen aangaande deze kwestie, heb ik niet kunnen nagaan. Dit kunt u het beste verifiëren bij de gemeente Amsterdam.
Waarom wordt er dan toch gekozen voor een algeheel verbod dat heel Nederland raakt?
Zie antwoord vraag 43
Is dit niet disproportioneel?
Nee. Zie antwoord vraag 43.
De leden van de SP-fractie vragen de minister het risico te beoordelen dat de teelt en verkoop van paddo’s nu ondergronds zal gaan, waarbij er geen enkele controle op kwaliteit en voorlichting meer mogelijk is. Hoe beoordeelt de minister deze risico’s die verbonden zijn aan het verdwijnen in de illegaliteit?
Ik verwacht dat de teelt en verkoop niet, of hoogstens in geringe mate, ondergronds zullen gaan. De prevalentie van het gebruik van paddenstoelen is immers laag en er is geen sprake van een substantieel afhankelijkheidsrisico. Het risico bij gebruik wordt vooral bepaald door de hoeveelheid werkzame stof die men consumeert, in combinatie met set en setting van gebruik, niet zozeer door de kwaliteit van het product. Overigens blijft voorlichting mogelijk: dit gebeurt immers ook bij andere verboden middelen.
Zijn deze risico’s niet vele malen ernstiger dan de mogelijke nadelen, als die er al zijn, van het gereguleerd verkopen?
De voor- en nadelen van de verschillende mogelijke maatregelen heb ik zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. In mijn brief van 19 oktober 2007 (24 077, nr 19) schreef ik al dat ik «meer verwacht van een totaalverbod dan van een vergunningstelsel om incidenten met paddo’s in de toekomst tegen te gaan».
Deelt u de mening dat regulering een verstandiger keuze is dan een totaalverbod?
Zie antwoord vraag 50.
Deze leden wijzen er op dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) waarschuwt dat het verbod op paddo’s een nieuwe handhavende taak voor de gemeenten betekent, en dat het de vraag is of dit uitvoerbaar is gezien de lokale prioritering en capaciteit van de politie. Genoemde leden wensen graag een reactie van het kabinet op deze zorgen.
Handhaving van het paddoverbod zal door gemeenten gebeuren door op basis van artikel 13b Opiumwet op te treden tegen illegale verkooppunten, in het bijzonder de smartshops. Gelet op de beperkte prevalentie van paddo’s zal dit niet tot een wezenlijke wijziging leiden van het bestaande handhavingsbeleid. Een uitzondering geldt wellicht voor Amsterdam, waar – gezien de situatie in deze stad – een extra inspanning verwacht wordt. Overigens is voor gemeenten door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid een stappenplan opgesteld dat de mogelijk te nemen bestuurlijke stappen bij overtreding van de Opiumwet beschrijft. Daarnaast is er een handreiking Lokaal beleid voor smartshops. Deze zal worden aangepast naar aanleiding van het paddoverbod en beschikbaar worden gesteld aan gemeenten.
Met betrekking tot de door de minister voorgestelde lijst van paddenstoelen vragen deze leden of het waar is dat het verbod ook paddenstoelen treft die overal in de natuur voorkomen, zoals de bekende vliegenzwam.
Dat is correct. De «amanita muscaria muscaria» bevat van nature muscimol en iboteenzuur. Het verbod is vooral gericht op de verkoop van dergelijke paddenstoelen in het kader van de smartshops, om zodoende vervanging van de op dit moment verkochte paddo’s tegen te gaan.
Brengt dit gegeven niet juist extra gezondheidsrisico’s met zich mee, wanneer gebruikers in de vrije natuur op zoek gaan naar hallucinogene paddenstoelen?
Dat is een risico dat nimmer valt uit te sluiten.
Kan er niet beter worden ingezet op het bevorderen van de kwaliteit van de paddo’s in de gereguleerde verkoop en het verbeteren van de voorlichting aan de kopers?
Zie antwoord vraag 50.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie aandacht voor de positie van de producenten (kwekers) en verkooppunten (zoals smartshops) van de paddenstoelen die verboden zullen gaan worden. Is de minister voornemens een nadeelcompensatieregeling te treffen of schadevergoedingen te verstrekken?
Het is inderdaad zo dat een dergelijk verbod economische gevolgen heeft. De verwachting is dat de smartshops ongeveer een derde tot de helft van hun omzet kwijt zullen raken. Daarnaast heeft de Vereniging Landelijk Overleg Smartshops aangegeven dat er vier kwekers in Nederland actief zijn. Deze kwekers zullen de teelt van paddo’s moeten staken, hetgeen een omzetderving tot gevolg heeft. Ik ben echter niet van plan een regeling te treffen met deze partijen.
Zo neen, waarom niet?
De Nederlandse wetgever heeft de bevoegdheid om bepaalde middelen te verbieden om zodoende de volksgezondheid te beschermen. In het geval van plaatsing van bepaalde substanties op lijst II van de Opiumwet is het kabinet niet van plan eventuele geleden schade te vergoeden. Het verbod is op tijd aangekondigd, via mijn brief van 19 oktober 2007. In het verleden zijn wel vaker substanties verboden, zoals Ephedra in 2004, in welk geval evenmin tot schadevergoeding is overgegaan.
De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerp van een besluit tot wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op lijst I van oripavine en in verband met plaatsing op lijst II van hallucinogene paddenstoelen. Deze leden delen de mening dat er vanuit het perspectief van de gezondheidsbescherming geen reden is om gedroogde paddo’s wel te verbieden en verse paddo’s niet. De dramatische incidenten met het gebruik van paddo’s onderschrijven deze noodzaak. Wel vragen zij de minister nogmaals aan te geven waarom is gekozen voor plaatsing op Lijst II van de Opiumwet. Graag een toelichting op de hieraan ten grondslag liggende overwegingen.
De thans vrij verkrijgbare verse paddo’s verschillen wat betreft effecten en risico’s niet of nauwelijks van de gedroogde paddo’s. In 2002 waren de gedroogde paddo’s door een uitspraak van de Hoge Raad onder de werking van de Opiumwet gebracht. De essentie van die uitspraak was dat gedroogde paddo’s waren aan te merken als preparaten, in de zin van artikel 1, onder c, van de Opiumwet, die de substantie psilocine of psilocybine bevatten. Deze substanties staan op lijst I en onder lijst I vallen naast de substanties ook de preparaten die deze substanties bevatten.
Er is echter een duidelijk verschil in risico tussen substanties waarin de werkzame stoffen psilocine of psilocybine zijn verwerkt en paddenstoelen waarin deze stoffen van nature voorkomen. Vandaar dat er voor is gekozen de paddenstoelen die van nature de stof psilocine of psilocybine bevatten of waarvan wordt aangenomen dat ze deze stof bevatten op lijst II van de Opiumwet te plaatsen.
Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat paddenstoelen die van nature muscimol en iboteenzuur bevatten, ondanks het feit dat er geen risicobeoordeling heeft plaatsgevonden ten aanzien van deze paddenstoelen, ook worden verboden. Dit om te voorkomen dat dergelijke paddenstoelen als alternatief zullen worden aangeboden en gebruikt met eventuele gezondheidsrisico’s van dien. Genoemde leden vragen de minister deze afweging nader inzichtelijk te maken.
Zie hiervoor de toelichting bij de AMVB. Van muscimol is bekend dat het een hallucinogeen is, dat prikkelend werkt op het centrale zenuwstelsel. Iboteenzuur geeft een dromerig, slaperig gevoel. Het bekendste voorbeeld van paddenstoelen die deze stoffen bevatten is de vliegenzwam, die niet alleen een hallucinogene werking heeft maar ook giftig is. Dit brengt extra risico’s met zich mee, zeker als deze paddenstoelen als alternatief worden aangeboden voor paddenstoelen die van nature psilocine of psilocybine bevatten.
Welke aanwijzingen waren er dat dergelijke paddenstoelen als alternatief gebruikt zouden worden?
Niet uitgesloten kan worden dat gebruikers of handelaren op zoek gaan naar een alternatief voor de psilocine en psilocybine bevattende paddenstoelen. Dat kan leiden tot gebruik van de vliegenzwam die naast een psychotrope werking ook erg giftig is. Dat wil ik door dit verbod voorkomen.
Kan de minister toelichten welke stoffen/planten mogelijk nog wel als alternatief zullen worden aangeboden en/of gebruikt?
Nee, Er komen planten voor in Nederland die een hallucinogene werking hebben, maar ik kan niet voorspellen welke stoffen/planten als alternatief zullen worden gebruikt.
Heeft het verbod van deze paddenstoelen nog gevolgen voor andere ondernemers dan de smartshophouders?
Voor zover ik heb kunnen nagaan heeft een dergelijk verbod geen consequenties voor andere ondernemers dan voor de kwekers en de smartshophouders. Dienaangaande hebben mij ook geen andere berichten bereikt.
Voorts merken deze leden op dat de minister in de toelichting op het ontwerpbesluit kort ingaat op de economische gevolgen van het verbod. De verwachting is dat de smartshops ongeveer een derde tot de helft van hun omzet kwijt zullen raken en zullen de vier kwekers die in Nederland actief zijn de teelt van paddo’s moeten staken, hetgeen een omzetderving tot gevolg heeft. Kan de minister ingaan op dit economisch verlies?
Door een verbod op het telen of op het aanwezig hebben van verse paddo’s zullen de genoemde marktpartijen hun activiteiten op dit gebied moeten staken. Dit heeft een omzetverlies tot gevolg, hetgeen economische consequenties heeft.
Zal de minister de ondernemers (smartshop-houders en/of kwekers) schadeloos stellen?
Ik ben niet van plan een regeling te treffen met deze partijen.
Zo neen, waarom niet?
De Nederlandse wetgever heeft de bevoegdheid om bepaalde middelen te verbieden om zodoende de volksgezondheid te beschermen. In het geval van plaatsing van bepaalde substanties op lijst II van de Opiumwet is het kabinet niet van plan eventuele geleden schade te vergoeden. Het verbod is op tijd aangekondigd, via mijn brief van 19 oktober 2007. In het verleden zijn wel vaker substanties verboden, zoals Ephedra in 2004, in welk geval evenmin tot schadevergoeding is overgegaan.
Zo ja, kan de minister inzichtelijk maken om welke bedragen dit mogelijk gaat en hoe deze zullen worden opgevangen op de begroting?
Nee, zie het antwoord op de vragen 64–65.
Tot slot ontvangen deze leden graag een nadere toelichting met betrekking tot de handhaving. Deze zal zich primair richten op de smartshops met behulp van primair de bestuurlijke bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet. Kan de minister toelichten in hoeverre hierbij afstemming is gezocht en zal worden gezocht bij de strafrechtelijke opsporings- en vervolgingsinstanties? Is het strafrechtelijk instrumentarium in de aanpak de gewezen tweede stap? Graag een toelichting van de minster op het belang en de inzet van strafrechtelijk handhaving van het verbod op paddo’s.
De handhaving van het paddoverbod zal gebeuren door op basis van artikel 13b Opiumwet op te treden tegen de illegale verkooppunten, in het bijzonder de smartshops. Gezien de geringe prevalentie van paddo’s is de verwachting dat deze aanpak afdoende zal zijn. Een uitzondering geldt wellicht voor Amsterdam, waar – gezien de situatie in deze stad – een extra inspanning verwacht wordt. Voor zover daarna nog strafrechtelijk optreden nodig mocht zijn, zal dat gebeuren.
Vragen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie verzetten zich tegen het plaatsen van de in paddenstoelen aanwezige hallucinogene stoffen op de lijsten van de Opiumwet. Hierdoor zou onder meer het bezit en de verkoop van paddo’s strafbaar worden. De leden zijn er allerminst van overtuigd dat het enkele gebruik van paddo’s riskant zou zijn. Zij vragen de minister daarom om een nadere bespreking van de tot nu toe bekende incidenten waarbij het gebruik van paddo’s een rol speelde.
Het voert te ver om alle tot nu toe bekende incidenten toe te lichten. Voor meer informatie over de incidenten verwijs ik naar de aanvullende analyse die het CAM in 2007 heeft gemaakt, en die u heeft ontvangen als bijlage bij de brief van 19 oktober 2007, naar de notitie van de GGD-Amsterdam over de incidenten in de jaren 2004–2006 en naar de analyse van diezelfde GGD van de incidenten in 2007.
De Vereniging Landelijk Overleg Smartshops (VLOS) heeft onderzocht dat buiten Amsterdam geen incidenten met het gebruik van paddo’s bekend zijn. De incidenten concentreren zich blijkens dit onderzoek tot de omgeving van het Centraal Station van Amsterdam en de uitgaansgebieden van het Amsterdamse stadscentrum. Genoemde leden volgen daarom het standpunt van de minister dat paddogebruik onherroepelijk tot problemen leidt vooralsnog niet.
De leden van GroenLinks-fractie vinden de huidige voorgestelde strafbaarstelling van paddo’s nog niet overtuigend beargumenteerd en de vraag is zodoende in hoeverre de voorgestelde strafbaarstelling proportioneel en effectief zal zijn.
In de brief van 19 oktober 2007 is uitvoerig beschreven, waarom ik afwijk van het advies van het CAM. Deze argumenten vindt u ook terug in mijn reactie op het BOR-rapport (nr 24 077, nr 210). Tot slot heb ik tijdens het drugsdebat van 6 maart 2008 nogmaals uitgebreid mijn redenen voor het verbod toegelicht.
In de tot nu toe bekende incidenten speelde volgens deze leden niet alleen het paddogebruik, maar juist de combinatie van verschillende genotmiddelen (cannabis- en alcoholgebruik) én de aanwezigheid van psychische problemen een belangrijke rol. In alle, voor zover bekende, gevallen is er sprake geweest van alcoholmisbruik en meervoudig drugsgebruik. Het zou volgens deze leden zinniger zijn in te zetten op de bestrijding van de negatieve effecten van het paddogebruik (bijvoorbeeld door goede voorlichting, kwaliteitscontroles en verkoop door gekwalificeerd personeel) dan op de strafbaarstelling van paddo’s. Daarnaast betwijfelen de leden of paddogebruik leidt tot lichamelijke of geestelijke afhankelijkheid. Genoemde leden vragen de minister daarom nader toe te lichten waarom hij afwijkt van de in 2000 en 2007 door het CAM opgestelde risicoschattingen.
Zie mijn antwoord bij vraag 71.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de minister om te reageren op het voorstel van de VLOS om in plaats van een strafbaarstelling in te zetten op het stellen van kwaliteitseisen aan paddo’s (standaardisatie, zuiverheid en etikettering), het ontwikkelen van kwalitatief goed voorlichtingsmateriaal voor gebruikers (specifiek voor buitenlandse gebruikers) en verkooppunten en toeristeninformatiepunten op te dragen om dit voorlichtingsmateriaal te verstrekken, het trainen van personeel van smartshops, de verkoop te beperken tot daartoe aangewezen en gecontroleerde verkooppunten en om onbedoelde overdosering te voorkomen door de per verpakkingseenheid geleverde dosis te verkleinen naar maximaal 10–15 gram.
De voor- en nadelen van de verschillende mogelijke maatregelen heb ik zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. In onze brief van 19 oktober 2007 (24 077, nr. 19) schreef ik al dat ik «meer verwacht van een totaalverbod dan van een vergunningstelsel om incidenten met paddo’s in de toekomst tegen te gaan». Daarnaast verwijs ik naar mijn reactie op het BOR-rapport voor wat betreft de mogelijkheden van voorlichting e.d.
Bovendien vragen deze leden de minister te reageren op het voorstel van de burgemeester van Amsterdam, de heer Cohen, om gebruik te maken van een driedaagse wachttermijn vooraleer men daadwerkelijk de paddo’s kan nuttigen.
In mijn brief van 19 oktober 2007 en bij het drugsdebat van 6 maart 2008 heb ik gereageerd op dit voorstel. Ik verwacht meer van een totaalverbod om incidenten met paddo’s in de toekomst tegen te gaan. In Amsterdam betreffen de meeste door de CPA geregistreerde incidenten buitenlandse toeristen. Dat zich ook in andere gemeenten (met veel buitenlandse toeristen) incidenten voordoen is niet uitgesloten. Daaraan voeg ik toe, dat een wachttermijn gemakkelijk te omzeilen zal zijn.
De leden van de D66-fractie hebben met teleurstelling kennis genomen van het besluit om een paddoverbod in te voeren. Zij achten de voorgestelde maatregel disproportioneel, in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Tevens betwijfelen zij de effectiviteit van de voorgestelde maatregel en waarschuwen voor negatieve neveneffecten. Zij verzoeken de minister dringend het voorgenomen besluit te heroverwegen en in te trekken.
Ik ben niet bereid tot het heroverwegen of intrekken van mijn besluit.
De leden van de D66-fractie vragen of de onder artikel II genoemde hallucinogene paddenstoelen daadwerkelijk alle paddenstoelen met een hallucinogene werking omvatten.
Gelet op de beschikbare documentatie op dit terrein, ben ik van mening dat het hier alle soorten paddenstoelen betreft die psilocine of psilocybine bevatten. Daarnaast zijn ook de paddenstoelen die van nature muscimol en iboteenzuur bevatten op lijst II geplaatst. Of dit daadwerkelijk alle paddenstoelen omvat die een hallucinogene werking hebben, kan ik niet met zekerheid zeggen. Gelet op de beschikbare literatuur én op een inventarisatie van de in Nederland verkochte soorten, ben ik van mening dat ik volledig ben geweest.
Hoe beoordeelt de minister de kans dat door kwekers een nieuwe soort wordt gecreëerd die niet op de lijst onder artikel II staat?
Experts schatten deze kans zeer klein.
Hoe zal de minister met een dergelijke situatie omspringen?
Mocht er een nieuwe soort ontwikkeld worden, die vergelijkbare risico’s heeft voor de gezondheid als de nu bekende soorten, dan zal ik die nieuwe soort toevoegen aan de lijst verboden paddenstoelen.
Welke regime is van toepassing op paddenstoelen die niet van nature een onder artikel II geschaarde stof bevatten, maar waar deze op enigerlei wijze later zijn aangebracht?
Het is correct dat het paddenstoelen betreft die van nature de stof psilocine of psilocybine bevatten. Voor paddenstoelen die niet van nature deze stoffen bevatten, maar waaraan deze stof op kunstmatige wijze is toegevoegd, geldt dat dit preparaten zijn die de substantie psilocine of psilocybine bevatten. Deze substanties staan op lijst I en onder lijst I vallen naast de substanties ook de preparaten die deze substanties bevatten. Een en ander betekent dat paddenstoelen, die niet van nature de psilocine of psilocybine bevatten, maar waar deze stoffen op enigerlei wijze aan zijn toegevoegd, onder de werking van lijst I komen te vallen.
Genoemde leden wijzen er graag op dat het naar buiten brengen van het voornemen een paddoverbod in te voeren vorig jaar een stijging van de verkoop (en naar men mag aannemen dus ook van het gebruik) van paddo’s. Hetzelfde effect viel naar hun mening te verwachten bij de aankondiging van het gereed zijn van de AMVB die dit zou moeten effectueren. Vanuit dit perspectief achten zij het niet verstandig om deze aankondiging dit vlak voor Koninginnedag, normaliter immers een dag die een verhoogd risicoprofiel wordt toegedicht door gezondheids-/drugsdeskundigen in verband met drukte, alcoholconsumptie etc., naar buiten te brengen. Deelt de minister deze mening?
Of er een verband is tussen de aankondiging van het verbod vorig jaar en de stijging van de verkoop, staat voor mij niet vast. Ook andere factoren kunnen een rol spelen, zoals de aandacht in de media vorig jaar naar aanleiding van een aantal ernstige incidenten. Het verbod was al op 19 oktober 2007 aangekondigd. Dat de verzending van de concept-AMVB aan het parlement invloed op de consumptie van paddo’s zou hebben, lijkt me niet aannemelijk.
Heeft hij deze afweging bewust gemaakt en waarom heeft toch besloten het vlak vóór 30 april naar buiten te brengen?
Zie antwoord vraag 79.
De leden van de D66-fractie vragen de minister toe te lichten waarom hij overleg met de Vereniging Landelijk Overleg Smartshops (VLOS) over zijn voorstel heeft geweigerd.
Mijn ambtenaren hebben diverse keren met het VLOS overlegd en mij daarover uitvoerig op de hoogte gesteld. Bovendien ben ik herhaaldelijk schriftelijk door de VLOS over haar standpunten geïnformeerd. Een persoonlijk overleg achtte ik dan ook niet meer nodig.
Kan de minister schetsen in welke situaties paddo’s zoal gebruikt worden en daarbij nadrukkelijk naar voren te brengen om hoeveel gevallen het (ongeveer) in elk van deze situaties gaat.
Voor een schets van de gebruikssituaties verwijs ik naar het rapport van het CAM «Risicoschatting van psilocine en psilocybine bevattende paddenstoelen (paddo’s) 2007». Dit rapport bevat geen kwantitatieve schets van gebruikssituaties en die kan ik u evenmin geven.
Deelt de minister de opvatting van deze leden dat beleidsmaatregelen een degelijke wetenschappelijke onderbouwing moeten kennen en niet gebaseerd dienen te zijn op een enkel incident?
Ja.
Hoe plaatst de minister in dit kader het gegeven dat het CAM in 2000 geen noodzaak zag voor een totaal verbod op paddo’s?
Het CAM voert risicoschattingen uit op basis van wetenschappelijke informatie. Vervolgens doet het beleidsaanbevelingen. Noch in 2000 noch in 2007 behelsden die aanbevelingen een totaal verbod. Waarom ik toch tot een verbod heb besloten heb ik schriftelijk toegelicht in mijn brief van 19 oktober 2007 en mijn reactie op het BOR-rapport, en mondeling bij het drugsdebat van 6 maart.
Hoe beoordeelt de minister het feit dat het CAM, in een andere personele samenstelling, in 2007 tot dezelfde conclusie kwam waar de minister nu lijnrecht tegen ingaat?
Zie antwoord vraag 84.
Hoe plaatst de minister voorts het gegeven dat het gerenommeerde Engelse medische tijdschrift The Lancet in maart 2007 een nieuwe lijst van twintig roesmiddelen publiceerde, gerangschikt naar gevaar, waarin bijvoorbeeld alcohol en tabak in de top tien voorkwamen, maar paddo’s (behorend tot de categorie LSD) niet?
In het in de Lancet verschenen onderzoek kwamen alcohol en tabak inderdaad hoger uit dan LSD. Paddo’s waren in dit onderzoek niet meegenomen. Het RIVM zal in mijn opdracht een vergelijkbaar onderzoek uitvoeren naar de risicorangschikking van middelen, en daarbij ook de paddo’s betrekken.
Zij wijzen de minister erop dat de ervaringen van de twintigste eeuw hebben laten zien dat sinds de strafbaarstelling gebruik en misbruik van deze middelen en verslaving eraan wereldwijd juist zijn toegenomen. Kan de minister hierop reageren?
Ook gebruik en misbruik van legale middelen als tabak en alcohol zijn wereldwijd toegenomen.
Het Europese Drugsmonitoring Centrum in Lissabon heeft laten zien dat er geen relatie bestaat tussen de mate van repressie in verschillende landen en de niveaus van gebruik, misbruik en verslaving. In Engeland en de Verenigde Staten is de repressie aanzienlijk harder dan in Nederland. Toch scoren die twee landen hoger dan Nederland wat betreft problematisch drugsgebruik. De Nationale Drugs Monitor signaleert ook al jaren niet of nauwelijks problemen met het gebruik van paddo’s. Kan de minister in dit licht onderbouwen waarom een verbod op paddo’s hem de juiste oplossing voor het probleem lijkt?
Het verband tussen de mate van repressie van een nationaal beleid en het niveau van drugsprevalentie en -problematiek in een land is inderdaad niet aangetoond. Zo scoren sommige repressieve landen hoog op het niveau van drugsproblematiek, andere repressieve landen laag. Het gaat daarbij echter wel steeds om het gebruik van illegale middelen. In ons land zijn de paddo’s nu legaal en worden door ondernemingen met commerciële doeleinden verkocht. Een verbod op de verkoop, handel en teelt van paddo’s zal de beschikbaarheid doen afnemen en daarmee naar mijn overtuiging ook het aantal incidenten. De Nationale Drug Monitor rapporteert overigens over veel middelen, maar niet over paddo’s.
Kan de minister uitsluiten dat ideologische motieven ten grondslag liggen aan het voorgenomen besluit?
Ja.
Zo neen, welke motieven zijn dit?
Zie de beantwoording van vraag 89.
Kan de minister toelichten hoe het «harm reduction» principe zich verhoudt tot het voorgestelde besluit?
In het geval van de paddo’s zie ik een verbod als de beste «harm reduction». Overigens blijft voorlichting mogelijk: dit gebeurt immers ook bij andere verboden middelen.
De leden van de D66-fractie vragen of de minister verwacht dat het voorgenomen paddoverbod tot vermindering zal leiden van de omvang van het gebruik van paddo’s?
Ja.
Zo ja, op welke wetenschappelijke evidentie is deze verwachting gebaseerd en welk wetenschappelijk bewijs is dat?
De GGD-Amsterdam ziet de stijgende omzet van paddo’s in 2007 als de belangrijkste verklaring voor het hogere aantal incidenten in dat jaar. Het lijkt me legitiem om te verwachten dat bij een verbod het gebruik het aantal paddo-incidenten zal verdwijnen of in elk geval sterk zal verminderen.
Indien deze verwachting niet op wetenschappelijk onderzoek rust, waar baseert de minister deze verwachting dan wel op?
Zie antwoord vraag 93.
Acht de minister dit een afdoende basis om beleid op te maken?
Ja.
Voorts vragen deze leden de minister wat zijn verwachtingen zijn ten aanzien van de effecten van een paddoverbod op het gebruik van andere legale en illegale drugs?
Volgens het CAM-rapport «bestaat (bij een verbod) de kans dat alternatieve middelen gebruikt gaan worden die meer schade aan de volksgezondheid toe kunnen brengen». Over de grootte van die kans en de omvang van de mogelijke schade geeft het rapport geen informatie. Het middelengebruik laat ik monitoren door om de vier jaar een peiling te laten uitvoeren onder de algemene bevolking en eveneens om de vier jaar onder scholieren. Hierdoor kan nagegaan worden of en zo ja welke verschuivingen zich in het middelengebruik voordoen.
Deelt de minister de verwachting dat het gebruik van andere hallucinogene middelen en drugs zal toenemen?
Zie antwoord vraag 96.
Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 96.
Zo ja, deelt de minister de inschatting dat daar grotere risico’s mee verbonden zijn dan met het huidige gebruik van paddo’s?
Zie antwoord vraag 96.
Deelt de minister de mening dat gebruik van sommige van deze middelen gevaarlijker is dan «de paddo»?
Zie antwoord vraag 96.
Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 96.
Deelt de minister de mening dat het plukken van paddenstoelen in het wild voor menselijke consumptie potentieel gevaarlijk is?
Ja.
Zo neen, waarom niet?
Zie beantwoording vraag 102.
Deelt de minister de mening dat het plukken van paddenstoelen in het wild hoogstwaarschijnlijk zal toenemen na invoering van het voorgestelde paddoverbod?
Het CAM verwacht dat slechts in beperkte mate in de natuur gezocht zal worden, omdat paddo’s in Nederland niet erg algemeen zijn en dus moeilijk te vinden voor de leek. Ik sluit me bij deze verwachting aan.
Zo neen, waarom niet en zo ja, wat gaat de minister doen om eventuele (extra) gezondheidsschade tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 104. Ik vind het voorbarig om op dergelijke eventuele incidenten vooruit te lopen.
Deelt de minister de mening dat hij het risico bewust aanvaardt dat deze consequenties uit zijn beleid zullen voortvloeien?
Nee, ik verwacht juist dat het paddoverbod het aantal incidenten zal verminderen.
Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 106.
Deze leden vragen de minister tevens te reageren op de kritiek dat door paddo’s te verbieden de overheid de controle op kwaliteit en voorlichting over gebruik kwijtraakt.
Het gevaar van het gebruik van paddo’s is niet zozeer gelegen in de kwaliteit van het product maar in andere factoren als de hoeveelheid die men consumeert en set en setting van gebruik. Voorlichting blijft mogelijk: dit gebeurt immers ook bij andere verboden middelen.
Hoe gaat de minister dit ondervangen?
Zie antwoord vraag 108.
Deelt de minister de mening dat voor een evaluatie van beleid ook de neveneffecten van dat beleid inzichtelijk moeten zijn?
Ja.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 110.
Deelt de minister de mening dat hiervoor een meer holistisch beeld van de effecten van het voorgenomen besluit nodig is?
Nee, ik heb alle mogelijke maatregelen en de effecten die deze eventueel zouden kunnen hebben zorgvuldig gewogen bij het nemen van mijn besluit. De overwegingen op basis waarvan ik afwijk van het CAM-advies heb ik schriftelijk en mondeling uitvoerig aan de Tweede Kamer gerapporteerd.
Deze leden vragen de minister voorts of hij bereid is om een nulmeting uit te voeren naar het gebruik van andere hallucinogene middelen en drugs?
Zie het antwoord op vraag 96. Het gebruik van drugs, alcohol en tabak laat ik monitoren door om de vier jaar een peiling te laten uitvoeren onder de algemene bevolking en onder scholieren. Daarmee kunnen verschuivingen in gebruik worden vastgesteld.
Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 113.
Deze leden zijn van mening dat een dergelijke nulmeting noodzakelijk is om over een aantal jaar een realistische inschatting te kunnen maken van de effecten van het voorgestelde paddoverbod. Deelt de minister deze mening en zo neen, waarom niet?
De uitkomsten van de bij het antwoord van vraag 113 genoemde onderzoeken, en de gegevens van de GGD Amsterdam over alcohol- en drugsincidenten zullen een belangrijke rol spelen bij het monitoren van de effecten van het paddo-verbod.
Wat is de reactie op de kritische reactie van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) op het voorgenomen paddoverbod?
Deze neem ik voor kennisgeving aan.
Hoeveel extra politiecapaciteit zal het voorgenomen verbod vergen?
Gezien de geringe prevalentie van paddo’s en het feit dat de handhaving vooral langs bestuurlijke weg zal gebeuren, is geen extra inspanning van de politie voorzien.
Wat is de reactie van de minister op de signalen van verschillende politiekorpsen dat nu reeds relatief teveel aandacht uitgaat naar de opsporing en vervolging van (soft-)drugscriminaliteit?
Ik ga er van uit dat de aandacht die politiekorpsen aan de opsporing en vervolging van (soft-)drugscriminaliteit besteden conform nationaal dan wel regionaal of lokaal gemaakte afspraken is.
Deelt de minister de mening dat verscheidene paddenstoelen die onder artikel II worden genoemd gewoon in de berm van Nederlandse snelwegen en in Nederlandse bossen groeit? Hoe dienen politie en justitie hier mee om te gaan?
Het is bekend dat sommige van de benoemde paddenstoelen in Nederland in de natuur voorkomen. Justitie en politie hebben hierbij geen taak.
Hoe beoordeelt de minister de criminaliteit onder kwekers van paddo’s momenteel? Waar baseert de minister dit oordeel op? Welke effecten verwacht de minister van het paddoverbod op de activiteiten van criminelen in deze branche?
Voor criminaliteit onder kwekers van paddo’s bestaan geen aanwijzingen. In tegendeel: het is bekend wie de kwekers zijn en wie de afnemers. Verder is de prevalentie van paddogebruik beperkt, zodat de vraag beperkt is.
Hoeveel extra capaciteit wordt beschikbaar gesteld om dit te bestrijden?
Geen, zie het antwoord bij vraag 121. Het paddoverbod kan binnen de bestaande capaciteit afdoende worden gehandhaafd.
Wat zullen de effecten verder zijn van de inmenging van criminelen in de paddo-kweek?
Er is geen analyse gemaakt van noch onderzoek verricht naar de verdere effecten van de inmenging van criminelen in de paddo-kweek.
Hoe groot of gering schat de minister het risico in dat paddo’s in het illegale circuit vermengd zullen worden met andere stoffen? Hoe gaat de minister de vinger aan de pols houden om te bezien of deze ontwikkelingen zich inderdaad voor zullen doen?
Het is niet duidelijk wat vragenstellers verstaan onder vermenging van paddo’s in het illegale circuit. Zodoende is het ook niet mogelijk een inschatting van het risico te geven, noch om te beoordelen of er het nodig zou zijn ontwikkelingen met paddo’s te volgen.
Wel kan in meer algemene zin worden opgemerkt dat in het kader van de Nationale Drugs Monitor zicht wordt behouden op ontwikkelingen op drugsmarkten, waaronder de vermenging van verschillende illegale stoffen bij het op de markt brengen van Opiumwetstoffen.
Deze leden vernemen verder graag van de minister hoe makkelijk of moeilijk het is om thuis of in de tuin paddo’s te kweken?
Hiervan heb ik geen kennis.
Een antwoord op deze vraag is van belang om realistisch in te kunnen schatten op welke schaal thuiskweek verwacht kan worden. Daarmee hangt tevens samen hoeveel capaciteit van politie nodig zal zijn om dit te bestrijden.
De leden van de D66-fractie zijn niet overtuigd van de proportionaliteit van de voorgestelde maatregel. Deelt de minister de mening dat het CAM bij drugsbeleid het belangrijkste adviesorgaan is?
Het CAM is ingesteld om risicoschattingen van (nieuwe) drugs uit te voeren, en op basis van de uitkomsten aanbevelingen te doen voor beleid. Voor de vormgeving van het drugsbeleid maak ik daarnaast gebruik van de expertise van diverse organisaties als het Trimbos-instituut, het RIVM enz. In de kwestie van de paddo’s vormde het CAM, waarin drugsexperts van uiteenlopende disciplines vertegenwoordigd zijn, het belangrijkste adviesorgaan.
Zo neen, welk orgaan is dat wel en waarom is dit niet om advies gevraagd alvorens tot een paddoverbod over te gaan?
Zie antwoord vraag 129.
Zo ja, kan de minister met redenen omkleed toelichten waarom hij het CAM-advies niet volgt.
In de brief van 19 oktober 2007 is uitvoerig beschreven, waarom ik afwijk van het advies van het CAM. Deze argumenten vindt u ook terug in mijn reactie op het BOR-rapport (nr 24 077, nr 210). Tot slot heb ik tijdens het drugsdebat van 6 maart 2008 nogmaals uitgebreid mijn redenen voor het verbod toegelicht.
Kan de minister een overzicht geven van alle andere adviezen die de afgelopen tien jaar over de legaliteit van paddo’s zijn uitgebracht?
Per brief van 19 januari 1998 heeft de toenmalig Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de nota «Smart shop en nieuwe trends in het gebruik van psycho-actieve stoffen» naar de Tweede Kamer gestuurd. De nota richt zich op het hele assortiment van de smartshops, inclusief paddo’s. De werkgroep, die deze notitie opstelde, heeft destijds bewust geen aanbevelingen gedaan over het beleid inzake hallucinogene paddenstoelen, omdat destijds nog een strafzaak hierover onder de rechter was. Daarnaast heeft, zoals bekend, het CAM in 2000 een risicoschatting voor paddo’s uitgevoerd. Op basis van dit rapport werden geen wijzigingen in de legale status van paddo’s geadviseerd.
Kan de minister de conclusie van die adviezen toelichten?
Omdat de beschikking van de Hoge Raad van 18 november 1997 onvoldoende duidelijk was om een beleidsbeslissing op te kunnen baseren, heeft de toenmalige minister besloten te wachten totdat door een uitspraak in de strafzaak nieuwe jurisprudentie beschikbaar zou komen. In afwachting van deze jurisprudentie werd besloten het vigerende beleid inzake paddo’s voort te zetten.
Op grond van zijn risicoschatting gaf het CAM in 2000 de aanbevelingen om kwaliteitseisen te stellen aan paddo’s en de handel in paddo’s. Doel was om te bevorderen dat paddo’s in beperkte mate verkrijgbaar zouden zijn.
Deze leden citeren in dit verband graag het CAM dat stelt dat het gebruik van paddo’s «een dusdanig laag risico op(-levert) voor de individuele gezondheid en de samenleving dat een verbod een te zwaar middel is in verhouding met de overlast en schade door het huidige gebruik».
De leden van de D66-fractie stellen graag een aantal vragen over de aard en omvang van de problematiek. Kan de minister met cijfers inzichtelijk maken bij welke groepen paddo’s een verhoogd risico oplevert en hoe groot die risico’s zijn?
Voor de soorten paddenstoelen die een verhoogd risico opleveren verwijs ik naar de concept-AMVB en de toelichting daarbij. De (verhoogde) risico’s zijn niet cijfermatig te onderbouwen.
Kan de minister hierbij tevens aandacht besteden aan de geografische kenmerken van dit risico?
Nee.
Kan ook worden aangeven hoe deze problemen zich de afgelopen 8 jaar hebben ontwikkeld?
Volgens het CAM-rapport 2007 zijn paddo’s sinds 2000 gemakkelijker te verkrijgen, omdat het aantal verkooppunten (inclusief internet) is toegenomen. Ook zijn er meer soorten verkrijgbaar. Alleen in Amsterdam wordt door de GGD het aantal ambulanceritten als gevolg van paddo-incidenten gerapporteerd vanaf 2004. Het gaat om de volgende aantallen: 55 in 2004, 70 in 2005, 125 in 2006 en 149 in 2007.
Deelt de minister de mening dat het «paddo-probleem» zich vrijwel uitsluitend in Amsterdam afspeelt?
Ik ga er inderdaad van uit dat de meeste problemen met paddo’s zich afspelen in Amsterdam in verband met het ruime aanbod via een relatief groot aantal smartshops en andere winkels, en het grote aantal toeristen. Ik kan echter niet uitsluiten dat ook elders in het land incidenten plaatsvinden. De verkooppunten van paddo’s zijn over het hele land verspreid, en het gebruik leidt niet altijd tot een crisissituatie waarbij hulp van een ambulance ingeroepen dient te worden. Daarom zullen gebruikers zich ook wenden tot een huisarts of tot de afdeling spoedeisende hulp van een ziekenhuis, zowel in Amsterdam als elders in het land.
Zo neen, waar zijn er nog meer problemen?
Zie antwoord vraag 137.
Zo ja, waarom heeft de minister niet naar een oplossing gezocht voor het specifieke probleem van Amsterdam?
Zie antwoord vraag 137.
Kan de minister toelichten waarom de problemen zich vrijwel uitsluitend in Amsterdam voordoen?
In het CAM-rapport van 2007 staat beschreven dat dit te maken heeft met de toestroom van (jonge) buitenlandse toeristen aan Amsterdam, die de laatste jaren sterk is gestegen. Veel van deze toeristen experimenteren gedurende hun bezoek met drugs, waaronder paddo’s, hetgeen de toename van het aantal paddo-gerelateerde incidenten mogelijk verklaart.
Kan de minister aangeven hoe het aantal toeristen in Amsterdam zich de afgelopen 8 jaar heeft ontwikkeld?
Nee.
Kan de minister toelichten hoe de samenstelling (bijvoorbeeld qua leeftijd, nationaliteit) van de toeristen die Amsterdam jaarlijks bezoeken zich hebben ontwikkeld?
Nee.
Kan de minister aangeven hoe lang deze toeristen gemiddeld in Amsterdam verblijven?
Nee.
Kan de minister toelichten hoe de grootte van de groep toeristen die paddo’s gebruikt zich heeft ontwikkeld over deze periode?
Nee. Mij zijn geen onderzoeken bekend naar het paddo-gebruik onder toeristen in Amsterdam.
Kan de minister aangeven hoe de prijs van (vlieg-)tickets van verschillende Europese bestemmingen (zoals London en Parijs) zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
De afgelopen jaren zijn de prijzen van vliegtickets gedaald, o.a. door de komst van prijsvechters op de luchtvaartmarkt. Door de hoge brandstofprijzen zijn de prijzen inmiddels weer enigszins gestegen. Hoe deze vraag zich verhoudt tot een verbod op de verkoop van verse paddo’s is mij overigens niet geheel duidelijk.
Deelt de minister de mening dat de incidenten van het afgelopen jaar met het gebruik van paddo’s, deze leden doelen daarbij op de tragische gebeurtenissen waarbij de oorzaak daadwerkelijk (mede) was toe te schrijven aan het gebruik van paddo’s en niet de keren dat de media een verhaal presenteerde als paddo-gerelateerd en dat dit uiteindelijk niet zo bleek te zijn maar nalieten dit even prominent te publiceren, zich vrijwel uitsluitend voordeden bij buitenlandse toeristen?
De Centrale Post Ambulancevervoer in Amsterdam is voor zover mij bekend de enige instantie die een registratie bijhoudt van incidenten gerelateerd aan paddogebruik. Deze gegevens worden door de GGD Amsterdam geanalyseerd en gepubliceerd. Volgens deze bron ging het in de meerderheid van de gevallen om toeristen. Zoals ik mijn reactie op het BOR-rapport schreef, zijn de verkooppunten van paddo’s over het hele land verspreid, en leidt het gebruik niet altijd tot een crisissituatie waarbij de hulp van een ambulance ingeroepen dient te worden. Daarom zullen gebruikers zich ook wenden tot een huisarts of tot de afdeling spoedeisende hulp van een ziekenhuis, zowel in Amsterdam als elders in het land.
Zo ja, waarom is het deze groep die een verhoogd risico loopt en zo neen, waarom niet?
Dat vooral toeristen onwel worden heeft volgens rapportage van de Amsterdamse GGD waarschijnlijk te maken met de setting waarin het gebruik zich afspeelt. Zo zal de aanbeveling om de paddenstoelen in een rustige en vertrouwde omgeving te gebruiken door toeristen meestal niet (kunnen) worden opgevolgd. Integendeel, paddo’s worden gebruikt in het rumoerige en voor hen meestal onbekend centrum van Amsterdam. Bovendien zal er door toeristen die kortdurend verblijven in Amsterdam waarschijnlijk minder snel besloten worden tot afstel, ook indien de omstandigheden niet optimaal zijn. De paddo’s kunnen immers niet meegenomen worden naar het thuisland. Daarnaast is waarschijnlijk van belang dat er naast paddo’s veelvuldig alcohol en/of andere drugs worden geconsumeerd. Tenslotte zijn de toeristen veelal in de openbare ruimte waardoor een incident meer opvalt en mogelijk eerder een ambulance wordt gewaarschuwd.
Genoemde leden zouden zich kunnen voorstellen dat dit komt doordat zij 1) relatief jong zijn, 2) relatief kort in Amsterdam zijn en «het ervan nemen», 3) relatief kort slapen tijdens hun bezoek, 4) relatief veel alcohol en andere vrij verkrijgbare middelen nuttigen tijdens hun verblijf en dat dit het consumeren van een paddo tegen het eind van hun verblijf dan een slecht idee is. Deze leden menen dat een paddoverbod hier relatief weinig aan zal veranderen omdat veel andere verboden middelen, helaas, nog steeds verkrijgbaar zullen zijn. Zij ontvangen graag een reactie van de minister op deze observaties.
Zie de beantwoording van vraag 147.
De leden van de D66-fractie ontvangen bovendien graag een reactie op de constatering dat het aantal problematische paddo-incidenten met inwoners van Nederland beperkt is.
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord bij vraag 146.
Deelt de minister de mening dat het uit het oogpunt van proportionaliteit beter zou zijn om naar een oplossing te zoeken die specifiek de groep die problemen ondervindt «target»?
De voor- en nadelen van de verschillende mogelijke maatregelen heb ik zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. In onze brief van 19 oktober 2007 (24 077, nr. 19) schreven de Minister van Justitie en ik al dat wij «meer verwachten van een totaalverbod dan van een vergunningstelsel om incidenten met paddo’s in de toekomst tegen te gaan». Daarnaast verwijs ik naar mijn reactie op het BOR-rapport (24 077, nr 210) voor de mogelijkheden van voorlichting e.d.
Zo neen, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 150.
Zo ja, heeft de minister dergelijke oplossingen overwogen?
Zie de beantwoording van vraag 150.
Zo neen, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 150.
Zo ja, welke zijn dit geweest en waarom heeft de minister deze als niet afdoende beoordeeld?
Zie de beantwoording van vraag 150.
De leden van de D66-fractie zouden hierbij graag een aantal mogelijke maatregelen naar voren willen brengen die zouden kunnen bijdragen. Zij ontvangen graag van de minister een reactie waarom hij er niet voor kiest (één of een combinatie van) deze maatregelen in te voeren.
Zie de beantwoording van de vragen 156–158.
Zien deze leden het correct dat de wettelijke regeling momenteel toestaat dat een 12-jarige paddo’s koopt?
Verse paddo’s worden op dit moment beschouwd als een legaal levensmiddel. Net zoals een 12-jarige champignons kan kopen, kan hij of zij in principe ook verse paddo’s kopen. Deze situatie lijkt me zeer onwenselijk en ik mag aannemen dat de verkopers, zeker in de smartshops, zeer terughoudend zullen zijn, maar er is geen wettelijke regeling die dit verbiedt.
Er is inderdaad onder de huidige wetgeving geen leeftijdsgrens gesteld aan het kopen van paddo’s. De leden van de VLOS, en voor zover mij bekend ook de overige smartshops, hanteren vrijwillig een leeftijdsgrens van 18 jaar.
Een logische beleidskeuze zou naar de mening van deze leden zijn om een wettelijke leeftijdgrens voor het kopen van paddo’s in te stellen, zoals die ook voor bijvoorbeeld sigaretten en alcohol, geldt.
Paddo’s vallen thans onder de Warenwet. Binnen het kader van die wet is het niet mogelijk een leeftijdsgrens te stellen voor de verkoop van producten. Bij alcohol is de leeftijdsgrens neergelegd in de Drank- en Horecawet, bij sigaretten in de Tabakswet.
Voorts vragen genoemde leden de minister de wet- en regelgeving uiteen te zetten die regelt aan welke eisen de voorlichting van smartshops bij de verkoop van paddo’s momenteel dient te voldoen.
De verkoop van paddenstoelen valt onder het regime van de Warenwet, waardoor voldaan moet worden aan alle regels van levensmiddelen (o.a. etikettering). Daarnaast geldt er geen specifieke wet- en regelgeving voor de smartshops. Op lokaal niveau worden er wel afspraken gemaakt tussen smartshops en gemeenten, maar daaraan ligt geen wettelijke verplichting ten grondslag.
Deelt de minister de mening van deze leden dat deze eisen nog een stuk kunnen worden aangescherpt?
De keuze is gevallen op een verbod op de verkoop van verse paddo’s en niet op betere voorlichting.
Naar de mening van deze leden zou deze voorlichting(-seisen) ook beter kunnen worden toegespitst op toeristen.
Is het waar dat niet elke soort paddo even sterke effecten heeft en dus niet allemaal even schadelijk zijn?
De effecten van de verschillende soorten paddo’s kunnen inderdaad verschillen. Daarbij gaat het echter niet alleen om de effecten van de paddenstoel, maar ook om de gebruikershoeveelheid. Als een bepaalde soort bijvoorbeeld minder psilocine bevat dan gemiddeld, dan kun je er meer van eten en heb je toch hetzelfde effect. De sterkte van het effect is dus niet zo relevant.
Op welke wijze heeft de minister hier rekening mee gehouden bij het opstellen van artikel II?
Gelet op bovengenoemde redenering, ben ik uitgegaan van het feit dat bepaalde soorten psilocine of psilocybine bevatten (of waarvan wordt aangenomen dat ze deze stof bevatten) en dat bepaalde soorten van nature muscimol en iboteenzuur bevatten. Op basis daarvan heb ik ze op lijst II van de Opiumwet geplaatst. Het effect per soort vind ik minder relevant, aangezien je dit kunt compenseren door de gebruikershoeveelheid.
Deelt de minister de mening van de leden van de D66-fractie dat de hoeveelheid werkzame stof in paddo’s – in verregaande mate – bepalend is voor het effect van paddo’s?
De effecten van paddenstoelen zijn inderdaad in belangrijke mate afhankelijk van de dosering, maar ook van de individuele reactie op en de gevoeligheid voor psilocybine, van voorafgaande ervaringen en de setting waarin drugs gebruikt worden.
Deelt de minister de mening dat dit steekproefsgewijs kan worden vastgesteld?
Nee.
Wat is de foutmarge hierbij?
Na onderzoek in een laboratorium kan nauwkeurig worden vastgesteld hoeveel werkzame stoffen er in een paddenstoel zitten. Dit kan echter per paddenstoel verschillen. Het betreft hier een natuurproduct dat, afhankelijk van verschillende factoren, meer of minder van deze stoffen kan bevatten. Een en ander wordt bevestigd door de ervaring van gebruikers, waarbij wordt aangegeven dat iedere trip anders is. Dat maakt het gebruik van paddo’s juist zo onvoorspelbaar, hetgeen kan leiden tot risicovol gedrag.
Hoe verhoudt deze foutmarge zich tot het vaststellen van het alcoholpercentage in alcoholhoudende dranken?
Dat weet ik niet.
Kan de minister toelichten hoe hij de werkwijze van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) beoordeelt waarmee deze de hoeveelheid in paddo’s in haar rapport bepaald heeft?
De Voedsel en Waren Autoriteit beschikt over een goede methode om het gehalte van de werkzame stoffen psilocine en psilocybine in monsters verse en gedroogde paddenstoelen te meten.
Genoemde leden stellen deze vragen omdat zij niet overtuigd zijn van het feit dat de minister zich er van vergewist heeft dat een maatregel die beoogt de hoeveelheid werkzame stof in paddo’s te maximeren (zoals die maximumgrens ook bij alcohol gesteld is) het door hem gewenste effect zou kunnen sorteren. Kan de minister op deze twijfel ingaan?
Technisch zou het wellicht mogelijk zijn om maximum gehaltes te stellen aan gedroogde en verse paddo’s. Het is echter maar zeer de vraag of incidenten hiermee kunnen worden voorkomen: men kan immers gemakkelijk een dubbele dosis gebruiken, gebruiken in combinatie met andere middelen, etc.
Kan de minister toelichten waarom hij er niet voor heeft gekozen om het plan van Cohen om een bedenktijd in te voeren heeft omarmd?
In mijn brief van 19 oktober 2007 heb ik schriftelijk en tijdens het drugsdebat van 6 maart 2008 mondeling toegelicht dat ik dit plan onvoldoende vind om incidenten te voorkomen.
De leden van de D66-fractie stellen voorts graag enkele vragen over het beleid ten aanzien van paddo’s in andere landen. Kan de minister aangeven welk beleid andere Europese landen ten aanzien van paddo’s hebben?
In de meeste Europese landen is er sprake van een verbod op de teelt en op het aanwezig hebben van paddo’s. Dit verbod is gebaseerd op het feit dat paddo’s de werkzame stof psilocine of psilocybine bevatten, of de paddo’s zijn specifiek opgenomen in de voor die landen geldende wetgeving ten aanzien van illegale drugs.
Kan de minister toelichten of de risico’s voor de volksgezondheid per saldo kleiner of groter zijn in landen met een verbod?
De risico’s voor de volksgezondheid worden kleiner wanneer er sprake is van een verbod. Door het verbieden van de teelt, de verkoop en het aanwezig hebben van paddo’s is de verwachting dat er straks minder mensen zullen zijn die paddo’s gaan gebruiken, zodat per saldo het daarmee samenhangende risico wordt teruggedrongen.
Kan daarbij bovendien worden aangeven welke effecten andere landen hebben gedocumenteerd ten gevolge van een paddoverbod?
In het Verenigd Koninkrijk is onderzoek gedaan naar de eventuele gevolgen van het in 2005 geïntroduceerde verbod op paddo’s. Er was een verschuiving te zien naar legale alternatieven, te weten de paddenstoelen die van nature muscimol en iboteenzuur bevatten, zoals de amanita muscaria en de amanita pantherina.
Deze paddenstoelen zijn giftiger dan de soorten die psilocine of psilocybine bevatten en kunnen leiden tot fatale vergiftiging. Op basis van dit onderzoek heeft het kabinet besloten deze twee soorten ook op lijst II te plaatsen.
Deze leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat het paddoverbod mede lijkt ingegeven doordat in ons omringende landen paddo’s verboden zijn. Kan de minister aangeven of er in die landen nog paddo’s gebruikt worden en zo ja, hoe zich aard en omvang van het gebruik en eventuele incidenten aldaar zich verhouden tot die in Nederland?
Uit rapportages van de EMCDDA is gebleken dat er incidenten voorkomen in landen waar een verbod voor paddo’s geldt, en dat dit aantal beperkt is tot enkele incidenten per jaar.
Tot slot stellen de leden van de D66-fractie graag nog enkele korte afrondende vragen. Deelt de minister de mening dat de «onvoorspelbare reacties» die naar de mening van de minister kunnen intreden bij het gebruiken van paddo’s zich ook bij diverse andere middelen en activiteiten kunnen voordoen?
Ja, dat kan ook bij andere hallucinogene middelen zoals LSD.
Welke voornemens heeft de minister hieromtrent?
LSD valt al onder de Opiumwet. Ik heb op dit moment geen voornemens om andere middelen te verbieden.
Welk effect verwacht de minister van zijn voorstel op de zoektocht van jongeren en jongvolwassenen naar bewustzijnverruiming?
Daar kan ik geen uitspraak of voorspellingen over doen.
Welke effect verwacht de minister van zijn voorstel op de vraag naar paddo’s in het algemeen?
Ik verwacht dat de vraag naar paddo’s afneemt.
Welke andere hallucinogene planten zijn er in Nederland die (nog) niet verboden zijn?
Er komen planten voor in Nederland die hallucinogene werking hebben. Het betreft hier verschillende soorten. In veel gevallen kan het gebruik hiervan ongewenste neveneffecten hebben. Het kan leiden tot een «bad trip» of zelfs tot vergiftiging.
Ik ben niet voornemens specifieke voorbeelden te noemen van dergelijke planten, omdat dit mensen op verkeerde ideeën zou kunnen brengen. Het doel is juist om dergelijke situaties te voorkomen.
Hoe beoordeelt de minister de risico’s die daarmee verbonden zijn?
De risico’s schat ik laag in, omdat het geen planten betreft, die als hallucinogeen in een bepaald verkoopkanaal worden aangeboden.
Waarom heeft de minister ervoor gekozen die planten niet onder de werking van de Opiumwet te brengen?
Ik ben niet van plan dergelijke planten op lijst II van de Opiumwet te plaatsen, tenzij blijkt dat deze planten veelvuldig als alternatief voor de paddo’s worden aangeboden, bijvoorbeeld via de smartshops. Dan zal ik mogelijk mijn standpunt hieromtrent moeten herzien.
Verwacht de minister dat het gebruik van deze planten zal toenemen?
Dat verwacht ik niet, omdat het in de meeste gevallen gaat om planten waarvan het gebruik ongewenste neveneffecten kan hebben. Het gebruik kan bij overdosering leiden tot een «bad trip» of zelfs tot vergiftiging. De verwachting is dan ook dat slechts een zeer kleine groep mensen mogelijk zal experimenteren met het gebruik van dergelijke planten.
Wat gaat de minister doen om dit tegen te gaan?
Vooralsnog niets. Mocht uit de praktijk blijken dat er sprake is van vervanging op grote schaal, dan zal ik mij beraden op eventueel te nemen maatregelen.
Deelt de minister de mening dat hij beter prioriteit zou kunnen geven aan zaken die een grotere bedreiging vormen voor de volksgezondheid dan een paddoverbod in te voeren?
Nee.
Deze leden constateren dat de minister verwacht dat de omzet van smartshops met een derde tot de helft zal afnemen.
Welk effect verwacht de minister op het aantal smartshops in Nederland?
Het is onduidelijk of er smartshops zullen verdwijnen door het verbod op de verkoop van verse paddo’s. In het verleden zijn er wel vaker substanties verboden die verkocht werden in de smartshops. Zo is bijvoorbeeld Ephedra sinds april 2004 in Nederland verboden. Dit heeft toen niet geleid tot een significante daling van het aantal smartshops in Nederland. Het is nog te vroeg om uitspraken te doen over het effect van een dergelijk verbod op het voortbestaan van de smartshops.
Hoeveel zullen de deuren moeten sluiten?
Ik vraag me af of de smartshops de deuren zullen moeten sluiten als de verkoop van verse paddo’s wordt verboden. Het is een creatieve sector, die ongetwijfeld een legaal alternatief in de markt zal zetten.
Welke negatieve neveneffecten verwacht de minister hiervan?
Vooralsnog verwacht ik geen negatieve effecten van het verbod op de verse paddo’s met betrekking tot het voortbestaan van de smartshops.
Welke verantwoordelijkheid heeft de overheid naar de mening van de minister voor deze effecten en op welke wijze zal hij aan deze verantwoordelijkheid invulling geven?
De Nederlandse overheid heeft een verantwoordelijkheid op veel gebieden, die soms conflicteren. In dergelijke gevallen moet er een keuze worden gemaakt. De keuze is bij de paddo’s gevallen op de bescherming van de volksgezondheid. De redenen die aan deze keuze ten grondslag liggen heb ik reeds uitgebreid toegelicht in mijn brief van 19 oktober 2007.
Welke precedenten zijn er waarbij het product dat de basis vormt voor een bedrijfstak wordt verboden?
De verkoop van verse paddo’s vormt niet de basis voor de desbetreffende bedrijfstak. Wel is het een belangrijk onderdeel van het huidige assortiment dat wordt aangeboden door de smartshops. In het verleden heeft eenzelfde situatie gespeeld bij de kruidenpreparaten en bij het verbod op Ephedra. Die situaties hebben toen ook niet geleid tot compensatie van geleden schade voor het betrokken bedrijfsleven.
Welk beleid heeft de overheid in die gevallen gevoerd en hoe verhouden die zich tot het onderhavige voorstel?
Het beleid dat in deze gevallen door de overheid is gevoerd is consistent met het hier gevoerde beleid.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Halsema (GL), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) en Vacature (algemeen).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GL), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Uitslag (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Smilde (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Tichelaar (PvdA), Ortega-Martijn (CU) en De Wit (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31447-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.