31 444 XV
Jaarverslag en slotwet ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2007

nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2008

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2007 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 31 444 XV, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop bij brief van 12 juni 2008 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Wit

Adjunct-griffier van de commissie,

Van de Wiel

1

Waarom werd in 2007 slechts bij 29% van de gevallen dat er door de arbeidsinspectie een WAV-boete werd opgelegd, binnen de wettelijke termijn besloten of er wel of niet een bestuurlijke boete zou worden opgelegd?

Doordat de AI in meer gevallen beboetbare overtredingen WAV aantrof dan geraamd is de termijn waarbinnen boetes opgelegd moeten worden, niet gehaald. Door verschuiven van personeel en inzet van extra capaciteit is het oplopen van een achterstand begin 2007 omgebogen naar een daling. Deze daling is doorgezet in 2008 zodanig dat op dit moment nog twee maanden nodig zullen zijn om de achterstanden volledig weg te werken. Dat de achterstand nagenoeg is weggewerkt komt ook tot uiting in het percentage afhandeling binnen de wettelijke termijn dat in mei 2008 op 67% lag. Voortvloeiend uit een ketenraming1 zijn 2 extra fte ingezet om de toekomstige verwachte instroom van boeterapporten structureel bij te kunnen houden.

2

Waarom wordt er door de regering geen relatie gelegd tussen de doelstellingen, de beoogde prestaties en het daarvoor benodigde budget? Waarom maakt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen gebruik van de VBTB-systematiek?

Het kabinet heeft met de VNG een ambitieuze doelstelling neergelegd om in de periode 2007–2011 een daling van het bijstandsvolume van 75 000 te bewerkstelligen en daarnaast 25 000 niet-uitkeringsgerechtigden aan het werk te helpen. Met de WWB hebben gemeenten de beschikking over een flexibel re-integratiebudget (W-deel) om uitstroom naar werk te realiseren. Het budget voor gemeenten is in een politiek-bestuurlijke context bepaald en wordt ter beschikking gesteld om de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten ten aanzien van de WWB mogelijk te maken. Gemeenten zijn verantwoordelijk gemaakt voor de uitvoering van de WWB en dragen ten aanzien van het uitkeringen (I-deel van de WWB) het financiële risico (de zogenaamde prikkelwerking) Het flexibele re-integratiebudget dient hen in staat te stellen ervoor te zorgen dat die risico’s beheersbaar zijn. Omdat het uitgangspunt is dat gemeenten op lokaal niveau het beste in staat zijn binnen het algemene kader van de WWB invulling te geven aan het re-integratiebeleid is er geen sprake van een directe sturingsrelatie met gemeenten. Een onderdeel van de afspraak met gemeenten betrof ook de derapportage. Dit houdt in dat er minder rapportageverplichtingen van gemeenten richting rijk worden opgesteld. De informatievoorziening vanuit gemeenten is daarmee wezenlijk verminderd.

De re-integratiebudgetten voor UWV worden, mede op basis van ramingen van het UWV, door SZW beschikbaar gesteld. In de begroting van UWV wordt een relatie gelegd tussen de doelstelling, de beoogde prestaties en het beschikbare budget van re-integratie door UWV.

In een recent aangenomen motie van Hijum roept de Tweede Kamer het kabinet op om een plan te presenteren met voorstellen voor een selectiever en vraaggerichte inzet van de re-integratiemiddelen en hierin tevens voorstellen te doen voor een adequate informatievoorziening over de effectiviteit van re-integratie aan de Tweede Kamer. Bij de uitvoering van deze motie zal specifiek aandacht worden geschonken aan de constatering van de Algemene Rekenkamer.

3

Welke verbeteracties beoogt de regering door te voeren om het financieel beheer te verbeteren?

De verbeteracties zijn erop gericht om de administratieve organisatie en de interne controle rond de financiële processen te versterken. Hiermee wordt beoogd het aantal boekingsfouten terug te dringen. Daarnaast wordt de interne informatievoorziening verbeterd door de rapportage applicatie te vervangen. Hierdoor ontstaat één platform voor de relevante management- en stuurinformatie. Hiermee wordt de tijdigheid en de betrouwbaarheid van de informatie verbeterd. Ook zijn maatregelen voorzien om de administratieve processen te vereenvoudigen. Hierdoor wordt het mogelijk het betaalgedrag van het ministerie verder te verbeteren. Tenslotte zijn er voor 2008 maatregelen genomen om pro-actief de verwachte administratieve wijzigingen binnen het ministerie als gevolg van de reorganisatie op te vangen.

4

Welke stappen worden ondernomen om de achterstanden in de bezwaarschriften Bestuurlijke boetes Wet Arbeid Vreemdelingen terug te dringen?

Er is vanaf april 2007 extra capaciteit ingezet om de achterstand weg te werken. Bij een gelijkblijvend tempo van afname van de werkvoorraad sinds deze extra inzet, zal eind 2008 de gehele achterstand zijn ingelopen. In de grafiek hieronder wordt de ontwikkeling van de werkvoorraad in beeld gebracht.

kst-31444-XV-7-1.gif

Het verloop van de teruggang wordt door de Arbeidsinspectie maandelijks gemonitord zodat tijdig eventuele extra maatregelen genomen kunnen worden. Eind maart 2008 is besloten de capaciteit voor de afhandeling van bezwaarschriften structureel uit te breiden met 15 fte. De capaciteitsberekening is gebaseerd op een ketenraming1 en is erop gericht om na het wegwerken van de achterstanden de wettelijke termijn van afhandeling te kunnen blijven halen.

5

Kan er een overzicht komen van de subsidies die zijn verstrekt als onderdeel van het in het jaarverslag genoemde bedrag van € 190 mln. op pagina 33?

(bedragen x €1 000)

ArtikelOmschrijvingVastgestelde begroting 2007Realisatie 2007Planning volgens AuditdienstRealisatie volgens Auditdienst
22Act. Arbeidsmarktbeleid19 66810 63819 66810 700
23Re-integratie27 38519 95550 71730 3541
25Arbeid en Zorg8 9108 910118
26Overlegstructuren303316303315
27Regulering van individuele arbeidsrelaties1 8431 5661 8431 565
28Pensioenbeleid32 50085 0002
29Arbeidsomstandigheden30 77326 49630 77326 522
30Inkomensbescherming met activering83135 1003 8333
33Tegemoetkoming specifieke kosten3 3973 3694
35Emancipatie7 812
97Aflopende regelingen1 0823001 082404
98Algemeen7 6744355 781110
 Totaal105 45060 537190 074162 290

1 Het verschil met de realisatie volgens het jaarverslag (30,4 versus 20,0 miljoen) is gelegen in de apparaatskosten RWI ad 6 mln. en incidentele subsidies ad 4 mln.

2 Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening

3 Regeling schuldhulpverlening

4 Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers

6

Wat beoogt de regering met de oprichting van het Subsidie Expertise Centrum? Welke transparantie kent dit op te richten instituut ten aanzien van de te verstrekken subsidies?

Binnen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt een Subsidie Expertise Centrum (SEC) ingericht, een samenwerkingsverband tussen de financiële en juridische directies, de ministeriële Auditdienst en de uitvoerende directies ter ondersteuning van de subsidieverstrekkende beleidsdirecties. Doel van het SEC is het bevorderen van de kwaliteit van het subsidiebeleid en -beheer binnen SZW.

Het SEC wordt al betrokken in de fase van voorbereiding van subsidies, zodat in die fase reeds de randvoorwaarden kunnen worden gecreëerd voor een kwalitatief goede uitvoering. Daarnaast is de binnen het SEC verenigde kennis en expertise ook beschikbaar voor vraagstukken met betrekking tot de uitvoering van bestaande subsidies.

7

Welke plannen heeft de regering ten aanzien van het verbeteren van de accountantscontroles over de rechtmatigheid van de WWB, IOAW, IOAZ en de bijstandsverlening zelfstandigen bij de gemeenten?

Met het betreffende accountantskantoor zijn afspraken gemaakt om de kwaliteit van de werkzaamheden te verbeteren. De AD zal dit jaar toetsen of de gemaakte afspraken ook zijn nagekomen. Het betreffende kantoor zal zijn controle-aanpak inzake de risico-analyse aanpassen aan de nadere richtlijnen zoals opgenomen in de Nota verwachtingen accountantscontrole 2007 en de SISA nieuwsbrief 11 van 20 december 2007. Ook in het interne kwaliteitsborgingsysteem wordt specifiek aandacht besteed, door middel van reviews, aan de kwaliteit van een aantal dossiers die onder de SISA-regeling vallen.

8

Hoe gaat de regering de problemen op het gebied van de vaststelling en de verdeling van de premies van sectorfondsen oplossen?

UWV en Belastingdienst hebben in het Ketenbureau de knelpunten inzichtelijk gemaakt. Het probleem is dat werkgevers niet altijd opgave doen van de premie conform de sector waartoe ze behoren. De oplossing hiervoor houdt in dat de fondsverdeling over 2006, 2007 en 2008 wordt herzien. De ontvangen premiebedragen zullen verdeeld worden over de verschillende sectorfondsen op basis van de met een beschikking afgegeven sectorcode (zoals opgenomen in de werkgeversadministratie), in plaats van op basis van de door de werkgever op de loonaangifte vermelde sectorcode (zoals opgenomen in de polisadministratie). Gebleken was namelijk dat in een klein deel van de ontvangen loonaangiften door werkgevers fouten waren geslopen in de aangegeven sectorinformatie, overigens zonder invloed voor de totale geïnde premiegelden. Daarnaast gaat de Belastingdienst in de loop van 2009 met een nieuw informatiesysteem voor de verantwoording van de premies werken.

9

Is de regering van plan ook indicatoren als leeftijd en afkomst te gebruiken om beleidsinformatie overzichtelijker te maken? Bijvoorbeeld voor een vergelijking van de premie-inkomsten van werknemers onder en boven de 55 jaar.

Bij de introductie van nieuwe indicatoren wordt altijd bezien of een nadere specificatie van de indicator naar doelgroepen relevant is. Het doel van het beleid is bepalend voor de onderverdeling die eventueel wordt gegeven. De artikelen in het jaarverslag kennen dan ook diverse soorten onderverdelingen. Enkele voorbeelden:

• In artikel 21 wordt onderscheid gemaakt naar actieven/inactieven en inkomensniveaus met/zonder kinderen;

• In artikel 27 worden beloningsverschillen onderverdeeld naar mannen/vrouwen en overheid/bedrijfsleven;

• In artikel 32 wordt het volume AOW uitgesplitst naar leefvorm.

10

Wanneer zal er duidelijkheid komen over de bestedingen van de re-integratiebudgetten? Waarom is er tot op heden geen gedetailleerde uitwerking van deze bestedingen uitgebracht?

Over de besteding van de budgetten wordt op verschillende momenten aan de Tweede Kamer gerapporteerd. Naast de gegevens opgenomen in het jaarverslag en de begroting van SZW wordt via de kwartaalberichten arbeidsmarkt, de rapportages «WWB in cijfers» informatie over de resultaten van re-integratie aan de Tweede Kamer aangeboden. Tevens verantwoordt UWV zich in haar kwartaalrapportages en jaarverslag over de besteding van de re-integratiemiddelen en hoe zich deze besteding verhoudt tot de ramingen in de begroting. Meer inzicht in gedetailleerde informatie over aantallen trajecten, uitgesplitst naar type traject, leeftijd en geslacht wordt via de website van UWV gegeven.

In verband met de bij de invoering van de WWB afgesproken derapportage heeft SZW geen structureel gedetailleerd inzicht in de besteding van de middelen W-deel WWB. Er is in dat kader alleen bekend hoeveel geld er door gemeenten in het kader van de re-integratiemiddelen is uitgegeven. Incidenteel wordt via extern onderzoek de inzet van het budget door gemeenten in beeld gebracht. In een bijlage bij de Divosamonitor 2007 wordt over het jaar 2006 een raming gegeven van de besteding van het W-deel van de WWB. Daarmee kan bij benadering een beeld worden gegeven van de inzet van het budget.

Tabel 21a BESTEDING W-BUDGET NA WEGING MET HET UITGEGEVEN BUDGET (na nadere analyse)

 Respondenten (n= 76)Extrapolatie naar Nederland (op basis van totale uitgaven W-budget 2006 (€ 1 571 122.918)
Oude regelingen WIW-ID47,3%€ 742 545 885
Loonkostensubsisidies6,6%104 262 419
Scholingssubsidies3,6%56 891 974
Combinatie Loonkosten- en scholingssubsidies3,7%57 355 277
WorkFirst5,5%86 042 260
Schuldhulpverlening0,9%14 069 343
Begeleidingstrajecten (zonder loonkosten)15,4%241 683 834
Persoonsgebonden reïntegratietraject1,2%19 296 877
Inburgering1,8%27 684 559
Zorgtrajecten4,0%63 306 944
Verkleining wachtlijst Wsw1,2%18 151 580
Anders8,9%139 831 966

11

Gaat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door geen gebruik te maken van de VBTB-systematiek willens en wetens in tegen de wettelijke regelgeving die transparante verantwoording vereist?

Uit het rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat het absolute niveau van de beleidsinformatie (comply en explain) op elk van de drie onderdelen (doelstellingen, prestaties en middelen) hoog is (blz. 40 ARK-rapport). Tevens blijkt uit de figuur op blz. 40 dat het VBTB-gehalte van het jaarverslag 2007 beter is dan in het jaarverslag 2006.

Desondanks zijn er wel verbeteringen mogelijk. Daarop doelt de Algemene Rekenkamer in zijn kritiek op de onderbouwing van de hoogte van de re-integratiebudgetten. Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.

12

Hoeveel personen hebben er in 2007 een re-integratietraject gevolgd?

Voor gemeenten is nog geen totaalbeeld te geven voor geheel 2007. Uit de Statistiek Re-integratie Gemeenten voor het eerste halfjaar van 2007 blijkt dat bij gemeenten circa 275 800 personen (WWB gerechtigden en NUG) een re-integratietraject hebben gevolgd. Inzicht in het aantal gestarte trajecten voor de tweede helft van 2007 komt pas op 31 juli 2008 beschikbaar. In de begroting 2009 wordt het totaalbeeld geschetst.

Voor de groep Arbeidsgehandicapten zijn er circa 82 600 personen die in 2007 een re-integratietraject gevolgd hebben. Voor de WW groep hebben circa 90 300 personen een re-integratietrajecten gevolgd. Het betreft zowel trajecten die aan resultaatfinanciering onderhevig zijn als scholingstrajecten en (korte) modules.

De gepresenteerde aantallen hebben betrekking op in 2007 gestarte re-integratietrajecten en re-integratietrajecten die voor 2007 gestart zijn en in 2007 doorlopen.

13

Waarom worden de overschotten van de gemeentelijke re-integratiebudgetten niet teruggestort naar het Rijk? Wat is de ontwikkeling van deze overschotten? Worden ze groter of kleiner?

In de WWB is bepaald dat gemeenten een deel van het flexibele re-integratiebudget tot een maximum van 75% van het voor dat jaar toegekende budget via de zogenaamde meeneemregeling naar het volgende jaar mogen doorschuiven. Reden daarvoor was dat re-integratietrajecten soms over de jaargrens heen schoven en gemeenten geen budgettair risico wilden lopen.

Gemeenten hebben van deze regeling gebruik gemaakt. Gemeenten hebben sinds de introductie van de WWB per jaar gemiddeld ca € 1,4 mld uitgegeven aan re-integratie-activiteiten. De uitgaven van gemeenten blijven daarbij tot nu steeds achter bij de door SZW verstrekte budgetten. Het bedrag dat via de meeneemregeling meegaat naar het volgende jaar loopt gestaag op. Een deel van de gemeenten houdt meer re-integratiemiddelen over dan de maximaal mee te nemen 75%. Deze middelen vloeien terug naar SZW. Onderstaande tabel geeft inzicht in de budgettaire ontwikkelingen van de meeneemregeling over de jaren 2004–2006.

Definitieve cijfers voor 2007 zijn nog niet bekend, maar eerste cijfers wijzen uit dat het budget dat zal worden overgeheveld naar 2008 verder zal groeien met een bedrag van circa 100 mln euro.

De spreiding tussen gemeenten is groot. Er zijn ruim 170 gemeenten die meer uitgeven dan hun jaarbudget. Daar staat een groot aantal gemeenten tegenover die nog steeds ten opzichte van hun jaarbudget geld over houden.

Tabel: Verschil beschikbaar en uitgaven re-integratie gemeenten (WWB) 2004–2006 (x € 1 mln)

 200420052006
1. Overgeheveld budget uit voorafgaand jaar234363592
2. Verschil jaarbudget en uitgaven (1–4)128249209
3. Niet bestede middelen incl.overgeheveld budget363612*801*

* Een deel van deze middelen vloeit in verband met overschrijden van de meeneemregeling terug naar SZW

Bron: SZW

14

Er wordt wel gezegd: de kennis zit bij het UWV en het geld bij de gemeente. Zijn er plannen om dit gelijk te trekken of op enige manier de kennis en het geld effectiever in te zetten?

De budgetten van UWV en gemeenten verschillen in omvang. Het verschil vloeit voort uit verschillen in de taakontwikkeling enverantwoordelijkheden. Gemeenten dragen een belangrijk deel van het financiële risico: door het W-deel van de WWB in te zetten, zijn middelen beschikbaar om het financiële risico op het I-deel te beperken. Gemeenten hebben daarbij zelf de verantwoordelijkheid voor de inzet van de re-integratiemiddelen en leggen daarover verantwoording af aan hun eigen gemeenteraad.

De Tweede Kamer heeft een op het VAO re-integratie van 10 april 2008 ingebracht motie van Hijum aangenomen. Deze motie roept het kabinet op om een plan te presenteren met voorstellen voor een selectiever en vraaggerichte inzet van de re-integratiemiddelen en hierin tevens voorstellen te doen voor een adequate informatievoorziening over de effectiviteit van re-integratie aan de Tweede Kamer. Momenteel wordt gewerkt aan de inrichting van 100 Locaties Werk en Inkomen (LWI’s). In deze LWI’s gaan gemeenten en UWV/CWI samenwerken in het re-integreren van cliënten. Door de vorming van LWI’s en de samenwerking hebben gemeenten en UWV/CWI meer mogelijkheden om van elkaars kennis en expertise gebruik te maken. In het bij de motie van Hijum gevraagde plan van aanpak wordt ingaan op de wijze waarop gemeenten en UWV de middelen effectiever kunnen inzetten.

15

Zijn de «duurdere» instrumenten die de gemeenten inzetten bij de re-integratieprocessen ook aantoonbaar effectiever dan de minder kostbare instrumenten van het UWV? Waarom?

De Algemene Rekenkamer refereert in haar rapportage aan het relatief dure instrument «gesubsidieerde baan». Een substantieel deel van het flexibel re-integratiebudget wordt door gemeenten besteed aan de oude vormen van gesubsidieerde arbeid (ID-banen en WIW-dienstbetrekkingen). Onderzoek toont aan dat deze vormen van gesubsidieerde arbeid niet effectief zijn. De gemiddelde prijs in het gemeentelijke domein is relatief hoog omdat in verband met deze oude vormen van gesubsidieerde arbeid een substantieel deel van het budget besteed wordt aan een relatief kleine groep. Overigens blijkt uit de beleidsdoorlichting dat voor de re-integratiemarkt het credo «Goedkoop is duurkoop» geldt. Duurdere re-integratievoorzieningen leiden tot een hogere netto effectiviteit dan goedkopere re-integratievoorzieningen. Het gaat echter niet om de prijs alleen, maar om de samenhang van prijs, kwaliteit, omvang en inhoud van de re-integratievoorziening. De effectiviteit van re-integratie hangt af van de mate waarin de juiste re-integratievoorziening voor de juiste persoon op het juiste moment wordt ingezet.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GL), Heerts (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Uitslag (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).

XNoot
1

In de ketenraming is vanuit de ontwikkeling van de inspectiecapaciteit WAV het verwachte aantal op te leggen boetes en het daaruit voortvloeiende aantal te behandelen bezwaarschriften doorgerekend. In de raming is rekening gehouden met extra te generen inspecties en boetes vanuit de invulling van het amendement Spekman op de begroting 2008. Ook is rekening gehouden met de effecten van het openen van de grenzen voor MOE-landers op de verwachte instroom van nieuwe boeterapporten. Om hier rekening mee te kunnen houden heeft de raming in maart 2008 plaatsgevonden. Eerder waren hiervoor onvoldoende ervaringscijfers beschikbaar.

XNoot
1

In de ketenraming is vanuit de ontwikkeling van de inspectiecapaciteit WAV het verwachte aantal op te leggen boetes en het daaruit voortvloeiende aantal te behandelen bezwaarschriften doorgerekend. In de raming is rekening gehouden met extra te generen inspecties en boetes vanuit de invulling van het amendement Spekman op de begroting 2008. Ook is rekening gehouden met de effecten van het openen van de grenzen voor MOE-landers op de verwachte instroom van nieuwe boeterapporten. Om hier rekening mee te kunnen houden heeft de raming in maart 2008 plaatsgevonden. Eerder waren hiervoor onvoldoende ervaringscijfers beschikbaar.

Naar boven