31 444 XIV
Slotwet en jaarverslag van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2007

nr. 11
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 23 juni 2008

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 11 juni 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de jaarverslagen en de slotwet 2007 van het ministerie van LNV en het Diergezondheidsfonds.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Berenschot

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Woensdag 11 juni 2008

12.00 uur

De voorzitter: Schreijer-Pierik

Aanwezig zijn 6 leden, te weten:

Schreijer-Pierik, Snijder-Hazelhoff, Waalkens, Bilder, Thieme en Van der Vlies,

en mevrouw Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aan de orde is de behandeling van:

het jaarverslag 2007 van het ministerie van LNV (XIV) en het rapport van de Algemene Rekenkamer bij dit jaarverslag (31444-XIV, nrs. 3-4);

het jaarverslag 2007 van het Diergezondheidsfonds (F) en het rapport van de Algemene Rekenkamer bij dit jaarverslag (31444-F, nrs. 1-2);

de slotwet van het ministerie van LNV (31444-XIV, nrs. 1-2);

de brief van de minister van LNV van 20 mei 2008 met het jaarverslag Faunafonds (29446, nr. 58);

de brief van de minister van LNV van 22 mei 2008 met het jaarverslag en de rekening en verantwoording BBL 2007 plus verantwoording Meerstad (30099, nr. 10);

de brief van de minister van LNV van 6 juni 2008 met beantwoording van feitelijke vragen over bovengenoemde stukken.

De voorzitter:

Ik open de vergadering. Ik heet de minister en haar ambtenaren welkom. De commissie heeft besloten dat de heer Bilder namens de commissie de aftrap zal doen. De heer Waalkens heeft mij laten weten dat hij de vergadering om 13.00 uur zal verlaten.

De heerBilder(CDA)

Voorzitter. Namens alle fracties in de commissie zal ik de rapportage van de commissie voorlezen.

Het Jaarverslag 2007 van LNV maakt deel uit van een experiment waarin bij de niet-financiële resultaten slechts actief wordt gerapporteerd over de beleidsdoelstellingen uit het beleidsprogramma van het kabinet. Doel is een meer inhoudelijke focus te verkrijgen in de jaarverslagen. Zoals gebruikelijk staan drie vragen centraal. Het is een vaste riedel.

  • - Hebben wij bereikt wat wij wilden bereiken (de doelen)?

  • - Hebben wij daarvoor gedaan wat wij zouden doen (de prestaties)?

  • - Heeft het gekost wat het zou kosten (de middelen)?

De eerste van deze drie vragen is regelmatig niet beantwoordbaar, omdat niet helder is wat men wilde bereiken. De doelstellingen waren niet of onduidelijk geformuleerd, de causaliteit tussen doelstellingen en resultaten is niet vast te stellen of de tijdshorizon van de doelstellingen ligt voorbij 2007. Daarom zijn de beleidsprestaties centraal gesteld.

In het Jaarverslag 2007 wordt op een adequate wijze invulling gegeven aan het experiment. In het beleidsverslag wordt, zoals afgesproken, ingegaan op beleidsdoelstellingen uit het beleidsprogramma van het kabinet die relevant zijn voor het beleidsterrein van LNV en daarnaast overigens ook op enkele aanvullende LNV-prioriteiten uit 2007.

De informatie die daarbij wordt gepresenteerd om inzicht te geven in de bereikte resultaten is uitgebreider dan in voorafgaande jaren, wat ook in lijn is met de gemaakte afspraken over de experimentele jaarverslagen. Per beleidsdoelstelling uit het beleidsprogramma van het kabinet worden de beleidsconclusies en de consequenties gepresenteerd.

In de artikelsgewijze verantwoording wordt ingegaan op de financiële realisaties. Daarmee is uitvoering gegeven aan de motie-Vendrik.

Een positieve beoordeling van de manier waarop door het ministerie van LNV aan het experimentele jaarverslag vorm is gegeven is op haar plaats. Dat geldt ook voor de overzichtstabel van de kabinetsdoelstelling in relatie tot de begrotingsartikelen. Er is ook een aantal kritische kanttekeningen te maken.

De eerste is dat de afrekenbaarheid van de doelstellingen onvoldoende is, omdat in het jaarverslag relevante doelstellingen van het kabinet als uitgangspunt zijn opgenomen. De begroting 2007 ging uiteraard niet over deze doelstellingen. Het probleem is ook dat de relevante doelstellingen uit het beleidsprogramma van het kabinet niet toetsbaar zijn in het jaarverslag. Voor 2007 is dit te verklaren doordat het een overgangsjaar is. Voor de aankomende begrotingen en jaarverslagen moeten de doelstellingen uit het beleidsprogramma wel toetsbaar worden doorvertaald. Graag krijgen wij een toezegging hierover van de minister.

Wil de minister in de begroting 2009 de voor LNV relevante beleidsdoelstellingen uit het beleidsprogramma nader vertalen? Dat wil zeggen, wil zij concreet aangeven wat haar bijdrage aan de verschillende doelstellingen precies zal zijn, uitgewerkt in nadrukkelijk toetsbare doelstellingen – wat, hoeveel en wanneer? – met duidelijke prestatie-indicatoren? Wat vindt de minister in dezen van de opmerkingen die de Algemene Rekenkamer heeft gemaakt over de meetbaarheid van de prestatiedoelstellingen in de begroting 2008 en de algemene opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de afrekenbaarheid van het beleidsprogramma van het kabinet, zoals verwoord in het rapport Staat van de beleidsinformatie 2008?

Het vorig jaar heeft de minister in het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag 2006 aangegeven te streven naar het voorzien van alle beleidsdoelstellingen van effectindicatoren. Wij vinden daar in het Jaarverslag 2007 bijna niets van terug. Hoe denkt de minister haar toezegging van vorig jaar na te komen? Waarom zien wij van dit streven niets terug in het Jaarverslag 2007? Kan de minister toezeggen dat dit in de begroting 2009 en het Jaarverslag 2008 wel het geval zal zijn?

De Algemene Rekenkamer heeft gekeken naar de bruikbaarheid van de indicator percentage naleving bestaande dierenwelzijnsnormen. Zij heeft geconstateerd dat LNV niet beschikt over betrouwbare meetinstrumenten voor deze doelstelling. De relatie tussen de oude doelstelling, 70% naleving van welzijnsnormen, en de nieuwe doelstelling, 5% integraal diervriendelijke stallen, is onduidelijk. Hoe beoordeelt de minister de constatering van de Algemene Rekenkamer dat het ministerie van LNV niet beschikt over een betrouwbaar meetinstrument voor de indicatie percentage naleving bestaande dierenwelzijnsnormen? Wat zegt dit over de wijze waarop de minister over het behalen van deze doelstelling verantwoording aflegt? Hoe verhoudt zich de nieuwe doelstelling, 5% integraal diervriendelijke stallen, tot de oude doelstelling voor dierenwelzijn?

Een ander punt van kritiek is nog dat de beleidsdoelstellingen soms blijven hangen in een samenvatting en/of weinig concreet zijn. Opvallend is dat beleidsconclusies soms vooral bestaan uit een samenvatting of constatering en maar weinig concreet zijn. Het zou beter zijn als de minister na het doen van een constatering ook haar oordeel gaf en tevens aangaf wat zij gaat doen, vooral bij tegenvallende resultaten.

Over rechtmatigheid en bedrijfsvoering constateert de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de rechtmatigheid een verbetering. Dat is een goede zaak, een compliment waard. In de bedrijfsvoering constateert de Algemene Rekenkamer twee hardnekkige onvolkomenheden. De eerste is de departementale begrotingsadministratie en de tweede het beheer van de programma-uitgaven. De rapporteur van het Jaarverslag 2006 herinnerde de minister van LNV het vorig jaar in het wetgevingsoverleg aan de toezegging die haar voorganger aan de Tweede Kamer had gedaan, om een onvolkomenheid in de bedrijfsvoering, in het jaar X ontstaan, binnen twee jaar op te lossen. De huidige minister heeft deze toezegging van haar voorganger impliciet overgenomen in het wetgevingsoverleg van vorig jaar. Toch is dit jaar voor het vierde jaar op rij sprake van onvolkomenheden in het subsidiebeheer. Het gaat om een omvang van 162 mln. Hoe verhoudt de toezegging van de minister van vorig jaar, dat zij de onvolkomenheden in de bedrijfsvoering binnen twee jaar zal oplossen, zich tot de onvolkomenheid bij het subsidiebeheer die de Algemene Rekenkamer voor het vierde jaar op rij constateert? Wat is het effect van deze onvolkomenheid voor het beleid? Welke consequenties trekt de minister hieruit? Kan de minister de garantie geven dat tekortkomingen in het subsidiebeheer in 2008 daadwerkelijk worden opgelost? Hoe komt het dat in 2007 opnieuw, net als in 2005, onvolkomenheden in de departementale begrotingsadministratie zijn aangetroffen? Waarom was dit in 2006 niet het geval en in 2007 weer wel? Merkt de Algemene Rekenkamer terecht op dat de minister haar toezeggingen inzake een tijdelijke maatregel voor het oplossen van deze onvolkomenheden in 2007 niet is nagekomen? Welke garantie kan de minister geven dat in 2008 de onvolkomenheden in de departementale begrotingsadministratie worden opgelost?

De voorzitter:

De heer Bilder heeft gesproken namens de hele commissie. Nu geef ik hem het woord namens de CDA-fractie.

De heerBilder(VDA)

Voorzitter. De waarde van de agrarische productie nam in 2007 in totaliteit met ongeveer 3,5% toe tot bijna 23 mld. Kortom, de landbouw is een waardevolle, belangrijke sector. De ontwikkelingen in de richting van een duurzame landbouw zijn meer en meer in overeenstemming met de wensen van de samenleving. Op het terrein van innovatie is een pas op de plaats te bespeuren, mede door onzekerheid op economisch en beleidsmatig vlak, waardoor ondernemers terughoudend worden.

De eerste stap is gezet. Wij dienen de winst op milieugebied, het vlak van dierenwelzijn, van administratieve lastenverlichting en van groene stages vast te houden. Het ministerie van LNV is in 2007 voortvarend aan de slag gegaan met het opstellen en vervolmaken van de dierengezondheids- en welzijnsagenda. Via de weg van het maatschappelijk debat, samen met het bedrijfsleven, dierenbeschermers en allerlei andere beleidssectoren, kortom de mensen van de verschillende vloeren, is het traject doorlopen. Betrokkenheid en medeverantwoordelijkheid zijn het resultaat. Wat ons betreft chapeau, zowel voor de sector als voor het ministerie!

Vanzelfsprekend hebben wij aandacht voor de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden, maar ook dient opgemerkt te worden dat de maatregel genomen door het ministerie van LNV zijn vruchten afwerpt. Dit jaar zijn er slechts twee onvolkomenheden die aandacht behoeven. Daarbij hoort de al eerder genoemde departementale begrotingsadministratie. De Algemene Rekenkamer constateert dat er sprake zou zijn van een onvoldoende beheerst administratief totstandkomingsproces. De minister reageert dat veel energie gestoken is in het ontwikkelen en implementeren van instrumenten. Kan de minister aangeven welke inspanningen zijn gepleegd ten aanzien van de procesaanpak?

Voor het beheer van de programma-uitgaven heeft de Algemene Rekenkamer een aantal aanbevelingen gedaan, over de tijdigheid van verplichtingen, de kwaliteit van voorwaarden, een kritische beoordeling, voorschotbetalingen en kwaliteit van dossiervorming. Hoe gaat de minister hiermee verder?

Verder stipt de Algemene Rekenkamer nog aan dat zowel bij het ILG (Investeringsbudget Landelijk Gebied) als bij de Europese fondsen dezelfde problematiek speelt. Ook het up to date maken van ICT-systemen zorgde in 2007 voor veel problemen. Dit zijn basisvragen van niveau, zullen wij maar zeggen. Zou het de minister helpen als de beleidsdoelstellingen meer"smart" werden geformuleerd? Zo ja, kan het "smart"-principe ook worden losgelaten op de diverse activiteiten en de instrumenten die de minister heeft ontwikkeld en geïmplementeerd om de problemen op te lossen?

Door het niet tijdig zijn van de informatie heeft de goedkeuring die de Europese Commissie op 30 april 2008 had moeten verlenen aan de rekeningen over 2007 voor de dienstregelingen nog niet plaatsgevonden. De minister geeft in de beantwoording van de feitelijke vragen aan dat zij verwacht dat dit najaar de goedkeuring wel zal komen. Er volgt nog een rapport. Kan de minister aangeven welke effecten dat heeft voor de agrarische ondernemers in ons land, mede gezien de problemen met de uitbetaling van de bedrijfstoeslagen in het afgelopen jaar?

Het valt de fractie van het CDA op dat de aandacht voor verdere vermindering van administratieve lasten verslapt. De eerste, gemakkelijkste, hobbel is genomen. Het wordt nu lastiger. De fractie van het CDA hecht er echter aan dat het afbouwen van onnodige regelgeving een blijvend aandachtspunt is. Ook moet absoluut duidelijk zijn welke kosten en baten nieuwe regels met zich brengen, alvorens deze worden doorgevoerd. Een mooi voorbeeld daarvan is het kentekenbewijs voor trekkers. De winst voor de verkeersveiligheid woog uiteindelijk niet op tegen de financiële en administratieve lasten. Hoe denkt de minister de administratieve lasten voor de agrarische ondernemers verder te verminderen?

Naast deze algemene zaken stelt de fractie van het CDA nog een drietal specifieke punten aan de orde. Het eerste is de voortgang rond de Greenportmotie. Deze motie is uitgevoerd. Voor de herstructurering van de greenports Zuid-Hollands glasdistrict, Boskoop, Duin- en Bollenstreek en Venlo worden middelen uit het FES beschikbaar gesteld. Deze worden bij de begroting 2009 verwerkt. Technisch is het antwoord goed, maar bij het CDA wordt de vraag opgeroepen over hoeveel middelen het gaat. Hoeveel middelen worden beschikbaar gesteld?

Zowel de overwinterende als de overzomerende ganzen nemen fors in aantal toe. De evaluatie ganzenopvangbeleid laat nog op zich wachten. Het Faunafonds geeft aan dat het behoefte heeft aan een duidelijk beleid wat de ganzen betreft. Vooralsnog zijn er geen oplossingen en aanknopingspunten, noch op het vlak van het vergoedingenbeleid als van het jachtbeleid. De fractie van het CDA brengt dit punt dringend onder de aandacht van de minister, zodat naast evaluatie ook naar oplossingen wordt gezocht. Vervolgens kan bij de evaluatie aangegeven worden welke oplossingsrichtingen gewenst zijn en welk financieel kader daar bij hoort. Kan de minister deze lijn ondersteunen?

De realisatie van de taakstelling van Recreatie om de stad zal zonder extra inzet in 2013 niet worden behaald, mede doordat het rijksbudget voor de verwerving en inrichting ontoereikend is. Kan de minister aangeven welk budget wel toereikend zou zijn en in hoeverre combinaties van functies kunnen bijdragen aan een efficiënte besteding van het beschikbare budget?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Voorzitter. Ik dank de heer Bilder voor de eerste aanzetten in algemene zin. Ik wil aansluiten met een algemene opmerking. Ook wij hebben zorg over en vragen aandacht voor de betrouwbaarheid van de constateringen die het ILG aan ons moet doorgeven. Wij hadden dat voor het afgelopen jaar afgesproken. Wij gaan ervan uit dat daarover in het Jaarverslag 2008 concrete mededelingen zullen worden gedaan. Wij vinden dat wij de vinger aan de pols moeten kunnen houden. Die waarschuwing geeft de Algemene Rekenkamer.

Na deze algemene opmerking maak ik nog snel een viertal opmerkingen. Het laatste punt van de CDA-fractie betrof de realisering van groen in en om de stad. Zo hadden wij het steeds in beeld. Wij wilden wat realiseren. Dat het voldoende zijn van het budget de aandacht van de minister heeft klinkt mooi, maar wat betekent dat nu voor de verwerving? Kan dat beleidsmatig inhouden dat er koppelingen worden gemaakt? Kan het stapelen van een aantal functies een rol spelen? Is er een extra budget? De heer Bilder stelde deze vragen ook. Wat verwachten wij van groen om de stad? Willen wij daar echt natuurwaarden of gaat het vooral om gevoelsmatig groen? In natuur en groen zijn gradaties te onderscheiden. Kiezen voor hoge natuurwaarden scheelt nogal wat in het kostenplaatje.

Mijn fractie zou graag wat meer inzicht hebben in de lasten van Natura 2000. De minister geeft in antwoord op een aantal vragen aan dat de Dienst Landelijk Gebied (DLG) een budget van 1,2 mln. krijgt. Vervolgens geeft zij aan dat DLG dat geld krijgt om een beheerplan te maken. Ik ga er even vanuit dat dit er komt voor de gebieden waarvoor zij het voortouw heeft. De provincies krijgen een ander budget. Dat staat ook zo omschreven. Zij krijgen een budget van 15 mln. De minister geeft aan dat er een totaal budget is van 37 mln., om het hele Natura 2000 te implementeren. Er is dan ongeveer nog 20 mln. over. Dat is nu al in het ILG opgenomen. Het is aan de provincies doorgegeven. Waar gaat dat bedrag aan op? De minister vermeldt dan ook nog implementatiekosten, want alle bedragen zijn exclusief implementatiekosten. Voor ons is de vraag wat die kosten nog inhouden. Zit een deel daarvan al in het Jaarverslag 2007 of krijgen wij dat straks voor onze kiezen? Dit is voor ons niet helder.

Tot nu toe heeft nog maar een achttal grote commerciële bedrijven gebruikgemaakt van het vaccinatieprogramma tegen vogelgriep. De drempel waar men over moet om mee te doen is eigenlijk veel te hoog. Wij hebben daar vanaf het begin tegen gewaarschuwd. Moeten wij niet iets anders bedenken voor 2008 c.q. 2009? De afzetmogelijkheden spelen natuurlijk een grote rol.

Het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) en DLG kopen gronden op, voor een groot deel om ze in te zetten als ruilgronden voor de ecologische hoofdstructuur en voor recreatie in en om de stad. Een duidelijke constatering is dat twee derde binnen de begrensde gebieden wordt aangekocht. In een gebied waarin een claim ligt voor de ecologische hoofdstructuur kan een claim erbij komen van DLG. Zo ontstaat een geweldige druk op de regionale en lokale grondmarkt. Is dat nu wel verstandig? Moet niet veel beter nagegaan worden waar bedrijven in de toekomst heen willen verhuizen? Het is heel goed mogelijk dat zij niet in dezelfde regio willen blijven. Wij denken dat de gevolgen voor de lokale en de regionale grondmarkt veel te groot zijn als beide claims in hetzelfde gebied worden uitgeoefend.

De heerWaalkens(PvdA)

Voorzitter. Ook ik dank de rapporteur voor het bredere verhaal. Hij heeft zijn opmerkingen ook gemaakt mede namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

Ik wil LNV complimenteren met de positie die het steeds heeft bij het aangaan van experimenten. Bij de baten-lastenoperatie stond het aan de spits. Bij de jaarverslagen wordt nu meer gefocust op de beleidsvorming, zodat de politieke aspecten aan de orde komen. Wij zijn erkentelijk voor de technische briefing die wij hebben gehad over de inrichting van het jaarverslag en de keuzen die zijn gemaakt uit 73 prioriteiten.

Voor het kabinet is het project Schoon en zuinig een actiepunt met ambitieuze doelstellingen. Wij hebben een vraag gesteld over het aandeel van LNV in het project. Daar is ook wel een antwoord op gekomen, maar het is toch nog niet duidelijk. Wij binden alle departementen aan Schoon en zuinig. Wij denken dat dan met recht en misschien ook met trots het aandeel van het departement van LNV kan worden gepresenteerd, zodat wij dat kunnen afwegen tegen de inspanningen van andere departementen.

Ik heb vervolgens drie aandachtspunten, te beginnen met de naleving van de dierenwelzijnsnormen en het toezicht van de AID op dit punt. Is er voldoende capaciteit beschikbaar voor toezicht en controle om de naleving, waarbij wordt gestreefd naar 80%, te controleren? Dat wordt gezien als een ambitieuze doelstelling, maar eigenlijk is 100% pas ambitieus. Maar goed, iedere regels heeft zo zijn ontduikers. Is er echter voldoende capaciteit om toezicht, controle en handhaving in dat mandje sluitend te krijgen? Er is immers nogal wat discussie over de naleving van CITES. Of moeten wij rekening houden met een andere inrichting van de begroting?

Wij hebben met plezier voor 2007 een amendement ingediend om 5 mln. extra beschikbaar te stellen voor het soortenbeleid. Wij hebben gesteld dat er een structurele voorziening moet komen om het soortenbeleid te voorzien van een budget. Voor de begroting 2008 hebben wij opnieuw een amendement moeten indienen. Wat hebben de inspanningen nu opgeleverd? De onzekerheid in het veld vanwege het niet structureel beschikbaar zijn van een budget is fnuikend voor het soortenbeleid.

Dat geldt ook voor het weidevogelbeleid. Door middel van een amendement-Waalkens is 6 mln. extra ter beschikking gesteld. Wij zijn blij dat daar een nieuw stelsel voor ontworpen wordt. Ik begrijp dat dit work in progress is, maar de fractie van de PvdA blijft zich committeren aan het structureel beschikbaar stellen van budgetten voor het soortenbeleid en het weidevogelbeleid.

MevrouwThieme(PvdD)

Voorzitter. Ook ik ben de rapporteur erkentelijk voor zijn verslaglegging.

Voordat ik inga op enkele specifieke punten in het jaarverslag wil ik eerst wat algemene indrukken kwijt. Het Jaarverslag 2007 illustreert het lage ambitieniveau van het kabinet op het punt van dierenwelzijn en duurzaamheid. Een minister die claimt dat het schrijven van de nota Dierenwelzijn en een Wet dieren een geboekte dierenwelzijnsprestatie is, neemt naar ons idee de doelstelling van een beter leven voor productiedieren, gezelschapsdieren en andere dieren niet echt serieus.

De Algemene Rekenkamer merkte terecht op dat veel doelstellingen niet zijn uitgewerkt in instrumenten. Het is geheel onduidelijk op welke wijze gemeten kan worden welke voortgang is bereikt wat betreft de kabinetsdoelstelling betreffende het waarborgen en verbeteren van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren. Ook met betrekking tot de naleving van de dierenwelzijnsnormen, waar de heer Waalkens het net ook over heeft gehad, zijn er geen duidelijke instrumenten. Uit de AID-rapportage blijkt dat meer dan de helft van de varkenshouders zich niet aan de wet houdt. De ambitie van 70% tot 80% is dan hoog. Daar zal flink aan moeten worden getrokken. Ik mis de vertaling van ambities in instrumenten. Ik vind dat de minister haar verantwoordelijkheden over het algemeen afschuift. Een werkelijke verbetering van het dierenwelzijn is voor dieren in Nederland een lot uit de loterij gebleven. De sector en de markt mogen vrij bepalen of en wanneer het dier het beter krijgt. Ook mogen zij zelf bepalen wat "beter" inhoudt. Immers, uit het jaarverslag blijkt ook weer dat verduurzaming en dierenwelzijn niet-gedefinieerde begrippen zijn. Waar kunnen wij de minister volgend jaar eigenlijk op afrekenen, nu zij voor het tweede jaar verzaakt om effectindicatoren en concrete resultaten te benoemen?

Ik ga nu in op enkele specifieke thema's die ook aan bod komen in het jaarverslag en op de feitelijke vragen. Ik heb mij gestoord aan de vage antwoorden van de minister. De minister zegt dat het lastig is om meetbare indicatoren te formuleren, omdat het vooral de sector is die zaken initieert. Moeten wij de minister en de sector dan maar op hun blauwe ogen geloven dat de middelen effectief en efficiënt ingezet worden voor het behalen van de kabinetsdoelstellingen? Ik maak mij daar zorgen over, gelet op de wijze waarop de minister sinds 2007 omgaat met moties van de Kamer. De minister voert vooral de moties uit die een beter dierenwelzijn op de lange termijn schuiven en dus indruisen tegen haar eigen nota. Ik noem de Kleingruppenhaltung, die toegestaan is, hoewel het een vorm is van een verrijkte kooi, die volgens mijn motie afgeschaft moest worden. Ik noem het uitstellen van de verplichting tot gebruik van rubberen kalverenmatten en het voortduren van het vriesbranden van koeien. Daartegenover zijn geen nieuwe ambities geplaatst die verder gaan dan sectorstimulansen. Diervriendelijke moties worden nog steeds niet uitgevoerd of de uitvoering wordt uitgesteld, zelfs het cameratoezicht op veemarkten, het ratificeren van het Europese verdrag ter bescherming van huisdieren en het aanpakken van de fraudegevoeligheid van het vergunningssysteem voor de handel in exoten. Het lijkt erop dat de minister zeer selectief omgaat met wat de Kamer van haar vraagt. Hoe moeten wij dat zien in de toekomst?

Dan kom ik tot de veronderstelde bereikte resultaten voor de ontwikkeling van een duurzame veehouderij. Kan de minister mij vertellen wanneer een stal integraal duurzaam en diervriendelijk is? De Algemene Rekenkamer vroeg zich dat namelijk ook af en zou voor het volgend jaar een verduidelijking van de passage willen zien. Gaat die er ook komen? Ik heb hierover al een motie ingediend.

In het jaarverslag en in de schriftelijke reactie van de minister ontbreken duidelijke mijlpalen die ons aangeven welk aandeel de duurzame veehouderij over vijftien jaar heeft. Het schrijven van een mooie toekomstdroom over een duurzame en diervriendelijke veehouderij in 2023 is natuurlijk niet zo moeilijk; het realiseren wel. Het convenant dat de minister voorstelt is een intentie die net zo gemakkelijk weer gebroken kan worden als zij is ondertekend. Bovendien blijft het initiatief weer bij de markt liggen. Waar kunnen wij de minister het volgend jaar op afrekenen, om het vertrouwen te krijgen dat al een stukje van de droom is gerealiseerd?

Het schrale LNV-budget voor dierenwelzijn is verder uitgekleed door een overheveling van € 600.000 naar de post kennis, geld dat besteed wordt aan onnodig onderzoek naar verdoofd castreren, het welzijn van circusdieren en groepshuisvesting van zeugen. Ik vind het onbegrijpelijk dat nog geld wordt ingezet voor dit soort onderzoek, terwijl uit een onlangs verschenen rapport gebleken is dat biggencastratie onnodig is, circusdieren nooit natuurlijk gedrag kunnen uiten en zeugen natuurlijk liever in groepen zitten dan alleen. Wat valt er nog te onderzoeken?

De minister geeft als reactie dat de onderzoeken op deze wijze nog in 2007 konden starten. Dat roept bij mij grote vragen op. Waarom wordt onnodig onderzoek uitgevoerd, anders dan om uitstel te bewerkstelligen in plaats van echte actie te ondernemen? Waarom maakt de post "Aandacht voor het dier" slechts 13% uit van het budget voor het totale onderzoek in de veehouderij? Ik overweeg hierover een motie in te dienen.

Ten slotte wil ik ingaan op de beleidsdoelstelling om duurzame consumptie en productie te bevorderen. De minister is trekker voor dit punt op de duurzaamheidsagenda van het kabinet. De fractie van de Partij voor de Dieren was verheugd om te zien dat het kabinet streeft naar een meer duurzame productie en consumptie van eiwitten. Maar wij juichen niet te vroeg, want het is nog onduidelijk welke ambities daaraan worden gekoppeld, welke concrete resultaten worden beoogd en hoe de prestaties inzichtelijk worden gemaakt. Is het kabinet bijvoorbeeld enthousiast als alle Nederlanders gemiddeld twee dagen minder vlees eten per week of gaat het voor een nog uitdagender ambitie? Graag krijg ik een doorkijkje wat wij mogen verwachten van de nota Voedsel en consument. In hoeverre worden daarin wel afrekenbare doelstellingen opgenomen? Ik overweeg, hierover een motie in te dienen.

70% van de productie van de veehouderij wordt geëxporteerd. De minister lijkt dat met haar marktgerichte focus over het hoofd te zien. Immers, zij ziet over het hoofd dat de Nederlandse consument door zijn aankoopgedrag slechts een zeer beperkte invloed kan uitoefenen op de sector, namelijk slechts op 30% van de sector. Hoe kijkt de minister hier tegenaan, gelet op haar marktgerichte focus?

De heerVan der Vlies(SGP)

Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag waardering uitspreken voor de wijze waarop het jaarverslag is ingericht. LNV loopt duidelijk voorop bij de jaarverslagen van de departementen en het experiment. Er wordt een link gelegd met de relevante beleidsdoelstellingen uit het beleidsprogramma van het kabinet. Het jaarverslag is adequaat en verhelderend.

Onze rapporteur heeft een prima verhaal gehouden over de stand van zaken ter zake van de prestatie- en effectindicatoren. Ik sluit mij daar graag bij aan. Ik dank hem voor de door hem geleverde bijdrage.

Separaat noem ik nog drie punten, om te beginnen het Investeringsbudget Landelijk Gebied. De Wet ILG is in 2007 in werking getreden. Zij bepaalt dat het Rijk verspreid over een periode van zeven jaar via het Nationaal Groenfonds 3,2 mld. overmaakt naar de provincies. In 2007 was dat een bedrag van 439 mln. De Algemene Rekenkamer constateert dat 264 mln. aan het fonds is onttrokken; 175 mln. dus nog niet. Dat is een behoorlijk gat. De minister geeft wel een verklaring, namelijk dat het om het eerste jaar gaat, met aanloopperikelen enzovoorts, maar de realisatie van de ehs is toch het belangrijkste onderdeel van de prestatieafspraken met de provincies. Mijn kritiek richt zich daarop, nog los van de vraag of het verwerven van landbouwgronden tegen de prijzen die toen golden en nu al helemaal relevant zijn doorgezet moet worden. Kunnen wij niet beter opteren voor beheerovereenkomsten en particulier gebruik uitbreiden om de doelstelling te halen?

Bij de behandeling van de wet heeft mijn fractie, niet als enige, de vinger gelegd bij de voorziene uitbreiding van het ambtelijk apparaat en het gevaar van verschuiving van bureaucratie naar de provincies. De onderbesteding van de 175 mln. leidt mij tot de vraag of het daar toch helaas van is gekomen. De minister zou daar toch tegen waken? Graag hoor ik op dat punt een precisering van de reactie van de minister.

De Algemene Rekenkamer zet vraagtekens bij de certificering van de jaarlijkse voortgangsrapportages. De minister stelt een accountantsprotocol op, dat zich richt op de financiële informatievoorziening. De niet-financiële informatievoorziening moet echter niet worden veronachtzaamd. De Algemene Rekenkamer legt daar de vinger bij. Twee aspecten zijn de mate van diepgang waarmee de niet-financiële informatie wordt gecontroleerd en de wijze waarop zekerheid wordt verkregen over de kwaliteit van de niet-financiële informatie. Hierop krijg ik graag een reactie, omdat de minister heeft opgemerkt dat er een spanning zit tussen de sturingsfilosofie van het ILG en de status groot project van de ehs. Een goede informatievoorziening is belangrijk.

Het ontwikkelen van innovaties en kennis is één – ik kom bij mijn tweede punt – de verspreiding ervan is twee, maar minstens zo belangrijk. Een van de instrumenten voor de verspreiding van innovaties is de demonstratieregeling. Het verbaasde mijn fractie dat in 2007 maar zeventien van de ruim honderd aanvragen waren goedgekeurd, terwijl het budget niet eens volledig benut kon worden. De minister geeft aan dat veel aanvragen niet voldeden aan de gestelde voorwaarden en doelen. Dat is natuurlijk niet te veronachtzamen, maar hoe komt dat? Welke voorwaarde is dan in de praktijk het belangrijkste struikelblok? Zijn er mogelijkheden om via betere communicatie of het bieden van een herkansing ervoor te zorgen dat aanvragen beter doordacht worden en op een betere basis worden ingediend, zodat zij wel gehonoreerd kunnen worden, als het budget toereikend is?

Mijn laatste punt is de jongeboerenregeling, die goed loopt. Iedereen die de herkomst van de jongeboerenregeling kent begrijpt mijn bijzondere belangstelling ervoor. De regeling biedt een waarborg of ondersteunt althans continuïteit op het agrarisch bedrijfsniveau. De minister geeft aan dat in 2007 43 van de 548 aanvragen moesten worden afgewezen in verband met de overschrijding van het budget. Nu heb ik ooit een toezegging gekregen van haar of haar rechtsvoorganger – dat weet ik niet meer precies – dat de aanvragen die moesten blijven liggen, gesteld dat er deugdelijke ondernemingsplannen aan ten grondslag liggen, voorrang zouden krijgen bij de volgende ronde. Mijn simpele vraag aan de minister is of zij deze toezegging gestand kan doen, uiteraard als blijkt dat het gereserveerde budget dat toelaat.

De voorzitter:

De heer Polderman van de SP en de heer Graus van de PVV hebben zich afgemeld.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

MinisterVerburg

Voorzitter. Ik dank de commissie voor de inbreng in eerste termijn. Het valt mij op dat er zowel beleidsmatig als financieel grote belangstelling is voor de behandeling van het jaarverslag van het ministerie van LNV. Dat doet mij goed, want ik denk dat dit een belangrijk instrument is. Ik ben zelf een groot voorstander van het VBTB-principe. Ik denk dat het goed is je doelstellingen en de wijze waarop die worden gerealiseerd zo scherp mogelijk in beeld te krijgen. Dat gezegd hebbend, weet de commissie uit ervaring dat dit soms lastig kan zijn. Soms is het heel moeilijk om precies beet te pakken wat je wilt bereiken. Ik geef maar een voorbeeld, uit mijn eigen begroting. Als wij als beleidsdoelstelling neerzetten dat de Nederlanders over vier jaar tevredener moeten zijn over het landschap dan zij nu zijn, weet je één ding zeker, namelijk dat het heel lastig wordt. Preciseer maar eens. Zoek maar eens naar normen en formuleringen die dat dichterbij brengen. Wij werken daar hard aan. Het is goed dat de rapporteur namens de commissie daarvoor punten heeft aangegeven. Ik heb ook andere, zeer terechte, complimenten gehoord. Die complimenten neem ik graag in ontvangst, om ze door te geven aan alle mensen op mijn departement en bij aanhangende diensten die er in het afgelopen jaar geweldig hard aan hebben gewerkt en dat nog steeds doen. Ik vind dat belangrijk. Ik zal erop blijven sturen. Het doet goed om zoiets in een behandeling in de Kamer te horen en dan te mogen doorgeven.

Ik ben blij dat de commissie voor de Rijksuitgaven positief is over de wijze waarop LNV meedoet aan het experiment. De heer Waalkens heeft gelijk als hij erop wijst dat LNV wel vaker in de voorhoede zit, bijvoorbeeld ook met de baten-lastenverslagen voor Brussel. Wij kiezen daar bewust voor, omdat wij bij de tijd en anticiperend willen inspelen op wat mogelijk en nodig is om scherp aan de wind te varen en maximale transparantie en doelmatigheid te bereiken.

Wij weten allemaal wat het doel van het experiment was: een verbetering van de begroting, van de verantwoording en van de combinatie van die twee, meer focus en politieke relevantie en minder verantwoordingslasten. Soms lijkt het alsof je meer woorden nodig hebt omdat je iets niet helemaal scherp kunt maken. Met het experiment willen wij aanscherpen en inzoomen op wat wij precies bedoelen. LNV heeft geprobeerd in het beleidsverslag helderheid te verschaffen over de LNV-bijdrage aan de realisatie van de gezamenlijke kabinetsdoelen, die zijn geformuleerd in Samen werken samen leven. De Algemene Rekenkamer was positief op dit punt. Zij stelt dat LNV inzichtelijk heeft gemaakt op welke begrotingsonderdelen het een bijdrage heeft geleverd en nog levert aan het realiseren van de kabinetsdoelen.

Er zijn natuurlijk altijd nog meer verbeteringen nodig en mogelijk. Ik beschouw de opmerkingen van de rapporteur van de commissie, de heer Bilder, als een aanmoediging. Ik zal op enkele punten ingaan.

Gevraagd wordt om een betere onderbouwing van de beleidsdoelstellingen van LNV. Ons wordt gevraagd die beleidsdoelstellingen concreet te maken, nadrukkelijk toetsbaar en met duidelijke prestatie-indicatoren. De Algemene Rekenkamer wijst daar ook op. Zij heeft het over de afrekenbaarheid van het beleidsprogramma van het kabinet. Mevrouw Stuiveling en de haren schrijven daarover in het rapport Staat van beleidsinformatie 2008. LNV werkt hard aan het formuleren van de beleidsindicatoren. Wij hebben er op dit moment zo'n 120 in de begroting 2008. Ik merk uit de vragen dat het vertrekpunt voor de commissie ligt bij de begroting 2007. Sommige leden hebben terecht gezegd dat dit in feite ook het jaar is van een eerste implementatie van het beleidsprogramma Samen werken samen leven. Ik merk toch ook dat zij vervolgens heel snel overschakelen naar vandaag en misschien wel naar de toekomst. Dat is voorstelbaar, maar heel formeel moet ik op vragen daarover het antwoord schuldig blijven, omdat het overzicht er nog niet is. Dat is werk in uitvoering, zoals de heer Waalkens zegt. Dat komt in een volgend verslag.

Voor 2008 hebben wij 120 beleidsindicatoren geformuleerd, maar de vraag is of het de juiste indicatoren zijn, of ze ook de juiste scherpte hebben, om wat wij willen bereiken in beeld te brengen en of zij afrekenbaar zijn. In de technische briefing van de Kamer eind mei is dit aan de orde geweest. Er is toen bij stil gestaan dat het om een experiment gaat dat mag groeien. In alle eerlijkheid zeg ik maar dat wij het traject 2007-2008-2009 gebruiken om te optimaliseren. Ik zal die ruimte ook benutten. Ik houd mij als minister van een lerend en leergierig departement graag aanbevolen voor concrete suggesties ter zake. Ik heb zeer binnenkort de eer om met de president van de Algemene Rekenkamer van gedachten te mogen wisselen over de wijze waarop wij de begroting en de verantwoording vorm geven. Ik zal ook haar vragen om ons op dat punt scherper te maken – dat doet zij eigenlijk al – en te sterken. Als de Algemene Rekenkamer concrete aanbevelingen heeft die wij kunnen benutten, zullen wij dat graag doen. Dan zijn wij een leergierige organisatie, maar ook graag het departement dat in de voorhoede opereert en in die voorhoedepositie wenst te blijven.

Het is goed dat de Kamer over de meetbaarheid van de doelstellingen een eerste debat heeft gehad met de minister-president. Het is voor mij niet mogelijk om de commissie via de verantwoording van LNV een totaal zicht te geven op de stand van zaken. Dat zal echt per begroting en per verantwoording moeten gebeuren. Het is de verantwoordelijkheid van het kabinet om rijksbreed de puzzelstukjes bij elkaar te leggen en te meten hoever wij zijn. Ik zal daar graag mijn bijdrage aan leveren.

Mevrouw Thieme sprak specifiek over de betrouwbaarheid van de meetinstrumenten voor dierenwelzijn. Het is niet opgemerkt door de rapporteur, maar het is wel een opmerking die ook de algemene meetbaarheid aangaat. De vraag van mevrouw Thieme heeft betrekking op het punt van de Algemene Rekenkamer dat het ministerie niet beschikt over een betrouwbaar meetinstrument voor de indicator van het percentage naleving bestaande dierenwelzijnsnormen. Zij vraagt wat dit zegt over de manier waarop de minister over deze doelstellingen denkt en verantwoording aflegt.

Haar veronderstellingen over de wijze waarop ik daar in zit, zijn niet juist. Ik moet die echt weerspreken. Ik ben zeer gemotiveerd om op het terrein van dierenwelzijn en dierengezondheid te presteren. Dat ik, voor het eerst in de geschiedenis van het departement van LNV, een nota Dierenwelzijn heb uitgebracht, met daarnaast een concreet werkprogramma, waarin van jaar tot jaar het wat, wanneer en hoe is aangegeven en dat ik bij de uitvoerige behandeling in de Kamer heb gezegd hoe ik dit zal doen, op basis van 94 onderdelen, kunnen wij niet allemaal in de verantwoording opnemen. Wij zouden een kruiwagen nodig hebben om dat allemaal binnen te rijden. Het is voor mij wel een leermoment, om te zorgen dat dit ook op het netvlies van de president van de Algemene Rekenkamer komt. Daar zullen wij nog een paar pakketjes extra naar toe moeten sturen. Ik wijs mevrouw Thieme erop dat de behandeling van de nota Dierenwelzijn niet in 2007 heeft plaatsgevonden, hoewel de nota op 12 oktober 2007 bij de Kamer lag. De Kamer heeft ervoor gekozen de nota pas in januari van dit jaar te behandelen. Wat na die behandeling is vastgesteld komt in het jaarprogramma. Een jaar later zal daar de eerste verantwoording plaatsvinden. Op zijn vroegst zal in het Jaarverslag 2008 daarover iets gemeld kunnen worden.

MevrouwThieme(PvdD)

De minister zegt dat LNV een lerend ministerie is, dat natuurlijk nog wat puntjes op de i moet zetten, maar dat zij over het algemeen tevreden is. Juist van een van de speerpunten – de minister erkent zelf ook dat dit een speerpunt is – het dierenwelzijn, zegt de Algemene Rekenkamer dat de effectindicatoren over het jaar 2007 ontbreken. Zij geeft aan dat zij die in de komende jaren wel wil zien. Dat is niet een paar puntjes op de i zetten of een paar leermomenten doormaken, om het uiteindelijk perfect te maken. Nee, een heel beleidsterrein, dierenwelzijn, is niet afrekenbaar over 2007. De minister merkt op dat in het werkprogramma, dat naast de nota Dierenwelzijn ligt, afrekenbare doelstellingen zouden zijn opgenomen. Punt 57 gaat over een kwaliteitssysteem voor veetransporten. Nu is al te zien hoe dramatisch laag het aantal veetransporteurs dat zich daarvoor aanmeldt is. De minister heeft de verantwoordelijkheid bij de sector gelegd. Je ziet nu al dat dit punt niet enthousiast wordt opgepakt. Ik vraag mij af hoe wij de minister er over een jaar op kunnen afrekenen als zij de verantwoordelijkheid bij de sector laat.

MinisterVerburg

Mevrouw Thieme heeft natuurlijk gelijk met haar opmerking over hetgeen de president van de Algemene Rekenkamer zei over 2007. Dat heb ik nu juist uiteengezet. De nota Dierenwelzijn is in 2007 geschreven. De behandeling door en met de Kamer heeft plaatsgevonden in januari 2008. Het lijkt mij volstrekt helder dat mevrouw Stuiveling en de haren deze opmerking maken, want het is een gegeven. Voor mij is het zaak dat ik voor 2008 zorg dat mevrouw Stuiveling op de hoogte is van bijvoorbeeld nota's en werkprogramma's die op een zeker aggregatieniveau onderliggend kunnen zijn voor de verstrekking van informatie aan de Tweede Kamer. Dat is voor mij het leermoment.

Spreekt mevrouw Thieme over het kwaliteitssysteem veetransporten, dan heeft zij andere informatie dan ik heb. Ik zie in de praktijk dat er entree-audits voor certificering voor het kwaliteitssysteem worden gedaan. Ik kan mij voorstellen dat mevrouw Thieme zich volgend jaar, terugkijkend op 2008, afvraagt hoeveel veetransporteurs of exportverzamelplaatsen er meedoen. Als zij de aantallen dan aan de lage kant vindt, kan zij vragen wat de minister heeft ondernomen om het aantal omhoog te krijgen. Dat zou ik een relevante vraag vinden. Wij moeten ook dát dan weer even in de tijd zien. Vanaf 1 april is men ermee begonnen, na de behandeling in de Kamer. Daar zijn wij nu mee bezig. Dat kan heel concrete cijfers opleveren, maar dan wel voor het jaarverslag van volgend jaar, over dit jaar.

MevrouwThieme(PvdD)

Uit de agrarische pers blijkt dat het gewoon dramatisch gesteld is met de aanmeldingen, maar daar hoeven wij niet over te discussiëren. Het gaat er nu echter om of de Tweede Kamer haar controlerende taak kan uitoefenen wat betreft de doelstellingen van de minister ten aanzien van bijvoorbeeld de verbetering van diertransporten. De minister legt de primaire verantwoordelijkheid bij de sector. Zij zegt dat de sector aan de slag moet gaan. Hoe kunnen wij de minister over een jaar aanspreken op het aantal dierentransporteurs dat zich al dan niet heeft aangemeld? De Kamer moet toch van tevoren weten wat de instrumenten zijn en hoe wij haar kunnen aanspreken en erop afrekenen?

MinisterVerburg

Ik moet nu even heel voorzichtig formuleren. Heel eerlijk gezegd denk ik dat de Kamer al die instrumenten in handen heeft. De Kamer heeft blijk van grote belangstelling gegeven voor het Jaarverslag 2007, door op alle onderdelen heel veel vragen te stellen. Wij geven de informatie die beschikbaar is. In de aanloop naar het kwaliteitssysteem voor zowel de veetransporteurs vanaf boerderijen als vanaf exportverzamelplaatsen werken wij met kwalificatiesystemen. Die kwalificatiesystemen moeten aan een aantal normen dat de Kamer kent voldoen. De Kamer kan bij wijze van spreken van week tot week meten hoeveel er zijn. Zij kan mij daar volgend jaar op aanspreken, want dan kunnen wij zien hoeveel er aan meedoen. De Kamer hoeft geen gebrek aan zelfvertrouwen te hebben. Zij kan mij bevragen en ik zal haar alle informatie leveren. Ik ben daarin zo transparant als het maar zijn kan.

Over transparantie gesproken, ik heb behoefte om iets te zeggen over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag. De Algemene Rekenkamer heeft zich een oordeel gevormd. Zij komt tot de conclusie dat de kwaliteit van de verantwoording door LNV sterk verbeterd is. Ik vind dat positief. De ontwikkeling is goed. De afgelopen jaren is grote vooruitgang geboekt. Was het zo dat in 2006 over het verslagjaar 2005 de Algemene Rekenkamer nog zes onvolkomenheden vaststelde, die door mijn voorganger voortvarend zijn aangepakt, op dit moment zijn er nog twee. Ik zal met mevrouw Stuiveling nog spreken over het gewicht daarvan. De rapporteur heeft ze genoemd: het subsidiebeheer en de interne controle. Op beide punten stelt de Algemene Rekenkamer vast dat er weliswaar structurele en incidentele verbeteringen zijn, maar wij zijn er nog niet helemaal. Dat vind ik terecht. De Algemene Rekenkamer zou in dat oordeel ook mogen aangeven dat goede stappen vooruit zijn gezet. Een enkele keer denk ik wel eens dat naarmate wij beter presteren de Algemene Rekenkamer de lat ook hoger legt. In de sport gebeurt dat ook wel eens. Het is dan weer een sport om over die lat heen te komen. In het totale beeld lijkt het mij fair om in gradaties te denken. Ik zal dat met de president van de Algemene Rekenkamer opnemen.

Ik zal de Kamer een opsomming van alle maatregelen onthouden, maar enkele termen noemen: het verbeteren van de leningenadministratie, het verbeteren van het contractenregister, het verbeteren van de inventarisregistratie, het op onderdelen verbeteren van functiescheidingen en autorisaties, de professionalisering van de aansturing van externe organisaties, het afwikkelen van oude openstaande voorschotten en de verbetering van de monitoring daarop. Verder noem ik herijking van het reviewbeleid, aanscherping van het toezicht en de opzet van een toezichtskader. Dat heeft betrekking op de interne controle. Dan zijn er nieuwe opleidingen, een verdere doorvoering van het instrument tussentijdse afsluiting en invoering van een nieuw financieel systeem LNV. Mij dunkt dat er nogal wat op de rails staat. Ik hoop dat de Kamer dat volgend jaar aan de kwaliteit van de verantwoording kan zien.

Er staan nog twee onvolkomenheden tot op zekere hoogte open. Voor de programma-uitgaven, voorheen het subsidiebeheer, hebben wij in 2007 veel energie gestoken in de verbetering van de bedrijfsvoering, in het bijzonder van het subsidiebeheer, door activiteiten en instrumenten te ontwikkelen en te implementeren. Ik heb ze zojuist genoemd. De beoordeling door de Algemene Rekenkamer heeft er ook wel toe geleid dat de onvolkomenheden specifieker zichtbaar zijn. De heren Van der Vlies en Bilder hebben gesproken over de 162 mln. De programma-uitgaven belopen in totaal 2 mld. De verscherpte aandacht van de Algemene Rekenkamer en de grote aandacht van de Kamer is voor ons een extra stimulans om heel scherp in zicht te krijgen waar het nog aan schort. Wat de programma-uitgaven betreft, beveelt de Algemene Rekenkamer aandacht voor de tijdigheid van de verplichtingenadministratie en de kwaliteit van de in de beschikking gestelde voorwaarden, voor een kritische beoordeling van voorschotbetalingen – dit lijkt mij een goed punt – en voor de kwaliteit van de dossiervorming aan. Al die voorstellen nemen wij graag ter harte.

De Algemene Rekenkamer heeft redelijk streng geoordeeld over de begrotingsadministratie. Ik heb echter al gezegd dat ik een boeiend gesprek ga hebben met mevrouw Stuiveling.

Voorzitter. De heer Bilder vroeg, niet als rapporteur maar als woordvoerder van de CDA-fractie, wat de consequenties zijn van de beslissing van de Commissie om de voor 30 april voorziene goedkeuring van de rekeningen over 2007 van de Dienst Regelingen aan te houden. Ik kan hem geruststellen: de boeren zullen daarvan niets merken. Wij werken hard om te kunnen voldoen aan de Europese eisen voor informatie.

Ook vroeg de heer Bilder hoeveel geld er nodig is om de doelstelling van Recreatie om de Stad te voldoen. Ik ga ervan uit dat het huidige budget in beginsel toereikend is. Hij weet verder dat het ministerie van Landbouw werkt met een systeem van gespreide verantwoordelijkheden. Daarvoor hebben wij eind 2007 een geweldige operatie in het kader van de inrichting van het landelijk gebied doorgemaakt, met als gevolg dat budgetten en verantwoordelijkheden vanaf 2007 gedecentraliseerd zijn naar de provincies. Ik ben in overleg met de provincies over een impulsprogramma dat de knelpunten moet oplossen. Verder ontvang ik in het kader van het ILG binnenkort een evaluatie van de bestuursovereenkomst. Naar aanleiding daarvan zullen wij ook bij dit punt stilstaan.

De heer Bilder vroeg of ik bereid ben om parallel aan de huidige evaluatie te zoeken naar alternatieve oplossingen voor het ganzenprobleem. Hiervoor zijn de provincies de eerstverantwoordelijken. Ik heb de evaluatie nodig om een beeld te krijgen van hetgeen eraan schort. Als je niet bereid bent om te leren van de voorafgaande periode, loop je het risico dat je in het nieuwe beleid een aantal minder sterke oude punten opneemt. Het ministerie is, zoals gezegd, een lerend departement en ik wil dan ook graag de bevindingen van de evaluatie gebruiken voor het nieuwe beleid.

De heer Bilder vroeg hoeveel geld uit het FES in 2009 wordt toegevoegd aan het budget voor de Greenports. Dat is 27 mln. In de begroting van 2009 wordt dat zichtbaar.

Verslapt: dat woord gebruikte de heer Bilder om mijn beleid voor de administratieve lastendruk te typeren. Dat wil ik toch echt tegenspreken. Ik ben het met hem eens dat het ministerie het laaghangende fruit snel heeft geplukt. Dat blijkt ook wel uit het feit dat wij in de eerste ronde een reductie van 37% hebben gerealiseerd. De tweede ronde zal een stuk moeilijker worden, want dan moeten wij het laddertje op om bij het fruit te komen. Ik weerspreek zijn veronderstelling dat de aandacht hiervoor zou verslappen. Het tegendeel is waar.

Ik heb samen met de doelgroepen en het maatschappelijk middenveld een ambitieus programma opgesteld om per sector te achterhalen wat wij nog meer kunnen doen. Het is namelijk mijn stellige overtuiging dat mensen in welke sector van LNV dan ook zich liever bezighouden met ondernemen, natuurbehoud en voedselproductie dan met bureaucratie, administratie en verantwoording. Onze ambities zijn dus nog steeds even groot, ook al is het een stuk ingewikkelder geworden.

Ik heb er al eerder over gesproken dat de Kamer er soms ook aan bijdraagt dat de bureaucratie minder snel afneemt dan mogelijk is. Een voorbeeld daarvan is het pleidooi van de heer Atsma om de braakligregeling uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid te behouden. Hij wilde niet dat wij deze oude instrumenten zouden weggooien, ook al had ik hem erop gewezen dat wij dat instrument dan in de verantwoordingssystematiek mee zouden moeten laten lopen, zelfs wanneer van de regeling geen gebruik wordt gemaakt.

Een ander voorbeeld is het mestbeleid. De Kamer heeft de behoefte van de sector aan meer maatwerk benadrukt. Dat maatwerk is er vervolgens gekomen, ook al is de lastendruk van generiek beleid veel en veel kleiner. Ik geef deze voorbeelden om de commissie erop te wijzen dat de Kamer medeverantwoordelijk is voor de resultaten die wij kunnen behalen bij het verminderen van de lastendruk. Ik blijf hiervoor gemotiveerd en ik hoop en ga ervan uit dat dat ook voor de Kamer geldt.

Ik meen dat mevrouw Snijder zei dat de Dienst Landelijk Gebied een derde buiten de ehs en tweede derde erbinnen aankoopt. Het is echter precies andersom: twee derde wordt in het aangrenzende gebied aangekocht. De dienst doet dat om de druk op de grondprijs weg te nemen. De volgende grondprijsmonitor wordt in juli uitgebracht. Deze zal kort daarna met een reactie naar de Kamer worden gestuurd.

Mevrouw Snijder heeft een rekensommetje gemaakt bij het Natura 2000 beheerplan en komt uit op een totaal van 37 mln. Ik zal de Kamer hierop voor het zomerreces een schriftelijke toelichting doen toekomen.

Er nemen acht bedrijven deel aan de vogelgriepvaccinatie. Betekent dat dat de drempel te hoog is of spelen hier afzetproblemen een rol? Ik begrijp deze vragen, maar ik wijs er wel op dat preventieve vaccinatie een nieuw fenomeen is. Verder heb ik met instemming van de Kamer ingezet op vrijwillige vaccinatie. Ik wil daaraan vasthouden. Ik houd natuurlijk de vinger aan de pols en zal op enig moment de stand van zaken met de sector bespreken. Daarbij zullen ook de bevindingen van de sector zelf aan de orde komen. Vooralsnog is en blijft het – ik denk dat mevrouw Snijder dat met mij eens is – een eigen verantwoordelijkheid van de sector.

De heer Waalkens vroeg naar de stand van zaken bij Schoon en Zuinig. Hij stelt zijn vraag op het juiste moment, want gisteravond heb ik met vertegenwoordigers van de agrosectoren het tweede deelconvenant Schoon en Zuinig gesloten. Over dit convenant is stevig onderhandeld, vanwege zowel de ambitie van de sector zelf als van het ministerie. Wij willen scherp aan de wind zeilen. Dat is ook nodig, want wij kiezen voor innovatie in combinatie met verduurzaming. De agrosectoren zullen een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de ambities van het kabinet. Zij zien als goede, toekomstgerichte ondernemers ook in dat het in hun eigen belang is.

Mevrouw Thieme en de heer Waalkens vroegen of de formatie van de AID groot genoeg is om de dierenwelzijnsnormen en de Cites-verordening te kunnen handhaven. Wij spreken vandaag over 2007 en in dat jaar is de formatie van de AID en de VWa ten behoeve van dierenwelzijn uitgebreid met 15 mensen. Verder is de zorg over de naleving ook in de Nota Dierenwelzijn verwoord en dat heeft ertoe geleid dat ik extra middelen voor de handhaving heb vrijgemaakt, oplopend tot 15 mln. in 2011. Ik wijs er bovendien op dat ik werk aan programmatische handhaving via het toezicht op de controle en via risicoanalyses. Waar lopen wij de grootste risico's en hoe kunnen wij daarop het beste inspelen bij de opsporing en de handhaving? Wij werken daarbij goed samen met de provincies, de douane, het Openbaar Ministerie en de politie. Ook dit is veelbelovend, want het is ondoenlijk om elke vierkante meter van het landelijk gebied een boswachter of een handhaver te stationeren.

In 2008 komt 5 mln. extra beschikbaar voor het soortenbeleid. Deze week heb ik hierover en over de leefgebiedenbenadering met de provincies gesproken. In dit gesprek heb ik de provincies opgeroepen om hiermee aan de slag te gaan. Hiervoor is overigens 8,4 mln. opgenomen in de begroting. Pas als sprake is van een zorgvuldige aanpak, komt dat geld beschikbaar. Ik wil namelijk voorkomen dat het een net zo grote teleurstelling wordt als bij het weidevogelbeheer. Ondanks de vele miljoenen die wij daarin steken, behalen wij toch niet de gewenste resultaten. Ik wil heldere plannen, ambitieuze doelstellingen en een geloofwaardige aanpak, voordat ik budget beschikbaar stel. Ik benadruk in dit verband dat meer geld niet altijd tot beter beleid leidt. Daarvoor zijn een zorgvuldige aanpak en een slimme analyse nodig.

Mevrouw Thieme vroeg wanneer een stal integraal duurzaam genoemd mag worden. Dat bepalen wij aan de hand van de duurzaamheidsladder. In het kader van de MIA zal ik bezien of wij er bij de grote stallen nog een schepje bovenop kunnen doen. Daarover overleg ik momenteel met minister Cramer. De duurzaamheidsladder is er en die benutten wij ook.

MevrouwThieme(PVV)

De Algemene Rekenkamer is met mij van mening dat er geen duidelijke begrippen zijn geformuleerd voor verduurzaming en dierenwelzijn. Daardoor kan de Kamer haar controlerende taak niet goed uitoefenen. De minister spreekt nu over de duurzaamheidsladder, maar wij hebben nu juist een integrale benadering van dierenwelzijn en duurzaamheid nodig.

Er worden nu potdichte stallen gebouwd om het fijnstof te reduceren. Dat leidt wellicht tot milieuwinst, maar tegelijkertijd ook tot minder dierenwelzijn. Hoe gaat de minister om met dit spanningsveld en wanneer krijgt de Kamer inzicht in de begrippen die zij in dit verband hanteert?

MinisterVerburg

Mevrouw Thieme wijst er terecht op dat hier sprake is van een spanningsveld. Bij integrale duurzaamheid heb je inderdaad met verschillende zaken te maken. Dierenwelzijn is daarvan een belangrijk onderdeel, maar fijnstof, klimaat, dierengezondheid en arbeidsomstandigheden ook. Het zal duidelijk zijn dat een integrale afweging moet worden gemaakt en dat doen wij in de duurzaamheidsladder. Ik heb mevrouw Thieme verder al gezegd dat ik met minister Cramer bezie of wij er bij de MIA- en VAMIL-regelingen nog een schepje bovenop kunnen doen. Ik geef mevrouw Thieme echter onmiddellijk toe dat het niet met een schaartje te knippen valt, omdat het een complex probleem is dat van alle kanten bekeken moet worden. Dat betekent overigens ook dat in elk afzonderlijk geval een nieuwe afweging moet worden gemaakt.

Mevrouw Thieme vroeg mij verder een doorkijkje te geven in de nota Voedsel en Consument. Ik werk hard aan deze nota, maar het is wel heel veel gevraagd om hierop in het kader van het jaarverslag over 2007 in te gaan. De nota komt voor het einde van het jaar naar de Kamer.

Waarom wordt er onnodig onderzoek uitgevoerd naar circusdieren en de castratie van biggen?, aldus mevrouw Thieme. Ik sta daar anders tegenover. Zij noemt het onnodig, maar ik stel vast dat de betrokken partijen gemotiveerd zijn om met elkaar heldere afspraken te maken. Mevrouw Thieme stelt het dierenwelzijn daarbij centraal. Ik doe dat niet, want ik weeg mee dat dieren gehouden worden in een economische situatie. Om een afgewogen beslissing te nemen moet je rekening houden met de vraag hoe je op een verantwoorde manier kunt investeren. Dat geldt zowel voor de dieren als voor de werkwijze. Bovendien moet de vraag beantwoord worden of het economisch verantwoord is. Ik ben ook verantwoordelijk voor het antwoord op die laatste vraag. Dat is de reden dat ik het nodig vind om meer onderzoek te laten doen. Overigens heeft het veld daar ook om verzocht.

Ik laat onderzoek doen naar het welzijn van circusdieren. Mevrouw Thieme heeft hierover een uitgesproken opvatting. Ik respecteer dat, maar ik wacht zelf het integrale onderzoek af, voordat ik een opvatting naar buiten breng.

Mevrouw Thieme vroeg waarom ik de diervriendelijke moties over de indicatoren niet uitvoer. Ik voer in principe alle moties uit en dat zijn meer moties dan alleen de moties van mevrouw Thieme. Verder heb ik de aanneming van de motie over het vriesbranden ontraden. De motie is toch aangenomen. Het is mijn natuurlijke houding om die motie in zo'n geval uit te voeren, tenzij daartegen heel grote bezwaren bestaan. Als dat het geval is, bespreek ik dat in het kabinet, voordat ik terugkom bij de Kamer.

Een en ander geldt ook voor de kalvermat. De Kamer heeft mij gevraagd of deze mat uit de Nota Dierenwelzijn het beste alternatief is. Als een meerderheid van de Kamer mij dat vraagt, ben ik ten principale gehouden om die motie uit te voeren. Dat doe ik dan ook.

MevrouwThieme(PVV)

De aangenomen motie over verplicht cameratoezicht bij veemarkten legt de minister echter naast zich neer, omdat dergelijk toezicht wettelijk onmogelijk zou zijn. Ik denk dat zij in dit geval had moeten doorpakken en dat toezicht mogelijk had moeten maken.

MinisterVerburg

Ik heb bij de behandeling van deze motie aangegeven dat ik hierover met de marktbeheerders in gesprek zou gaan. Zij gaan namelijk over de inrichting van de markt. Ik heb hen een aanbeveling gedaan. Dat is echter iets anders dan het opleggen van een wettelijk instrumentarium. Ik heb deze motie zo begrepen als ik haar heb uitgevoerd.

MevrouwThieme(PVV)

De motie vraagt om een verplichting.

MinisterVerburg

Als dat zo is, zou ik de aanneming van die motie met terugwerkende kracht moeten ontraden. Ik meen echter dat de meerderheid van de Kamer indertijd met mijn uitleg kon leven.

De heer Van der Vlies vroeg naar het beheer van het Nationaal Groenfonds en de resterende 175 mln. Van de dotatie van het ministerie van 439 mln. is inderdaad slechts 264 mln. benut. Dat betekent dat er sprake is van een onderuitputting van 175 mln., voorwaar geen gering bedrag. Ik stimuleer de provincies om het beschikbare budget te benutten. Er is behoefte aan investeringen en meer budget voor die investeringen. Als mij dat ter ore komt, wijs ik erop dat er wellicht nog geld beschikbaar is in het Groenfonds. De voorzitter van het Groenfonds, de heer Van Vollenhoven, heeft overigens deze oproep aan de provincies nog eens onderstreept.

2007 is een aanloopjaar. Bovendien is er vaak sprake van voorfinanciering door de provincies. Ik zal de Kamer in september aan de hand van de ILG-rapportages van de provincies informeren over de stand van zaken.

De heer Van der Vlies vroeg of de aanvragers van vorig jaar voor een bijdrage uit de jongeboerenregeling voorrang krijgen. Mijn voorganger heeft dat reeds toegezegd. Het antwoord op deze vraag is dan ook ja.

Hoe komt het dat de aanvragen van de demonstratieprojecten niet voldoen? Ik kan de heer Van der Vlies antwoorden dat ik een groot voorstander ben van dergelijke projecten, maar ze moeten natuurlijk wel voldoen aan de ook door hem genoemde criteria. Ik bezie op dit moment hoe je op een verantwoorde wijze onderzoek en praktijk nauwer aan elkaar kunt koppelen. Dat betekent dat de onafhankelijkheid van Wageningen Universiteit niet aangetast mag worden. Dit punt heeft mijn volle aandacht, al was het maar om de voorhoedepositie van de agrosector te kunnen versterken.

De heerVan der Vlies(SGP)

Er zijn slechts zeventien aanvragen goedgekeurd en circa 80 niet. Ik vraag mij af of daarvoor een structurele oorzaak aan te wijzen valt. Moeten wij bijvoorbeeld niet eens kijken naar de vormvoorschriften? Als dat iets oplevert, kun je met voorlichting en een vast format het aantal goedgekeurde aanvragen omhoog brengen.

MinisterVerburg

De heer Van der Vlies heeft gelijk. Er wordt dan ook gewerkt aan betere voorlichting en begeleiding bij het indienen van deze subsidieaanvragen.

De heerBilder(CDA)

Ik bedank de minister voor haar uitgebreide beantwoording. Er is veel gezegd over de kwaliteit van het jaarverslag. Mij staat vooral op het netvlies dat met mevrouw Stuiveling van de Algemene Rekenkamer gesproken zal worden over de resterende discussiepunten. De opmerkingen van de minister hierover stemmen mij tevreden, ook al kan zij niet op alle punten harde garanties geven.

Het is duidelijk dat een aantal zaken voor verbetering vatbaar is. Daaraan wordt gewerkt en ook dat stemt mij tevreden. Ik heb nog wel enkele vragen over de ganzenproblematiek. De minister zegt dat de eerste verantwoordelijkheid hiervoor bij de provincies ligt. Pas na hun evaluatie is zij aan zet. Een en ander laat echter onverlet dat het probleem moet worden opgelost. Ik hecht er dan ook aan dat de minister druk op de ketel houdt. Het kan niet zo zijn dat men op elkaar blijft wachten. Ziet de minister mogelijkheden om dit probleem op korte termijn op te lossen?

Het budget voor Recreatie om de Stad is volgens de minister toereikend. Ik heb echter ook gewezen op de mogelijkheid om functies te combineren. Is de minister bereid om daar alsnog op in te gaan?

Het is een goede zaak dat wij elkaar scherp houden op het punt van de administratieve lasten. De minister heeft de bal met een paar voorbeelden teruggekaatst. Ik ben daar blij mee, want het is inderdaad zaak om elkaar ook in de toekomst scherp te houden.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Ik bedank de minister eveneens voor haar uitgebreide beantwoording.

Wordt er in het kader van RodS nagedacht over dubbelfuncties? Ik vraag dat, omdat bundeling het mogelijk maakt om budgetten samen te voegen. En dat maakt het wellicht lucratiever.

Een derde van de grond wordt aangekocht binnen de begrenzing van de ehs, maar twee derde in de omgeving. Ik heb willen benadrukken dat dit wel de directe omgeving moet zijn. Je legt hiermee namelijk een groot beslag op de mogelijkheden van een regio. Wij krijgen uiteraard over enige tijd de visie van de minister op de grondprijsmonitor, maar dat laat onverlet dat nu al duidelijk is dat de druk op de grondprijs in deze regio's erg hoog is. Wellicht noopt dat toch tot een aanpassing van het beleid.

Ik bedank de minister voor haar toezegging dat zij schriftelijk zal reageren op mijn vragen over Natura 2000 en dan in het bijzonder op het verschil tussen de 37 mln. en de openstaande 20 mln. De minister merkt in dit verband op dat het bedrag exclusief de implementatiekosten voor de gebieden is. Heeft de Kamer zicht op deze kosten? Wat kost het precies om deze gebieden zo in te richten als in de doelstelling is vastgelegd?

Ik ben het helemaal eens met de minister dat de vogelgriepvaccinatie vrijwillig moet zijn. Dat staat echter niet in de weg dat je de drempel voor vaccinatie zo laag mogelijk moet houden. Die drempel bestaat op dit moment vooral uit de problemen rond de afzet van gevaccineerd pluimvee. Ik denk echter dat de minister in het overleg met de sector handen en voeten kan geven aan mijn wensen.

MevrouwThieme(PvdD)

Voorzitter. Ook ik bedank de minister voor haar antwoorden.

Ik merk op dat de minister niet is ingegaan op de constatering van de rapporteurs en mij dat effectindicatoren en instrumenten ontbreken voor de kabinetsdoelstellingen en dat er geen waarborgen zijn voor de verbetering van het welzijn van landbouw- en gezelschapsdieren, zoals ook is aangetoond door de Algemene Rekenkamer. Ik vraag de regering in een aangehouden motie om voor de begrotingsbehandeling van 2009 met dergelijke indicatoren en instrumenten te komen. Ik hoop dat de minister mij dit wil toezeggen.

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat inzicht in afrekenbare doelen, bereikte prestaties en ingezette middelen van belang is om als Kamer de controlerende taak uit te kunnen voeren;

constaterende dat dit inzicht bij de huidige verantwoording van de realisatie van beleidsdoelstellingen in het jaarverslag van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ontbreekt;

constaterende dat daardoor onduidelijk is welke concrete resultaten worden beoogd met de kabinetsdoelstelling om de productie en consumptie van eiwitten te verduurzamen;

verzoekt de regering, concrete indicatoren en afrekenbare doelstellingen te formuleren ten aanzien van de verduurzaming van de productie en consumptie van eiwitten, bijvoorbeeld in de te verschijnen Nota Voedsel en Consument, en de Kamer hiervoor voor de begrotingsbehandeling van 2009 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (31444-XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2007 slechts 13% van het totale onderzoeksbudget voor de veehouderij is besteed aan onderzoek op het gebied van dierenwelzijn;

constaterende dat deze besteding zeer gering is, gezien het maatschappelijke belang dat aan dierenwelzijn wordt toegekend;

verzoekt de regering om in de begroting voor 2009 minimaal 30% van het totale onderzoeksbudget voor de veehouderij te besteden aan onderzoek ter verbetering van het welzijn van dieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (31444-XIV).

De heerVan der Vlies(SGP)

Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar beantwoording. Ik ben haar ook dankbaar voor de herbevestiging inzake de jongeboerenregeling. Ik had niet anders verwacht, maar ik denk dat het goed is voor de sector dat zij dit heeft gedaan.

Ik erken dat 2007 een aanloopjaar is voor het Nationaal Groenfonds. De onderbesteding in dat jaar bedraagt echter maar liefst bijna 40% en dat is een beduidend percentage. Ik ben natuurlijk heel nieuwsgierig naar de evaluatie die in september naar de Kamer komt en de evaluatie van de bestuursovereenkomst voor het ILG. Ik ben hierbij overigens niet eens zozeer geïnteresseerd in de manier waarop het geld in het kader van de ehs wordt besteed, als wel in de vraag of de bestuurslast en de bureaucratie zich van het Rijk naar de provincies verplaatsen. Dat kan namelijk heel goed de oorzaak zijn van de vertraging van de realisatie van de ehs. Die zorg heb ik al in het wetgevingsproces uitgesproken en deze onderuitputting zou een signaal kunnen zijn dat die zorg terecht was.

MinisterVerburg

Voorzitter. Ik bedank de leden voor hun beantwoording in tweede termijn en voor de waardering die daaruit sprak.

Het is frappant hoe een terugblik in de vorm van een jaarverslag over 2007 zo gemakkelijk verbonden kan worden met een actuele kwestie als de ganzenproblematiek; dit onderwerp was vanmorgen immers nog op de radio. Dit probleem heeft uiteraard mijn aandacht. Ik wil echter de eerstverantwoordelijken niet voor de voeten lopen. Ik overleg hierover met de provincies en ik ben dan ook goed op de hoogte van de urgentie van dit probleem. Wij weten verder allemaal dat ganzen niet alleen gewaardeerde dieren zijn, maar ook dat ze ook geweldig veel troep kunnen maken in grasgebieden en in akkerbouwpercelen. Het gevoel van urgentie van de heer Bilder is dus geheel het mijne.

De heer Bilder en mevrouw Snijder hebben opmerkingen gemaakt over recreatie rond de stad en dan in het bijzonder over de mogelijkheid om functies te combineren. Als dat mogelijk is, moeten wij dat uiteraard doen. Dat geldt niet alleen voor RodS, want het slim koppelen van functies zouden wij veel vaker moeten doen. Ik denk overigens dat de heer Van der Vlies daar in een bijzin ook op duidde. Het lijkt er nu inderdaad veel te vaak op dat wij tegenover elkaar staan. Ik heb LTO Nederland en de organisaties voor natuurbeheer dan ook opgeroepen om ervoor te zorgen dat elke vierkante meter grond in Nederland zorgvuldig wordt benut. Daarvoor zijn zorgvuldige keuzes nodig en daarbij moet zeker ook worden gekeken naar slimme combinaties. Daar is inderdaad nog veel winst te halen.

Ik bedank de heer Bilder voor zijn opmerking over de administratieve lastendruk. Wij moeten elkaar hier inderdaad scherp houden. Onze ambities zijn hier even groot.

Mevrouw Snijder sprak over de druk op de grondprijzen. In juli komt de grondprijsmonitor naar de Kamer. Ik zal daarbij aandacht besteden aan het punt dat zij naar voren heeft gebracht. In de pers zijn inderdaad heel veel berichten verschenen over vermeende prijsopdrijving. De omgeving waarin de DLG grond aankoopt, is niet ruimtelijk geconcentreerd. Verder koopt de dienst maximaal 10% van de beschikbare grond in een bepaald gebied om te voorkomen dat haar aankopen prijsopdrijvend werken.

Ik kan mevrouw Snijder niet zeggen welke inrichtingskosten verbonden zijn aan Natura 2000. De beheerplannen zijn namelijk nog lang niet allemaal gereed. Een aantal nadert nu de finale, maar de beheerplannen zijn nu juist wel bedoeld om gezamenlijk te bepalen hoe en in welk tempo de doelen worden gerealiseerd. Mede afhankelijk daarvan zal bepaald worden wat het gaat kosten.

Ik overleg met de pluimveesector over vaccinatie.

Ik weet niet wat mevrouw Thieme gaat doen met haar aangehouden motie. Gaat zij die indienen?

MevrouwThieme(PvdD)

Ik heb deze motie aangehouden, maar ik heb de tekst voor mij liggen. Ik kan de minister die zo overhandigen.

MinisterVerburg

Graag.

De heer Van der Vlies herhaalt terecht zijn vraag over de onderuitputting van het Groenfonds. Ik kan hem echter niet zeggen wat de oorzaak is. Ik deel overigens wel zijn punt dat wij ervoor moeten oppassen dat decentralisatie niet leidt tot het verschuiven of vergroten van de bureaucratie. Ik zal dit punt opnemen in het overleg met de provincies over het ILG. Als dat iets oplevert, zal ik dat meenemen in de rapportage.

Mevrouw Thieme verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 9 om concrete indicatoren en afrekenbare doelstellingen te formuleren. Deze motie verwoordt precies wat ik al aan het doen ben, zie de Nota Dierenwelzijn en de subsidieregelingen. Al met al is het mijn oordeel dat deze motie overbodig is.

Ik heb nu nog één motie voor mij liggen. Klopt dat?

MevrouwThieme(PvdD)

De minister-president heeft al gereageerd op de aangehouden motie.

De minister zegt dat de doelen uit het werkprogramma gezien kunnen worden als effectindicatoren en instrumenten. Ik verschil daarover blijkbaar hartgrondig met haar van mening.

MinisterVerburg

Ik ben bang dat dat zo is. Ik ben verder ook bang dat het niet de laatste keer is dat wij van mening blijven verschillen.

Ik wijs mevrouw Thieme er verder op dat zij mij in de aangehouden motie vraagt om iets vast te leggen over een nota die ik nog aan het schrijven ben. Ik moet de aanneming van deze motie alleen al daarom ontraden. Mevrouw Ouwehand heeft haar vreugde erover uitgesproken dat ik aan deze nota werk. Ik wil mevrouw Thieme dan ook vragen om ons nog even te laten broeden.

MevrouwThieme(PvdD)

De minister mag deze motie best zien als een aansporing om te voorkomen dat wij volgend jaar weer moeten constateren dat er geen afrekenbare doelstellingen zijn geformuleerd.

MinisterVerburg

Ik hoor wat mevrouw Thieme zegt, maar ik blijf bij mijn oordeel dat ik aanneming van deze motie moet ontraden.

In de motie op stuk nr. 10 wordt de regering verzocht om in de begroting minimaal 30% van het totale onderzoeksbudget voor de veehouderij te besteden aan onderzoek ter verbetering van het welzijn van dieren. Er loopt inmiddels een aantal meerjarige onderzoeksprogramma's. Fixatie op een percentage van 30 gaat mij te ver. Ik ontraad daarom de aanneming van deze motie.

De voorzitter:

Over de moties wordt dinsdag 17 juni gestemd.

De minister zegt toe, schriftelijk te reageren op de vraag waar het bedrag van circa 20 mln. onder Natura 2000 naar toegaat. Hierbij gaat de minister tevens in op de bedragen 1,2 mln. voor 40 gebieden en 15 mln. voor de provincies voor 120 gebieden en hoe deze bedragen zich verhouden.

Sluiting 13.55 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven