31 444 XII
Jaarverslag en slotwet ministerie van Verkeer en Waterstaat 2007

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT (XII)

Aangeboden 21 mei 2008

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein voor 2007 (in € mln.)

kst-31444-XII-1-1.gif

Gerealiseerde ontvangsten naar beleidsterrein voor 2007 (in € mln.)

kst-31444-XII-1-2.gif

Inhoudsopgave blz.

A.Algemeen6
1.Aanbieding en dechargeverlening6
2.Leeswijzer11
   
B.Het beleidsverslag13
3.Beleidsprioriteiten13
4.Beleidsartikelen32
5.Niet-beleidsartikelen114
6.Bedrijfsvoeringsparagraaf119
   
C.De jaarrekening124
7.Verantwoordingsstaten124
 7.1 De departementale verantwoordingsstaat 2007 van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII)124
 7.2 De samenvattende verantwoordingsstaat 2007 van de baten-lastendiensten van het ministerie van Verkeer en Waterstaat125
 7.3 De departementale saldibalans per 31 december 2007126
 7.4 De balansen per 31 december 2007 van de baten-lastendiensten van het ministerie van Verkeer en Waterstaat135
   
Bijlage 1:Toezichtrelaties148
Bijlage 2:Aanbevelingen Algemene Rekenkamer155
Bijlage 3:Publicatieplicht op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens158
Bijlage 4:Realisatie inhuur159
Bijlage 5:Afkortingenlijst160

DEEL A. ALGEMEEN

1. Aanbieding en dechargeverlening

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Verkeer en Waterstaat decharge te verlenen over het in het jaar 2007 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII).

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel- en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

d. de departementale saldibalansen;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag/de onderhavige jaarverslagen en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2007; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

b. de slotwet van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) over het jaar 2007: de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd;

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet/slotwetten is/zijn aangenomen;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2007 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2007 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2007 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2007 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

mede namens

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

mw. J. C. Huizinga-Heringa

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Voor u ligt het jaarverslag van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Hoofdstuk XII) over het jaar 2007.

Het jaarverslag bestaat uit twee onderdelen, namelijk het beleidsverslag en de jaarrekening. In het eerste deel van het beleidsverslag wordt verantwoording afgelegd over de beleidsprioriteiten van VenW. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt, in hoeverre VenW zijn toezeggingen uit de begroting 2007 heeft kunnen waarmaken.

In het beleidsverslag 2007 wordt verantwoording afgelegd over de uitvoering van de begroting 2007. Het hoofdstuk Verkeer en Waterstaat van deze begroting is opgesteld rondom de volgende prioriteiten:

1. Wegonderhoud en filebestrijding

2. Stedelijke netwerken en de mainports

3. Duurzaamheid

4. Veiligheid

5. Anders werken

In het tweede deel van het beleidsverslag zijn de beleidsartikelen, niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringparagraaf opgenomen. Onder de beleidsartikelen worden zowel de niet-financiële als de financiële gegevens gepresenteerd. Verder bevat dit deel informatie over de gerealiseerde effecten en de geleverde concrete beleidsprestaties, waar mogelijk voorzien van prestatiegegevens. In de toelichting worden de gerealiseerde beleidsprestaties op productniveau verantwoord. Uitgangspunt daarbij is dat een onderliggende activiteit wordt toegelicht als deze niet is gerealiseerd. Tevens worden nieuwe activiteiten en voorname prestaties toegelicht.

Voor wat betreft de prestatie-indicatoren moet worden vermeld dat VenW bij het verkrijgen van deze indicatoren voor een deel afhankelijk is van verzameling door externe partijen zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De praktijk is zodanig dat deze gegevens in een aantal gevallen later beschikbaar komt. Dit leidt ertoe dat niet in alle gevallen de gegevens over het verslagjaar ten tijde van het opstellen van het jaarverslag beschikbaar waren.

Bij een aantal prestatie-indicatoren is gebleken dat betrouwbare meting van de resultaten niet mogelijk is. Daarom zijn deze indicatoren in de begroting 2007 ook niet meer opgenomen. Voor zover er nieuwe indicatoren zijn ontwikkeld, zijn deze in het jaarverslag opgenomen.

De financiële informatie wordt gepresenteerd door middel van de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid», waarbij opmerkelijke verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar worden toegelicht. Om de hoeveelheid informatie te beperken is gekozen voor het hanteren van de hieronder aangegeven norm. Aan de hand van deze norm is bepaald of een verschil is toegelicht.

Norm bij te verklaren verschillen
BegrotingsbedragVerschil
< € 4,5 mln.> 50%
€ 4,5 – € 22,5 mln.> € 2,5 mln.
> € 22,5 mln.> 10%

Dit houdt in dat die artikelen/financiële instrumenten, waarbij het verschil tussen het begrotingsbedrag en de realisatie kleiner is dan de aangegeven norm in principe niet worden toegelicht. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor beleidsmatige relevante mutaties, deze worden ongeacht bovenstaande normering wel toegelicht. Verder worden in afwijking van bovenvermelde norm die artikelen, waarop in de begroting 2007 geen of zeer geringe ontvangsten zijn geraamd maar waar in 2007 wel relatief kleine bedragen op zijn gerealiseerd, niet apart toegelicht.

In de begroting 2006 is een begrotingsindeling in gebruik genomen die afwijkt van de begrotingsindeling die vóór 2006 werd gebruikt. In verband met deze gewijzigde begrotingsindeling zijn de realisaties sinds 2006 op een andere manier gegroepeerd dan cijfers van eerdere jaren. Hierdoor is het niet mogelijk om de realisaties van de vier voorgaande jaren op te nemen in de budgettaire tabellen. Om de gebruiker toch historisch vergelijkingsmateriaal te bieden zijn de financiële kasrealisaties uit 2005 en 2006 opgenomen, waarbij 2005 hiervoor technisch is omgerekend naar de nieuwe begrotingsindeling.

De bedrijfsvoeringparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsparagraaf en bestaat uit 4 onderdelen, te weten rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel en materieel beheer en overige aspecten van bedrijfsvoering.

De Jaarrekening begint met de departementale verantwoordingstaat van VenW; een cijfermatige staat waarbij inzicht wordt gegeven in de financiële afwijkingen tussen de begroting en de realisatie op artikelniveau.

Vervolgens zijn de samenvattende verantwoordingsstaten van de baten-lastendiensten Rijkswaterstaat, IVW en het KNMI opgenomen. Het volgende deel betreft vervolgens de departementale saldibalans van VenW met de daarbij behorende toelichting. Ten slotte is onder de jaarrekening de balans per 31 december 2007 opgenomen met een toelichting van de baten-lastendiensten van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Aan het jaarverslag zijn vijf bijlagen toegevoegd. De eerste bijlage bevat een overzicht inzake het toezicht op de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s). In de tweede bijlage wordt ingegaan op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag over 2005 en de maatregelen die VenW heeft getroffen om de daarbij door de Algemene Rekenkamer geconstateerde tekortkomingen in 2006 en de jaren daarna te voorkomen. Bijlage drie bevat een overzicht van de uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het departement. Bijlage 4 geeft de realisatie inhuur weer. De laatste bijlage betreft een afkortingenlijst.

DEEL B: HET BELEIDSVERSLAG: BELOFTES WAARMAKEN – AMBITIES UITWERKEN

3. Beleidsprioriteiten

In dit beleidsverslag 2007 wordt verantwoording afgelegd over de uitvoering van de begroting 2007, die in het najaar van 2006 is ingediend door het kabinet Balkenende III. Het hoofdstuk Verkeer en Waterstaat van deze begroting is opgesteld rondom de volgende prioriteiten, te weten:

1. Wegonderhoud en filebestrijding

2. Stedelijke netwerken en de mainports

3. Duurzaamheid

4. Veiligheid

5. Anders werken

Een bijzonder aspect van het begrotingsjaar 2007 is dat in februari, na verkiezingen in november 2006, een nieuw kabinet is aangetreden. Het nieuwe kabinet Balkenende IV heeft de hoofdlijnen van regeringsbeleid vastgelegd in het coalitieakkoord. Het coalitieakkoord is uitgewerkt in het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven». Daarin zijn 74 concrete doelstellingen verwoord. Op het gebied van Verkeer en Waterstaat zijn de volgende doelstellingen verwoord:

– Stapsgewijze invoering van een gedifferentieerde kilometerprijs naar tijd, plaats en milieukenmerken;

– Een groeiambitie van 5% per jaar voor het openbaar vervoer per spoor;

– Bijdrage aan de ontwikkeling van de Randstad tot duurzame en concurrerende topregio door middel van het programma Randstad Urgent;

– Schiphol kan binnen de bestaande milieu- en geluidsnormen doorgroeien, waarbij woningen op grotere afstand van Schiphol beter beschermd worden tegen geluidshinder;

– Verbetering van de bereikbaarheid over weg en water door gerichte investeringen in het wegennnet en de binnenvaart;

– Versnelling kustverdediging, versnelde aanpak van de versterking van waterkeringen en vernieuwing in het denken over waterveiligheid;

– Klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen; en

– Duurzaam waterbeleid als schakel tussen ecologie en economie: Nederland (weer) aan de internationale top van innovatieve deltatechnologie.

Dit beleidsverslag is opgebouwd rondom de vijf prioriteiten, zoals verwoord in de begroting 2007. Daarnaast wordt ingegaan op de eerste resultaten die in 2007 zijn geboekt bij de uitvoering van de doelstellingen van het beleidsprogramma.

De 5 prioriteiten van VenW

1. Wegonderhoud en filebestrijding

Bij het streven naar betrouwbare netwerken staat niet alleen het bouwen maar ook het beheren en benutten. In 2004 is begonnen met het inlopen van achterstallig onderhoud, waarbij in 2006 en 2007 de meeste werkzaamheden waren voorzien. Daarnaast wordt ook benutting (bijvoorbeeld dynamisch verkeersmanagement) ingezet als middel om betrouwbare netwerken te kunnen realiseren.

1.1 Onderhoud hoofdwegen

Wegwerken onderhoudsachterstanden

Met de vervanging van 474 kilometer asfalt in 2007 is sinds 2004 in totaal 1300 kilometer wegdek vervangen. Hiermee is VenW er in geslaagd om op 1 januari 2008 het achterstallig onderhoud voor reguliere wegen weg te werken, conform het plan van aanpak Beheer en Onderhoud Rijkswegen 2004–2010 (Bijlage bij Infrastructuurfonds 2004, kamerstuk 2003–2004, 29 200 XII, nr. 1). Bij bruggen en viaducten en bij systemen voor Dynamisch Verkeersmanagement (DVM) is nog steeds sprake van een onderhoudsachterstand en bij reguliere wegdekken is een inspanning nodig om te voorkomen dat opnieuw achterstand optreedt. Over de voortgang van het «Groot Onderhoud Wegen» wordt de Kamer ieder kwartaal geïnformeerd.

Beperken van extra overlast bij onderhoud: slim plannen en maatwerk per project

De overlast voor de automobilist bij onderhoudswerkzaamheden wordt zoveel mogelijk beperkt door:

• Het slim plannen van werkzaamheden, hetgeen betekent dat bepaalde werkzaamheden niet gelijktijdig worden uitgevoerd.

• Flankerende maatregelen, zoals het aanbieden van OV tegen gereduceerd tarief, het aanbieden van zgn. AnaarB-kaartjes alsmede OV-vervoer op maat.

• Communicatie, zoals publieksgerichte campagnes (vooral ook in vakantiemaanden) en het presenteren in de media van de TOP10 van de belangrijkste werkzaamheden.

Daarnaast is de sitewww.vanAnaarBeter.nlis het afgelopen jaar goed bezocht.

Ondanks dat in het derde kwartaal 2007 de filezwaarte als gevolg van wegwerkzaamheden hoger was door de vele werkzaamheden in de vakantiemaanden, is het aandeel filezwaarte door wegwerkzaamheden over héél 2007 met ongeveer 4%, lager dan de met de Kamer afgesproken 5%.

1.2 Filebestrijding

Aanpak files op korte termijn

In 2006 is het programma Filevermindering gestart met circa veertig projecten om de bereikbaarheid te bevorderen met op relatief korte termijn implementeerbare maatregelen. De projecten zijn onder te verdelen in drie categorieën:

1. het beperken van de dagelijkse files

2. het beperken van incidentele files

3. het verleiden tot ander mobiliteitsgedrag

Per categorie wordt een aantal voorbeelden genoemd.

Doelstelling Beleidsprogramma: verbetering van de bereikbaarheid over weg en water door gerichte investeringen in het wegennetwerk en de binnenvaart «Naast de stapsgewijze invoering van een gedifferentieerde kilometerprijs zet het kabinet voor het wegennetwerk op de korte termijn in op kleinschalige maatregelen. Het accent ligt daarbij op knooppunten en op plaatsen waar snelle voordelen te behalen zijn. Ook staat optimale benutting van capaciteit van het wegennet centraal, onder andere door inzet van dynamisch verkeersmanagement. Over grootschalige maatregelen gericht op de lange termijn beslist het kabinet op basis van een Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse voor het gehele hoofdwegennet (zowel A-wegen als rijks N-wegen)».

Ad 1 het beperken van de dagelijkse files

Bij tientallen aansluitingen is de belijning aangepast om het verkeer efficiënter te laten in- en uitvoegen. Uit evaluaties blijkt dat het verkeer ook daadwerkelijk efficiënter in- en uitvoegt. Daarnaast is er een bestuurlijk akkoord bereikt over de wijze waarop het verkeer op en rond de A10 geregeld zal worden. Het Groene Golf Team analyseert verkeersregelingen en adviseert wegbeheerders over een betere afstelling. Bij Apeldoorn is een dagelijkse terugslagfile op A1 verdwenen. Tot slot heeft een nieuwe opzet van de bewegwijzering bij knooppunt Velperbroek geresulteerd in een betere doorstroming tijdens de spits.

Ad 2 het beperken van files als gevolg van ongelukken

Om incidentele files te beperken is in 2007 de eerste van een serie praktijkproeven met een snel verplaatsbare barrier bij wegwerkzaamheden succesvol afgerond. Daarnaast is uit evaluaties gebleken dat gebruik van het in 2006 ontwikkelde, nieuwe type, calamiteitenscherm kijkfiles met 20% reduceert. Diverse wegendistricten hebben dit scherm in 2007 in gebruik genomen. Eind 2007 zijn Verkeer en Waterstaat en het Verbond van Verzekeraars een publiekscampagne gestart om weggebruikers te bewegen in geval van kleine schades snel de weg te ontruimen en hun zaken af te handelen op een parkeerplaats. Tot slot zijn in 2007 in totaal ca. 30 vaste omleidingsroutes-bij-incidenten ingesteld.

Ad 3 het verleiden tot ander mobiliteitsgedrag

Afgelopen zomer is een Postbus-51 campagne van start gegaan om weggebruikers bekend te maken met wat zij door rij- en reisgedrag zelf kunnen doen tegen de files. In 2007 is tevens gerealiseerd dat de Dynamische Route-informatiepanelen niet alleen filelengtes tonen, maar ook aangeven of de file korter of langer wordt. Verder heeft een proef met verkeersinformatie bij publiekstrekkende activiteiten laten zien dat er mogelijkheden zijn om een deel van de bezoekers met alternatieve arrangementen uit de avondspits te houden.

De eindevaluatie van het project Filevermindering zal in april 2008 verschijnen. Enkele voorlopige conclusies zijn:

• Filerijders stappen over op het OV als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

– Er moet echt een fileprobleem zijn en het probleem moet door de automobilist als voldoende groot worden ervaren;

– De reiziger moet substantiële tijdwinst boeken met het OV, ten opzichte van de auto.

• Projecten die door een vervoerbedrijf worden geïnitieerd en begeleid zijn in het algemeen succesvoller dan door de overheid geïnitieerde experimenten. Overigens is daarmee wel van belang in hoeverre de concessie het vervoerbedrijf stimuleert om reizigersgroei te realiseren.

In het kader van het project Fileproof is een impuls gegeven aan de toepassing van de mobiliteitskaart waarmee reizigers een prikkel en de vrijheid krijgen om meer bewust een keuze te maken voor hun wijze van vervoer. In dit verband heeft Verkeer en Waterstaat ook zelf het goede voorbeeld gegeven door een mobiliteitskaart te introduceren die in de loop van 2008 bij alle directies van de Rijkswaterstaat in gebruik zal worden genomen.

Aanpak files op lange termijn

Er is in 2007 met veel inzet invulling gegeven aan de realisatie van een quick-win pakket maatregelen voor dynamisch verkeersmanagement van 50 mln. euro, dat werd gerealiseerd in combinatie met het groot onderhoud. Tevens is opdracht gegeven voor het uitwerken van een grootschalige proef met dynamisch verkeersmanagement op de ring Amsterdam (A10). Daarnaast zijn vier proeven met dynamische snelheden in voorbereiding, en is een wetswijziging doorgevoerd. De toevoeging van een experimenteerartikel in de Wegenverkeerswet vergroot de mogelijkheden om op eenvoudige wijze het inzicht te vergroten in de verkeerskundige toepassingen zoals bijvoorbeeld dynamische snelheden. In 2007 is verder veel energie gestoken in de ontwikkeling van een Beleidskader Benutten. In dit beleidskader wordt de samenhang beschreven van een aantal ontwikkelingen zoals reisinformatie en navigatiesystemen in het voertuig, signaleringsystemen langs de wegkant en mogelijkheden voor optimalisatie van de infrastructuur zoals op- en afritten. Het beleidskader resulteert in 2008 in een programma benutting.

Anders Betalen voor Mobiliteit

Doelstelling Beleidsprogramma: stapsgewijze invoering van een gedifferentieerde kilometerprijs naar tijd, plaats en milieukenmerken

«Om de bereikbaarheid over de weg in het algemeen en van de Randstad in het bijzonder te verbeteren, zal het systeem van kilometerheffing (gedifferentieerd naar tijd, plaats en milieukenmerken) in de komende kabinetsperiode – eventueel gefaseerd – worden ingevoerd, mits aan de randvoorwaarden van het naar rato afschaffen van bestaande belastingen (BPM, MRB, Eurovignet) en een maximale hoogte van de systeem- en inningskosten van niet meer dan 5% van de opbrengst wordt voldaan.

De netto opbrengsten van de kilometerheffing komen uitsluitend ten goede aan het infrastructuurfonds, waaruit landelijke en regionale investeringsprojecten in de Verkeersinfrastructuur worden gefinancierd.»

Voor de uitwerking van het beleidsprogramma zijn vier opties uitgewerkt. De voor- en nadelen van de opties zijn in beeld gebracht samen met maatschappelijke organisaties, decentrale overheden en andere departementen.

De ministerraad heeft op 30 november 2007 gekozen voor een kilometerprijs op alle Nederlandse wegen, gedifferentieerd naar tijd, plaats en milieukenmerken en een inningsysteem dat werkt op basis van de modernste satelliettechniek. De verwachting is dat in 2011 de kilometerprijs voor vracht wordt ingevoerd en in 2012 wordt begonnen met de uitrol van de kilometerprijs naar voor personenauto’s. In deze kabinetsperiode zullen met werkgevers mobiliteitsprojecten worden uitgevoerd, met name gericht op gedragsveranderingen van automobilisten en de ontwikkeling van de benodigde technologie. Hiermee is gekozen voor een solide en betrouwbare koers richting de realisatie van het eindbeeld van de landelijke kilometerprijs. Dit is een belangrijke stap voor de feitelijke invoering van kilometerbeprijzing.

Internationaal vindt er technische en beleidsmatige samenwerking met onder meer België, Duitsland en Frankrijk plaats.

Enkele mijlpalen 2008

– Basisrapportage Anders Betalen voor Mobiliteit (procedure grote projecten)

– Plan voor fiscaliteit

– Implementatiestrategie en uitvoeringsbesluit

– Openstelling tender/prijsvraag voor mobiliteitsprojecten

– Indiening wetsvoorstel op de kilometerprijs bij de Tweede Kamer

Commissie versnelling besluitvorming infrastructurele projecten

Om de mogelijkheden te onderzoeken om besluitvorming over infrastructuurprojecten te vereenvoudigen en te versnellen is, in het licht van de urgentie van de fileproblematiek, de commissie versnelling besluitvorming infrastructurele projecten, commissie Elverding, ingesteld. Deze commissie adviseert over oplossingsrichtingen voor verbeteringen in het besluitvormingsproces. Hierbij ligt de focus op de te boeken tijdwinst en de haalbaarheid. Voorbeelden zijn veranderingen in de procesinrichting van projecten, de toereikendheid van beschikbare personele capaciteit en kwaliteit en de vermindering van de afhankelijkheid van complexe (verkeers-)modellen.

De commissie zal onder meer ingaan op de noodzaak de bestuurscultuur binnen Nederland aan te passen en meer resultaatgericht te maken. Dit sluit aan bij de programma’s, zoals opgenomen in het Coalitie-akkoord (o.a. Programma Randstad Urgent).

Commissie private financiering van infrastructuur

In 2007 is de commissie private financiering van infrastructuur, commissie Ruding ingesteld, die de kansen van private financiering voor infrastructurele investeringen in beeld brengt en de implicaties onderzoekt van private financiering voor de organisatie van het weg- (en spoor)beheer. De commissie rapporteert medio 2008.

2. Stedelijke netwerken en de mainports

In 2007 heeft onder andere een intensivering van inspanning plaats gevonden in het Programma Randstad Urgent.

Binnen het investeringsprogramma is voor de aanpak van spoordoorsnijdingen in stedelijk gebied een beschikking afgegeven ten behoeve van Rotterdam Parkstad. Daarnaast hebben 15 gemeenten hun projecten voortvarend ter hand kunnen nemen vanwege subsidie van VenW.

2.1 Netwerkaanpak

De regionale netwerkanalyses voor de belangrijkste stedelijke gebieden zijn in 2007 verder opgepakt en uitgewerkt in het project Netwerkaanpak. Tevens zijn er voor de verdere uitwerking vier landelijke markt- en capaciteitsanalyses (LMCA’s) gedaan. Dit zijn analyses voor weg, spoor, regionaal OV en vaarwegen. Zowel in het voorjaar als in het najaar zijn er bestuurlijke (landsdelige) overleggen gevoerd, waarbij in het najaar voor het eerst landsdeel West gezamenlijk is behandeld.

De meer gebiedsgerichte aanpak zoals die is ingezet met het project Netwerkaanpak is ook doorgezet in het MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport). Bij de begroting 2008 is een eerste versie van het MIRT projectenboek uitgebracht. Hierin zijn voor het eerst de verschillende ruimtelijke investeringsprojecten- en programma’s van de betrokken departementen (VenW, VROM, LNV en EZ) gezamenlijk opgenomen.

Doelstelling Beleidsprogramma: Groeiambitie van 5% per jaar voor het openbaar vervoer per spoor

De ambitie voor groei van het OV over spoor wordt bijgesteld naar 5% per jaar, de realisatie van de afgelopen twee jaren. De frequentie van treinen in en om de grote steden wordt verhoogd om zo een goed alternatief te bieden voor de auto. Aan achterstallig onderhoud aan het spoor zal worden gewerkt. Bij de opstelling van het MIRT zal in de komende jaren met deze verhoogde ambitie rekening worden gehouden.

Voor de korte termijn (2007–2012) betreft de kabinetsambitie het vasthouden van de huidige groei van de reizigerskilometers op het spoor; voor de langere termijn (2012–2020) gaat het om het bieden van een kwaliteitssprong op het spoor door middel van hogere frequenties op de drukste corridors. Dat is opgepakt in de Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor (LMCA Spoor).

In 2007 zijn zowel de groeiambitie voor de korte termijn als de LMCA Spoor voor de langere termijn uitgewerkt.

Ten behoeve van de groeiambitie is een zogenoemde «Groeimaand» georganiseerd, waarin het ministerie van Verkeer en Waterstaat op zoek is gegaan naar creatieve nieuwe ideeën voor groei, die op korte termijn uitvoerbaar zijn. Op basis van geselecteerde maatregelen is het Actieplan «Groei op spoor» opgesteld. Het Actieplan is, als onderdeel van de beleidsbrief «Netwerkaanpak» op 19 november 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 29 644, nr. 85).

De LMCA-spoor is gedurende 2007 uitgevoerd. De eindrapportage en de beleidsconclusies zijn eveneens op 19 november 2007 als onderdeel van de beleidsbrief «Netwerkaanpak» aan de Tweede Kamer aangeboden.

De LMCA Spoor biedt inzichten in de kansen en mogelijkheden van hogere frequenties op het spoor en het verwerken van het groeiende goederenvervoer. Op basis van deze LMCA-spoor is – passend bij de ambities van dit Kabinet t.a.v. 5% groei – geconcludeerd dat de Nota Mobiliteit aanpassing vereist gezien de marktontwikkelingen tot 2020 en dat zich meer knelpunten voordoen aan in de NoMo is voorzien.

Enkele mijlpalen 2008

– Samen met NS en ProRail een Plan van Aanpak opstellen.

– De meeste maatregelen uit het Actieplan in gang zetten.

Coalitieakkoord

De afspraken met Noord Nederland over economische structuurversterking door een snelle Zuiderzeelijn-spoorverbinding zullen worden nagekomen. Indien een dergelijke snelle verbinding onvoldoende structuurversterkend rendement oplevert en/of niet verantwoord te exploiteren is, dient er, afgestemd met het Noorden en Flevoland en, uitgaande van deze afspraken, een alternatief samenhangend pakket te komen. Daarvan maken infrastructurele maatregelen een substantieel deel uit.

Op 16 november jl. heeft het kabinet een besluit genomen over de Zuiderzeelijn. Strekking van het besluit is dat het kabinet kiest voor een alternatief samenhangend pakket (Regiospecifiek Pakket).

Het kabinet heeft op basis van de met Noord Nederland gevoerde overleggen voldoende vertrouwen dat tot overeenstemming kan worden gekomen over het Regiospecifiek Pakket. Het kabinet gaat daarbij uit van het rijksvoorstel dat eerder aan Noord Nederland is gedaan en verwacht een regionale bijdrage die recht doet aan de verhouding tussen de oorspronkelijk gereserveerde rijks- en regionale bijdrage voor het project Zuiderzeelijn.

HSL

Begin 2007 bleek dat de tijdige installatie van het beveiligingssysteem ERTMS een probleem vormde voor de ingebruikname van de HSL-Zuid. De Tweede Kamer is hierover op 23 januari 2007 en 13 februari 2007 per brief geïnformeerd. In opdracht van de Tweede Kamer hebben de Algemene Rekenkamer en de TU Delft onderzoek verricht naar deze problematiek. In het voorjaar is veel aandacht besteed aan het verbeteren van de samenwerkingsrelaties tussen de betrokken contactpartijen (ProRail, Infraspeed, HSA, de Staat). Tevens is in mei besloten om gezien de grote onzekerheden in het vervolg te gaan werken met streefdata en is gekozen voor een stapsgewijze ingebruikname van de HSL-Zuid. Begin oktober is de Kamer gemeld, dat op basis van een integrale risico-analyse het tijdelijk vervoer op de HSL-Zuid niet zoals eerder voorzien in december 2007 kan starten en dat de aanvangsdatum van 1 oktober 2008 onder druk staat.

2.2 Kwaliteitsverbetering openbaar vervoer

Een deel van de kwaliteitsslag die VenW in het OV wil realiseren, hangt nauw samen met de uitkomst van de netwerkanalyses. Met name de verbetering van de informatievoorziening en overstapmomenten binnen het OV en andere vervoerswijzen is daarin belangrijk.

Vanuit VenW is de sector veel aandacht gegeven én gevraagd voor overstapmomenten binnen het OV. Daarnaast waren overstapmomenten aandachtspunt bij Randstad Urgent-projecten en het Bestuurlijk akkoord Toegankelijke Haltes.

In 2007 stond de introductie van de OV-chipkaart gepland. In Rotterdam is de OV-chipkaart grotendeels geïntroduceerd, ook Amsterdam maakt grote vorderingen. NS heeft de OV-chipkaart geïntroduceerd op proeftrajecten en ook elders in het land worden pilots gehouden met de OV-chipkaart. De landelijke introductie duurt echter langer dan eerder gepland, zoals de evaluatie naar de voortgang van de migratie in najaar van 2007 ook concludeerde. In het Aanvalsplan OV-chipkaart hebben de verantwoordelijke partijen begin 2008 afspraken met elkaar gemaakt over het vervolg. Onderdeel van deze afspraken is een nieuwe, integrale planning voor de introductie van de OV-chipkaart. De invoering van de OV-chipkaart heeft als doel een kwaliteitsverbetering van het openbaar vervoer: meer reisgemak in de hele OV-keten, meer betaalgemak en een verbeterde veiligheid.

Coalitieakkoord

In het stads- en streekvervoer komt ruimte om te experimenteren met tariefdifferentiatie, waaronder gratis OV voor specifieke doelgroepen.

Proef met gratis OV voor 65-plussers

De doelstelling van de proef ligt op het vlak van mobiliteitsbevordering, mede met het oog op verbetering van maatschappelijke participatie en tegengaan van eenzaamheid onder 65-plussers. Ook wordt gekeken naar de mate waarin volstaan kan worden met bestaande vervoerscapaciteit (lege stoelen), de effecten op het gebruik van Regiotaxi- en persoonlijk autogebruik.

De eerste geluiden uit de regio’s zijn positief. In twee regio’s (beide in de stad) wil men de proef in 2008 voortzetten.

Einde 2007 zijn de tellingen en overige onderzoeken gehouden. In het voorjaar van 2008 wordt de eindevaluatie gehouden en aan de Tweede Kamer gepresenteerd.

In het voorjaar van 2008 kan er meer gezegd worden over de leerpunten. Voornemen is om in 2008 nieuwe experimenten met gratis of goedkoop OV op te zetten, onder een andere thematiek, met gebruikmaking van de ervaringen uit de voorgaande projecten.

Herstelplan spoor

De middelen voor de 2e fase van het Herstelplan zijn gelet op de gunstige uitkomsten van de Midterm Review bij de begrotingsindiening 2007 overgeheveld van aanleg naar B&I. In de beschikking voor 2007 is het totale pakket voor 2007 beschikt (vervangingen, kleine projecten en capaciteitsknelpunten).

Conclusies zijn mogelijk aan het einde van de 2e fase (2012). Tussentijdse sturing vindt voor zover mogelijk via het (jaarlijkse) beheerplan plaats.

De punctualiteit steeg fors: 87% van de treinen kwam binnen 3 minuten op tijd aan (volgens de internationale 5 minuten norm reed 93% van de treinen op tijd). De waardering voor het aspect «op tijd rijden» steeg dan ook met maar liefst 6%. Hiermee is de minimale doelstelling voor 2007 bereikt.

2.3 Randstad Urgent/Noordvleugel

Met de komst van het Programma Randstad Urgent (voorheen het Urgentieprogramma Randstad), zoals ingesteld door het nieuwe kabinet, zijn de Nota Ruimte-programma’s opgeheven. Het doel van het programma is om de bereikbaarheid evenals het woon- werk- en leefklimaat te verbeteren. Veel projecten uit de Noordvleugel en Zuidvleugel programma’s zijn opgenomen in het Programma Randstad Urgent. Bij het opstellen van het programma Randstad Urgent is gebruik gemaakt van de ervaringen, die zijn opgedaan bij de programma’s van de Nota Ruimte.

Doelstelling Beleidsprogramma: Met het Urgentieprogramma Randstad wil het kabinet eraan bijgedragen dat de Randstad zich ontwikkelt tot een duurzame en concurrerende Europese topregio.

Na intensief overleg met de rijkspartijen en regionale partijen is op 22 juni 2007 het Programma Randstad Urgent gepresenteerd waarin 35 projecten zijn geselecteerd die moeten bijdragen aan een betere bereikbaarheid, een beter woon-, werk- en leefklimaat en een klimaatbestendige delta om zo de internationale concurrentiepositie van de Randstad te verbeteren. Tevens is er een nieuwe bestuurlijke aanpak ontwikkeld om de bestuurlijke drukte te verminderen en een meer slagvaardig optreden van de overheid te realiseren. Op 29 oktober zijn door de bestuurlijke duo’s zgn. bestuurlijke afspraken voor de uitvoering van de 35 projecten ondertekend.

Parallel aan dit proces is gewerkt aan een besluit voor de wegverbreding op de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere. Op 29 oktober is hiertoe tevens een bestuurlijk convenant ondertekend met de Noordvleugelpartijen.

De voorgenomen doelstellingen in 2007 zijn behaald. Voor 2008 wordt ingezet op uitvoering (van het programma) conform de gemaakte bestuurlijke afspraken. Hiervoor kan het beleid ongewijzigd worden voortgezet.

Enkele mijlpalen 2008

– Samenwerkingsovereenkomst overheden en culturele instellingen voor Ruimte voor Kunst en Cultuur in de Randstad

– Richtinggevende besluiten over varianten toekomst IJmeer/Markermeer

– Besluitvorming over OV-verbinding Schiphol–Amsterdam–Almere–Lelystad

– Besluitvorming mee te nemen alternatieven LT-mogelijkheden Schiphol/Lelystad

– Randstadvisie 2040

– Start landaanwinning PMR

– Besluit voorkeursalternatief zwakke schakel Scheveningen

– Vaststellen integraal maatregelenpakket Draaischijf Utecht

2.4 Mainportbeleid: PMR en toekomst Schiphol

Tweede Maasvlakte

De herstelprocedure voor de PKB, nodig geworden na uitspraken van de Raad van State, is afgerond. Direct na de parlementaire besluitvorming zijn de eerste uitvoeringshandelingen voor de deelprojecten 750 hectare natuurgebied en Bestaand Rotterdams Gebied gestart. De commissie MER heeft haar definitieve advies gegeven, waarna begin 2008 alle benodigde ontwerpbesluiten en -vergunningen ter inzage worden gelegd. Onderdeel hiervan is een luchtkwaliteitconvenant, met daarin de noodzakelijke compensatiemaatregelen voor de luchtkwaliteit als gevolg van het gebruik van Maasvlakte 2. Door de vertraging in het bestemmingsplan is het luchtkwaliteitconvenant vertraagd. In het eerste kwartaal van 2008 worden de ontwerpbesluiten en het luchtkwaliteitconvenant aangepast en definitief gemaakt.

Het Havenbedrijf Rotterdam N.V. heeft aan het consortium PUMA (bestaande uit de bedrijven Koninklijke Boskalis Westminster N.V. en Van Oord N.V.) het voornemen tot gunning bekend gemaakt van de aanlegwerkzaamheden voor Maasvlakte 2. Ondertekening van het contract vindt begin 2008 plaats.

Betuweroute

De Betuweroute is per 16 juni 2007 geopend. Ondanks dat sprake is van een ingroei jaar bleef het gebruik het eerste half jaar achter bij de verwachting. Vanaf 9 december 2007 bij het ingaan van de nieuwe dienstregeling is het gebruik echter flink toegenomen.

Coalitieakkoord

Schiphol kan binnen de bestaande milieu- en geluidsnormen doorgroeien, waarbij woningen op grotere afstand van Schiphol beter beschermd worden tegen geluidshinder. Op korte termijn worden de mogelijkheden bezien van de ontwikkeling van Leleystad als overloop, met inachtneming van overige regionale vliegvelden.

Om te komen tot balans tussen de ontwikkeling van Schiphol en belangen van de omgeving is een overlegstructuur in het leven geroepen onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, de heer Alders, de Alderstafel genaamd. Hierin zitten vertegenwoordigers van de omwonenden, bestuurders uit de regio, luchtvaartpartijen en het Rijk. Dit heeft in juni 2007 geleid tot een gezamenlijk advies aan de minister van VROM en V&W voor het aanpassen van het Luchthavenverkeerbesluit (LVB) in samenhang met twee convenanten gericht op het verminderen van de hinder en het verbeteren van de omgevingskwaliteit voor de omgeving van Schiphol voor de korte termijn (Kamerstuk 2006–2007, 29 665, nr. 48). Het advies is vertaald in een ontwerp-LVB dat voorligt bij de Tweede Kamer (Kamerstuk 2006–2007, 29 665, nr. 67). Dit ontwerp-LVB is gebaseerd op het MER. Verder is in 2007 een start gemaakt met de uitvoering van de afspraken uit het convenant hinderbeperking waardoor Schiphol kan doorgroeien tot 480 000 vliegtuigbewegingen in 2010.

Na het uitbrengen van het advies voor de korte termijn tot 2010 is de Alderstafel aan de slag gegaan met het voorbereiden van het advies voor de ontwikkeling voor Schiphol in de periode van 2010 tot 2020. Naar verwachting is dit advies in mei 2008 gereed.

Voor de lange termijn (na 2020), als Schiphol mogelijk tegen de grenzen van de fysieke capaciteit en betrouwbaarheid aanloopt, is in 2006 een verkenningentraject gestart om zo besluitvorming voor te bereiden over de toekomstopties voor ruimtelijke planning van de mainprtontwikkeling.

De opties die Schiphol voor de lange termijn ziet zijn conform planning als bijlage bij brief met beleidsaanpak Schiphol aan Kamer gezonden (Kamerstuk 2006–2007, 29 665, nr. 47). Vervolgens heeft het Rijk een probleemanalyse opgesteld voor de mainportontwikkeling en daarom advies gevraagd van de gezamenlijke planbureaus. Deze probleemanalyse met het advies van de planbureaus is in oktober 2007 aan de Kamer aangeboden.

Enkele mijlpalen 2008

– Bilateraal ministers VenW-VROM

– Breder bewindsliedenoverleg

– Kabinetsbesluitvorming over af te wegen opties voor locatiekeuze mainportontwikkeling lange termijn.

– Definitief advies Alderstafel Schiphol

3. Duurzaamheid

3.1 Luchtkwaliteit en klimaatbeleid

Luchtkwaliteit

In 2007 is de wet Luchtkwaliteit aanvaard door de Eerste Kamer en in werking getreden. Deze wet vormt de basis voor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In 2007 is goede voortgang gemaakt met het NSL. Dit, ondanks de vertraging die is ontstaan als gevolg van enkele uitspraken van de Raad van State ten aanzien van (wegen)projecten, met name de A4 Burgerveen–Leiden.

In de tweede helft van 2007 is een belangrijke stap gezet bij het opstellen en uitwerken van het benodigde maatregelenpakket om luchtknelpunten binnen de daarvoor gestelde termijnen op te lossen.

In 2007 is een akkoord bereikt in de EU over de herziening van de richtlijn luchtkwaliteit en de Euro 5 en 6 normen voor personenauto’s. De VenW-inzet voor verdere aanscherping van het Europese en internationale bronbeleid is, in samenwerking met andere departementen, in 2007 onverminderd gecontinueerd, bijvoorbeeld voor een ambitieuze Euro VI norm voor vrachtwagens. Voor de verbetering van de luchtkwaliteit voor NO2, PM10 en PM2,5 langs snelwegen behoort aanscherping van de emissie-eisen voor zwaar wegverkeer tot één van de meest kosteneffectieve maatregelen.

In het kader van het Innovatieprogramma Luchtkwaliteit (IPL) is in 2007 gestart met de uitvoering van grootschalige praktijkproeven waarmee de werking van de meest kansrijke maatregelen in de praktijk aangetoond kan worden. Zo is langs de A28 een «proeftuin schermen» ingericht waar tot eind 2008 praktijkproeven aan negen verschillende typen luchtschermen worden uitgevoerd. Verder zijn op de A50 praktijkproeven uitgevoerd met drie verschillende soorten reinigingswagens die het fijn stof van de weg verwijderen.

Voor het bereiken van de energiebesparing van 2% per jaar vervult het programma Het Nieuwe Rijden (HNR) een belangrijke rol. De automobilist krijgt adviezen voor een energiezuinige rijstijl en partners van HNR werken mee om de boodschap over te brengen.

De inzet van biobrandstoffen van 2% in 2007 is achter gebleven bij de verwachtingen: er werd niet meer bijgemengd dan 0,3%. Wel is het subsidieprogramma Innovatieve Biobrandstoffen in 2007 van start gegaan met de openstelling van de eerste tender. Het aantal aanvragen was groter dan het aantal projecten dat gehonoreerd kon worden.

3.2 Duurzaam waterbeleid

Op 7 september heeft de Ministerraad de «Kabinetsvisie op het waterbeleid, «Nederland veroveren op de toekomst» vastgesteld. Daarmee is samenhang aangebracht in, en de agenda gezet voor, het waterbeleid in deze kabinetsperiode. De in het beleidsprogramma aangekondigde Watervisie is tegelijkertijd een verbijzondering en uitwerking van de duurzaamheidambities van dit kabinet. De Advies Commissie Water heeft op verzoek van de staatssecretaris op basis van de Watervisie in december geadviseerd over het proces en de inhoud van het eerste Nationale Waterplan dat een verdere operationalisering zal zijn de Watervisie. De in de Watervisie gepresenteerde vijf «iconen» (Afsluitdijk, Zuidwestelijke Delta, IJsselmeergebied, Indonesië en Canon Nederland Waterland) vinden inmiddels veel weerklank bij betrokken stakeholders. Deze vijf «iconen» worden gebruikt als belangrijke impulsen voor de verschillende waterthema’s die in de Watervisie zijn uitgewerkt (klimaatbestendig Nederland, duurzame ontwikkeling, economie, internationale solidariteit en bewustwording/participatie). Met name economie, internationale solidariteit en waterbewustzijn worden herkend als vernieuwende thema’s. De in november gepresenteerde innovatieagenda deltatechnologie is mede op deze thema’s geënt.

3.3 Integraal waterbeheer, waterkwaliteit en waterkwantiteit

Doelstelling: Klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur)

In april 2007 is het proces om te komen tot een nieuw beleidskader voor het IJsselmeergebied gestart. De staatssecretaris heeft de betrokken bestuurders het adviesrapport «Een ander IJsselmeergebied» aangeboden. Er zijn diverse maatschappelijke consultaties georganiseerd. De wensen en reacties uit de regio en de opgedane kennis zijn verwerkt in een concept-kader.

Het afgelopen jaar is voor de KRW nauwkeurig geïnventariseerd welke maatregelen in de periode 2009–2015 nodig zijn voor een integraal en duurzaam waterbeheer. Hierbij is maximaal gezocht naar maatregelen die kunnen worden genomen in combinatie met andere maatregelen (veiligheid, kwantiteit, milieu, reconstructie, enz). Daarmee is, in lijn met de Decembernota 2006, een neerwaartse trend van kosten waarneembaar. Hiervan heeft de staatssecretaris verslag gedaan in haar voortgangsbrief aan de Tweede Kamer (TK 2007–2008, 27 625, nr. 111). Ook is tussen de verschillende regio’s het ambitieniveau en de reikwijdte van de opgave geharmoniseerd.

3.4 De Europese dimensie van water

In september 2007 is de Europese richtlijn «De Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over Beoordeling en Beheer van Overstromingsrisico’s» vastgesteld, ook wel aangeduid als de Europese Hoogwaterrichtlijn. De Richtlijn bevat geen kwantitatieve veiligheidsnormen waaraan de Lidstaten moeten voldoen. De Richtlijn legt voor het risicobeheer wel een aantal principes vast: niet-afwentelen, stroomgebiedaanpak, veiligheidsketen (risicobenadering), duurzaamheid en publieke participatie. Landen bepalen zelf (nationaal) dan wel in gezamenlijkheid (grensoverschrijdend) de doelen die zij stellen voor het beheer van overstromingsrisico’s en welke maatregelen daarbij horen.

De nieuwe Kaderrichtlijn Mariene strategie (KRM) is eind 2007 uitonderhandeld in Brussel en zal in 2008 in werking treden. De KRM verplicht de lidstaten om de bescherming en het gebruik van de zee in balans te krijgen. De komende jaren zal V&W samen met betrokken vakdepartementen op de Noordzee, de industrie, de havens, de scheepvaartsector, de olie en gas industrie en overige belanghebbenden de uitvoering van deze richtlijn gestalte geven.

Door een proactieve houding in het onderhandelingsproces heeft VenW de richtlijn uitvoerbaar en betaalbaar weten te houden.

Verder zijn er door in te zetten op het 7e EU Kaderprogramma meer financiële mogelijkheden gecreeërd voor de onderzoeksinstellingen van de lidstaten voor co-financiering van onderzoeksprojecten voor zee aangelegenheden.

Doelstelling beleidsprogramma: Duurzaam waterbeleid als schakel tussen ecologie en economie. Nederland (weer) aan de internationale top van innovatieve deltatechnologie.

De watersector heeft op basis van de Watervisie in november de Innovatieagenda Deltatechnologie afgerond en aan de staatssecretaris aangeboden. Dit innovatieprogramma geeft een eerste invulling aan de innovatieopgaven die in de Watervisie zijn geadresseerd. Het programma bevat concrete projecten en samenwerkingsinitiatieven van overheden, kennisinstellingen en private partijen. De uitvoering van deze agenda is direct na publicatie opgestart. De aan de projecten deelnemende Nederlandse bedrijven, overheden en kennisinstellingen investeren in de realisatie van deze innovatieagenda omdat zij daarin concrete mogelijkheden zien voor de ontwikkeling en export van nieuwe expertise en producten. Het per 31 december 2007 gestarte top technologisch instituut Deltares is een belangrijke spil in de verdere uitbouw van de Nederlandse deltatechnologische kennis. Hiermee is een belangrijk element uit het advies van de Commissie Wijffels («De kracht van de verbinding», 2004) over de Nederlandse kennisinfrastructuur gerealiseerd.

Parallel aan deltatechnologie loopt er voor watertechnologie een vergelijkbaar innovatietraject dat zich (meer) richt op drinkwater en sanitatie. Zowel delta-innovaties als waterinnovaties dragen direct of indirect bij aan de realisatie van de ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (Millennium Development Goals).

4. Veiligheid

Om binnen de beleidsterreinen met alle betrokken partijen de risico- en veiligheidsinformatie te structureren is in 2007 gewerkt aan de invoering van veiligheidsmanagement in de modaliteiten. Hiermee is ook de bijdrage van de beleidsterreinen van VenW aan het brede Kabinetspijler V veiligheid beter belegd. Er zijn het afgelopen jaar belangwekkende stappen vooruit gezet in systeemsturing die meer transparantie moeten geven over de staat van «de veiligheid» en de resterende risico’s. Het publiceren van een derde jaarlijkse brede veiligheidsbalans VenW past ook in dat kader. Daarnaast zijn inhoudelijk binnen individuele beleidsterreinen stappen vooruit gezet die hieronder op hoofdlijnen zijn beschreven.

4.1 Bescherming infrastructuur tegen terroristische aanslagen

Luchtvaart

De luchthaven Schiphol is aangewezen als vitaal knooppunt in het interdepartementale VITAAL-project, onderdeel van het Actieprogramma Terrorisme en Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Onder verantwoordelijkheid van Verkeer & Waterstaat is een inventarisatie gemaakt van alle kwetsbare onderdelen op de luchthaven die noodzakelijk zijn om de bedrijfsvoering van het luchtvaartbedrijf doorgang te laten vinden. Op basis hiervan is een risico-analyse uitgevoerd en zijn maatregelen uitgewerkt ter bescherming van de meest kwetsbare onderdelen.

Op grond van nieuwe regels inzake Single European Sky moeten organisaties die luchtverkeersdiensten verlenen, beschikken over zowel een safety als een security management systeem. In Nederland betreft dit Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL), het Eurocontrol-centrum in Maastricht (M-UAC), en KNMI. In 2007 zijn de door deze organisaties opgestelde systemen goedgekeurd en beschikken zij over gecertificeerde systemen. Door de Inspectie Verkeer en Waterstaat wordt toezicht gehouden.

Vanwege security-redenen vinden af en toe (preventieve) onderscheppingen plaats van burgerluchtvaartuigen door F-16’s. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie. In november 2007 is een regeling van kracht geworden waarin is bepaald dat bij een onderschepping de «verkeersregels» gevolgd moeten worden die zijn opgesteld door ICAO. Ook is bepaald dat verkeersleiders die een verdachte omstandigheid waarnemen, de militaire luchtverkeersleiding moeten waarschuwen. Deze regeling sluit aan bij de «Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme» van Justitie en Defensie.

Spoor

In 2007 is voor spoor onderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden voor een methodiek voor beoordeling van security maatregelen op en om het spoor. Het onderzoeksrapport is opgeleverd in november 2007. De uitkomsten zullen worden meegenomen in de Kadernota Security op het Spoor. Daarnaast is ProRail in 2007 gestart met het programma ATOS (anti terrorisme maatregelen op stations) dat is gefinancierd met FES middelen.

Stad en streekvervoer

Voor het stads- en streekvervoer geldt dat in 2007 vanuit FES gelden beschikbaar zijn gesteld voor anti-terrorisme maatregelen.

Tevens wordt samengewerkt met de NCTb in de aanpak van terrorisme-risico’s in het openbaar vervoer. Evenals de sector spoor is ook het stads- en streekvervoer aangesloten op het alerteringssysteem. Risico’s worden tijdig onderkend en vervoerbedrijven nemen indien nodig extra maatregelen voor de veiligheid van reizigers en personeel. In 2007 is de voorbereiding gestart voor een impuls in camerasystemen in luchtvaart en openbaar vervoer, waarvoor NCTb de komende jaren in totaal een bedrag van € 31 mln beschikbaar heeft.

4.2 Waterveiligheid

Ruimte voor de Rivier

Op 26 januari 2007 is de PKB Ruimte voor de Rivier officieel in werking getreden. Sinds die tijd wordt hard gewerkt aan de nadere uitwerking van de 39 maatregelen die onderdeel uitmaken van de PKB. Daarover zijn inmiddels voor verreweg de meeste maatregelen afspraken gemaakt met initiatiefnemers. Voor vier van deze maatregelen is in 2007 door de staatssecretaris het voorkeursalternatief gekozen. In 2007 is verder gegaan met de realisatie van de dijkteruglegging Hondsbroeksche Pleij.

Doelstelling Beleidsprogramma: Versnellen kustverdediging en versnelde aanpak van de versterking van de bij de tweede wettelijke toetsing afgekeurde waterkeringen. Vernieuwd denken over waterveiligheid een plaats geven in het systeem voor bescherming tegen overstromingen.

In 2007 zijn de financiën die nodig zijn om de 1e en 2e toetsingsprojecten in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) volgens de huidige inzichten uit te voeren, door het kabinet beschikbaar gesteld. Hierdoor kon het totale pakket aan maatregelen van het HWBP (de eerste toetsing, tweede toetsing en zwakke schakels kust) ingeplandworden en de uitvoering van de maatregelen voortvarend worden opgepakt. Het HWBP is op 19 september 2007 naar de Tweede Kamer gestuurd.

In 2007 is de uitvoering van de versterking van de zwakke schakels Noordwijk en Flaauwe Werk gestart. De staatssecretaris heeft hiervoor op 5 september de starthandeling verricht. Naar verwachting gaat vóór 2011 bij alle zwakke schakels de schop de grond in. In 2015 zullen alle zwakke schakels zijn versterkt.

Het Kabinet heeft de Deltacommissie ingesteld om een lange-termijn perspectief voor de kustzone op te stellen met het oog op de klimaatverandering. Het is een onafhankelijke commissie die naar verwachting op basis van ontwikkelingen en perspectieven voor de lange termijn (2100–2200), adviseert over beleidsopties voor het kustzonebeleid. Ook schetst de commissie waarschijnlijk de daaruit voortvloeiende beleidsopties voor de middellange termijn en eventuele kaders en maatregelen voor de kortere termijn.

Met de Tweede Kamer is in 2007 gesproken over de beleidsbrief Waterveiligheid 21e eeuw en het kabinetsstandpunt Rampenbestrijding (TK 2006–2007, 27 625, nr. 98). Naast aandacht voor de actualisatie van het preventiebeleid en maatregelen om de gevolgen te bespreken, heeft waterveiligheidsbewustzijn in het project Waterveiligheid 21e eeuw een prominente plek gekregen. Het bewustzijn zal worden versterkt door bestuurders, professionals, bedrijfsleven en burgers.

Enkele mijlpalen 2008

– Advies van de Deltacommisssie

4.3 Veiligheid verkeer en vervoer

Verkeersveiligheid

Uit onderzoek naar de mogelijke voorzichtsystemen (camera of spiegel) is gebleken dat goed kijkgedrag van de chauffeur belangrijker is dan de vraag welke systemen de chauffeur gebruikt om mee te kijken. Het ondersteunen van de chauffeurs bij het verbeteren van het kijkgedrag leidt in het algemeen tot meer resultaat dan een camera of spiegel.

Dit kijkgedrag is mede afhankelijk van een goede montage van de systemen, de vraag of de chauffeur weet wanneer hij moet kijken en het goed afgesteld zijn van de camera of spiegel.

In het beleid gericht op het terugdringen van dode hoek ongevallen wordt ook communicatie naar onder andere vrachtautochauffeurs meegenomen. In deze specifieke communicatie zal (nog) meer aandacht besteed worden aan de installatie en afstelling van de systemen en voorlichting aan de chauffeur over het gebruik van de systemen.

De invoering praktijkexamen is uitgesteld tot 1 september 2008, vanwege vertragingen opgelopen in het ontwikkeltraject. Het onderdeel groepsdiscussie, wat een noviteit voor Nederland inhoudt, zal naar een datum ná 1 september 2008 worden verschoven. Met de invoering van het praktijkexamen voor bromfietsers wordt beoogd het aantal ongevallen in een hoge risico-categorie verder terug te dringen.

Conform planning zal DVS/DHV eind 2008 een strategie opleveren inzake hoe om te gaan met agressie in het verkeer. Deze strategie zal afgestemd zijn met de bestuurlijke en maatschappelijke partners. Vervolgens zal het ministerie de strategie met concrete maatregelen invulling gaan geven.

Luchtvaartveiligheid

Met betrekking tot de luchtvaartveiligheid is intern een pre-audit uitgevoerd vooruitlopend op de externe ICAO-audit in 2008 voor het hele Koninkrijk. De pre-audit gaf inzicht in de eventuele leemtes in de implementatie van de in ICAO overeengekomen minimumvereisten in de Nederlandse wet-en regelgeving. De leemtes zijn geïdentificeerd en opgelost. Daarnaast zijn de overzeese gebieden door VenW bijgestaan met adviezen en fysieke ondersteuning bij hun voorbereiding op de ICAO-audit in 2008.

In 2007 is door de Europese Commissie een (aanvullende) audit gedaan op de luchthaven Schiphol naar de naleving en implementatie van de Europese regelgeving ten aanzien van de beveiliging van luchthavens. Ten opzichte van de eerdere audit was er een positief resultaat, met name op het punt van beveiliging luchtvracht was de uitslag van de audit goed.

Veiligheid zeehavens

In 2007 is de beveiliging van de Nederlandse zeehavens op een nog hoger niveau gekomen door de succesvolle implementatie van EU Richtlijn 65/2005/EG voor brede havenbeveiliging. Implementatie in Nederland vond plaats door wijziging van de Havenbeveiligingswet. De gewijzigde Havenbeveiligingswet is op 15 juni 2007 in werking getreden en het inwerkingtredings-Koninklijk Besluit is gepubliceerd in het Staatsblad 207.

Alle beveiligingsplannen van de havens die vallen onder EU Richtlijn 65/EG en de nieuwe Havenbeveiligingswet waren tijdig gereed en bij VenW/DGTL ingediend. De betrokken plannen zijn na toetsing door een multidisciplinair VenW team allen goedgekeurd.

Tevens vond officiële communicatie richting EU Commissie plaats inzake het feit dat Nederland tijdig voldaan heeft aan de implementatietermijn van de Richtlijn, alsmede op welke havens de Richtlijn betrekking heeft.

Per 15 juni 2007 zijn voorts alle Nederlandse zeehavens formeel aangesloten op het nationale Alerteringssysteem Terrorismebestrijding van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb).

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In 2007 is met alle betrokken partijen verder gewerkt aan de vormgeving van het Basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Hiervoor wordt meer tijd genomen dan aanvankelijk voorzien. Dit vanwege de complexiteit en de keuze om het Basisnet in een zorgvuldig en intensief samenwerkingsproces met alle betrokken partijen (provincies, gemeenten, bedrijfsleven) tot stand te brengen. Eén en ander is toegelicht in de voortgangsbrief Basisnet die op 3 december 2007 aan de Tweede Kamer is gezonden.

5. Anders werken

In 2007 heeft het kabinet, middels de «Nota Vernieuwing Rijksdienst (VRD)», besloten tot een vernieuwing van de rijksdienst. Het streven hierbij is een rijksdienst die beter beleid maakt, minder verkokerd is, efficiënter werkt en in omvang kleiner is. De nota bevat het programma waarmee het kabinet invulling geeft aan de doelstelling uit het coalitieakkoord om het functioneren van de overheid te verbeteren en tegelijkertijd te komen tot een forse afslanking van de rijksdienst.

Organisatie ontwikkelingen

In 2007 is het Beleidsvoornemen Vernieuwing VenW 2008–2012 opgesteld. In dit beleidsvoornemen wordt invulling gegeven aan de «Nota Vernieuwing Rijksdienst». In het beleidsvoornemen schetst de Bestuursraad van VenW wat de ontwikkelingen zijn in de opstelling en werkwijze van VenW en hoe de verschillende VenW-onderdelen daaraan gaan werken van nu tot 2012.

Per 1 januari 2007 is, in navolging van KNMI en Rijkswaterstaat, de Inspectie van Verkeer en Waterstaat (IVW) als agentschap van start gegaan. In het kader van het programma Vernieuwing Rijksdienst wordt bezien welke vergunningverlenende taken kunnen worden overgedragen. In 2007 zijn hiervoor de voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd.

Professionalisering van de kennisorganisatie

Het Delta-instituut, dat kennis en kennisproducten levert voor beleidsvoorbereiding en -uitvoering op het gebied van water, is medio 2007 omgedoopt in «Deltares», en is volgens plan op 1 januari 2008 formeel van start gegaan. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) versterkt de strategische kennisbasis van VenW op mobiliteitsgebied. Het KiM doet dit onder meer door het uitbrengen van rapporten en achtergronddocumenten met analyses van ontwikkelingen en beleidsopties. In 2007 heeft het KiM de eerste «Mobiliteitsbalans» uitgebracht. Hierin wordt de ontwikkeling van de mobiliteit vanaf 1995 beschreven en verklaard. De PPS Kennispool heeft zich in 2007 gemanifesteerd als financieel en contractjuridisch expertisecentrum. Geadviseerd is o.a. voor de Tweede Coentunnel (en de randweg), A15 (MaVa), de A12 en de A27, Ruimte voor de Rivier en AbvM. Tevens is de PPS Kennispool een intensief opleidingstraject gestart om de benodigde kennis en kunde voor innovatieve contracten binnen RWS op een hoger niveau te krijgen. De PPS Kennispool adviseert daarnaast de organisatie ten aanzien van PPS, o.a. voor de commissie Ruding. Tevens heeft de PPS Kennispool de Meerwaardetoetsen, waaronder de PPC’s, onder haar hoede genomen om de kansen die PPS biedt beter bekend te maken bij Rijkswaterstaat, zodat er een beter gefundeerde afweging gemaakt kan worden en PPS een serieuze optie wordt. De PPS Kennispool heeft ervaren dat nu PPS ook bij RWS een serieuze aangelegenheid wordt er veel behoefte is aan informatie. Maar ook dat onbekendheid met deze nieuwe werkwijze en de contractvormen nog een grote uitdaging is die verder zal worden opgepakt in 2008.

Minder administratieve lasten, betere regels en vereenvoudigde vergunningen

In 2007 heeft VenW verder gewerkt aan het verminderen en schrappen van overbodige of te ingewikkelde regels.

• De doorlichting van alle grote domeinen van VenW-regelgeving in het programma Beter Geregeld is in 2007 afgerond. De resultaten zijn in juli 2007 aan de Tweede Kamer gestuurd.

• Het programma Vereenvoudiging Vergunningen is opgenomen in het uitvoeringsprogramma «Minder regels en lasten en een betere dienstverlening» van september 2007. Het is een misverstand in de beleidsagenda 2007 dat de hele vereenvoudiging van vergunningen in 2007 zou plaatsvinden. Belangrijke vereenvoudigingen van vergunningen zijn verbonden met de Waterwet, de Binnenvaartwet, de Regeling Burgerlijke en Militaire Luchthavens (RBML) en de Wet wegvervoer goederen. Deze wetgevingstrajecten zijn niet in 2007 afgerond. Wel zijn vereenvoudigingen doorgevoerd in de individuele goedkeuring van voertuigen, in de erkenningsregeling voor de productie van kentekenplaten en in de afgifte van kentekenbewijzen. Het vergunningenstelsel van de rijbewijzen is vernieuwd. De aanvraag van certificaten van goedkeuring van tankschepen is gedigitaliseerd. Er is een drietal vergunningenstelsels van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) vervangen door algemene regels en vergunningverlening door de IVW.

• De Administratieve Lasten voor bedrijven zijn ultimo 2007 met ca. 21% gedaald ten opzichte van het ijkpunt 2002. Een belangrijke in 2007 doorgevoerde vereenvoudiging betreft de inzet van ICT bij het aan- en afmelden van APK-keuringen door garages. Door dit proces te versnellen werd een lastenverlichting bereikt van ca. € 18 mln. Een voor 2007 geraamde verlichting voor vervoerders werd vooralsnog niet gerealiseerd, doordat de parlementaire behandeling van de nieuwe Wet Wegvervoer Goederen meer tijd in beslag nam dan verwacht.

• Verder heeft VenW met ingang van 1 januari 2008 de regels rond de verplichte APK-keuring versoepeld. Personenauto’s en lichte bestelauto’s die rijden op benzine zullen in de toekomst minder vaak gekeurd moeten worden. Dit betekent een forse verlaging van de Administratieve Lasten voor zowel bedrijven (€ 7,5 mln.), als burgers (€ 23 mln.)

In onderstaande tabel zijn de meeste resultaten uit 2007 samengevat.

• Met de vervanging van 474 kilometer asfalt in 2007 is sinds 2004 in totaal 1300 kilometer wegdek vervangen.

• Het aandeel filezwaarte door wegwerkzaamheden over héél 2007 is ongeveer 4%. Dit is lager dan de met de Kamer afgesproken 5%.

• Er is een bestuurlijk akkoord bereikt over de wijze waarop het verkeer op en rond de A10 geregeld zal worden.

• Bij Apeldoorn is een dagelijkse terugslagfile op de A1 verdwenen.

• Verkeer en Waterstaat en het Verbond van Verzekeraars zijn een publiekscampagne gestart om weggebruikers te bewegen in geval van kleine schades snel de weg te ontruimen en hun zaken af te handelen op een parkeerplaats.

• In 2007 zijn in totaal ca. 30 vaste omlegroutes-bij-incidenten ingesteld.

• In 2007 is gerealiseerd dat de Dynamische Route-informatiepanelen niet alleen filelengtes tonen, maar ook aangeven of de file korter of langer wordt.

• In het kadervan het project Fileproof is een impuls gegeven aan de toepassing van de mobiliteitskaart waarmee reizigers een prikkel en de vrijheid krijgen om meer bewust een keuze te maken voor hun wijze van vervoer.

• De ministerraad heeft op 30 november 2007 gekozen voor een kilometerprijs op alle Nederlandse wegen, gedifferentieerd naar tijd, plaats en milieukenmerken en een inningsysteem dat werkt op basis van de modernste satelliettechniek.

• Commissie versnelling besluitvorming infrastructurele projecten is ingesteld.

• Commissie private financiering van infrastructuur is ingesteld.

• De regionale netwerkanalyses voor de belangrijkste stedelijke gebieden zijn in 2007 verder opgepakt en uitgewerkt in het project Netwerkaanpak en is ook doorgezet in het MIRT-projectenboek.

• Op 16 november jl. heeft het kabinet een besluit genomen over de Zuiderzeelijn. Strekking van het besluit is dat het kabinet kiest voor een alternatief samenhangend pakket (Regiospecifiek Pakket).

• Op 22 juni 2007 is het Programma Randstad Urgent gepresenteerd waarin 35 projecten zijn geselecteerd die moeten bijdragenaan een betere bereikbaarheid, een beter woon- werk- en leefklimaat en een klimaatbestendige delta om zo de internationale concurrentiepositie van de Randstad te verbeteren. Op 29 oktober zijn door de bestuurlijke duo’s zgn. bestuurlijke afspraken voor de uitvoering van de 35 projecten ondertekend.

• De Betuweroute is per 16 juni 2007 geopend.

• De Alderstafel heeft in juni 2007 geleid tot een gezamenlijk advies aan de minister van VROM en van V&W voor het aanpassen van het Luchthaven-verkeerbesluit (LVB) in samenhang met twee convenanten gericht op het verminderen van de hinder en het verbeteren van de omgevingskwaliteit voor de omgeving van Schiphol voor de korte termijn (Kamerstuk 2006–2007, 29 665, nr. 48). Het advies is vertaald in een ontwerp-LVB dat voorligt bij de Tweede Kamer (Kamerstuk 2006–2007, 29 665, nr. 67)

• In 2007 is de wet Luchtkwaliteit aanvaard door de Eerste Kamer en in werking getreden.

• In 2007 is een akkoord bereikt in de EU over de herziening van de richtlijn luchtkwaliteit en de Euro 5 en 6 normen voor personenauto’s.

• Op 7 september heeft de Ministerraad de «Kabinetsvisie op het waterbeleid, «Nederland veroveren op de toekomst» vastgesteld.

• In april 2007 is het proces om te komen tot een nieuw beleidskader voor het IJsselmeergebied gestart.

• In september 2007 is de Europese Richtlijn «De Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over Beoordeling en Beheer van Overstromingsrisico’s» vastgesteld, ook wel aangeduid als de Europese Hoogwaterrichtlijn.

• Op 26 januari 2007 is de PKB Ruimte voor de Rivier officieel in werking getreden.

• In 2007 is de uitvoering van de versterking van de zwakke schakels Noordwijk en Flaauwe Werk gestart.

• In 2007 is de beveiliging van de Nederlandse zeehavens op een nog hoger niveau gekomen door de succesvolle implementatie van EU Richtlijn 65/2005/EG voor brede havenbeveiliging.

• Per 15 juni 2007 zijn voorts alle Nederlandse zeehavens formeel aangesloten op het nationale Alerteringssysteem Terrorismebestrijding van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb).

• In 2007 is het Beleidsvoornemen Vernieuwing VenW 2008–2012 opgesteld.

• Op 1 januari 2007 is de Inspectie van Verkeer en Waterstaat een agentschap geworden.

• In 2007 heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) de eerste «Mobiliteitsbalans» uitgebracht.

• De doorlichting van alle grote domeinen van VenW-regelgeving in het programma Beter Geregeld is in 2007 afgerond.

• Er zijn vereenvoudigingen doorgevoerd in de individuele goedkeuring van voertuigen, in de erkennignsregeling voor de productie van kentekenplaten en in de afgifte van kentekenbewijzen. Het vergunningenstelsel van de rijbewijzen is vernieuwd. De aanvraag van certificaten van goedkeuring van tankschepen is gedigitaliseerd. Er is een drietal vergunningenstelsels van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) vervangen door algemene regels en vergunningverlening door IVW.

• De Administratieve Lasten voor bedrijven zijn ultimo 2007 met ca 21% gedaald ten opzichte van het ijkpunt 2002.

4. Beleidsartikelen

31 Integraal waterbeleid

Algemene doelstelling

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Omschrijving

Om de vitale functies in het landelijk en stedelijk gebied zoals veiligheid, economie, wonen, landbouw, recreatie en natuur, te waarborgen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Op 7 september heeft de Ministerraad de «Kabinetsvisie op het waterbeleid, «Nederland veroveren op de toekomst» vastgesteld. Daarmee is samenhang aangebracht in, en de agenda gezet voor, het waterbeleid in deze kabinetsperiode.

De bijdrage die VenW aan de algemene beleidsdoelstelling levert, is uitgewerkt in vier operationele beleidsdoelstellingen, te weten «Bestuurlijke organisatie en instrumentatie», «Veiligheid», «Waterkwantiteit» en «Waterkwaliteit». Om de operationele doelstellingen te bereiken, is een aantal producten ingezet. Hiertoe heeft VenW onder andere in de begroting 2007 aangekondigde activiteiten uitgevoerd die uiteindelijk hebben bijgedragen aan het behalen van de operationele doelstellingen en daarmee aan de algemene beleidsdoelstelling.

Succesfactoren

• De acceptatie en juiste implementatie van Europese regelgeving op het gebied van water door de lidstaten.

Op belangrijke punten is er voortgang geboekt: In oktober heeft een Rijnministersconferentie plaatsgevonden waarin op diverse deelterreinen besluiten zijn genomen en afstemming is geweest. In de milieuraad is overeenstemming bereikt over een uitvoerbare dochterrichtlijn prioritaire stoffen (afronding met het parlement is in 2008 voorzien). Het risico dat een nieuwe bodemrichtlijn extra eisen zou stellen aan waterbodems is afgewend. Verder is in het kader van de «Common Implementation Strategy» overeenstemming bereikt over pragmatische aanpak met betrekking tot fasering en doelverlaging.

• De acceptatie en juiste implementatie van het waterbeleid door provincies, waterschappen en gemeenten.

In de gebiedsprocessen zijn de partijen in 2007 landsdekkend en actief betrokken geweest om doelen en maatregelen voor de waterlichamen te bepalen. Deze gebiedsprocessen zijn succesvol afgerond. Er zijn twee rondes van harmonisatie afgerond waarin de kwaliteit en de uitvoerbaarheid van de maatregelen voor de diverse waterlichamen zoals deze uit de gebiedsprocessen zijn gekomen, zijn beoordeeld door middel van collegiale toetsing.

• Structurele ontwikkelingen als klimaatontwikkeling, zeespiegelstijging, bodemdaling, verstedelijking en toename van economische waarden.

De IPCC heeft in rapporten in belangrijke mate twijfel over de klimaatverandering en haar oorzaken weggenomen. De veranderingen van het klimaat en de noodzaak tot adaptatie is daarmee nog eens extra onder de aandacht gebracht. In 2007 is voortgegaan met de kennisontwikkeling van de consequenties van klimaatverandering voor het waterbeleid.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
31. Integraal waterbeleidRealisatieBegroting 2007Verschil 2007 
200520062007 
Verplichtingen 62 87959 91768 552– 8 635 
Uitgaven41 12253 19574 87474 82069 
31.01 Algemene strategie en beleidsvorming20 41817 78025 13126 356– 1 225 
31.01.01 Algemene strategie en beleidsvorming5 6238 29410 53310 779– 246 
31.01.02 HGIS Partners voor Water9 8917 4606 83210 557– 3 7251
31.01.03 Leven met Water4 9042 0267 7665 0202 7462
31.02 Veiligheid3 1559 24816 79511 2205 591 
31.02.01 Hoogwaterbescherming2 6127 36610 1759 1959963
31.02.02 Kust5431 8823 1012 0251 076 
31.02.03 Inspectie verkeer en waterstaat  3 51903 5194
31.03 Waterkwantiteit1 5912 7984 3613 0961 265 
31.03.01 Waterbeleid 21 eeuw1 5912 7984 3613 0961 2655
31.04 Waterkwaliteit15 95823 36928 58634 148– 5 562 
31.04.01 Europese kaderrichtlijn water12 97420 10621 43722 780– 1 343 
31.04.02 OSPAR/EMS2 9843 2633 3584 231– 8736
31.04.03 Inspectie verkeer en waterstaat  3 7917 137– 3 3467
Van de totale uitgaven:      
– Apparaatsuitgaven 6 1616 75622 107– 15 351 
– Baten-lastendiensten 22 15229 67313 44816 225 
– Restant 24 88238 46039 265– 805 
Ontvangsten 1 2931 3305387928

Financiële toelichting op de tabel budgettaire gevolgen van beleid

1 HGIS Partners voor Water is vertraagd als gevolg van aansluiting bij EU regelgeving en doordat de MoU’s (Memorandum of Understanding) voor de landen Mali, Egypte, India, Ghana, Turkije en Mexico nog niet zijn afgesloten. Hierdoor is er uiteindelijk in 2007 minder besteed dan gepland.

2 Voor het ICES-KIS project Leven met water is er in 2007 meer betaald dan opgenomen in de begroting. Dit is het gevolg van het betalen van een rekening welke in 2006 betaald had moeten worden.

3 Voor Hoogwaterbescherming is eind 2007 een bijdrage gegeven voor het project «Floodcontrol» en voor Kust is dit gebeurd voor het project «Building with Nature». Hierdoor is er op deze budgetten meer uitgegeven dan begroot.

4 en 7 De budgetten voor het agentschap IVW zijn toegewezen aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de diverse beleidsartikelen.

5 In 2007 is in de ontwerpbegroting 2008, vanwege een technische aanpassing van budgetten, het budget voor Waterbeleid 21e eeuw verhoogd ten laste van het budget algemene strategie en beleidsvorming. Hierdoor kon in 2007 meer worden uitgegeven dan bij begroting was geraamd.

6 Via de slotwet is een bedrag van 55 k€ overgeboekt naar VROM. Dit is conform eerder gemaakte afspraken over de verdeling van de kosten voor het Regionaal College Waddengebied (RCW) en het internet informatiepunt «Interwad».In 2007 is besloten geen tweede bilateraal overleg met de buurlanden te organiseren. Tevens is het onderzoek naar Ruimtelijk-economische aspecten naar later datum verschoven.

8 Ontvangsten: Bijdragen van derden voor uitvoeren activiteiten van Verkeer en waterstaat zoals bijdrage van de EU voor Safecoast en Scaldit, bijdrage voor Harbassins, inkomsten uit het Hoogwatermagazine en internationale projecten in bijvoorbeeld Dhaka en Bangladesh. Een aantal van deze ontvangsten waren niet geraamd.

31.01 Bestuurlijke organisatie en instrumentatie

Motivering

Om de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium van het waterbeleid te verbeteren.

Doelbereiking

Het juridische instrumentarium van het waterbeheer is up-to-date gemaakt door de modernisering van de Waterschapswet en de nieuwe Waterwet.

Beleidsprestaties 2007Realisatie
1. Algemene strategie en beleidsvormingNee
2. HGIS Partners voor waterJa
3. Leven met Water Ja

Toelichting

1. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voor een nieuwe Waterwet is in 2007 wel gestart maar kon nog niet worden afgerond. In 2007 zijn een Nota naar aanleiding van het Verslag en de Nota van Wijziging van het wetsvoorstel Waterwet opgesteld (TK 2006–2007, 30 818, nr. 5 en TK 2007–2008, 30 818, nrs. 6 en 7).

De implementatie van het NBW is een lopend proces met een mijlpaal in 2015. In 2007 is begonnen met het actualiseren van het NBW om concrete afspraken te maken over de aanpak van de integrale wateropgave, de rollen en verantwoordelijkheden van verschillende partijen en de financiering van maatregelen. Het geactualiseerde NBW is nog niet ondertekend en van kracht omdat er eerst duidelijkheid moet zijn over de financiering van maatregelen op het gebied van synergie en innovatie vanuit het Rijk.

In 2007 is een start gemaakt met het opstellen van een beleidskader van het IJsselmeer. Dit kader moet inzicht gaan bieden in de ontwikkelingsmogelijkheden van het IJsselmeergebied in het licht van de lange termijn ontwikkeling van het klimaat en de gevolgen daarvan voor het waterbeheer van het IJsselmeer, Markermeer, IJmeer en Randmeren.

2. Het uit de HGIS gefinancierde programma «Partners voor Water» loopt en wordt voortvarend uitgevoerd. Weliswaar blijft het kaseffect aanmerkelijk achter bij de ramingen, maar op het punt van de committeringen is het beeld veel positiever. Ook qua outcome zijn de ontwikkelingen gunstig: de partijen binnen de watersector weten elkaar steeds beter te vinden.

3. In 2007 heeft de mid-term evaluatie plaatsgevonden van het ICES/KIS3 programma Leven met Water. De externe commissie onder leiding van Henk-Jan Overbeek heeft een positief oordeel gegeven over de voortgang en resultaten van het programma. Daarbij zijn ook aanbevelingen gedaan aan het bestuur van het programma om in de tweede helft van het programma veel aandacht te geven aan de doorwerking van de resultaten in het waterbeleid en -beheer. In 2008 zal de Commissie van Wijzen (voor ICES/KIS3) het kabinet adviseren over de voortgang van alle programma’s.

Naar aanleiding van de kabinetsvorming: Watervisie

Op 7 september heeft de ministerraad de kabinetsvisie op het waterbeleid «Nederland veroveren op de toekomst» vastgesteld. Daarmee is samenhang aangebracht in, en de agenda gezet voor, het waterbeleid in deze kabinetsperiode de Watervisie. De Watervisie is de opmaat naar het Nationale Waterplan. Het Nationale Waterplan (het eerste is eind 2009 voorzien) is het formele rijksplan voor het waterbeheer en wordt eens in de 6 jaar vastgesteld op basis van de nieuwe Waterwet en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

31.02 Veiligheid

Motivering

Om de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en rivierengebied volgens het wettelijk niveau te waarborgen; alsmede de kustlijn op het niveau van 2001 (basiskustlijn) dynamisch te handhaven.

Doelbereiking

In de Landelijke Rapportage Toetsing over de tweede ronde toetsen op veiligheid, die in september 2006 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is geconstateerd dat 44% van de dijken en duinen (die direct water keren) voldoet aan de wettelijke vereisten, 32% geen oordeel krijgt en 24% is afgekeurd. Ten behoeve van de derde toetsronde (2006–2011) is het streven uitgesproken dat hooguit 15% geen oordeel krijgt en 60% voldoet. Het grote percentage geen oordeel heeft te maken met het op detailpunten ontbreken van voldoende gegevens om tot een definitief oordeel te kunnen komen. In 2007 zijn stappen gezet om hier verbetering in aan te brengen. Zo is het toetsinstrumentarium voor de derde ronde verder verbeterd, dit betreft zowel de Hydraulische Randvoorwaarden als ook het Voorschrift Toetsen op Veiligheid. Voor de keringen die niet direct buiten water keren is een gezamenlijk traject opgestart om te zorgen voor een zodanig toetsinstrumentarium, dat deze categorie keringen op een uniforme wijze kan worden getoetst, met als resultaat ook een forse reductie van het deel «geen oordeel».

Beleidsprestaties 2007Realisatie
1. HoogwaterbeschermingJa
2. KustJa

Toelichting

1. In 2007 zijn alle financiën die nodig zijn om het Hoogwaterbeschermingsprogramma volgens de huidige inzichten uit te voeren door het kabinet beschikbaar gesteld. Hierdoor kon het totale pakket aan maatregelen van het HWBP (de eerste toetsing, tweede toetsing en zwakke schakels kust) ingepland worden en de uitvoering van de maatregelen voortvarend worden opgepakt. Het HWBP is op 19 september 2007 naar de Tweede Kamer gestuurd (bijlage bij TK 2007–2008, 27 625/18 106, nr. 103).

In september 2007 zijn het Voorschrift Toetsen op veiligheid primaire waterkeringen(VTV) en de Hydraulische Randvoorwaarden 2006(HR) door de Staatssecretaris vastgesteld. Hiermee zijn de voorbereidingen voor de derde ronde toetsen op veiligheid (2006–2011) afgerond.

De resultaten van de verkenning «Waterveiligheid 21ste eeuw» zijn reeds eind 2006 naar de Tweede Kamer gezonden (TK 2006–2007, 27 625, nr. 79). Mogelijkheden voor een nieuwe veiligheidsbenadering worden nog verkend. De resultaten worden in de beleidsnota Waterveiligheid 21e eeuw gepresenteerd (eind 2008). Het studieproject Veiligheid Nederland in Kaart (VNK) is voortgezet en levert gegevens voor de nieuwe veiligheidsbenadering (WV21) en voor de prioritering in het kader van het hoogwaterbeschermingsprogramma.

Een landelijke compartimenteringsstudie is gestart en de Taskforce Management Overstromingen (TMO) is begonnen. Belangrijk wapenfeit van de TMO in 2007 is de lancering van de succesvolle tijdelijke bijdrageregeling verbetering management overstromingen (TBVMO) die veiligheidsregio’s en hun regionale partners helpt bij het op orde krijgen van hun crisisplannen voor overstromingen. De omvang van de regeling bedraagt in totaal 9 mln euro.

2. De zwakke schakels zijn opgenomen in het hoogwaterbeschermingsprogamma. In 2007 is de uitvoering van de versterking van de zwakke schakels Noordwijk en Flaauwe Werk gestart. De staatssecretaris heeft hiervoor op 5 september de starthandeling verricht. Naar verwachting is vóór 2011 bij alle zwakke schakels de schop de grond in gegaan en zullen in 2015 alle zwakke schakels zijn versterkt.

Het kabinet heeft de Deltacommissie ingesteld om een lange-termijn perspectief voor de kustzone op te stellen met het oog op de klimaatverandering. Het is een onafhankelijke commissie die naar verwachting op basis van ontwikkelingen en perspectieven voor de lange termijn (2100–2200), adviseert over beleidsopties voor het kustzonebeleid. Ook schetst de commissie waarschijnlijk de daaruit voortvloeiende beleidsopties voor de middellange termijn en eventuele kaders en maatregelen voor de kortere termijn.

Prestatiegegevens

kst-31444-XII-1-3.gif

bron: Rijkswaterstaat

Het aantal Basiskustlijn (BKL)-overschrijdingen staat al jaren stabiel op ongeveer 10%. Ook in 2007 lag deze waarde net onder de streefwaarde 10%.

Hoogwaterbescherming

kst-31444-XII-1-4.gif

Bron: Rijkswaterstaat

31.03 Waterkwantiteitsbeheer

Motivering

Om de juiste hoeveelheid water te hebben op het juiste moment, op de juiste plaats voor de vereiste gebruiksfuncties.

Doelbereiking

De watersystemen zullen in hoofdzaak in 2015 «op orde» moeten zijn. Dit jaar is verder gewerkt aan de daarvoor benodigde kennis en instrumentarium: de Toplijsten voor de aanpak van verdroging zijn vastgesteld en diverse onderzoeken zijn opgestart of afgerond, waaronder een onderzoek naar versterking van de watertoets.

Beleidsprestaties 2007realisatie
Waterbeleid 21e eeuwJa

Toelichting

In 2007 is samen met de partners binnen het Waterbeheer hard gewerkt aan de actualisatie van het Nationaal Bestuursakkoord Water. Belangrijk daarbij is dat partijen overeenstemming hebben bereikt over in welke situatie welke van de vier klimaatscenario’s van het KNMI als uitgangspunt voor de uitvoering gebruikt zullen worden. In het kader van de uitvoering van het akkoord is een pilot onderzoek verricht naar het effect van de klimaatscenario’s op de ruimte die nodig is voor het bergen van water. Het onderzoek heeft aangetoond dat afhankelijk van de situatie de nieuwe scenario’s wel degelijk tot effect hebben dat er meer ruimte nodig is dan volgens de oude scenario’s. Tevens is gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden van de versterking van de watertoets.

In 2007 is veel kennis ontwikkeld ten behoeve van de klimaatadaptatie. Zo zijn onderzoeken gestart/uitgevoerd naar de effecten van de klimaatverandering op waterkwaliteit, op grondwater, ten behoeve van waterveiligheid en voor de Randstad. De kennisontwikkeling is daarmee in 2007 niet afgerond, maar wordt voortgezet.

In 2007 zijn de TOPlijsten verdroging ondertekend door het rijk en de provincies. De aanpak van de verdrogingsbestrijding concentreert zich tot 2015 op deze gebieden. In 2007 hebben de waterschappen concept Gewenste Grond- en OppervlaktewaterRegimes (GGOR’s) opgesteld maar nog niet voor alle prioritaire verdrogingsgebieden. De maatregelen in het kader van de verdrogingsbestrijding om de doelen uit de KRW te behalen worden opgenomen in de stroomgebiedsbeheerplannen 2009.

31.04 Waterkwaliteit

Motivering

Om een goede ecologische en chemische kwaliteit te bereiken in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de Noordzee.

Doelbereiking

In 2007 is in de deelstroomgebieden nader uitgewerkt welke maatregelen in de periode 2009–2015 genomen dienen te worden ten behoeve van een integraal en duurzaam waterkwaliteitsbeheer voor de voorbereiding van de stroomgebiedbeheerplannen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Hierbij is maximaal gezocht naar combinatie met andere maatregelen (veiligheid, kwantiteit, milieu, reconstructie, enz.). Daarmee is, in lijn met de ambities uit de Decembernota 2006, een nederwaartse trend waarneembaar ten aanzien van de voorziene kosten voor uitvoering van de KRW.

Beleidsprestaties 2007Realisatie
1. EuropeseKaderrichtlijn WaterJa
2. ICP/OSPAR/EMSNee
3. Inspectie Verkeer en WaterstaatJa
  
Uitwerking Toezicht in beweging en samenwerking rijksinspectiesJa
Inspecteren regeling Kwalibo (Wet Milieubeheer)Ja
Inspectieonderzoeken eigen werkenJa

Toelichting

1. Evaluatie van het saneringsprogramma Waterbodems Rijkswateren 2008–2013 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 27 625, nr. 109).

Voor het innovatieprogramma KRW is in het coalitieakkoord € 75 miljoen beschikbaar gesteld op de FES-begroting. Het kabinet heeft een principe-besluit genomen over de randvoorwaarden waaronder dit geld kan worden besteed. Een en ander houdt in dat de besteding van het budget deze kabinetsperiode plaatsvindt via twee tenders: de eerste in 2008 met een subsidieplafond van € 35 miljoen, de tweede eind 2009/begin 2010 met een subsidieplafond van € 40 miljoen.

In 2007 stond in de regionale gebiedsprocessen KRW de uitwerking van doelen en maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit centraal. De regionale waterbeheerders (waterschappen, provincies, gemeenten en regionale diensten van Rijkswaterstaat) hebben in meer dan 130 gebiedsgroepen een grote slag gemaakt in het meer concreet maken van de maatregelen en doelen voor de oppervlaktewater- en grondwaterlichamen. Onder de noemer «Harmonisatie gebiedsprocessen KRW» is onder verantwoordelijkheid van VenW de voortgang en de onderlinge vergelijkbaarheid in door de regio’s gehanteerde uitgangspunten en aanpak in beeld gebracht en gestroomlijnd. Verdere uitwerking staat in het Voortgangsbericht KRW in december 2007 voor de Tweede Kamer (TK 2007–2008, 27 625, nr. 111).

2. Voor de geleidelijke invoering van de ecosysteembenadering zijn in 2007 enkele stappen gezet, zoals het ontwikkelen van ecologische kwaliteitsdoelstellingen in OSPAR-kader en het instellen van Mariene beschermde gebieden op zee. Verder zijn de eerste voorbereidende stappen genomen om de Natuurbeschermingswet aan te passen om voor het Nederlandse deel van de Noordzee beschermde gebieden in te stellen.

De verbetering van de tenuitvoerlegging en geïntegreerde toepassing van bestaande en nieuwe wetgeving is in de waterwet opgenomen. Deze is nog niet door de Tweede Kamer aangenomen.

In OSPAR kader wordt de kennis vergroot zowel op stoffengebied als over biodiversiteit. Op dit moment zijn kennislacunes op het gebied van biodiversiteit en ook op het gebied van klimaat op het oceanensysteem. Wel zijn KP7 projecten op dit terrein gehonoreerd.

Prestatiegegevens

Realiseren goede waterkwaliteit

Het oppervlak waterlichamen (in hectaren) ten opzichte van het totaal oppervlak waterlichamen waarvan de actuele waterkwaliteit voldoet aan de geldende normen die zijn gesteld aan de bestemde gebruiksfuncties.

kst-31444-XII-1-5.gif

Bron: Rijkswaterstaat

Toelichting

De lijn voor de Noordzee heeft alleen betrekking op de Nederlandse EEZ (het niet territoriaal ingedeelde deel van de Nederlandse Noordzee). Er is voor dit deel alleen gekeken naar de vraag in hoeverre wordt voldaan aan de KRW normen (die formeel niet van toepassing zijn op de Nederlandse EEZ). De specifiek voor het zeemilieu in ontwikkeling zijnde normen voor de kaderrichtlijn Mariene Strategie zijn nog niet vastgesteld. Bij vergelijking met de Environmental Assessment Criteria (EAC) die in OSPAR kader worden gehanteerd, blijkt dat 84 procent van de sedimentmetingen in de Nederlandse EEZ voldoet aan de EAC-bovenwaarde.

Ongehinderd gebruik waterfuncties

Het oppervlak waterlichamen (in hectaren) ten opzichte van het totaal oppervlak waterlichamen waarvan de actuele waterkwaliteit voldoet aan de geldende normen die zijn gesteld aan de bestemde gebruiksfuncties.

kst-31444-XII-1-6.gif

Bron: Rijkswaterstaat

Toelichting

Het globale beeld van de ontwikkelingen geeft aan dat in de Stroomgebiedsbeheerplannen 2009 nog de nodige maatregelen moeten worden genomen.

Kengetallen Inspectie VenW domein Waterbeheer
 20052006streefwaarde 2007realisatie 2007200820092010
Toelating/continuering (aantal vergunningen)858075187757575
Aantal inspecties6151515151515
Percentage gebaseerd op risicoanalyse70%70%70%70%70%70%70%
Uitvoering conform jaarplan90%90%90%100%90%90%90%

Bron: Inspectie Verkeer en Waterstaat

Het aantal af te geven vergunningen hangt af van het aantal aanvragen; het uiteindelijk aantal af te geven vergunningen is daarom lastig vooraf in te schatten. Het in werking treden van nieuwe wet- en regelgeving op het terrein van waterkwaliteit (waardoor er minder vergunningen zouden moeten worden aangevraagd) is vertraagd zodat de vraag veel hoger was dan voor 2007 voorzien.

1.2. Overzicht afgeronde onderzoeken

OnderzoekOnderwerpODA. StartB. AfgerondVindplaats
Effectenonderzoek ex post    
Kustvisie (vervolg op 3e kustnota)Evaluatie 3e Kustnota31.02A: 2006B: 2007Tk 2007–2008, 30 195/27 625, nr. 23
Overig evaluatieonderzoek    
Evaluatie toetsprocesEvaluatie van de 5-jaarlijkse toetscyclus.31.02A: 2006B: 2007http://www.ivw.nl/actueel/nieuws/inspectieevalueerttweede toetsrondeprimairewaterkeringen.aspx
RampenbeheersingsstrategieOnderzoeksprogramma naar opties voor rampenbeheersingsstrategie bij overstromingen31.02A:2006B: 2007TK 2006–2007, 27 625, nr. 77
Veiligheid Nederland in Kaart-2Verkenning van de veiligheid in Nederland fase 2.31.02A:2006B:20101
Beleidsregels ABR/ABMVaststellen of beleidsregels Actief Bodembeheer Rijntakken (ABR) en Actief Bodembeheer Maas (ABM) functioneren, goed worden benut, lacunes of achterhaaldheden bevatten. 31.04A: 2004B: 20082
Kaderrichtlijn mariene milieu (KRM)MKBA maatregelen en kosten voor de uitvoering van de KRM31.04A: 2011B: 20133
Project MER’s ScheldeToetsing van milieueffecten van geselecteerde projecten binnen het Schelde estuarium. 31.04A: 2005B: 2007TK 2006–2007, 26 980, nr. 29 en 344

1 In 2007 is de planning van VNK geactualiseerd nav een risico-analyse. Daarnaast is de oplevering van het benodigde rekeninstrumentarium enkele maanden vertraagd. Dit betekent concreet dat het project in 2010 kan worden afgerond.

2 Het onderzoek naar de beleidsregels ABR/ABM kijkt zowel terug als naar voren. Het onderzoek is nu in 2008 gereed, onder andere doordat op 3 december 2007 het Besluit bodemkwaliteit in de Staatscourant gepubliceerd. In het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit komt het bodembeleid van de laatste jaren samen. Het Besluit bevat regels voor het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie op of in de bodem of in oppervlaktewater. Ook worden eisen gesteld aan de kwaliteit van uitvoering van bodemwerkzaamheden (Kwalibo).

3 De economische impactassessment is in december 2007 afgerond. De bestuurlijke afronding zal begin 2008 plaatsvinden. Vanaf 2007 wordt een initial assessment en vanaf 2011 worden MKBA ontwikkelingen gestart.

4 Het MER voor de verdieping Westerschelde en de inspraakronde is in 2007 afgerond. In 2008 wordt het Tracébesluit voorzien. De overige MER’s binnen het Schelde Estuarium worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van LNV.

32 Het bereiken van optimale veiligheid in of als gevolg van mobiliteit

Algemene doelstelling

De veiligheid van personen op de weg en op het spoor, alsmede de sociale veiligheid in het openbaar vervoer (OV), permanent verbeteren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De doelstelling voor het maximum aantal verkeersdoden in 2010 is in de loop van 2006 verder aangescherpt, omdat de doelstelling, zoals opgenomen in de Nota Mobiliteit (maximaal 900 doden in 2010) met 881 resp. 817 doden in 2004 resp. 2005 al ruim was gehaald.

Deze gunstige ontwikkeling betekent niet alleen dat het menselijk leed als gevolg van verkeersongevallen is verminderd, maar ook dat de maatschappelijke kosten van verkeersonveiligheid zijn afgenomen.

De daling in het aantal ziekenhuisgewonden in het verkeer blijft achter bij die van het aantal doden. Wel is ook hier sprake van daling, en blijft de doelstelling voor 2010 haalbaar.

In 2007 zijn geen reizigers om het leven gekomen ten gevolge van een aan het spoorverkeer gerelateerd ongeval. Het vijfjaarsgemiddelde van het aantal dodelijke slachtoffers onder reizigers is sinds 1995 permanent onder de streefwaarde van het maximaal aanvaardbare risico uit de Kadernota «Veiligheid op de Rails». Het doel voor 2010 wordt op dit moment voor dit onderdeel gehaald.

In 2007 is de evaluatie van het Aanvalsplan sociale veiligheid afgerond. De beleidsdoelstelling is gerealiseerd; de sociale veiligheid is boven de afgesproken waarde van 7,5 uitgekomen. Om voortzetting van de aanpak te waarborgen en verdere verbetering te stimuleren is een vervolg Aanvalsplan opgesteld en in uitvoering genomen.

De bijdrage die VenW aan de algemene beleidsdoelstelling levert, is uitgewerkt in vier operationele beleidsdoelstellingen, te weten «Aantal verkeersslachtoffers op de weg verminderen», «Aantal verkeersslachtoffers op het spoor verminderen» en «Sociale veiligheid OV verbeteren». Om de operationele doelstellingen te bereiken, is een aantal producten ingezet. Hiertoe heeft VenW onder andere in de begroting 2007 aangekondigde activiteiten uitgevoerd die uiteindelijk hebben bijgedragen aan het behalen van de operationele doelstellingen en daarmee aan de algemene beleidsdoelstelling.

Succesfactoren

De algemene, al decennia geleden ingezette, tendens van dalende aantallen verkeersdoden is toe te schrijven aan het gevoerde beleid: voertuigen zijn veel veiliger geworden, steeds meer wegen zijn duurzaam veilig ingericht en er is veel aandacht besteed aan veiliger gedrag van deelnemers aan het verkeer.

Het gevoerde verkeersveiligheidbeleid is dus succesvol; dat is te danken aan de inspanningen van en samenwerking tussen de diverse overheden, wegbeheerders, politie, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven.

In de maatschappij is sprake van verharding en vooral meer agressie en geweld. Daardoor wordt het terugdringen van geweld tegen werknemers bemoeilijkt. Om hier resultaat te bereiken wordt voor het openbaar vervoer aangesloten bij het programma «een veilige publieke taak» van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Algemene beleidsdoelstelling ARealisatieBegroting 2007Verschil 2007 
200520062007 
Verplichtingen 37 79646 55256 646– 10 094 
Uitgaven37 83241 92548 25662 755– 14 499 
32.01 Aantal verkeersslachtoffers op de weg verminderen33 95040 39642 54854 941– 12 393 
32.01.01 Algemene strategie- en beleidsontwikkeling1 0071 6321 6921 568124 
32.01.02 Vereisten aan voertuig en technologie4 9752 9662 9774 407– 1 430 
32.01.03 Gedragsbeïnvloeding27 96835 79824 03631 180– 7 1441
32.01.04 Aanpassingen aan wegiinfra-structuur00000 
32.01.05 Inspectie Verkeer en Waterstaat0013 84317 786– 3 9432
32.02 Aantal verkeersslachtoffers op het spoor verminderen4402915 5297 728– 2 199 
32.02.01 Algemene strategie- en beleidsontwikkeling233176151192– 41 
32.02.02 Kadernota Railveiligheid <Veiligheid op de rails>207115153204– 51 
32.02.03 Inspectie Verkeer en Waterstaat005 2257 332– 2 1072
32.03 Sociale veiligheid OV verbeteren3 4421 2381798693 
32.03.01 Algemene strategie- en beleidsontwikkeling441934227155
32.03.02 Uitvoeren beleidskader sociale veiligheid OV3 3981 04513759783
Van de totale uitgaven:      
– Apparaatsuitgaven 2 3602 39627 549– 25 153 
– Baten-lastendiensten 95120 14695119 195 
– Restant 38 61425 71434 255– 8 541 
Ontvangsten01 7943 9069 880– 5 974 
Ontvangsten01 7943 9069 880– 5 9744

Financiële toelichting op de tabel budgettaire gevolgen van beleid

1 Door vervroegde betalingen in 2006 aan de RDW voor het Nieuwe rijbewijs is in 2007 ruim € 4 mln. vrijgevallen. Daarnaast is de voor 2007 verwachte toename van het aantal rijvaardigheids-onderzoeken niet gerealiseerd, waardoor de subsidiebijdrage aan het CBR lager is uitgevallen.

2 De budgetten voor het agentschap IVW zijn toegewezen aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de diverse beleidsartikelen.

3 In de loop van 2007 is een herschikking van apparaatsuitgaven doorgevoerd waardoor t.o.v. het oorspronkelijk beschikbare bedrag een hogere realisatie heeft plaatsgevonden.

4 Er zijn minder boetes geïnd dan geraamd.

5 Dit betreft hogere uitgaven aan uitbesteding RWS/AVV.

32.01 Aantal verkeersslachtoffers op de weg verminderen

Motivering

Om het aantal verkeersslachtoffers op de weg te verminderen.

Het maatschappelijk leed als gevolg van verkeersongevallen is groot. Daarnaast zijn de maatschappelijke kosten (medische kosten, productieverlies, materiële kosten en afhandelingskosten) die daarmee gemoeid zijn hoog.

Doelbereiking

Producten

Beleidsprestaties 2007Realisatie
1. Algemene strategie en beleidsvormingJa
2. Vereisten aan voertuig en technologieJa
3. GedragsbeïnvloedingJa
4. IVWJa

Toelichting

Bij de gedragsbeïnvloeding vindt de voorlichting over de gevaren van deelname aan het verkeer bij gebruik van bepaalde medicijnen plaats in 2008.

Tabel prestatiegegevens

Prestatie-indicatoren verkeersslachtoffersBasiswaarde 20022003200420052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007
aantal verkeersdoden1 0661 088881817811960 
aantal ziekenhuisgewonden18 38019 04018 06017 68016 75017 500 

Bron: DVS

Toelichting

De realisatie 2007 is pas bekend in april 2008, wanneer de ongevalscijfers beschikbaar komen.

Voor het bepalen van het aantal ziekenhuisgewonden is een nieuwe berekeningsmethode ontwikkeld (zie Tweede Kamer, Vergaderjaar 2006–2007, 29 398, nr. 48).

Kengetallen naleving busvervoer200420052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007
Aantal busvervoerders982987977pmpm
Aantal ingetrokken vergunningen Collectief vervoer1800pmpm
Aantal bedrijfsinspecties141222480480436
Aantal overtredingen586586383pmpm
Aantal staandehoudingen besloten en ongeregeld vervoer9001 0951 165pmpm
Overtredingspercentage besloten en ongeregeld vervoer18%19%20%pmpm
Aantal staandehoudingen internationale lijndiensten100169150pmpm
Overtredingspercentage internationale lijndiensten22%22%14%pmpm
Aantal staandehoudingen pendelvervoer460526513pmpm
Overtredingspercentage pendelvervoer14%33%10%pmpm
Kengetallen en prestatie-indicatoren naleving goederenvervoer200420052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007
Aantal bedrijfsinspecties268593589589893
Overtredingspercentage38%68%pmpmpm
Aantal transportinspecties23 71227 96520 25020 25020 793
Overtredingspercentage algemeen19,50%18,70%pmpmpm
Aantal transportinspecties gevaarlijke stoffen1 6201 857pmpmpm
Overtredingspercentage gevaarlijke stoffen31,70%28%pmpmpm
Aantal gewogen voertuigen849566465460463
Overtredingspercentage overbelading45%42%pmpmpm

Bron: IVW jaarverslag 2007

32.02 Aantal verkeersslachtoffers op het spoor verminderen

Motivering

De veiligheid op het spoor permanent verbeteren, conform de uitwerking in de Kadernota «Veiligheid op de Rails», zijnde de tweede kadernota voor de veiligheid van het railvervoer in Nederland (2004) (Tweede Kamer 2004–2005, 29 893, nrs. 1 en 2). Hierbij moet altijd de afweging worden gemaakt van de effectiviteit en de haalbaarheid van de maatregelen in relatie tot de kosten.

Doelbereiking

In 2007 zijn geen reizigers om het leven gekomen ten gevolge van een aan het spoorverkeer gerelateerd ongeval. Het vijfjaars-gemiddelde van het aantal dodelijke slachtoffers onder reizigers is sinds 1995 permanent onder de streefwaarde van het maximaal aanvaardbare risico uit de Kadernota «Veiligheid op de Rails». Het doel voor 2010 wordt op dit moment voor dit onderdeel gehaald.

Producten

Beleidsprestaties 2007Realisatie
1. Algemene strategie en beleidsontwikkelingja
2. Kadernota Railveiligheid «Veiligheid op de rails»ja
3. Inspectie Verkeer en Waterstaatja

Toelichting

Het nieuwe toezichtarrangement voor tram en metro zal nader worden uitgewerkt zodra er zicht is op afronding van de wetgeving.

• Overwegen:

Naar aanleiding van de motie Hofstra en Duyendak heeft in 2007 een actualisering van het overwegenbeleid plaats gevonden. Van ieder op te heffen spoorwegovergang wordt een risicoanalyse gemaakt, die ter toetsing wordt voorgelegd aan de IVW, waarbij ook aandacht wordt geschonken aan alternatieve oplossingen zoals selectieve sluiting. Toegezegd is om vanaf het voorjaar 2008 jaarlijks de Rapportage Overwegen aan de TK te zenden.

• Normenkader Veilig Werken (NVW):

De verdere aanpassing en invulling van het NVW door ProRail en de spoorbranche heeft geleid tot het opstellen van de brancherichtlijn «Realiseren Veilige Werkplek», die op 1 januari 2008 in werking is getreden. Dit heeft wel geleid tot verhoging van de kosten van onderhoud.

• Stoptonende seinen (STS’en):

Hiervoor wordt verwezen naar VENW/DGP-2007/9191 en TK 2007–2008, 29 893 en 29 984, nr. 62 4-12-07 voor de rapportage STS

• Veiligheidseisen spoortunnels (VEST):

Door het wisselen van de projectleider heeft het VEST in 2007 tijdelijk stil gelegen. In de tweede helft van 2007 is het project weer opgepakt. Eind 2007, begin 2008 hebben de technische discussies plaatsgevonden. Wat betreft de Europese richtlijn Technical Specification Interoperability Safety in Railway Tunnels (TSI STR) is de Nederlandse vertaling half 2007 gereedgekomen en 21 december 2007 goedgekeurd door de Europese Commissie.

• European Railway Traffic Management System (ERTMS):

De implementatie van ERTMS op de Betuweroute en HSL-Zuid heeft in 2007 grotendeels plaatsgevonden. Het concept ERTMS implementatieplan is op 21 september 2007 naar de TK gestuurd (VENW/DGP-2007/6541). Dit plan bevat tevens een relatie met vervangingsinvesteringen voor de huidige beveiligingssystemen.

Tabel prestatiegegevens
Prestatie-indicatoren dodelijke slachtoffers spoorBasiswaarde 20022003200420052006Realisatie 2007Risiconorm
Reizigers1000101,5 dodelijk slachtoffer per 10 mld reizigerskilometers
Personeel (baanwerkers, rangeerders)1220101 dodelijk slachtoffer op 10 000 werknemers per jaar
Overweggebruikers172817181219maximaal 24 dodelijke slachtoffers in 2010
Onbevoegden op het spoor473721maximaal 1,5 dodelijke slachtoffers per jaar

Bron: Trendanalyse IVW maart 2008

Toelichting

1. In 2007 zijn geen reizigers om het leven gekomen ten gevolge van een aan het spoorverkeer gerelateerd ongeval. Het vijfjaarsgemiddelde van het aantal gedode reizigers is sinds 1995 permanent onder de streefwaarde van het maximaal aanvaardbare risico uit de kadernota. Het doel voor 2010 wordt op dit moment gehaald. In 2007 zijn 85 reizigers gewond geraakt, waarvan 2 zwaargewond. Dit is meer dan de in de kadernota geformuleerde doelstelling van maximaal 51 per jaar in 2010. Het is wel het laagste aantal gewonden in 5 jaar. De doelstelling voor 2010 wordt nog niet gehaald.

2. In 2007 is geen enkel personeelslid om het leven gekomen ten gevolge van een aan het spoorverkeer gerelateerd ongeval.

In 2007 is 1 personeelslid zwaargewond geraakt. De trend van het risico voor baanwerkers is neutraal en de doelstelling voor 2010 wordt nog niet gehaald. De veiligheid van rangeerders is de afgelopen jaren duidelijk verbeterd en er is uitzicht op het halen van de doelstelling voor 2010. In 2007 raken 9 personeelsleden lichtgewond, waarvan 7 machinisten. Dit is het laagste aantal in de periode 1998–2007. Voor machinisten en conducteurs geldt dat het vijfjaarsgemiddelde van het aantal gewonden aanmerkelijk lager ligt dan in de periode 1997–2007 en dat er geen trendmatige verandering is.

3. In 2007 zijn intotaal 19 weggebruikers bij overwegongevallen om het leven gekomen, waarvan 1 op een reizgersoverpad. Het risico van overweggebruikers ligt sinds 2005 duidelijk onder de streefwaarde voor 2010.

4. In 2007 is 1 onbevoegde om het leven gekomen. De trend is licht positief. De doelstelling voor deze categorie risicodragers is permanente verbetering. Dit wordt nog niet gehaald.

32.03 Sociale veiligheid openbaar vervoer verbeteren

Motivering

Sociale veiligheid is onderdeel van het kabinetsbeleid «naar een veiliger samenleving» en voor reizigers en personeel belangrijk. Gestreefd wordt naar een verbetering van het veiligheidsgevoel en naar een vermindering van het aantal incidenten in en rond het openbaar vervoer.

Doelbereiking/Producten

Beleidsprestaties 2007Realisatie
1. Algemene strategie- en beleidsvormingja
2. Uitvoeren beleidskader Sociale veiligheid OVja

Tabel prestatiegegevens

Overzicht van prestatie- en effectindicatoren verbeteren sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer1
Indicatoren2004220052006Realisatie 2007Doel 2008
Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer     
– Reizigers7,77,67,87,87,5
– Personeel6,56,56,3nb 
Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %     
– Reizigers326252523 
– Personeel4595665nb 

Bron reizigersgegevens: Onderweg naar een veiliger openbaar vervoer, reizigersmonitor DVS

Bron personeelsgegevens: de sociale veiligheid van het personeel in het stads- en streekvervoer

nb = niet bekend

1 Alle gegevens in de tabel hebben alleen betrekking op het stads- en streekvervoer.

2 De gegevens over de reizigers voor de periode 2004–2008 zijn herzien in verband met een aanpassing van de berekeningsformule (Kamerstukken II, 23 645, nr. 191, 2007–2008).

3 Dit is het ongewogen gemiddelde van de bus-, tram-, metro- en regionale treinreizigers, die ooggetuige en/of slachtoffer zijn geweest van één of meerdere incidenten. Percentage per modaliteit is in 2004: bus 20%, tram 33%, metro 26% en regionale trein 19%.

4 Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident.

Kengetallen sociale veiligheid NS
 2004200520062007
Klantoordeel veiligheid reizigers169717476
Reizigers die slachtoffer/ooggetuige zijn geweest van tenminste één incident32292928
Het percentage NSR-medewerkers dat zijn of haar gevoel van veiligheid overdag in de werkomgeving met een 7 of hoger beoordeelt2838988 
Het percentage NSR-medewerkers dat zijn of haar gevoel van veiligheid ’s avonds in de werkomgeving met een 7 of hoger beoordeelt2454555 
Het percentage NSR-medewerkers dat één of meerdere incidenten heeft meegemaakt29232119

Bron: NS (Jaarverslag 2007)

1 Vanaf 2007 wordt een geaggregeerd cijfer voor het klantoordeel veiligheid reizigers opgenomen. Het klantoordeel geeft het percentage reizigers weer dat de veiligheid met een 7 of hoger waardeert. Het klantoordeel is het gewogen gemiddelde van de klantoordelen overdag en ’s avonds in de trein en overdag en ’s avonds op stations. De cijfers over voorgaande jaren zijn op basis van dit uitgangspunt gecorrigeerd, zodat de vergelijkbaarheid over de jaren geborgd is.

2 Het onderzoek voor de veiligheidswaardering van het personeel is verplaatst van november 2007 naar april 2008, waardoor deze nog niet beschikbaar zijn.

Overzicht afgeronde onderzoeken

OnderzoekOnderwerpODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingAantal verkeersslachtoffers op het spoor verminderen32.02A. 2007B. 2007 
Effectenonderzoek ex postMeerjarenvoorlichtingscampagne- verkeersveiligheid-32.01A. jan 2006Thuiskomen in 2006, Overzicht van de monitoringsresultaten van de verkeersveiligheidscampagnes in 2003–2006; sept. 2007
   B. okt 2007 Jaarlijks, incl meerjaarige evaluatie 
 Aanpak benzinediefstal32.01A. febr 2006B. 2007Kamerstuk 2006–2007, 30 800 VI, nr. 87
Overig evaluatieonderzoekKlantenbarometer CVOV;32.03jaarlijkswww.kenniscentrumsv.nl> literatuur
 Personeelsmonitor SVOV;   
 Reizigersmonitor SVOV   
 Spoorveiligheid personen32.02jaarlijkse monitoringTrendanalyses - Inspectie Verkeer en Waterstaat

33 VEILIGHEID GERICHT OP DE BEHEERSING VAN VEILIGHEIDSRISICO’S

Algemene doelstelling

Het verkleinen van veiligheidsrisico’s.

Omschrijving

Om de kans op letsel bij personen en schade aan goederen, infrastructuur en milieu als gevolg van ongevallen door goederenvervoer en luchtvaart te beperken. VenW stelt kaders voor de verbetering van de veiligheid en beveiliging door het voeren van beleid en het stellen van regels ter beheersing van veiligheidsrisico’s. VenW houdt toezicht op de naleving van de regels. VenW helpt en motiveert betrokken partijen hun verantwoordelijkheid voor veiligheid en beveiliging te nemen en hierin samen te werken.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Voor Nederland als logistiek centrum van Europa blijft een adequaat beveiligingsniveau gericht op het voorkomen van nationale maatschappelijke en economische verstoring, mede van wezenlijk belang voor de beveiliging van het Europese achterland en voor onze positie als logistiek knooppunt in de wereldhandel. Nederland wordt door andere landen en het internationaal opererende bedrijfsleven aangesproken op het waarmaken van een adequaat beveiligingsniveau. Security vormt inmiddels voor het nationaal en internationaal opererende bedrijfsleven in toenemende mate een belangrijk kwaliteitskenmerk. Beveiliging is een factor in de internationale concurrentieverhoudingen geworden.

VenW heeft in 2007 een actieve rol gespeeld in de internationale overleggen betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op het gebied van vervoer milieugevaarlijke stoffen zijn voor alle modaliteiten de afspraken voor veiliger vervoer afgerond; hiermee zijn tevens de mondiale afspraken voor de harmonisatie van classificatie (GHS) geïmplementeerd.

Ten aanzien van de permanente verbetering van de veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen zijn de acties en ambities voor de komende jaren met alle betrokken partijen in beeld gebracht. Uitgangspunt daarbij is dat hierin een gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt genomen en er zoveel mogelijk ruimte komt voor eigen verantwoordelijkheid van de markt, de provincies en de gemeenten. Dit binnen de door het Rijk gestelde kaders. De zogenoemde gezamenlijke uitvoeringsagenda zal bestaan uit een reeks van afspraken tussen overheden en marktpartijen.

Maatschappelijk effect is dat er bij dreigingen en aanslagen sneller en uniformer wordt opgetreden.

De bijdrage die VenW aan de algemene beleidsdoelstelling levert, is uitgewerkt in vier operationele beleidsdoelstellingen, te weten «Externe veiligheid», «Veiligheid Goederenvervoer Scheepvaart», «Veiligheid Luchtvaart» en «Bescherming tegen moedwillige verstoring». Om de operationele doelstellingen te bereiken, is een aantal producten ingezet. Hiertoe heeft VenW onder andere in de begroting 2007 aangekondigde activiteiten uitgevoerd die uiteindelijk hebben bijgedragen aan het behalen van de operationele doelstellingen en daarmee aan de algemene beleidsdoelstelling.

Succesfactoren

Op gebied van transportbeveiliging blijft een publiek-private insteek uitgangspunt. Alleen op dergelijke wijze is het mogelijk op efficiënte wijze de expertise van de sector in te brengen, security tot kwaliteitskenmerk maken, administratieve lasten te beperken, draagvlakte creëren en innovatieve oplossingen te ontwikkelen.

Door aan te sluiten bij initiatieven en ambities van rijk, medeoverheden en bedrijfsleven is het maatschappelijk draagvlak bevorderd en gezocht naar een klimaat waarin patijen bereid zijn om verdere invulling te geven aan permanente verbetering van veilig vervoer gevaarlijke stoffen.

Een ander belangrijk uitgangspunt is het streven van een harmonisatie in de keten productie-opslag-vervoer-gebruik van gevaarlijke stoffen waarmee ook de samenwerking met andere betrokken departementen (VROM, SZW, VWS, LNV, Defensie en BZK) steeds beter wordt gestroomlijnd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
33. Veiligheid gericht op de beheersing van veiligheidsrisico’sRealisatieBegroting 2007Verschil 2007 
200520062007 
Verplichtingen 14 67953 50567 019– 13 5141
Uitgaven20 60519 23156 36867 964– 11 596 
33.01 Externe veiligheid8 0666 89812 6387 2505 388 
33.01.01 Verbeteren veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen2 0724 8825 9344 3491 585 
33.01.02 Externe veiligheid luchthavens1 74789354047169 
33.01.03 Aankoop LIB veiligheidssloopzones Schiphol4 2471 1233 2092 430779 
33.01.04 IVW-domein goederenvervoer  2 95502 9552
33.02 Veiligheid goederenvervoer scheepvaart6 8515 43418 88129 946– 11 065 
33.02.01 Verbeteren veiligheid zeevaart4 0033 8993 8784 523– 645 
33.02.02 Verbeteren veiligheid zeehavens861745560874– 314 
33.02.03 Verbeteren veiligheid binnenwateren1 571372345478– 133 
33.02.04 IMO (HGIS)4164184184162 
33.02.05 IVW-domein binnenvaart, koopvaardij en visserij  13 68023 655– 9 9753
33.03 Veiligheid luchtvaart4 5486 22722 71029 764– 7 054 
33.03.01 Verbetering veiligheid luchtvaart3 1353 4763 1793 13544 
33.03.02 ICAO en EASA (HGIS)9061 6851 0431 265– 222 
33.03.03 Internationaal5071 0661 4201 061359 
33.03.04 IVW-domein luchthavens/luchtruim, luchtvaartoperationele- en luchtvaarttechnische bedrijven  17 06824 303– 7 2354
33.04 Bescherming tegen moedwillige verstoring1 1406722 1391 0041 135 
33.04.01 Beveiliging scheepvaart en zeehavens761343443497– 54 
33.04.02 Beveiliging luchtvaart319274397447– 50 
33.04.03 Beveiliging infrastructuur hoofdwegen600060– 605
33.04.04 Beveiliging infrastructuur spoorwegen055990996
33.04.05 Beveiliging openbaar vervoer  1 20001 2007
Van de totale uitgaven:      
– Apparaatsuitgaven 6 1005 05253 313– 48 2618
– Baten-lastendiensten 79937 21578436 4319
– Restant 12 33214 10113 867234 
33.09 Ontvangsten 87312216 695– 16 57310

Financiële toelichting op de tabel budgettaire gevolgen van beleid

1 De lagere verplichtingenrealisatie wordt veroorzaakt door het toewijzen van de agentschapbijdrage IVW aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de andere beleidsartikelen.

2,3,4 De budgetten voor het agentschap IVW zijn toegewezen aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de diverse beleidsartikelen.

5,6 De apparaatuitgaven bij het onderdeel Beveiliging infrastructuur Hoofdwegen zijn ingezet op het onderdeel beveiliging Infrastructuur Spoorwegen.

7 Een nieuw product Beveiliging openbaar vervoer is aan de begroting toegevoegd. Hiervoor zijn FES-gelden beschikbaar gesteld.

8,9 De apparaatbudgetten in de begroting 2007 zijn bij Voorjaarsnota overgeboekt van apparaat naar baten-lastendienst in verband met de vorming van het agentschap IVW.

10 Dit betreft de ontvangstenreeks van de Inspectie Verkeer en Waterstaat welke bij Voorjaarsnota is uitgeboekt als gevolg van de vorming van het agentschap.

33.01 Externe Veiligheid

Motivering

Om vervoer van personen en goederen blijvend mogelijk te maken terwijl in de omgeving van dit vervoer ook op een maatschappelijke verantwoorde wijze veilig kan worden gewoond en gewerkt.

Doelbereiking

Het Kabinetsstandpunt Schiphol dat na de evaluatie van de Schipholwet in 2006 aan de Tweede Kamer is voorgelegd bevat tevens actiepunten ten aanzien van de externe veiligheid rond Schiphol. In 2007 is in dit verband onder meer aandacht besteed aan de verdere uitwerking van een alternatief voor het Totale Risico Gewicht (TRG) en aan aanvullend groepsrisicobeleid. Een en ander is ingebed in het proces, waaronder de MER- en Schiphol korte en middellange termijn, om te komen tot nieuwe luchthavenbestluiten voor Schiphol.

Het wetsvoorstel Regionale Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML), dat nog in 2007 is behandeld door de Tweede Kamer, bevat nieuw beleid voor de externe veiligheid rond regionale en kleine velden.

Beleidsprestaties 2007realisatie
1. Verbeteren veiligheid vervoer gevaarlijke stoffenJa
2. Externe veiligheid luchthavensJa
  Aankoop LIB veiligheidssloopzonesJa

Toelichting

1. In 2007 is verder gewerkt aan de vormgeving van het Basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Hiervoor is meer tijd nodig geweest dan voorzien vanwege de complexiteit en de keuze om het Basisnet in een zorgvuldig en intensief samenwerkingsproces met alle betrokken partijen tot stand te brengen. Bezien is hoe zorgsystemen in het wegvervoer en in de binnenvaart een grotere bijdrage kunnen leveren aan het veiliger vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het haalbaarheidsonderzoek implementatie Meld- en Volgsysteem is afgerond en een internationale werkgroep is ingesteld met als doel het onderzoeken van de mogelijkheden van telematica voor het verbeteren van de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen.

Voor de binnenvaart zijn afspraken gemaakt over het veiliger vervoer van deze stoffen in tankschepen; de aankomende 10 jaar zal worden omgeschakeld naar vervoer in dubbelwandige tankers.

2. In 2007 is een aanvang gemaakt met het opstellen van een handleiding externe veiligheid luchthavens, ter ondersteuning van het lokale bevoegde gezag (oplevering 2008). In het project GEVERS is in 2007 verder gewerkt aan een PC versie van het externe veiligheid rekenmodel. Een beta versie is opgeleverd en beschikbaar gesteld aan potentiële gebruikers en er zijn validatie berekeningen uitgevoerd. Volgens planning zal een definitieve gebruiksversie in 2008 beschikbaar komen, die gebruikt kan worden voor formele berekeningen voor burgerluchthavens.

De bouw van een rekenmodel voor helikopters heeft door problemen bij de het verkrijgen en analyseren van ongevalsdata enige vertraging opgelopen. Daardoor zal het niet eind 2007 maar voorjaar 2008 klaar zijn.

Prestatiegegevens

Jaarlijkse TRG-score voor Schiphol in relatie tot de TRG-grenswaarde in het Luchthavenverkeerbesluit
 20002001200220032004200520062007Grens
TRG score5,995,915,794,215,956,36,366,559,72

Bron: Handhavingsrapportage Schiphol (AAS) 2008

Toelichting

Uit de TRG-berekening over de periode 1 november 2006 tot en met 31 oktober 2007 blijkt een TRG van 6,550 ton. Afgezet tegen de grenswaarde van 9,724 ton betekent dit dat op 31 oktober 2007 nog een TRG-ruimte van 3,174 ton beschikbaar was. Er is ruimschoots voldaan aan de in het LVB vastgestelde grenswaarde.

Aantal op basis van keuzevrijheid van bewoners aan de woonbestemming reeds onttrokken en nog te onttrekken woningen en woonboten in de veiligheidssloopzones rond Schiphol
 Tot en met 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Streefwaarde 2008Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010Totaal
Aantal aangekochte woningen3954109467
Aantal aangekochte woonboten140000014

Bron: Rijkswaterstaat Noord-Holland, januari 2008

Toelichting

De streefwaarden van 2007 en verder zijn bijgesteld in de begroting 2008. In 2007 zijn vier woningen aangekocht. Er zijn geen woonboten aangekocht dit jaar. Er zijn in de zone geen woonboten meer in eigendom van derden. Wel zullen er successievelijk een aantal door de voormalige eigenaren voortgezette bewoningen worden beëindigd. Het betreft twee woonboten. Naar verwachting zal in 2009 de hele zone zijn vrijgemaakt van bewoning. Verder hebben twee eigenaren van woningen zich aangemeld voor aankoop van de woning. Naar verwachting zullen de woningen in 2008 worden aangekocht.

Aantal goederenemplacementen dat nog niet voldoet aan de risiconormen
 Basiswaarde 1998Waarde 2005Realisatie 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Streefwaarde 2008
Aantal goederenemplacementen dat nog niet voldoet aan de risiconormen1431110

Bron: Prorail 2008

Toelichting

De streefwaarde is gerealiseerd.

33.02 Veiligheid scheepvaart

Motivering

Om het aantal ongevallen met doden, gewonden en grote schade op zee en binnenwateren in 2010 door permanente verbetering van de veiligheid verder te verlagen tot beneden de 25 (Noordzee) resp. 275 (binnenwateren).

Doelbereiking

Het aantal significante ongevallen op het Nederlandse deel van de Noordzee in 2007 was 15. Hiermee is de doelstelling het aantal significante ongevallen op het Nederlands deel van de Noordzee niet boven het aantal van 25 uit te laten komen, ondanks de toename van het internationale scheepvaartverkeer op de Noordzee, bereikt.

Beleidsprestaties 2007realisatie
1. Verbeteren veiligheid zeevaartJa
2. Verbeteren veiligheid zeehavensJa
3. Verbeteren veiligheid binnenwaterenJa
  IMO (HGIS)Ja
4. Inspectie Verkeer en Waterstaat zeevaart en binnenvaartJa

Toelichting

1. In 2007 is het bergingsvaartuig de «WAKER» permanent beschikbaar geweest ten behoeve van de veiligheid en bescherming van het milieu op het Nederlands deel van de Noordzee.

In 2007 is de Havenbeveiligingswet gewijzigd als gevolg van de implementatie van Richtlijn 2005/65/EG betreffende het verhogen van de veiligheid van de havens (Stb 2007, 207).

2. In 2007 heeft de behandeling van de wet Markttoezicht Registerloodsen plaatsgevonden en deze wet is per 1/1/2008 in werking getreden (Kamerstuk 2006–2007, 30 913, nr. 7).

De verdragen inzake het Gemeenschappelijk Nautisch Beheer (GNB) zijn aangenomen (Kamerstuk 2007–2008, 30 867, nr. 7).

3. Implementatie van de Richtlijn River Information Services 2005/44/EG is afgelopen najaar met de publicatie van de gewijzigde Scheepvaartverkeerswet succesvol afgerond.

4. Het nieuwe toezichtarrangement is in 2007 nog niet definitief vastgesteld. Het nieuwe document zou eind 2007 besproken moeten zijn met de Tweede Kamer. Dit is uitgesteld tot begin 2008; daarna zal het nieuwe toezichtarrangement worden vastgesteld.

Prestatiegegevens

Het streven is het aantal ongevallen op de binnenwateren door permanente verbetering verder af te laten nemen beneden de 275, ondanks een toename van het verkeer en vervoer op de binnenwateren. Voor het Nederlandse deel van de Noordzee is het streven een verdere afname beneden de 25.

Aantal (significante) ongevallen met uitgebreide registratie op de Noordzee (Nederlands Continentaal Plat) en op de binnenwateren
 199920002001200220032004200520062007
Aantal ongevallen Noordzee19212320815131615
Aantal ongevallen binnenwateren163185191172pm*pm*pm*pm*pm*

Bron: Kustwachtcentrum (Noordzee) en Rijkswaterstaat/AVV (binnenwateren), januari 2008.

* Vanaf 2003 is een nieuwe registratiemethode gehanteerd. Reden van aanpassen registratiemethode is het streven naar een betere dekking van de registratie. Het totaal aantal geregistreerde ongevallen is toegenomen van 630 in 2002 tot 730 in 2006. De significantie (ernst) van de ongevallen kon echter niet worden vastgesteld.

Toelichting

In 2007 heeft er één ongeval minder plaatsgevonden op de Noordzee dan in 2006. De afgelopen vier jaar zijn het aantal ongevallen op de Noordzee nagenoeg gelijk gebleven.

Voor de binnenwateren kan de realisatie t.a.v. de streefwaarde niet worden vastgesteld. Het totaal aantal geregistreerde ongevallen is toegenomen van 630 in 2002 tot 730 in 2006. De significantie (ernst) van de ongevallen kon echter niet worden vastgesteld.

Naleving door Nederlandse reders200320042005200620072008
Percentage aanhoudingen/inspecties2, 20%2, 80%2,75%2, 90%< 3%< 3%
Positie Nederlandse vloot op internationale ranglijst67716<10<10

Bron: Paris MOU, 2007

Gegevens zijn gebaseerd op inspecties aan boord van schepen onder Nederlandse vlag door buitenlandse autoriteiten in het kader van Paris Memorandum of Understanding on Port State Control.

Toelichting

In 2006 is de positie op de internationale ranglijst sterk gedaald. Dit is een gevolg geweest van een aantal meer aanhoudingen binnen de ParisMOU regio, in combinatie met een sterke verbetering van andere vlaggenstaten (ranglijst betreft een relatieve score). De getallen van 2007 zijn nog niet definitief. Wel kan reeds gezegd worden dat er minder aanhoudingen binnen deze regio hebben plaatsgevonden. De relatieve ranglijstpositie wordt echter bepaald over een gemiddelde van drie jaar (dus 2006 telt mee in de meting) en is afhankelijk van de prestaties van de andere vlaggenstaten.

Naleving door buitenlandse reders200320042005200620072008
Percentage inspectie t.o.v. aantal buitenlandse schepen23%26%25%25%27%25%
Percentage inspectie t.o.v. aantal buitenlandse schepen in risicocategorie92%97%95%96%95%95%
Percentage aanhoudingen/inspecties6,30%5,90%5,60%5,20%3,7%< 6%

Bron: Paris MOU, 2007

Toelichting

De percentages inspecties zijn zoals in de begroting was geraamd. Het percentage aanhoudingen en inspecties voldoet aan de streefwaarde voor het jaar 2007 (< 6%).

Naleving wet- en regelgeving Binnenvaart
 2004200520062007
Integrale inspectie1 267740627869
– waarvan vervoer gevaarlijke stoffen421550399299
– overtredingspercentage bij gevaarlijke stoffen25%29%35%59%
– overtredingspercentage overige wettelijke voorschriften14%14%22%25%

Bron: Jaarverslag IVW 2007

Toelichting

Het aantal integrale inspecties is in 2007 toegenomen ten opzichte van het aantal inspecties in 2006. Het aantal integrale inspecties vervoer gevaarlijke stoffen is afgenomen. Het overtredingspercentage is daarentegen toegenomen van zowel gevaarlijke stoffen als de overige wettelijke voorschriften.

33.03 Veiligheid luchtvaart

Motivering

Om de veiligheid in de luchtvaartsector verder te verbeteren en voortdurend aandacht te vragen voor deze verbetering.

Doelbereiking

Het beleid en de beleidsdoelstellingen aanzien van alle veiligheidsaspecten verbonden aan het luchtvaartproces staan verwoord in de Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid. De uitvoering van het aan de Beleidsagenda gekoppelde Actieprogramma ligt op schema.

Beleidsprestaties 2007realisatie
1. Verbetering veiligheid luchtvaartJa
2. InternationaalJa
  Inspectie Verkeer en WaterstaatJa

Toelichting

1. Binnen de Nederlandse autoriteiten is begin 2007 een pré-audit uitgevoerd, vooruitlopend op de ICAO-audit in 2008 voor het hele Koninkrijk. De resultaten zijn vertaald in een verbeterplan. De realisatie vindt plaats in nauwe samenwerking met de LVNL en is eind 2007 reeds voor een belangrijk deel afgerond.

Eind 2007 is het onafhankelijke adviescollege voor de burgerluchtvaartveiligheid, genaamd Dutch Expertgroup on Aviation Safety (DEGAS) ingesteld. DEGAS is de opvolger van de Veiligheidsadviescommissie (VACS) en zal de komende vier jaar fungeren als adviseur van de regering op het gebied van veiligheidsaspecten van de Nederlandse burgerluchtvaart.

2. In de eindmeeting van het ICAO Dangerous Goods Panel zijn afspraken gemaakt over nieuwe voorwaarden voor het vervoer van lithium (metal) batterijen, vervoer van nieuwe technologieën zoals fuel cells en herziening van de verpakkingsinstructies. In oktober 2007 heeft de Raad van de EG een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld over het voorstel van wijziging van EG-verordening 1592/2002 voor gemeenschappelijke regels voor de luchtvaartveiligheid en de oprichting van het agentschap de EASA. Met de wijziging wordt de harmonisatie van veiligheidseisen uitgebreid. Een andere mijlpaal is de bereikte overeenstemming binnen het Air Safety Committee over een aanpassing van de regelgeving door de Europese Commissie ten aanzien van de veiligheid bij de vluchtuitvoering.

Prestatiegegevens

Wereldwijde ongevalsratio (ongevallen per miljoen vlieguren)

De Europese ongevalsratio is representatief voor de situatie in Nederland, omdat het veiligheidssysteem in Nederland in hoge mate gelijk is aan dat in de andere Europese landen. De wereldwijde ongevalsratio is relevant omdat ook niet-Europese luchtvaart gebruik maakt van het Nederlandse luchtruim en van Nederlandse luchthavens. Uit onderstaande grafiek blijkt dat de veiligheid van de luchtvaart nog steeds toeneemt. Nederland heeft geen directe invloed op het wereldwijde ongevalsratio. Derhalve is er geen specifieke streefwaarde voor Nederland te benoemen. De doelstelling die westerse landen met elkaar zijn overeengekomen is niet meer dan 0,5 ongevallen per miljoen vliegbewegingen.

Aantal fatale ongevallen per miljoen vluchten
 1994199519961997199819992000200120022003200420052006
Ongevalsratio wereldwijd1,141,161,150,950,871,060,970,770,790,670,670,85 
Ongevalsratio EASA operators0,610,370,340,150,430,810,380,620,380,250,250,24 

Bron: Inspectie Verkeer en Waterstaat, Veiligheidstatistieken luchtvaart Civil aviation safety data 1991–2005, maart 2007.

Toelichting

De gegevens over de ongevalsratio wereldwijd en de ongevalsratio EASA operators voor het jaar 2006 waren op het moment van het opstellen van het jaarverslag nog niet bekend. In de begroting 2009 zal het aantal fatale ongevallen worden opgenomen.

Het aantal ernstige incidenten en ongevallen in Nederland en met Nederlandse luchtvaartuigen in het buitenland

Om permanente verbetering in de veiligheid zichtbaar te maken is het streven dat het aantal ernstige incidenten en ongevallen (en daarmee het aantal meldingen) niet toeneemt.

Aantal ernstige incidenten en ongevallen in Nederland en met Nederlandse luchtvaarttuigen in het buitenland
VliegtuigtypeAantal ongevallenErnstige indicentenDodelijke slachtoffers(Zwaar)gewonden
 2004200520062007200420052006200720042005200620072004200520062007
Commerciële verkeersvluchten4103108151800005003
Helikopters0221020100000002
Privé/Zakenluchtvaart931265111772135000
Zweefvliegtuigen3586012401210215
Hete luchtballon0120114100000171

Bron: Inspectie Verkeer en Waterstaat (Transportraad), 2007

Toelichting

Zoals uit de tabel kan worden opgemaakt, is in 2007 het aantal ernstige incidenten en ongevallen in Nederland en met Nederlandse luchtvaartuigen in het buitenland voor wat betreft de commerciële verkeersvluchten, helikopters, zweefvliegtuigen over het geheel genomen toegenomen ten opzichte van 2006. In de zakenluchtvaart en met hete luchtbalonnen is het aantal ongevallen over het geheel genomen afgenomen.

Safety assessment national aircraft bevindingen op basis van veiligheidsinspecties specifiek gericht op Nederlandse maatschappijen
JaarAantal inspectiesPercentage inspecties met bevindingen
  Geen bevindingenCategorie 1Categorie 2Categorie 3
20061436%29%29%7%
2005863%13%13%12%
20045159%20%12%10%

Bron: Jaarverslag IVW 2007

De cijfers voor het jaar 2007 waren ten tijde van het opstellen van het jaarverslag nog niet beschikbaar.

Toelichting

Het aantal inspecties specifiek gericht op Nederlandse maatschappijen is in 2006 toegenomen ten opzichte van het aantal in 2005. Er heeft in 2006 een verschuiving plaatsgevonden van categorie 1 bevindingen (kleine opmerkingen) naar categorie 2 bevindingen (grotere opmerkingen; maatschappij en nationale autoriteit worden ingelicht).

Safety assessment national aircraft: bevindingen op basis van veiligheidsinspecties specifiek gericht op buitenlandse bezoekende maatschappijen
JaarAantal inspectiesPercentage inspecties met bevindingen
  Geen bevindingenCategorie 1Categorie 2Categorie 3
200626619%25%30%26%
200524315%20%36%29%
200418218%21%35%25%

Bron: Jaarverslag IVW 2007

De cijfers voor het jaar 2007 waren ten tijde van het opstellen van het jaarverslag nog niet beschikbaar.

Toelichting

Het aantal inspecties specifiek gericht op buitenlandse bezoekende maatschappijen is in 2006 licht toegenomen ten opzichte van het aantal in 2005. Er heeft in 2006 een lichte verschuiving plaatsgevonden van categorie 1 bevinden naar categorie 2 bevindingen en categorie 3 bevindingen (het vliegtuig wordt voor kortere of langere tijd aan de grond gehouden).

Safety assessment general Aviation: Bevindingen op basis van veiligheidsinspecties specifiek gerichtop de privé en zakenluchtvaart
JaarAantal inspectiesGeen bijzonderhedenAanbeveling aan gezagvoerderInfo aan eigenaarVliegen met restrictieCorrectie voor vertrek
20063057%63%13%6%19%
2005771%67%33%0%0%
20044556%68%20%4%8%

Bron: Jaarverslag IVW 2007

De cijfers voor het jaar 2007 waren ten tijde van het opstellen van het jaarverslag nog niet beschikbaar.

Toelichting

Het aantal inspecties specifiek gericht op privé en zakenluchtvaart is in 2006 toegenomen ten opzichte van het aantal in 2005. Er heeft in 2006 een verschuiving plaatsgevonden van de bevinding «geen bijzonderheden» naar de bevindingen aanbeveling aan de gezagsvoerder, vliegen met restrictie en correctie voor vertrek.

Nalevingskengetallen luchtvaarttechnische bedrijven
 200220032004200520062007
Niveau 1 bevinding430352
Niveau 2 bevinding1 0061 2701 0951 127929928
Niveau 3 bevinding184236158175193240

Bron: Jaarverslag IVW 2007

Niveau 1: indien niet onmiddellijk opgelost, volgt stillegging

Niveau 2: oplossing binnen drie maanden

Niveau 3: verzoeken om nadere info; geen termijn

Toelichting

Voor de belangrijkste categorie bevindingen (niveau 2) is het aantal bevindingen in 2006 afgenomen. Dit aantal is in 2007 geconsolideerd. Meerdere factoren kunnen deze afname verklaren. Zo kunnen bedrijven een betere invulling geven aan de vergunningseisen. Analyse van de uitgevoerde risicoanalyses kan dit in de toekomst mogelijk bevestigen. Ook kan het zijn dat door de verdere intensivering van het systeemtoezicht bevindingen op een hoger abstractieniveau zijn «geschreven» (detailbevindingen worden verzameld in systeembevindingen.)

33.04 Bescherming tegen moedwillige verstoring

Motivering

Om de beveiliging van het verkeers- en vervoersysteem te optimaliseren teneinde de maatschappelijke en economische aspecten van de logistieke functie van Nederland in Europa blijvend te waarborgen en te versterken. De internationale dreiging van het terrorisme neemt toe en Nederland staat daar als open en internationaal gerichte samenleving nadrukkelijk aan bloot.

Doelbereiking

Door de actualisering van het alerteringssysteem terrorisme en het beschikbaar zijn gekomen van FES-gelden voor veiligheidsmiddelen en cameratoezicht worden de veiligheidsrisico’s verkleind. Maatschappelijk effect is dat er bij dreigingen en aanslagen sneller en uniformer wordt opgetreden.

Beleidsprestaties 2007realisatie
1. Beveiliging scheepvaart en zeehavensJa
2. Beveiliging luchtvaartJa
3. Beveiliging infrastructuur hoofdwegenNee
4. Beveiliging infrastructuur spoorwegenJa
5. Beveiliging openbaar vervoerJa

Toelichting

1. Aan de verplichting voor lidstaten om onder EU Vo. 725/2004 (art. 3.3.) te beslissen over de toepassing Vo 725 op nationaal (domestic) zeevervoer is door Nederland voldaan. Er is een risico-analyse uitgevoerd om te bepalen welke schepen een «terroristisch» object zouden kunnen vormen. Geconstateerd is dat op dit moment er geen Nederlandse schepen zijn die een dergelijk object vormen.

Nederland heeft actief invulling gegeven aan de Focal Point functie.

Het afsluiten van bilaterale alternatieven beveiligingsovereenkomsten, specifiek met Duitsland, is in overleg tussen beide landen verschoven naar 2008 in verband met de hogere prioriteit van de implementatie van EU Richtlijn 65/2005/EG.

Het gehele implementatieproces van EU Richtlijn 65/2005/EG is succesvol afgerond.

2. In samenwerking met het ministerie van Justitie is de inzet van airmarshals aan boord van NL vliegtuigen geregeld. De beveiligingsplannen van de luchthavens Rotterdam en Schiphol en van een aantal luchtvaartmaatschappijen zijn in 2007 goedgekeurd.

Het rapport Schiphol Vitaal is afgerond in 2007 en zal begin 2008 aan BZK worden aangeboden.

3. De risico-analyse, de dreiging en de lijst van vitale objecten is getoetst door een particulier bedrijf op basis van openbare bronnen en ook door de AIVD met bij de AIVD beschikbare niet-openbare informatie. In 2007 zijn de desbetreffende objecten in de sector Tunnels, bruggen en waterkeringen aangesloten op het Alteringsysteem van de NCTb.

Onderzoek naar het beveilingsniveau en passende maatregelen is nog gaande en wordt in 2008 afgerond.

4. VenW heeft een extern onderzoek laten uitvoeren naar security binnen de spoorsector in Nederlandse en in andere Europese landen, alsmede binnen andere VenW sectoren. Het onderzoek is inmiddels afgerond.

De conlusies uit het onderzoek zijn dat NS en ProRail reeds veel doen aan security, maar dat een sectorbreed beleidskader vanuit VenW ontbreekt om:

– alle partijen te betrekken (bijvoorbeeld ook de regionale vervoerders en de goederenvervoerders);

– een landelijke aanpak van security op het spoor te managen;

– security toe te passen over de gehele lifecycle, van ontwerp tot en met eind- en gebruiksfase (bijvoorbeeld in een safetycase);

– instrumenten in te zetten om maatregelen te monitoren en te beoordelen (een afweegkader).

De aanbevelingen zijn het ontwerpen van een beleidskader waarin rollen en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd, het ontwerpen en implementeren van een systematiek van risicobeheersing en beoordeling van maatregelen, en dit verheffen tot de standaard (door het op te nemen in regelgeving, bijvoorbeeld de spoorwegwet of concessiesystematiek).

Door vertraging in de afronding van het onderzoek zullen de conclusies en aanbevelingen uit het rapport pas in 2008 kunnen worden gebruikt bij het opstellen van de Kadernota Security Spoor. Deze Kadernota, met een breed gedragen visie op rollen en verantwoordelijkheden, zal naar verwachting medio 2008 zijn afgerond.

5. De bescherming van het stads- en streekvervoer tegen terreur is versterkt.

Door NCTb in samenwerking met VenW is het alerteringsysteem terrorisme en de daarbij behorende maatregelenmatrix (beschrijving van toegepaste maatregelen bij bepaald dreigingsniveau) geactualiseerd en gecompleteerd. Voor de metro zijn (Fes) gelden beschikbaar gesteld aan stadsregio’s Amsterdam en Rotterdam voor aanvullende veiligheidsmaatregelen. De uitwisseling van aanpak en maatregelen tussen partijen in de sector is bevorderd. NCTb heeft extra middelen beschikbaar gesteld voor cameratoezicht in OV en luchtvaart waarbij VenW samen met NCTb en de sector stuurt op optimale aanwending van de beschikbare fondsen.

Prestatiegegevens

Aantal verrichte security analyses, aantal opgestelde beveiligingsplannen en aantal goedgekeurde beveiligingsplannen.

De Europese security Richtlijn 65/2005 bepaalt dat alle zeehavens die al onder Verordening 725/2004 vallen per 15 juni 2007 moeten beschikken over een op een havenveiligheidsbeoordeling (analyse) gebaseerd goedgekeurd havenveiligheidsplan. In Nederland betreft dit 17 zeehavens. Op basis van het aantal goedgekeurde plannen kan beoordeeld worden welke havens al dan niet aan de betreffende EU Richtlijn voldoen.

Aantal verrichte security analyses, aantal opgestelde beveiligingsplannen en aantal goedgekeurde beveiligingsplannen
 BasiswaardeStreefwaardeStreefwaardeRealisatie
 1-1-20061-1-200715-6-200731-12-2007
Aantal verrichte security analyses0101717
Aantal opgestelde beveiligingsplannen071717
Aantal goedgekeurde beveiligingsplannen0101717

Bron: VenW, januari 2008

Toelichting

Alle security analyses zijn verricht, alle beveiligingsplannen zijn opgesteld en goedgekeurd.

Overzicht afgeronde onderzoeken

OnderzoekOnderwerpODStartAfgerondVindplaats
Effectenonderzoek expostScheepvaartverkeer binnenwateren33.02A. 2008B. 2008 
 Flexibilisering loodsplicht33.02JaarlijksJaarlijksKamerstuk 2007–2008, 24 036, nr. 339
Overig evaluatieonderzoekOnderzoek naar interfaces in de luchtvaart (gate to gate)33.03A. 2004B. 2006 
 Nota vervoer gevaarlijke stoffen33.01A. 2006B. 2007 

Toelichting

In 2007 zijn geen beleidsdoorlichtingen gestart of afgerond.

Scheepvaartverkeer binnenwateren

Het effectenonderzoek expost Scheepvaartverkeer binnenwateren is vertraagd als gevolg van een gewijzigde prioriteitstelling.

Onderzoek naar interfaces in de luchtvaart

Mei 2007 is besloten het «Onderzoek naar de interfaces in de luchtvaart», het zogenaamde Gate-to-gate-onderzoek te stoppen en niet af te ronden vanwege het ontbreken van voldoende internationale medewerking.

In 2013 zal een beleidsdoorlichting vervoer gevaarlijke stoffen plaatshebben. Deze komt de plaats van bovengenoemd evaluatieonderzoek Nota vervoer gevaarlijke stoffen.

Nota vervoer gevaarlijke stoffen

De evaluatie van de eind 2005 gepubliceerde Nota Vervoer gevaarlijke stoffen zal onderdeel uitmaken van bovengenoemde beleidsdoorlichting, zoals opgenomen in de begroting 2008.

34 Betrouwbare netwerken, voorspelbare reistijden en een goede bereikbaarheid

Algemene doelstelling

Betrouwbare netwerken, voorspelbare reistijden en een goede bereikbaarheid realiseren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Vrijwel alle provincies en stadsregio’s hebben in 2007 de verkeer- en vervoerplannen vastgesteld, waarin rekening is gehouden met de essentiële onderdelen van het beleid. Voor de regio’s waar dit nog niet gebeurd is hebben deze daarover afspraken met de Minister gemaakt. Daarmee werkt het nationale mobiliteitsbeleid (de Nota Mobiliteit) door in de regio’s.

De bijdrage die VenW aan de algemene beleidsdoelstelling levert, is uitgewerkt in vier operationele beleidsdoelstellingen, te weten «Netwerk weg», «Netwerk vaarwegen», «Netwerk spoor» en «Netwerk decentraal/regionaal vervoer». Om de operationele doelstellingen te bereiken, is een aantal producten ingezet. Hiertoe heeft VenW onder andere in de begroting 2007 aangekondigde activiteiten uitgevoerd die uiteindelijk hebben bijgedragen aan het behalen van de operationele doelstellingen en daarmee aan de algemene beleidsdoelstelling.

Succesfactoren

De Nota Mobiliteit, zoals deze in februari 2006 in werking is getreden, heeft een impuls gegeven voor de samenwerking tussen het Rijk en de decentrale overheden. Als vervolg op de netwerkanalyses in 2006 hebben rijk en decentrale overheden hun samenwerking voortgezet via de netwerkaanpak, waarbij afspraken zijn vastgelegd in goed overleg in samenwerkingagenda’s.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Algemene beleidsdoelstelling Artikel 34RealisatieBegrotingVerschil 
20052006200720072007 
Verplichtingen 95 99390 002222 960– 132 958 
Uitgaven321 707245 314144 389143 1431 246 
34.01 Netwerk weg3 6375 66511 88417 006– 5 122 
34.01.01 Algemene strategie- en beleidsontwikkeling1 6514 0025 3612 7462 6151
34.01.02 Beheer en onderhoud74347381– 8 
34.01.03 Anders betalen voor mobiliteit35637247438787 
34.01.04 Benutting en aanleg van weginfrastructuur5296313 36913 074– 9 7052
34.01.06 Weginfrastructuur voor het goederenvervoer1 027626845718127 
34.01.07 Inspectie Verkeer en Waterstaat  1 762 1 7623
34.02 Netwerk vaarwegen1232 2722 2282 12999 
34.02.01 Vaarweginfrastructuur1232 2722 2282 12999 
34.03 Netwerk spoor100 43686 71376 96865 52811 440 
34.03.01 Algemene strategie- en beleidsontwikkeling1 0271 5471 190916274 
34.03.02 Beheer conform Spoorwegwet56862068059585 
34.03.03 Beheer overig27728030168233 
34.03.04 Vervoer conform Concessiewet98 42284 15974 06063 76610 2944
34.03.05 Vervoer overig117107118128– 10 
34.03.06 Kwaliteit spoorverbindingen goederenvervoer25 1955– 36 
34.03.07 Inspectie Verkeer en Waterstaat  600 6003
34.04 Netwerk decentraal/regionaal vervoer217 511150 66453 30958 480– 5 171 
34.04.01 Algemene strategie- en beleidsontwikkeling4 0957 6278 0065 5662 4405
34.04.02 Samenwerking Rijk en decentrale overheden7531 35910 04613 952– 3 9062
34.04.03 Stim. dec. overh.,bedrijfsleven en maatsch. org.4 5056 0984 3115 770– 1 459 
34.04.04 Stimulering marktwerking OV205 903132 40918 05520 985– 2 9306
34.04.05 Stimulering toegankelijkheid OV1 4881 0917821 060– 278 
34.04.06 Stimulering marktwerking Taxi7672 0804 6222 6052 0177
34.04.07 Inspectie Verkeer en Waterstaat  7 4878 542– 1 0553
Van de totale uitgaven:      
– Apparaatsuitgaven 10 29211 79517 088– 5 293 
– Baten-lastendiensten 5 30217 5116 90710 604 
– Restant321 707229 720115 083119 148– 4 065 
Ontvangsten 5 3166 4902 3724 118 
Ontvangsten 5 3166 4902 3724 118 

Financiële toelichting op de tabel budgettaire gevolgen van beleid

1 De hogere uitgaven worden veroorzaakt door extra activiteiten in het kader van professionalisering van het opdrachtgeverschap (onderzoeken, inhuur) en door het project dynamisch verkeersmanagement.

2 Op het programma filevermindering is een overschot ontstaan, met name doordat aan de onderliggende projecten minder is uitgegeven dan was voorzien. De niet bestede gelden zijn via artikel 39 teruggeboekt naar het Infrastructuurfonds (waar eerder de middelen voor het programma uit gefinancierd werden).

3 De budgetten voor het agentschap IVW zijn toegewezen aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de diverse beleidsartikelen.

4 Door de Inspectie der belastingen is bepaald dat er voor de regionale lijnen 19% BTW moet worden betaald. Over de jaren 2005, 2006 en 2007 moet daardoor ruim € 12 mln. aan BTW worden nabetaald.

5 Dit betreft de VenW-bijdrage aan de Superbus. Deze was niet geraamd.

6 De lagere uitgaven in 2007 zijn met name het gevolg van een wijziging bij het kasritme voor de Chipkaart en bij een toezegging aan Friesland (via de BDU in 2008).

7 Extra aanpassingen aan de taxameters hebben tot de hogere uitgaven geleid. Een klein deel is verder een gevolg van het amendement Slob/Dijksma voor een centraal klachtenloket OV.

34.01 Netwerk weg: Reistijden over de weg betrouwbaar en acceptabel maken

Motivering

Om goede bereikbaarheid van de economische kerngebieden, mainports en stedelijke netwerken in Nederland te realiseren, om de economische schade door onbetrouwbaarheid en files te beperken en om de reistijd van deur tot deur waar nodig te verbeteren.

Doelbereiking/Producten

Beleidsprestaties 2007Realisatie
1. Algemene strategie en beleidsontwikkelingja
2. Beheer en onderhoudja
3. Anders betalen voor mobiliteitja
4. Benutting en aanleg van weginfrastructuurnvt*
5. Verkeersmanagementja
6. Weginfrastructuur voor het goederenvervoerja

* De in de begroting opgenomen projecten zijn volgens planning opgeleverd.

Tabel prestatiegegevens

Prestatie-indicator Acceptabele reistijdBasiswaarde 20012003200420052006Realisatie 2007Streefwaarde 2020
Een acceptabele reistijd: percentage trajecten waar streefwaarde wordt gehaald* 86%87%86%86%82%80%reistijd in spits max. 1,5 reistijd buiten spits; op stedelijke ringwegen maximaal 2 x buiten de spits 100%

Bron: Rijkswaterstaat

* Er zijn 188 trajecten (alle autosnelwegen van hele hoofdwegennet. Hiervan zijn 82 trajecten onbemeten. Aangenomen is dat deze onbemeten trajecten voldoen aan de gewenste reistijd in de spits. omdat dit de minst drukke trajecten zijn.

kst-31444-XII-1-7.gif
Prestatie-indicator voertuigverliesurenBasiswaarde 20002003200420052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Streefwaarde 2020
Voertuigverliesuren in files index 2000 = 100100110119122143134*15760

Bron: Rijkswaterstaat

* Deze streefwaarde is vastgesteld voordat begin 2007 de realisatie over 2006 werd gerapporteerd. De inmiddels gesignaleerde ontwikkeling is in de Nota Mobiliteit verwacht, en zal zich naar verwachting doorzetten tot aan de invoering van Anders Betalen voor Mobiliteit.

Prestatie-indicator Betrouw- baarheidspercentage hoofdwegennetBasiswaarde 20012003200420052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Streefwaarde 2020
Betrouwbaarheidspercen- tage op het hoofdwegennet93%*93%92%92%91%nvt90%**95%

Bron: Rijkswaterstaat

* Ten gevolge van berekeningen voor de Nationale Mobiliteitsmonitor is de basiswaarde 2001 gecorrigeerd naar 93%. Dit in afwijking op de waarde van 92% zoals vermeld in de begroting 2007.

** Het percentage voor het gehele hoofdwegennet zal iets hoger zijn, omdat de betrouwbaarheidscijfers betrekking hebben op 106 trajecten in de Randstad, Gelderland en Noord-Brabant. De overige 82 trajecten zijn onbemeten, en daarom niet in de betrouwbaarheidsciifers opgenomen. Deze 82 trajecten zijn het minst druk en daardoor het betrouwbaarst.

Toelichting

Het hoofdwegennet heeft in 2007 2,2% meer verkeer verwerkt dan in 2006. Dit komt ongeveer overeen met de gemiddelde groei per jaar gedurende de afgelopen 5 jaren (waarbij de groei van de verkeersprestatie schommelde tussen de 2,7% en 1,0%).

Deze toename is mede het gevolg van de economische groei, die over heel 2007 genomen 3,5% bedroeg.

Door de groei van het verkeer door de jaren heen heeft het hoofdwegennet met name in de Randstad de grenzen van de capaciteit bereikt. De verkeersgroei veroorzaakt daardoor een veel grotere groei van de congestie, omdat er geen reservecapaciteit meer is om de verkeersgroei op te vangen. Daardoor ontstaan ook buiten de spits files.

In 2007 zijn conform planning de volgende aanleg en benuttingsprojecten opgeleverd:

• A4 Dinteloord-Bergen op Zoom omleiding Halsteren;

• A35 Wierden–Almelo;

• A7 Zaanstad–Purmerend (ZSM); en

• A13 Zestienhoven–Delft-Zuid (ZSM).

Nadere informatie over de voortgang van de infrastructuurprojecten Hoofdwegen is opgenomen in het Rijksjaarverslag infrastructuurfonds (infraverslag 2007).

Prestatie-indicator Achterstallig onderhoudBasiswaarde 200420052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007
Afname achterstallig onderhoud179 km324 km826 km1 300 km1 300 km

Bron: Rijkswaterstaat

Toelichting

Met de vervanging van 474 kilometer in 2007 is in totaal 1300 kilometer vervangen. Hiermee is het ministerie er in geslaagd om op 1 januari 2008 het achterstallig onderhoud verhardingen, conform het plan van aanpak Beheer en Onderhoud Rijkswegen 2004–2010 (Bijlage bij Infrastructuurfonds 2004, kamerstuk 2003–2004, 29 200 XII, nr. 1), weggewerkt te hebben. Bij bruggen en viaducten en bij DVM-systemen is nog steeds sprake van een onderhoudsachterstand en bij verhardingen zal een inspanning nodig zijn om te voorkomen dat opnieuw achterstand optreedt. De impulsgelden worden ingezet om deze onderhoudsachterstand weg te werken.

34.02 Netwerk Vaarwegen

Motivering

Om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden, mainports en binnenhavens in Nederland te realiseren en om de economische schade door onbetrouwbaarheid te beperken. Dit overeenkomstig de doelstelling uit de Nota Mobiliteit,Kamerstuk 2004–2005, 29 644, nr. 6.

Doelbereiking

Om bovenstaande doel te bereiken wordt onder andere uitvoering gegeven aan het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT). Voor inzicht in de mate waarin in 2007 uitvoering van het MIT vaarwegenprogramma is gerealiseerd, wordt verwezen naar de verantwoording van artikel 15 van het Infrastructuurfonds.

Daarnaast is in 2007 de Beleidsbrief «Varen voor een vitale economie – een veilige en duurzame binnenvaart «gerealiseerd en aan de Tweede Kamer aangeboden. Hierin geeft het Kabinet aan welke maatregelen worden getroffen om invulling te geven aan de intentie in het Coalitie akkoord om het goederenvervoer over water en de innovatie van de binnenvaart te stimuleren. De «Werkwijzer OEI bij MIT Planstudies» is in 2007 ook gereedgekomen. Hierin wordt in het kader van kwaliteitsborging aangegeven op welke wijze de beslisinformatie over de verwachte effecten van infrastructuur in beeld moet worden gebracht (kosten en baten)

Beleidsprestaties 2007realisatie
Verbeteren kwaliteit vaarwegenJa

Toelichting

Zowel het achterstallig onderhoud conform Plan van aanpak Onderhoud (2003) en de uitvoering van benuttingsmaatregelen zijn in 2007 uitgevoerd. Voor details wordt verwezen naar het jaarverslag van het Infrastructuurfonds.

Tabel prestatiegegevens

Wachttijden bij sluizen

Om de effectiviteit van het vaarwegenbeleid te meten is in het verleden de indicator «wachttijd sluizen» gehanteerd. Deze indicator was echter niet gebaseerd op «harde» gegevens maar op simulaties op basis van tellingen van schepen die sluizen passeren. Evenmin gaf deze indicator inzicht in de kwaliteit van het vaarwegennet. Daarom wordt sinds vorig jaar gewerkt aan de ontwikkeling van de indicator «betrouwbaarheid reistijd vaarwegen» ter vervanging van de indicator «wachttijd sluizen».

De indicator betrouwbaarheid reistijd vaarwegen moet gevuld worden met gegevens over bijvoorbeeld het onderhoudsregime, verkeersmanagement, informatievoorziening naar de gebruiker, beschikbaarheid van ligplaatsen, passagetijd sluizen en bruggen, etc. Veel van deze gegevens zijn nog niet of slechts ten dele beschikbaar. Na het in werking treden van River Information Services op de Nederlandse vaarwegen in 2012, inclusief het uitrusten van alle schepen met AIS transponders, zullen de gegevens beschikbaar komen die nodig zijn om de indicator«betrouwbaarheid reistijd vaarwegen» voldoende inhoud te geven.

De eerste stap in de ontwikkeling van de indicator «betrouwbaarheid reistijd vaarwegen» is de uitwerking van de indicator «passeertijd sluizen» is inmiddels gezet. Over een deel van 2006 en geheel 2007 is de indicator «passeertijd sluizen» vastgelegd voor alle sluizen op de Nederlandse vaarwegen.

 Realisatie 2006 (basiswaarde)Streefwaarde 2009Streefwaarde 2012Streefwaarde 2007
Gemiddelde passeertijd sluizen in minuten51454545
HTA: % schepen binnen streeftijd 80%85%80%*
HVW: % schepen binnen streeftijd 75%75%75%*
OVW: % schepen binnen streeftijd 70%70%70%*

Bron: Rijkswaterstaat/Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV).

* Voorlopige cijfers

Toelichting

Uit voorlopige gegevens over 2007 blijkt dat 80% van de schepen binnen 45 minuten een sluis passeert. Definitieve data zijn op dit moment nog niet beschikbaar mede door aanpassingen die afgelopen jaar in de registrerende systemen zijn doorgevoerd.

34.03 Netwerk Spoor: Betrouwbaarheid en capaciteit van het spoornetwerk vergroten

Motivering

Om de kerntaak van het spoor goed uit te voeren: het betrouwbaar vervoeren van grote aantallen mensen in de spits van, naar en binnen stedelijke netwerken, het bijdragen aan de bereikbaarheid van alle landsdelen per spoor en het betrouwbaar vervoeren van goederen op internationale spoorcorridors.

Doelbereiking

Door een verdere afname van de Klanthinder en een toename van de punctualiteit wordt de kerntaak van het spoor steeds beter uitgevoerd. De uiteindelijke doelstellingen lijken daarmee te worden gehaald.

Producten

Beleidsprestaties 2007Realisatie
1. Algemene strategie en beleidsontwikkelingja
2. Beheer cf. Spoorwegwetja
3. Beheer overigja
4. Vervoer cf. Concessiewetja
5. Vervoer overignee
6. Kwaliteit spoorverbindingen goederenvervoerja

Toelichting

• ASB

In 2007 is de mogelijkheid tot hogere vervoersgroei onderzocht, enerzijds resulterend in het Actieplan 5% groei op het spoor (korte termijn) en anderzijds in de Landelijke Markt en Capaciteitanalyse (lange termijn) (zie verder verslag Beleidsagenda).

In 2007 is een start gemaakt met de Evaluatie Spoorwetgeving. E.e.a moet leiden tot een Kabinetsstandpunt eind 2008.

• Beheer

Voor 2 fase herstelplan, zie verder het verslag van de Beleidsagenda.

• Beheer overig

In 2007 is met ProRail een overeenkomst gesloten t.b.v. het beheer van het Infraprovidercontract, alsmede is aan ProRail een volmacht verleend. Tevens is het noordelijke deel van de HSL-Zuid toegevoegd aan de hoofdspoorweginfrastructuur.

• Vervoer

In 2007 is een besluit genomen over de 2 resterende contractsectordiensten, te weten Zwolle–Emmen en Rotterdam CS–Hoek van Holland. Beide lijnen zijn gedecentraliseerd.

• Vervoer overig

Als gevolg van de vertraging in het toekomstige vervoer op de HSL-Zuid is het omzetten van de privaatrechtelijk concessieovereenkomst met HSA in een publiekrechtelijke concessie (cf. WP 2000) uitgesteld naar 2008.

• Kwaliteit spoorverbindingen goederen

De Betuweroute is geopend per 16 juni 2007. Ondanks dat sprake is van een ingroei jaar bleef het gebruik het eerste half jaar achter bij de verwachting. Vanaf 9 december 2007 bij het ingaan van de nieuwe dienstregeling is het gebruik echter flink toegenomen. Daarnaast is de aanleg van de Sloelijn cf. planning bijna gereed.

Het totale goederenvervoer is met ca. 7% gegroeid tot bijna 43 miljoen ton.

Tabel prestatiegegevens

Prestatie-indicator KlanthinderBasiswaarde 20002003200420052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Streefwaarde peildatum 2010
Klanthinder* (daling t.o.v. 2000)20 176 uur  12 354 uur (39%) 13 000 uur (35–40%) 13 000 uur (35–40%)

Bron: NS

* het aantal verstoringen maal de gemiddelde tijd om de verstoring te verhelpen (beheerplan ProRail)

Toelichting

Prestatie-indicator Punctualiteit Reizigersniveau HRNBasiswaarde 2003200420052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Streefwaarde 2012
Punctualiteit reizigersvervoer HRN**83,10% 84,70%84,887–89%87,089–91%

Bron: NS

** afhankelijk van de uitvoering van de 2e fase van het Herstelplan (2007–2012)

Toelichting

Zie het verslag op de Beleidsagenda voor een toelichting op punctualiteit.

34.04 Netwerk decentraal/regionaal vervoer: decentrale overheden in staat stellen om een effectief regionaal mobiliteitsbeleid te voeren

Motivering

Om een goede bereikbaarheid binnen de economische kerngebieden in Nederland te realiseren, om de bereikbaarheid van deur tot deur te verbeteren en om ervoor te zorgen dat bedrijven en burgers in staat zijn zelf in hun mobiliteitsbehoefte te voorzien.

Doelbereiking

Vrijwel alle provincies en stadsregio’s hebben in 2007 de verkeer- en vervoerplannen vastgesteld, waarin rekening is gehouden met de essentiële onderdelen van het beleid. Voor de regio’s waar dit nog niet gebeurd is hebben deze daarover afspraken met de Minister gemaakt. Daarmee werkt het nationale mobiliteitsbeleid (de Nota Mobiliteit) door in de regio’s.

Producten

Beleidsprestaties 2007Realisatie
Algemene strategie en beleidsvormingja
Samenwerking tussen rijk en decentrale overhedenja
Stimulering van decentrale overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisatiesja
Stimulering marktwerking OVja
Stimulering toegankelijkheid van het openbaar vervoerja
Stimulering marktwerking taxija
IVWnee

Toelichting

De nieuwe tariefstructuur IVW zou in 2007 worden geïmplementeerd maar is op basis van politiek besluit uitgesteld tot in 2008.

Verder zijn door IVW met de zichtwaarnemingen ANPR succesvolle proeven afgesloten. De verwachting is dat ANPR in 2008 verder wordt geïmplementeerd.

De verdere aanscherping van de toepassingsmogelijkheden voor mobiliteitsmanagement van de Wet milieubeheer is opgeschort in verband met de instelling van de Taskforce Mobiliteits-management. Voorts is vanwege technische problemen met de koppeling met de automatiseringssystemen van de politie het fietsdiefstalregister nog onvoldoende gevuld; openstelling was thans derhalve niet zinvol maar wordt verwacht in de loop van 2008.

Samenwerking tussen Rijk en decentrale overheden

– Netwerkanalyses: Maatregelen die hieruit voortvloeien zijn:

• korte termijn acties: er zijn met alle regio’s afspraken gemaakt over quick-wins (2e tranche);

• samenwerkingsagenda’s: met de regio’s zijn samenwerkingsagenda’s tussen het rijk en regio opgesteld. Daarin zijn projecten en acties opgenomen die onder meer voortvloeien uit de regionale netwerkanalyses;

• planstudies: er zijn diverse planstudies gestart;

• landelijke markt- en capaciteitsanalyses (LMCA’s): naast de aangekondigde landelijke markt- en capaciteitsanalyse spoor zijn ook landelijke markt- en capaciteitsanalyses wegen en regionaal openbaar vervoer uitgevoerd en aan de Kamer aangeboden. Deze LMCA’s zijn in de Netwerkaanpak een vervolg op de regionale netwerkanalyses.

Box: programma Filevermindering

Programma filevermindering – filebestrijding in 2007

In 2006 is het «Programma Filevermindering» (Fileproof) gestart om de landelijke werkzaamheden en specifieke projecten op het gebied van filebestrijding te ondersteunen. Het bieden van gratis of goedkoop openbaar vervoer als vervoeralternatief was één van de sporen binnen het programma. Met deze proeven met gratis of goedkoop OV wil VenW vaststellen of hetgeen bij wegonderhoud tijdelijk werkt, ook structureel soelaas kan bieden in de strijd tegen de files.

Uitkomsten experiment Fileproof

Er zijn in totaal 10 projecten in het kader van Fileproof gestart.

Tot dusver is één experiment volledig doorlopen (inclusief eindrapportage): Gratis OV Algerabrug (tussen Rotterdam en de Krimpenerwaard). Resultaten: er is geen afname van de files geconstateerd. Wel is de bereikbaarheid vergroot doordat meer mensen voor het OV kozen dan voor het experiment. Van de kaarthouders vond 93% het een goed experiment. De groei in het busvervoer tijdens het experiment bestond voor 35% uit ex-automobilisten, 50% busriezigers die meer zijn gaan reizen en 15% die voorheen anders dan per bus of auto of niet reisden. Uiteindelijk is 10% van de nieuwe «Gratis OV-reizigers» van het OV gebruik blijven maken.

Van de negen overige projecten die in het kader van Fileproof zijn uitgevoerd in de zogenaamde 2e tranche, zijn er zeven afgerond op of vóór 31–12–2007. Twee lopen in het eerste deel van 2008 nog door. De twee projecten die nog doorlopen in 2008 zijn: Provincie Gelderland («Transferium-Valleilijn»); stadsregio Amsterdam («Schiphol Forenskaart»).

De overige projecten worden momenteel voorzien van een eindevaluatie: Provincie Limburg (Maastricht Randwijck «Dit is ’t Pas»); Provincie Overijssel (Zwolle Oosterenk-vervoerpas); Stadsregio Utrecht (Zorg voor U-kaart); Stadsregio Eindhoven (N69 Lommel-Eindhoven); Stadsregio Twente (Enschedé, «Met de bus dus»); Stadsregio Amsterdam («Waterland Nieuwkomerkaart»); Stadsregio Arnhen-Nijmegen (Nijmegen «De Waalsprinter»);

De eindevaluatie over alle projecten zal in april 2008 verschijnen.

Overheid en bedrijfsleven zijn bereid gebleken 50% van de kosten voor hun rekening te nemen.

Stimulering marktwerking OV

– Aanbestedingsplicht

  In 2007 is vastgehouden aan de aanbestedingsplicht in de Wp2000 voor het regionaal openbaar vervoer. Voor het streekvervoer zijn alle concessies (met uitzondering van gebieden waar een ontheffing is verleend tot uiterlijk 01/01/2009) in 2007 aanbesteed. Met de motie Roefs echter heeft de Kamer aangegeven dat zij een uitzonderingsmogelijkheid wil van de aanbestedingsverplichting voor het stadsvervoer in de 3 stadsregio’s, Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden, zodat het stadsvervoer in principe kan worden inbesteed. De Europese verordening EG nr.1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg biedt hiervoor onder voorwaarden de mogelijkheid. N.a.v. de motie Roefs is in 2007 de procedure tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 gestart om de ingangsdatum van de aanbestedingsverplichting voor busvervoer in de drie stadsregio’s naar achter te schuiven van 2009 naar 2012.

– OV-chipkaart

In 2006 is het go-besluit genomen de chipkaart in 2008 geleidelijk in te voeren, met als doel dat het stads- en streekvervoer op 1 januari 2009 volledig is overgestapt van de strippenkaart op de chipkaart. NS volgt medio 2009. Ten behoeve van invoering van de chipkaart zijn aan de decentrale overheden aanvullende middelen toegezegd: € 40 miljoen extra subsidie en € 76 miljoen voorfinanciering (met terugbetaling in 2012 t/m 2015). De toezegging is in 2007 gestand gedaan. Begin 2008 zijn problemen gebleken over de te gebruiken chiptechnologie.

– Stimulering toegankelijkheid van het openbaar vervoer

In 2007 zijn de volgende stappen gezet gericht op de realisatie van toegankelijk openbaar vervoer.

Voor het spoorvervoer:

• uitvoering van het Implementatieplan Toegankelijkheid van ProRail en NS, met nadruk op realisatie van liften op stations (in 2007 Apeldoorn), kleine infrastructurele maatregelen en maatregelen voor blinden en slechtzienden.

Voor het stads- en streekvervoer:

• verdere introductie van toegankelijk busmaterieel;

• ondertekening van bestuurlijke overeenkomsten met OV-autoriteiten m.b.t. de aanpak van bushaltes, in vervolg waarop de eerste tranche (1/3) van de extra financieringsimpuls ad € 87 mln is overgeheveld naar de BDU verkeer en vervoer;

• ontwikkeling door de OV-autoriteiten in samenspraak met wegbeherende overheden van implementatieplannen voor de bushalte-aanpak;

• voorbereiding van afspraken met m.b.t. de communicatie en monitoring van de toegankelijkheid van bushaltes;

• kennisuitwisseling tussen OV-autoriteiten en gemeenten over initiatieven op het gebied van integratie van verbeterd toegankelijk OV en doelgroepenvervoer.

– marktwerking taxi

• In 2006 is het nieuwe tariefsysteem voor taxi’s door het parlement goedgekeurd. De regeling voor de nieuwe tariefstructuur is ingegaan per 1 januari 2007. Bedoeling was dat het nieuwe tariefsysteem vanaf 1 juli 2007 verplicht zou worden voor alle straattaxi’s.

• In mei 2007 heeft de Tweede Kamer besloten dat voor de regeling een aanvulling wenselijk was. Als gevolg van die aanpassing is de overgangstermijn van 1 juli naar 1 november 2007 verschoven. Tijdens het invoeringsproces bleek echter dat er zich technische problemen voordeden met de aangepaste software voor een aantal taxameters. Met de taxameterfabrikanten is tot oplossing voor deze problemen gekomen en is het invoeringstraject bijgesteld. De definitieve datum waarop alle taxameters van de nieuwe tariefstructuur dienen te zijn voorzien is 1 februari 2008.

• De geplande evaluatie van de introductie van de nieuwe tariefstructuur wordt nu in januari 2009 gestart.

• Het bij de nieuwe tariefstructuur behorende vereenvoudigde model van de tariefkaart wordt al vanaf 1 november 2007 aan de taxibranche beschikbaar gesteld.

• In het kader van het convenant met de 4 grote steden zijn in Amsterdam en Rotterdam pilots uitgevoerd, waarmee de keuze voor de klant tussen taxi’s wordt bevorderd. Het gaat in het bijzonder om extra toelatingseisen voor toelating op standplaatsen. Amsterdam heeft de toegang tot de standplaats voor het Centraal Station beperkt en daar is nu tevens sprake van specifiek toezicht. In Rotterdam zijn een tweetal taxistandplaatsen ingericht, exclusief voor taxi’s met het zogenaamde TX-keur.

Tabel prestatiegegevens

Indicator/KengetalKlantteveredenheid regionaal openbaar vervoer
 200420052006Realisatie 2007
Algemeen oordeel7,07,07,07,0
Informatie en veiligheid7,47,27,47,3
Rijcomfort7,17,07,07,0
Tijd en doorstroming6,36,16,26,0
Prijs6,26,06,36,3

Bron: KpVV – klantenbarometer

Toelichting

De cijfers 2004–2006 zijn in 2007 aangepast (Kamerstukken II, 2007–2008, 23 645, nr. 191).

Indicator/KengetalPrestatie-indicator Aanbestedingsgraad regionaal OV
 Basiswaarde 2002200520062007Streefwaarde 2008/2009
Aanbestedingsgraad regionaal Openbaar Vervoer (excl. G4)5%40%56%ca. 75%100%

Bron: Ministeriële uitvraag 2003 en schattingen n.a.v. WROOV-cijfers.

Toelichting

De streefwaarde voor 2008/2009 is 100%, omdat dan alle ontheffingen van de aanbestedingsplicht aflopen.

De markt van de G4 blijft nog tot 2012 op slot en is daarom niet in het overzicht opgenomen.

Indicator/KengetalOverzicht reizigerskilometers regionaal OV (x 1 mrd.)
 2004200520062007
Kaderwetgebieden3,73,63,63,7
Provincies2,92,82,92,9
Totaal6,56,56,56,7

Bron: WROOV

Toelichting

Vanaf 2007 worden de regionale treindiensten niet meer meegenomen in de berekening van de reizigerkilometers. Dit is gedaan om een eerlijker vergelijking over de jaren heen te verkrijgen. De cijfers t/m 2006 zijn daarom iets lager dan bij de begroting 2008 is aangegeven. Niettemin blijven de getallen schattingen omdat er geen registratie plaatsvindt van de reizigerskilometers. Dat kan pas als ov-chipkaart is ingevoerd.

Vanaf 2006 is er sprake van lichte stijging van de reizigerskilometers, zowel bij de stadsregio’s als bij de provincies.

Kengetallen veiligheid taxi
Indicator OutputVerwachte ontwikkelingLandelijke ontwikkeling relatief4 grote steden
1. Waardering consument (1) (gebruikers)VerbeteringConstant hoog:iets lager dan het landelijk gemiddelde:
  1999: 7,41999: 7,2
  2000: 7,32000: 7,1
  2001: 7,32001: 6,9
  2002: 7,52002: 7,1
  2003: 7,42003: 7,3
  2004: niet gemeten2004: niet gemeten
  2005: 7,2 (precies: 7,16) (3)2005: niet gemeten (4)
  2006: 7,2 (precies: 7,22)2006: 7,2
  2007: 7,22007: 7,1
    
2. Prijsontwikkeling (straattaxi) (2)Prijsdaling2000: + 13% 
  2001: + 2% 
  2002: + 9% 
  2003: + 2,4% 
  2004: + 0,2%2004: + 0,3%
  2005: + 1,7%2005: + 1,6%
  2006: + 1,9%2006: + 2,6%
  2007: + 3,9%2007: + 3,6%

Bron (t/m 2003): Monitor en evaluatie deregulering, TNO Nipo consult, KPMG BEA 2004 Bron waardering consument 2004–2006: Taximonitor 2004 en verder Socialdata B.V. Omdat de taximonitor t/m 2003 op enigszins andere wijze plaatsvond, zijn de resultaten voor de klantenwaardering vanaf 2005 niet volledig vergelijkbaar met de voorgaande jaren. Bron prijsontwikkeling 2006 en 2007: Monitor tarieven en bedrijfsontwikkeling, TNS Nipo consult.

Toelichting

Zowel de waardering van de consument als de prijsontwikkeling in de straattaxi worden blijvend gemeten. Inmiddels is een aantal cijfers uit de begroting 2008 nu wel voorhanden. De realisatiecijfers 2007 voor de waardering consument komen niet beschikbaar vóór het uitkomen van dit jaarverslag. De Kamer wordt hier te zijner tijd over geïnformeerd.

De waardering consument is al een aantal jaren tamelijk hoog. Gemiddelde waardering periode 2000–2003 landelijk 7,4 en in 2006 7,2. In de 4 grote steden ligt de klantenwaardering tussen 2000 en 2007 steeds rond de 7,2.

Alle verschillen vallen binnen de meetmarges, waardoor de conclusie is dat er geen significante verandering is waargenomen met betrekking tot het gemeten niveau.

Voor wat betreft de tariefontwikkeling kan worden geconstateerd dat de relatieve (beperkte) daling in 2003 en 2004 zich in 2005 en 2006 als trend niet heeft doorgezet. De geconstateerde ontwikkelingen schommelen rond de gemeten inflatie (bron inflatiecijfer: CBS).

1 De waardering consument (uitgedrukt in een cijfer van 1–10):In 2006 is de landelijke waardering licht gestegen naar 7,22 (in 2005 7,16).In het kader van het G-4 convenant heeft zowel in 2006 als in 2007 een mystery-shopper onderzoek plaats gevonden. Hoewel het een andere meetvorm betreft, is wel getracht om de uitkomsten vergelijkbaar te houden met de landelijke metingen.

2 De tariefontwikkeling bij de straattaxi:De landelijke tariefstijging bij de straattaxi in 2006 ten opzichte van 2005 wordt gemeten voor een tweetal referentieritten: één met 5 kilometer lengte (meest voorkomende rit in de steden), en één referentierit met een lengte van 15 kilometer (vooral kleinere steden en platteland).

3 Vanwege het combineren met het Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON, AVV) is t.o.v. 2003 op een gewijzigde basis gemeten.

4 In 2005 is in de G4 niet gemeten.

Kengetallen: Naleving taxi vervoer
KengetallenWaarde 2004Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007
Aantal ingetrokken chauffeurspassen530onbekend 
Aantal ingetrokken ondernemingsvergunningen701499 
Aantal wegcontroles3 5002 9725 180 
overtredingspercentage33%41%28,30% 
Overzicht afgeronde onderzoeken
 Onderzoek onderwerpAD of ODA. StartB AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingBenutting binnenvaart en vaarwegen34.022007 
Effectenonderzoek ex postSpoedwet wegverbreding34.01A: sept 2006B: juni 2007Kamerstuk 2005–2006, 30 648, nr. 1Kamerstuk 2005–2006, 30 648, nr. 2
 Ruimte voor de fiets34.03jaarlijks 
 Betrouwbaar benutten fase 1 (mid term review)34.03A: juli 2006Kamerstuk 2006–2007, 30 800 A, nr. 4
 Subsidieregeling vereniging Fietsersbond34.04A: jan 2006B: 2007Evaluatie subsidieregeling Fietsersbond. Eindrapport; juni 2006; MuConsult BV, kenmerk TG040.02
 Kennisplatform Verkeer en Vervoer34.04A: jan 2007B: jan 2008Evaluatie van het KpVV, Terugblikken en vooruitblikken, Eindrapport; Uitgave B&A Consulting BV, auteurs: Jessica van Koert, Erwin van Rooijen.
Overig evaluatieonderzoekOmvang BDU34.04A: dec 2005B: juli 2007Eindrapport onderzoek omvang BDU, uitgave TwynstraGudde, 14 decem- ber 2006; 448008/JGN/MSD
 Nieuwe Verdeelsleutel BDU34.04A: dec 2005B: dec 2007Staatscourant 19 dec. 2007, nr. 246/pag. 47

35 Mainports en logistiek

Algemene doelstelling

Het versterken van de Nederlandse mainports en realiseren van een efficiënt goederenvervoersysteem en luchtvaartbestel, binnen de randvoorwaarden voor geluid, veiligheid, leefbaarheid en ruimtelijke ordening.

Omschrijving

Om de Nederlandse samenleving en de Nederlandse economie goed te laten functioneren draagt VenW bij door het realiseren van de benodigde infrastructuur, een level playing field en regelgeving op het gebied van marktordening, verkeersveiligheid, milieu en security. Het level playing field omvat de afspraken die zijn overeengekomen om eerlijke concurrentie (gelijk speelveld) te waarborgen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Voor wat betreft Schiphol is in 2007 verder uitvoering gegeven aan de acties uit het Kabinetsstandpunt Schiphol (Kamerstuk 2005–2006, 29 665, nr. 28). Doel van het kabinet is dat Schiphol binnen de bestaande milieu en geluidsnormen kan doorgroeien, waarbij woningen op grotere afstand beter beschermd worden tegen geluidshinder. VenW neemt daarin de regie.

In 2007 hebben luchtvaartsector, omwonenden, rijksoverheid en regionale overheden een akkoord bereikt over de korte termijn (tot 2010). Dit akkoord is tot stand gekomen aan de Alderstafel. Het akkoord is vertaald in een concept-LVB dat voorligt bij de Tweede Kamer. Tezamen met het akkoord over de ontwikkeling van Schiphol zijn ook twee convenanten opgesteld met betrekking tot hinderbeperking en vergroten van de leefbaarheid. Met de uitvoering van het convenant hinderbeperking is in 2007 een start gemaakt.

Het kabinet heeft het overleg tussen betrokken partijen voortgezet om zo ook voor de middellange termijn (2010–2020) een akkoord te bereiken en convenanten af te sluiten.

Voor de lange termijn (na 2020), als Schiphol mogelijk tegen de grenzen van de fysieke capaciteit en betrouwbaarheid aanloopt, is een verkenningentraject gestart om zo besluitvorming voor te bereiden gericht op ontwikkelingsmogelijkheden voor de mainport.

Op luchtruimgebied zijn vorderingen bereikt in de vorming van een Functional Airspace Block (FAB). De Benelux, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland streven naar de vorming van één luchtruim boven hun gebied. Een functional airspace block zal voordelen opleveren voor het luchtvaartbestel op de gebieden van veiligheid, milieu, capaciteit, kostenefficiency en vluchtefficiency.

Naast de beleidsonderwerpen gericht op de afzonderlijke mainports, was er in 2007 ook meer specifieke aandacht voor logistiek in het kader van de Beleidsbrief Logistiek en Supply Chains (Kamerstuk 2005–2006, 29 644, nr. 68). Bij de uitvoering van de acties uit deze beleidsbrief, worden ook de effecten, gevolgen en belangen van de mainports meegenomen. Dit draagt er toe bij dat logistieke en mainport beleid meer integrale aandacht krijgt.

De bijdrage die VenW aan de algemene beleidsdoelstelling levert, is uitgewerkt in vier operationele beleidsdoelstellingen, te weten «Mainport Schiphol en regionale luchthavens», «Mainport Rotterdam en overige zeehavens », «Logistieke efficiëntie luchtvaart» en «Logistieke efficiëntie goederenvervoer». Om de operationele doelstellingen te bereiken, is een aantal producten ingezet. Hiertoe heeft VenW onder andere in de begroting 2007 aangekondigde activiteiten uitgevoerd die uiteindelijk hebben bijgedragen aan het behalen van de operationele doelstellingen en daarmee aan de algemene beleidsdoelstelling.

Succesfactoren

De EU-SES-regelgeving is verder uitgewerkt, er is intensieve internationale samenwerking met buurlanden om het FAB te maken en er is een EU high level rapport tot stand gekomen om richting te geven aan internationale luchtvaartregelgeving.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
35. Mainports en logistiekRealisatieBegrotingVerschil 
 20052006200720072007 
Verplichtingen 81 00269 33068 742588 
Uitgaven57 43863 10168 73477 979– 9 245 
35.01 Mainport Schiphol en reg. Luchthavens7 8045 2877 3265 4471 879 
35.01.01 Kostenconvenant Schiphol87359240241
35.01.02 Mainport(beleid) Schiphol3 1338585 3783 8871 491 
35.01.03 Evaluatie Schipholbeleid1 7252 159610612
35.01.04 Implementatie Schipholwet en luchthavenbesluiten1 1982992023
35.01.05 Regelgeving Regionale en Kleine Luchthavens1 6611 6121 3311 560– 229 
35.01.06 IVW-Regiebureau Schiphol  53005304
35.02 Mainport Rotterdam en overige zeehavens3 2014 4202 6783 699– 1 021 
35.02.01 Verbetering marktwerking5741 1111 1071 07928 
35.02.02 Formuleren maatschappelijke randvoorwaarden787670665729– 64 
35.02.03 Instandhouden en verbeteren infracapaciteit1 8402 6399061 891– 9855
35.03 Logistieke efficientie luchtvaart30 98736 68731 99928 5333 466 
35.03.01 Kennis luchtvaart en luchthavens23 01533 10624 14123 701440 
35.03.02 Luchtruim6 0392 2252 8892 516373 
35.03.03 Marktordening en markttoegang1 9331 3562 0632 316– 253 
35.03.04 IVW-domein luchthavens/luchtruim en luchtvaart- operationele bedrijven  2 90602 9066
35.04 Logistieke efficiëntie goederenvervoer15 44616 70726 73140 300– 13 569 
35.04.01 Vergroting strategische oriëntatie3 9951 9572 7322 454278 
35.04.02 Logistieke efficiëntie zee- en kustvaart4 3504 3474 0314 293– 262 
35.04.03 Logistieke efficiëntie binnenvaart1 6131 5742 04812 613– 10 5657
35.04.04 Logistieke efficiëntie wegvervoer1 2863 7653 8614 079– 218 
35.04.05 Logistieke efficiëntie spoorvervoer4 2025 06413 88216 861– 2 9798
35.04.06 IVW-domein goederenvervoer  17701779
Van totale uitgaven:      
– Apparaatsuitgaven 8 0078 90210 806– 1 904 
– Baten-lastendiensten 3 5597 3063 4793 82710
– Restant 51 53552 52663 694– 11 168 
Ontvangsten 14 48821 9285 34816 580 
35.09.01 Ontvangsten Stichting Buisleidingenstraat 1302 042– 2 04211
35.09.02 Overige ontvangsten 14 47521 9283 30618 62212

1 Project is in tegenstelling tot de verwachting nog niet beëindigd als gevolg van opgedane vertraging door het niet meewerken van een eigenaar met onteigening.

2 De hogere uitgavenrealisatie betreft een nagekomen betaling voor het onderzoek Gelijkwaardige Bescherming i.h.k.v. het in 2006 beëindigde project MEIS.

3 De hogere uitgavenrealisatie betreft een nagekomen betaling voor juridisch advies in het kader van het Groenenbergterrein.

4,6,9 De budgetten voor het agentschap IVW zijn toegewezen aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de diverse beleidsartikelen.

5 Dit betreft een vertraging in de uitbetaling i.h.k.v. de subsidieregeling HIP-II die voorzien was in 2007 maar doorschuift naar 2008.

7 Er is vertraging opgetreden bij de opstart van de projecten in het kader van het Innovatiefonds Binnenvaart (ca. € 1,8 mln). Daarnaast zijn de gelden, beschikbaar voor de financiële stimulering Binnenvaart (Sloopfondsgelden), nog niet aangewend omdat de EU over de besteding van deze gelden nog geen besluit heeft genomen.

8 De lagere realisatie wordt veroorzaakt door een kasschuif (€ 2,116 mln.) naar 2008 voor ETCS en een overboeking naar BZK (€ 0,234 mln.) ten behoeve van de VenW-bijdrage verlengingskosten van het project Railplan.

10 De budgetten voor het agentschap IVW zijn toegewezen aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de diverse beleidsartikelen.

11 In 2007 hebben geen ontvangsten plaatsgevonden, deze worden in 2008 verwacht.

12 Dit betreft een ontvangst van € 6,925 mln. aan premie Terrorisme-risicodekking Schiphol en een ontvangst van € 11,1 mln. in het kader van het Eurovignet en bestaat uit de verrekening van diverse landen (België, Luxemburg, Denemarken en Zweden) waarmee een Belt verdrag is afgesloten voor vrachtwagen die gebruik maken van autosnelwegen. Deze ontvangsten waren niet geraamd.

35.01 Versterking van de mainport Schiphol en decentralisatie van de regionale luchthavens

Motivering

Om de economie, de internationale concurrentiepositie en bereikbaarheid van Nederland te versterken binnen de randvoorwaarden van geluid, externe veiligheid en leefomgeving. Voor de mainportpositie van Schiphol zijn de netwerkkwaliteit en de infrastructurele voorzieningen essentieel. Ook de concurrentiepositie ten opzicht van andere belangrijke Europese luchthavens, mede bepaald door overheidstarieven en -maatregelen, is van groot belang.

Doelbereiking

In 2007 is mede naar aanleiding van het overleg met de Tweede Kamer op 28 juni 2006 verder uitwerking gegeven aan acties uit het Kabinetsstandpunt Schiphol (Kamerstuk 2005–2006, 29 665, nr. 28).

Belangrijke activiteiten/producten in dat kader zijn geweest:

* MER Schiphol en Convenant Hinderbeperking

Voor het beter kunnen benutten van de milieuruimte is een overlegstructuur in het leven geroepen onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, de Alderstafel genaamd. Dit heeft in juni 2007 geleid tot een advies aan de minister van VROM en V&W voor het aanpassen van het Luchthavenverkeersbesluit in samenhang met twee convenanten gericht op het verminderen van de hinder voor de omgeving van Schiphol (Kamerstuk 2006–2007, 29 665, nr. 48). Het advies is vertaald in een ontwerp-LVB dat voorligt bij de Tweede Kamer.

* Middellange termijn Schiphol

De gesprekken voor het bereiken van een akkoord over de ontwikkeling van Schiphol in combinatie met hinderbeperking en verbetering van de leefbaarheid in de omgeving van Schiphol zijn in 2007 gestart.

* Lange termijn verkenning Schiphol

In de lange termijn verkenning Schiphol bereidt het rijk besluitvorming voor over de lange termijn ontwikkeling van de mainport Schiphol in relatie tot de leefomgeving, waarbij wordt aangesloten bij de resultaten van en besluitvorming in het traject voor de korte en middellange termijn.

In 2007 is een eerste stap gezet in het kader van deze lange termijn verkenning. In oktober 2007 is de «Probleemanalyse voor de lange termijn ontwikkeling van de mainport Schiphol» en het advies van de gezamenlijke planbureaus (CPB, MNP en RPB) en het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (Kamerstuk 2007–2008, 29 665, nr. 71) aan de Tweede Kamer aangeboden.

Ook in 2007 is sprake van een evenwichtige ontwikkeling van Schiphol ten opzichte van de Parijse luchthaven Charles de Gaulle, gebleken uit de halfjaarlijkse monitor.

In 2007 is een benchmark fytosanitaire en veterinaire keuringen en securitymaatregelen uitgevoerd, die aantoont dat er wat betreft invulling van Europese regels geen verstoring is van het gelijke speelveld. Wel zijn tarieven voor keuringen relatief hoog.

Beleidsprestaties 2007realisatie
1. Kostenconvenant SchipholNee
  Mainport(beleid) SchipholJa
2. Evaluatie SchipholbeleidJa
3. Implementatie Schipholwet en luchthavenbesluitenJa
4. Regelgeving Regionale en Kleine LuchthavensJa
  Inspectie Verkeer en Waterstaat – Regiebureau SchipholJa

Toelichting

1. In principe zouden in 2006 de laatste uitgaven ten behoeve van het kostenconvenant Schiphol hebben plaatsgevonden. Het betrof de verbreding van de Spaarnwoudertocht. Deze werkzaamheden zijn vertraagd. In 2006 en 2007 is uitputtend onderhandeld ter vermijding van een (kostbare) gerechtelijke onteigening, als gevolg waarvan de voor de aanpassing van de tocht benodigde oppervlaktes thans ter beschikking staan.

2. en 3. Met de invoering van de Schipholwet en de twee besluiten, Luchthavenindelingsbesluit en Luchthavenverkeerbesluit, wordt niet meer op vliegtuigbewegingen gestuurd, maar op effecten van vliegverkeer. Hiermee zijn taken en verantwoordelijkheden van betrokkenen veranderd. VenW zorgt ervoor dat alle betrokkenen duidelijk wordt wat het beleid inhoudt en dat eventuele onbedoelde effecten worden gemonitord en hersteld.

4. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML, Kamerstuk 2007–2008, 30 452, nr. A) aangenomen inclusief amendementen. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel zijn dat de luchthavens Rotterdam, Eelde en Maastricht nu niet worden gedecentraliseerd. Hetzelfde geldt voor het vliegveld Twente en voor andere militaire luchthavens wanneer deze een burgerluchtvaartstatus zouden krijgen. Verder kan het Rijk een toets uitvoeren op provinciale besluiten en staat er beroep open tegen alle besluiten over luchthavens, uitgezonderd de luchthavens in een eventueel luchthavensysteem met Schiphol.

Prestatiegegevens

Versterking van de Mainport Schiphol

Netwerkkwaliteit Schiphol in vergelijking met andere grote Noordwest Europese luchthavens.

Het ministerie van Verkeer en Waterstaat kan geen invloed uitoefenen op de netwerkkwaliteit van Schiphol.

Aantal bestemmingen waarnaar wordt gevlogen per luchthaven
 Waarde 2002Waarde 2003Waarde 2004Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007
Amsterdam203231247250252256
Frankfurt289295282284287286
London Heathrow184189195195199193
Parijs Charles de Gaulle209221219223233243
Brussel120130128120137141

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van OAG-gegevens 2008

In de gegevens voor het jaar 2006 heeft een correctie plaatsgevonden: de binnenlandse bestemmingen zijn toegevoegd.

Toelichting

Het aantal bestemmingen waarnaar in 2007 is gevlogen is voor de luchthavens Amsterdam, Parijs Charles de Gaulle en Brussel iets toegenomen ten opzichte van 2006. Het aantal bestemmingen warnaar wordt gevlogen vanaf de overige luchthavens is iets gedaald.

Aantal vluchten per week per luchthaven
 Waarde 2002Waarde 2003Waarde 2004Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007
Amsterdam3 6603 5793 6413 7103 7903 990
Frankfurt4 1934 1154 2594 4724 5804 620
London Heathrow4 5494 5224 6184 6414 6804 710
Parijs Charles de Gaulle4 4234 5654 4824 6054 8404 970
Brussel2 0711 9301 9501 9111 9301 890

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van OAG-gegevens 2008

In de gegevens voor het jaar 2006 heeft een correctie plaatsgevonden: de binnenlandse bestemmingen zijn toegevoegd.

Toelichting

Het aantal vluchten per week is in 2007 bij alle luchthavens togenomen ten opzichte van 2006, met uitzondering van de luchthaven Brussel. Het aantal vluchten per week is bij deze luchthaven afgenomen met veertig ten opzichte van 2006.

Aantal passagiers in miljoenen per luchthaven
 Waarde 2002Waarde 2003Waarde 2004Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007
Amsterdam414043444648
Frankfurt484851525354
London Heathrow636367686768
Parijs Charles de Gaulle484851545760
Brussel141516161718

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), 2008

Toelichting

Het aantal passagiers is bij elke luchthaven in 2007 toegenomen ten opzichte van 2006.

Vrachttonnage per luchthaven (x 1000 ton)
 Waarde 2002Waarde 2003Waarde 2004Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007
Amsterdam1 2401 3061 4211 4501 5271 610
Frankfurt1 4951 5271 7241 8642 0312 074
London Heathrow1 2351 2241 3251 3061 3061 314
Parijs Charles de Gaulle1 3901 4971 6551 7671 8842 053
Brussel506602602700706762

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), 2008

Toelichting

Het vrachttonnage is voor alle genoemde luchthavens in 2007 toegenomen ten opzichte van 2006. Vanaf het jaar 2002 is voor alle luchthavens sprake van een stijgende lijn.

Decentralisatie van de regionale luchthavens

Het streven is dat in 2007 de decentralisatie van regionale en kleine luchthavens is afgerond.

Stand van zaken aanwijzingen en beroepsprocedures regionale en kleine luchthavens (huidige wetgeving)
VeldStand van zaken/planning aanwijzing gereedBeslissing Op BezwaarBeroep/RvS
Lelystad fase 12009  
Lelystad fase 22009 vt
BudelGereedNvt 
AmelandGereedNvt 
HoogeveenGereedNvt 
TexelGereedNvt 
TerletGereedNvt 
SeppeGereedNvt 
Noord-Oost polderGeslotenNvt 
TeugeGereedevt. 2008 
MaastrichtGereed2006Uitspraak begin 2008
Midden-ZeelandGereedNvt 
EeldeGereedGereedUitspraak 2008
RotterdamGereedNvt 
Rotterdam nieuwe zone2008Nvt 
HilversumGereedNvt 
DrachtenGereedNvt 

RVS = uitspraak Raad van State

Nvt = niet van toepassing;procedure is afgerond

vt = mogelijk van toepassing; er is nog steeds mogelijkheid van beroep

Bron: VenW, DGTL, januari 2008

Toelichting

Eelde

Het aanwijzingsbesluit (genomen in 2001) is nog altijd niet onherroepelijk. Er is dus geen geldige titel voor de baanverlenging. Recent heeft de Europese commissie aangegeven dat de financiering van de baanverlenging door het Rijk, als staatssteun, had moeten worden aangemeld. Uitspraak van de Raad van State, in de beroepsprocedure over de baanverlenging, wordt in 2008 verwacht.

Lelystad

De Raad van State heeft in oktober 2007 de beslissing op bezwaar van juli 2006 vernietigd en het aanwijzingsbesluit van 2001 herroepen. De ministers van VenW en VROM zijn opgedragen om binnen twee jaar een nieuw besluit te nemen. Lelystad Airport mag het huidig gebruik de komende 2 jaar wel voortzetten.

35.02 Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Mainport Rotterdam en de overige zeehavens als vervoersknooppunt en vestigingsplaats voor bedrijven

Motivering

Om Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats te laten blijven en de in Nederland gevestigde bedrijven een gunstige internationale concurrentiepositie te geven.

Doelbereiking

In het kader van stroomlijnen overheidsinterventies zijn een aantal activiteiten uitgevoerd.

Een nulmetingsonderzoek op basis waarvan de inspectiediensten en de douane in 2008 nauw gaan samenwerken in de haven van Amsterdam en Rotterdam, de voortgang van het project Multimodaal Mobiliteitsplatform gericht op onderlinge aansluiting van informatiesystemen binnen de verschillende modaliteiten op het portinfolinksysteem en er is gestart met het 24 uurseconomie project gericht op een optimaler gebruik van de infrastructuur van en naar de Mainport Rotterdam. VenW heeft na overleg met de havensector een position paper ingediend met betrekking tot staatssteun aan zeehavens. Er is overeenstemming bereikt met de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam over een taakverwaarlozingsregeling.

Na de parlementaire vaststelling van de PKB PMR in 2006 onder gelijktijdige goedkeuring van het Bestuursakkoord en de Uitwerkingsovereenkomsten met betrekking tot de deelprojecten zijn in 2007 alle inspanningen gefocust op een voortvarende totstandkoming van de vervolgbesluiten door met name de overige betrokken partijen. Zo is er in het kader van het deelproject Landaanwinning een MER (aanleg en gebruik) opgesteld, die door de MER-commissie van een positief advies is voorzien. In het kader van de natuurcompensatie van Maasvlakte 2 zijn bodembeschermings- en rustgebieden in de Voordelta ingesteld en een concept-beheerplan opgesteld. Voorts is de gehele besluitvorming over de aanleg van een extra duingebied in de Delflandse kust afgerond.Voor het deelproject 750 ha zijn diverse masterplannen opgesteld en is een MER-procedure voor het gebied Buytenland doorlopen.

Beleidsprestaties 2007realisatie
Verbetering marktwerkingJa
Formuleren maatschappelijke randvoorwaardenJa
Instandhouden en verbeteren infracapaciteitJa

Prestatiegegevens

Toegevoegde waarde Zeehavens

Om de versterking van het netwerk van de Mainport Rotterdam en de overige zeehavens te monitoren wordt als kengetal gehanteerd de toegevoegde waarde samenhangend met het haven- en industriële complex. Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Mainport Rotterdam en de overige zeehavens als vervoersknooppunt en vestigingsplaats voor bedrijven.

Ontwikkeling toegevoegde waarde Nederlandse zeehavens van 2001 tot en met 2006 (in mrd. Euro, prijzen 2001)
 200120022003200420052006
Directe toegevoegde waarde zeehavengebieden17,617,517,719,220,322,2
In % van het BBP3,9%3,9%4,0%4,2%4,2%4,4%
Indirecte toegevoede waarde9,08,78,99,69,89,2
In % van het BBP2,0%1,9%2,0%2,1%2,0%1,8%
Totale zeehavengerelateerde toegevoegde waarde26,526,226,628,830,131,5
In % van het BBP5,9%5,9%6,0%6,3%6,3%6,3%
Bruto binnenlands product (BBP)448,0448,0447,0455,0481,2503,0

Bron: RebelGroup Advisory en Buck consultant International, Economische betekenis van de Nederlandse zeehavens, Rotterdam 2008

Toelichting

De toegevoegde waarde in de Nederlandse zeehavens over de periode 2002–2006 vertoont een lichte stijging conform de doelstelling.

Voor de Havenmonitor 2006 is gestart met een verbeterde data-verzameling. Omdat deze verbeterde methode gevolgen heeft voor de berekening van de toegevoegde waarde, is ervoor de gekozen om de vernieuwde dataverzameling ook voor de eerdere jaren 2002 t/m 2005 door te voeren. Hiermee wordt een consistente reeks van TW-gegevens gewaarborgd. De cijfers over het jaar 2001 zijn nog conform de oude systematiek en daardoor niet goed vergelijkbaar met de reeks voor de jaren 2002–2006.

Werkgelegenheid zeehavens

Het streven is de directe werkgelegenheid ten minste in hetzelfde tempo te laten groeien als de nationale werkgelegenheid; de indirecte werkgelegenheid dient behouden te blijven.

Ontwikkeling werkgelegenheid Nederlandse zeehavengebieden van 2001 tot en met 2006 (in aantallen werkzame personen)
 200120022003200420052006
Directe werkgelegenheid zeehavengebieden142 676145 656141 580140 562142 180163 313
In % van totale Nederlandse werkgelegenheid1,7%1,7%1,7%1,7%1,7%1,9%
Indirecte werkgelegenheid100 52899 08095 00696 82599 038111 705
In % van totale Nederlandse werkgelegenheid1,2%1,2%1,1%1,2%1,2%1,3%
Totale zeehavengerelateerde werkgelegenheid243 204244 736236 585237 387241 218275 018
In % van totale Nederlandse werkgelegenheid2,9%2,9%2,9%2,9%2,9%3,3%
Totale Nederlandse werkgelegenheid8 2820008 324 0008 274 0008 157 0008 208 0008 383 000

Bron: RebelGroup Advisory en Buck consultant International, Economische betekenis van de Nederlandse zeehavens, Rotterdam 2008

Toelichting

De werkgelegenheid in de Nederlandse zeehavens over de periode 2002–2006 is stabiel in procenten van de Nederlandse werkgelegenheid, conform het streven.

Positie van de Nederlandse zeehavens in de Hamburg-Le Havre range

Het streven is om het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzicht van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg – Le Havre range») ten minste te handhaven.

Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 19961997199819992000200120022003200420052006
Totaal Nederlandse Zeehavens48,148,246,946,345,745,545,944,444,944,944,2
Mainport Rotterdam37,637,937,136,335,735,035,634,534,634,933,8
Overige Nederlandse Zeehavens10,510,39,810,010,010,510,39,910,310,010,4

Bron: Nationale Havenraad, Jaarverslag 2006, Den Haag, Mei 2007

Toelichting

De Nederlandse zeehavens hebben de afgelopen jaren volop geprofiteerd van de groeiende goederenstromen uit met name China. Ook in economisch mindere tijden is de havensector economisch stabiel gebleven.

Het Nederlandse marktaandeel heeft in de afgelopen vijf jaar (2002–2006) gefluctueerd tussen 45,9 en 44,2 procent.

Het marktaandeel van Rotterdam in met name de containersector is teruggelopen. Het bedrijfsleven geeft aan dat dat vooral te maken heeft met uitbreidingen van terminalcapaciteit in omringende landen, zoals de Altenwerderterminal in Hamburg en het Deurganckdok in Antwerpen. Verder heeft met name Hamburg geprofiteerd van de ontwikkelingen in haar natuurlijke achterland, Oost-Europa.

35.03 Aansluiting op het internationale luchtvaartnet versterken

Motivering

Om de internationale bereikbaarheid van Nederland door de lucht zeker te stellen.

Doelbereiking

Met betrekking tot Luchtruim kan gesteld worden dat het Single European Sky pakket dat in 2004 in werking is getreden ook in 2007 een wetgevend kader vormde voor de verdere totstandkoming van een meer gemeenschappelijk Europees luchtruim. Hoewel de inspanningen van Nederland niet onbeloond bleven is in 2007 besloten de wenselijke strategie en positie van Nederland in het Europese speelveld te laten onderzoeken. Na een intensief afstemmingstraject zijn een aantal aanbevelingen gedaan over wenselijke strategie en positie van Nederland. Dit heeft geresulteerd in het rapport «Joint ATM system 2020, perspective on the future ATM system», afgekort «JAS 2020». Deze aanbevelingen richten zich ook op de aansturing en governance van de overheid richting de sector.

Beleidsprestaties 2007realisatie
  Kennis luchtvaart en luchthavensJa
1. LuchtruimJa
2. Marktordening en markttoegangJa
  Inspectie Verkeer en Waterstaat domein luchthavens/luchtruim en luchtvaartoperationele bedrijvenJa

Toelichting

1. In het najaar van 2007 is de aanpassingswet, voor het actualiseren van het hoofdstuk luchtverkeer in de Wet Luchtvaart goedgekeurd (Handelingen 2006–2007, nr. 93 pag. 5227–5227).

2. Op het externe EU beleid is de totstandkoming van de eerste fase van een open skies akkoord tussen de EU en de VS gerealiseerd. In het kader van de herziening beleid chartervluchten is een nieuw beleidskader inzake ongeregeld luchtvervoer afgerond.

Prestatiegegevens

Aansluiting op het internationale luchtvaartnet versterken

Aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim.

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim, maar dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.

Gemiddelde vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
 199920002001200220032004200520062007
Taakstelling vanaf 1999 met herijking voor 2002–20062,82,82,82,442,081,721,41,01,0
Gerealiseerd5,53,63,11,81,21,21,31,41,6

Bron: Eurocontrol, Performance Report 2008

Toelichting

De tabel laat de gemiddelde en-route vertraging zien per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management in de zomer (mei tot oktober). De uitdagende taakstelling van 1 minuut per vlucht werd niet gehaald en zal waarschijnlijk in 2008 ook niet gehaald worden. Gebrek aan ATM capaciteit (luchtruim en personeel) is een belangrijke oorzaak.

35.04 Logistieke efficiëntie goederenvervoer verbeteren

Motivering

Om de ontwikkeling en concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven te bevorderen.

Doelbereiking

Het instandhouden van een level playing field voor de Nederlandse zeescheepvaart is een continu proces. In de Fiscale Evaluatie die in 2007 naar de Kamer is gezonden (Kamerstuk 31 200 XII, nr. 4) is hier nader op ingegaan. Ook op het terrein van arbeidsomstandigheden is internationale harmonisatie noodzaak gezien het mondiale werkterrein. De implementatie van het Maritieme Arbeidsverdrag, waarmee in 2007 is begonnen, is in dit kader belangrijk. Dit geldt tevens voor de eerste innovatiesubsidies die in 2007 aan de zeevaartsector zijn toegekend.

In 2007 zijn voornamelijk acties op het gebied van het verhogen van het maatschappelijk rendement van mainports en logistiek en de beeldvorming daaromtrent uit de Beleidsbrief Logistiek en Supply Chains uitgevoerd.

Beleidsprestaties 2007realisatie
1. Vergroting strategische oriëntatieJa
2. Logistieke efficiëntie zee- en kustvaartJa
3. Logistieke efficiëntie binnenvaartJa
4. Logistieke efficiëntie wegvervoerJa
5. Logistieke efficiëntie spoorvervoerJa

Toelichting

1. Een oriëntatie is uitgevoerd op mogelijke vervolgtrajecten van het project Innovatie Regelgeving en Administratieve Lasten. Op 11 juli 2007 is de Kamer geïnformeerd over de bereikte resultaten (Kamerstuk 2006–2007, 30 800 XII, nr. 81) en de verdere activiteiten in het actieprogramma.

2. De subsidieregeling voor maritieme innovatie (SMI) door de Europese Commissie goedgekeurd en gepubliceerd.

De Zeevaartbemanningswet is gewijzigd ter implementatie van richtlijn 2005/45/EG van de Europese Unie betreffende de wederzijdse erkenning van door de lidstaten afgegeven bewijzen van beroep voor zeevarenden.

Het kabinetsstandpunt inzake de ratificatie van de Maritime Labour Convention (MLC) van de Internationale Labour Organisation (ILO) is aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 2006–2007, 29 427, nr. 35). Er is een start gemaakt met de implementatie van dit verdrag in de Nederlandse wetgeving.

In 2007 is de evaluatie van het fiscale beleid gericht op de zeevaartsector afgerond en aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 2007–2008, 31 200 XII, nr. 4).

3. Er is gestart met de eerste fase van een innovatieprogramma Binnenvaart dat een looptijd heeft van 4 jaar. Deze eerste fase zal in het voorjaar van 2008 worden geëvalueerd. Het accent ligt daarbij op de nadere uitwerking van de inhoudelijke programmering in termen van concrete projecten.

Provincies zijn gestimuleerd om in samenwerking met gemeentes netwerkanalyses te maken voor hun vaarwegen en binnenhavens. Deze netwerkanalyses vormen de basis voor het identificeren van bereikbaarheidsknelpunten.

Medio november zijn de resultaten van het marktonderzoek binnenvaart als bijlage bij de beleidsbrief «Varen voor een Vitale Economie» aangeboden (Kamerstuk 2007–2008, 29 644, nr. 84).

4. De proeven met Langere, Zwaardere Vrachtwagens (LZV) zijn afgerond. In het najaar heeft de Tweede Kamer ingestemd met de voorwaarden voor de ervaringsfase (Kamerstuk 2006–2007, 29 398, nr. 55). Op 1 november 2007 is deze ervaringsfase LZV van start gegaan, waarbij met nieuwe voorwaarden meer voertuigcombinaties gebruik kunnen maken van de daarvoor aangewezen routes en bestemmingen.

5. De implementatie van het 2e Spoorpakket EU is in 2007 formeel afgerond.

De evaluatie «gebruiksvergoedingssystematiek spoorgoederenvervoer» is ondergebracht in de Evaluatie Spoorwegwetgeving (zie art. 34.04)

Op het gebied van internationale spoorcorridors is het volgende bereikt in 2007:

– getekende MOU Minister Peijs met Duitse ambtgenoot Tiefensee over fasering aanleg 3e spoor Betuweroute–Oberhausen;

– getekende MOU wederzijdse acceptatie van certificering van rollend materieel door 5 landen (Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië);

– afgestemde aanvraag met Duitsland en Italië voor TEN-financiering van ERTMS aanleg op corridor Rotterdam Genua. EC heeft in zijn voorstel voor TEN financiering voorstellen grotendeels akkoord bevonden. Afronding besluitvorming nu via lidstaten en EP;

– start van spoorgoederencorridorstudie Nederland–Tsjechië. Resultaten worden verwacht 1e helft 2008;

– Rapportage Uitvoering actieplan Rotterdam–Lyon 2005–2006, juni 2007;

– Brief aan de Kamer 3 juli 2007 over deze onderwerpen.

Prestatiegegevens

Logistieke efficiency goederenvervoer verbeteren

Het streven is de toegevoegde waarde zeevaart en maritieme sector tot en met 2008 tenminste te handhaven op het niveau van 2001. Dit kengetal meet hoe sterk de zeevaart zich ontwikkelt.

Toegevoegde waarde zeevaart en maritieme sector in constante prijzen (in € miljard, prijzen van 1995)
 199519961997199819992000200120022003200420052008
Zeevaart0,70,70,80,90,91,01,11,11,11,11,21,1
Overige maritieme sector/dinest- verlening3,03,03,23,33,33,34,64,34,34,44,34,6
Totaal brede maritieme sector3,73,74,04,24,24,35,75,45,45,55,55,7

Bron: Deloitte beleidsmonitor Zeescheepvaart, december 2006

Begin 2005 heeft het CBS de grondslagen van een aantal gehanteerde gegevensverzamelingen in de maritieme sector aangepast. Hierdoor zijn cijfers vanaf dat jaar niet meer vergelijkbaar met die van de jaren ervoor. Het CBS heeft echter met de nieuwe grondslag ook de cijfers voor de jaren vanaf 2001 berekend.

Aantal omgebouwde ETCS-locomotieven

Het streven is dat in 2008 zestig locomotieven zijn omgebouwd.

Aantal omgebouwde ETCS-locomotieven
 2005200620072008
Aantal omgebouwde ETCS-locomotieven034260

Bron: Senter Novem, 2008

Toelichting

Door vertraging in de inbouw van ETCS is de realisatie in 2007 enigszins achtergebleven. Het subsidiebudget is echter in 2007 uitgebreid, zodat naar verwachting eind 2008 de streefwaarde ruim zal zijn overschreden.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Overzicht afgeronde onderzoeken
 Onderzoek onderwerpAD of ODStartAfgerondVindplaats
Overig evaluatieonderzoekHerijking luchtvaart politiek kader35.03dec 2004mei 2006 
 Onderzoek marktwerking in slotallocatie35.03maart 2006sept 2006 
 Herziening charterbeleid35.03okt 2005mei 2006 
 Proef langere en zwaardere vrachtwagens35.0420072007Kamerstuk 2006–2007, 29 398, nr. 55
 Vergelijkend onderzoek luchtha- ven-gelden en overheidsheffingen35.03jan 2007april 2007 

Toelichting

In 2007 zijn geen beleidsdoorlichtingen gestart of afgerond.

Herijking luchtvaart politiek kader

De resultaten van de herijking luchtvaart politiek kader worden betrokken bij het tot stand komen van de nota selectiviteitsbeleid, die in 2008 zal worden afgerond.

Onderzoek marktwerking in slotallocatie

Dit onderzoek is afgerond en besproken met de sectorpartijen. Het onderzoek is niet extern gepubliceerd aangezien de Europese Commissie (EC) in 2007 besloten heeft te wachten met voorstellen op het gebied van slots. De discussie binnen de EU was gecompliceerder dan verwacht. Inmiddels is duidelijk geworden dat nadere wetsvoorstellen op het gebied van slots op basis van het door de EC uitgevoerde onderzoek niet te verwachten zijn. Gericht wordt op een nadere interpretatie van de huidige regelgeving met eerst daarna een verdere discussie over de verhandelbaarheid van slots. Dit betekent dat verwacht mag worden dat het door Nederland gedane onderzoek zal moeten worden aangepast op het moment dat de uitkomsten van die discussie gereed komen. In de tussentijd wordt het Nederlandse onderzoek door VenW gebruikt als achtergrond in de discussie met de Nederlandse luchtvaartsector over de mogelijke toekomstige EU ontwikkelingen, maar heeft het onderzoek geen beleidsgevolgen.

Herziening charterbeleid

In overleg met de sector is eind 2006 een herzien beleid ten aanzien van ongeregeld luchtvervoer vastgesteld. Voor de toepassing van dit nieuwe kader was een overgangstermijn afgesproken, waardoor het pas vanaf de zomer 2007 daadwerkelijk kon worden toegepast. Nu rest echter nog de intrekking van het Besluit Ongeregeld Luchtvervoer dat door de betrokken beleidsregel wordt vervangen. Daarnaast is op een specifiek onderdeel, het ad-hoc charterbeleid, nog overleg gaande. Hier wordt gezocht naar een pragmatische benadering die echter, gezien de complexiteit van de materie, pas in de eerste helft van 2008 zal kunnen worden afgerond. Daarna zal het beleidskader worden gepubliceerd conform de daarvoor geldende regels.

Vergelijkend onderzoek luchthavengelden en overheidsheffingen

De benchmark Luchthavengelden en Overheidsheffingen 2007 is nog niet afgerond, maar wordt medio maart 2008 verwacht. Het onderzoek kost meer tijd, omdat het voor 2007 om een uitgebreider onderzoek gaat dan gebruikelijk:

a) het aantal luchthavens in de benchmark is uitgebreid,

b) er is extra onderzoek gedaan (vragenlijsten naar verschillende Europese overheden en luchthavens) om informatie in te winnen over de achtergronden van een aantal heffingen,

c) het rapport wordt ook in het engels opgeleverd.

Het rapport zal naar de Kamer worden gestuurd en daarna op de website worden gepubliceerd.

36 Bewaken, waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving, gegeven de toename van mobiliteit

Algemene doelstelling

Een schoner, zuiniger en stiller verkeer en vervoer realiseren.

Omschrijving

Om de kwaliteit van de leefomgeving te waarborgen. VenW werkt aan normstelling voor voer- en vaartuigen in nationaal en internationaal verband en aan eerlijke handhaving. VenW stimuleert systeemvernieuwingen en innovaties om deze normen te realiseren. VenW beïnvloedt het gedrag van vervoerders en gebruikers. VenW lost de knelpunten in de ecologische hoofdstructuur op.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2007 is binnen en buiten VenW gewerkt aan het beperken van de risico’s voor de volksgezondheid en het wegnemen van de juridische blokkades voor nieuwe ruimtelijke ingrepen, zoals de aanleg of uitbreiding van infrastructuur.

De Wet luchtkwaliteitseisen is door de eerste kamer aangenomen, er is voortgang geboekt met de totstandkoming van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In 2007 is een akkoord bereikt in de EU over de herziening van de richtlijn luchtkwaliteit en de Euro 5 en 6 normen voor personenauto’s.

De verandering van het klimaat is een mondiaal probleem dat een brede aanpak vergt. In 2007 is het rijksbrede programma Schoon en Zuinig gestart. In internationaal (IMO en ICAO) en EU kader heeft VenW zich samen met VROM actief ingezet om het klimaatdossier verder te brengen. Op het gebied van duurzaam personenvervoer heeft het beleid verder vorm gekregen met de start van het programma Auto van de Toekomst dat zich richt op de versnelde introductie van duurzame voertuigen. In 2007 zijn de resultaten van het IBO Toekomstig internationaal klimaatbeleid naar de Kamer gezonden.

Met de doelstelling te komen tot geluidsreductie in het wegvervoer zijn aanpassingen in de wet voorbereid en zijn nieuwe kosteneffectieve maatregelen ontwikkeld voor de inzet bij geluidsknelpunten. Er is een start gemaakt met de uitvoering van het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO).

Voor wat betreft Schiphol is een start gemaakt met het uitwerken van de actiepunten uit het Kabinetsstandpunt. In het kader van de voorgestelde wijziging van het Luchthavenbesluit is in de Ontwerp wijziging LVB ten aanzien van de emissies de maatregel opgenomen om 60% van de afhandelingsplaatsen voor vliegtuigen te voorzien van vaste stroomaansluitingen en voorzieningen voor preconditioned air (in plaats van het gebruik van de APU’s en GPU’s). Zo wordt de luchtkwaliteit op Schiphol verbeterd.

Het innovatieprogramma Duurzame Logistiek is in april 2007 in uitvoering gegeven aan Connekt. Het programma heeft een looptijd van 6 jaar. Het doel van het innovatieprogramma Duurzame Logistiek is de energie efficiency in de logistieke keten te verhogen, onder meer door te bevorderen dat goederen compact, slim en zuinig vervoerd worden. Van zowel vervoerders als verladers worden inspanningen verwacht. Op de website (www.duurzamelogistiek.nl) worden de laatste ontwikkelingen en publicaties opgenomen.

De bijdrage die VenW aan de algemene beleidsdoelstelling levert, is uitgewerkt in vier operationele beleidsdoelstellingen, te weten «Leefomgeving hoofdwegen», «Leefomgeving spoorwegen», «Luchtvaart» en «Scheepvaart». Om de operationele doelstellingen te bereiken, is een aantal producten ingezet. Hiertoe heeft VenW onder andere in de begroting 2007 aangekondigde activiteiten uitgevoerd die uiteindelijk hebben bijgedragen aan het behalen van de operationele doelstellingen en daarmee aan de algemene beleidsdoelstelling.

Succesfactoren

Bij het behalen van de doelstellingen zijn de volgende factoren van belang geweest:

• Met regionale overheden is gewerkt aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

• In Europees verband is een akkoord bereikt over een nieuwe richtlijn luchtkwaliteit.

• In de Innovatieprogramma’s Lucht en Geluid is op vruchtbare wijze samengewerkt met partijen uit de private sector aan kosteneffectieve geluidsoplossingen.

• Het functioneren van de gerealiseerde maatregelen en de effectiviteit op populatie niveau van deze maatregelen zijn mede afhankelijk van de realisatie en het functioneren van de EHS.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
36. Bewaken, waarborgen en verbeteren van kwaliteit leefomgevingRealisatieBegrotingVerschil 
 20052006200720072007 
Verplichtingen 141 91279 80275 7594 043 
Uitgaven63 47174 70174 888105 409– 30 521 
36.01 Leefomgeving hoofdwegen15 37323 40025 42332 249– 6 826 
36.01.01 Algemene strategie- en beleidsvorming274820587677– 90 
36.01.02 Investeringsimpuls voor innovatie3 1376 3826 2366 489– 253 
36.01.03 Maatregelen klimaatbeleid personenvervoer5 0945 5717 1217 875– 754 
36.01.04 Maatregelen lokale luchtkwaliteit9634 9676 3379 036– 2 6991
36.01.05 Bevorderen geluidsreducerende oplossingen wegvervoer13216319113952 
36.01.06 Duurzaam weggoederenvervoer5 7735 4974 9518 033– 3 0822
36.02 Leefomgeving spoorwegen9 1359 1279 1319 147– 16 
36.02.01 Algemene strategie- en beleidsvorming590071– 713
36.02.02 Bevorderen geluidsreducerende oplossingen voor personen- en goederenvervoer per spoor051550554
36.02.03 Bodemsanering NS percelen9 0769 0769 0769 0760 
36.03 Luchtvaart36 81340 30438 27160 927– 22 656 
36.03.01 Doorstorting heffingen GIS-1 aan Stichting GIS869 84210 04711 141– 1 094 
36.03.02 Geluidsisolatie Schiphol fase 2 (GIS-2)11 79919 95717 2829 6067 6765
36.03.03 Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3)1 4902072 40720 676– 18 2696
36.03.04 Klachtenafhandeling Geluidsisolatie Schiphol9 6509138300– 1627
36.03.05 Woonschepen geluidszones Schiphol48812117816810 
36.03.06 Behandeling en uitbetaling schadeclaims Schiphol7 2346 8785 28710 867– 5 5808
36.03.07 Aankoop LIB geluidsloopzones Schiphol3 6501 168576992– 416 
36.03.08 Geluidsisolatie regionale luchthavens1 0272663383 121– 2 7839
36.03.09 Behandeling en uitbetaling schadeclaims regionale luchthavens0591202 425– 2 30510
36.03.10 Duurzame luchtvaart1 3891 3221 2381 631– 393 
36.03.11 Groenvoorziening Schiphol0435117011711
36.03.12 IVW-domein luchtvaart-technische bedrijven en luchthavens/luchtruim  543054312
36.04 Scheepvaart2 1501 8702 0633 086– 1 023 
36.04.01 Duurzame zeevaart1 024791629806– 177 
36.04.02 Duurzame zeehavens175190208325– 117 
36.04.03 Duurzame binnenvaart9518896311 955– 1 32413
36.04.04 IVW-domein koopvaardij en visserij  595059514
Van de totale uitgaven:      
– Apparaatsuitgaven 2 0741 6042 655– 1 051 
– Baten-lastendiensten 3061 4593071 15215
– Restant 72 28171 825102 447– 30 622 
36.09 Ontvangsten 53 83355 02158 728– 3 707 
36.09.01 Ontvangsten heffingen GIS-1 9 66210 10711 043– 936 
36.09.02 Ontvangsten SGIS klachtenafhandeling GIS-1 068300– 23216
36.09.03 Ontvangsten heffingen GIS-2 & 3 33 35233 60436 443– 2 839 
36.09.04 Ontvangsten wensvoorzieningen GIS-2 & 3 9360617
36.09.05 Ontvangsten heffingen overige Schiphol projecten 10 32610 69010 517173 
36.09.06 Ontvangsten heffingen regionale luchthavens 243200250– 50 
36.09.07 Overige ontvangsten 15734617517118

1 Het aantal aanvragen voor bijdragen roetfilters is lager dan voorzien. Betreft FES-gelden welke bij NJN zijn teruggegeven.

2 De lagere uitgavenrealisatie wordt met name veroorzaakt doordat de subsidietenders en de communicatieprojecten i.h.k.v. Transportbesparing niet volledig zijn uitgekeerd. Daarnaast is het Innovatieprogramma Duurzame Logistiek vertraagd.

3, 4 Verschuiven van apparaatuitgaven van 36.02.01 naar 36.02.02 geeft hier een overschot en een tekort te zien.

5 Op basis van een nieuwe PRI raming is bij Voorjaarsnota het budget verhoogd naar € 18,8 mln. Ten opzichte van deze nieuwe raming, is sprake van onderuitputting. De belangrijkste oorzaak voor deze onderuitputting wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een spaak gelopen aanbesteding in het kader van GIS II, waardoor een deel van de woningen (zeventig) doorgeschoven is naar 2008.De mijlpalen afronding uitvoering resterende woningen/afronding specials en probleempanden verschuiven daarmee ook naar 2008.

6 Doordat bij de werkzaamheden de nadruk is met name komen te liggen op het ontwerp van geluidswerende voorzieningen in plaats van het daadwerkelijk aanbrengen van de voorzieningen, is sprake van een lagere realisatie. De einddatum in 2010 blijft voor GIS 3 gehandhaafd.

7 De lagere uitgaven zijn het gevolg van het feit dat er minder herstelwerkzaamheden zijn aangevraagd en uitgevoerd dan in de begroting van is uitgegaan.

8 Omdat de behandeling en uitbetaling van schadeclaims afhankelijk van aanvragen en de toekenning van de claims, zijn de kosten lager dan geraamd.

9 De laatste eindafrekeningen voor Rotterdam en voor Eelde worden in 2008 verwacht. De mijlpaal is dienovereenkomstig verschoven. Dit geldt ook voor de mijlpaal voor het opstellen van het overdrachtsprotocol. Daarnaast is door vertraging van het geluidsisolatieproject Maastricht-Aachen-Airport (MAA) fase 2 worden in 2007 € 2,4 mln minder aan isolatiekosten uitgegeven dan begroot

10 Omdat de behandeling en uitbetaling van schadeclaims afhankelijk van aanvragen en de toekenning van de claims, zijn de kosten lager dan geraamd.

11 De extra gelden betreffen de bij Voorjaarsnota toegevoegde niet-uitgekeerde subsidies. Vanwege een juridisch geschil is maar een deel van dit bedrag uitgekeerd aan de Stichting Mainport en Groen (SMG).

12 De budgetten voor het agentschap IVW zijn toegewezen aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de diverse beleidsartikelen.

13 De lagere uitgavenrealisatie wordt veroorzaakt door een vertraging in de toekenning van de subsidie voor het project VoortVarend Besparen (voorheen Het Nieuwe Varen). Daarnaast is ook minder besteed aan de implementatie van het Scheepsafvalstoffenverdrag.

14 De budgetten voor het agentschap IVW zijn toegewezen aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de diverse beleidsartikelen.

15 De budgetten voor het agentschap IVW zijn toegewezen aan de specifieke toezichtdomeinen en daarmee herverdeeld over de diverse beleidsartikelen.

16 Er hebben in 2007 minder uitkeringen plaatsgevonden, waardoor er ook minder ontvangsten van derden zijn binnengekomen.

17 Die betreffende ontvangsten zijn moeilijk voorspelbaar, omdat het een bijdrage van de bewoners betreft inzake extra voorzieningen aan hun woning. Deze bijdrage (wensvoorziening) is afhankelijk van het beroep dat de bewoners hierop doen.

18 Hogere ontvangst is veroorzaakt door vaststellingen van subsidies t.b.v. het project Distrivaart, Supply Chain en het Kennisakkoord logistiek. De kosten zijn lager uitgevallen dan gepland.

36.01 Leefomgeving Hoofdwegen: Uitstoot van schadelijke stoffen en van CO2 verminderen, lokale luchtkwaliteit verbeteren, te hoge geluidsbelastingen door wegvervoer zo veel mogelijk terugdringen en knelpunten door hoofdwegen in de ecologische hoofdstructuur oplossen

Motivering

Om alle nationale en internationale verplichtingen op het gebied van milieukwaliteit na te komen en om op de lange termijn (2030) een transitie naar een duurzaam mobiliteitssysteem te realiseren.

Doelbereiking

Om de Europese richtlijnen voor lokale luchtkwaliteit in nationale wetgeving te implementeren zijn in het Besluit luchtkwaliteit 2005 normen vastgelegd. Nederland kan aan het merendeel van die normen goed voldoen, maar de normen voor fijn stof (PM10) en NO2 (per 1 januari 2010) zorgen nog voor problemen. Dit heeft de afgelopen jaren tot gevolg gehad dat bouwprojecten vertragingen hebben opgelopen. In 2007 is deWet luchtkwaliteitseisen (Kamerstuk 2006–2007, 30 489) aangenomen door de Eerste Kamer. Deze wet vormt onder meer het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Onderzoek naar innovatieve en kosteneffectieve maatregelen voor de aanpak van luchtknelpunten op en langs snelwegen heeft plaats gevonden in het Innovatieprogramma Luchtkwaliteit (IPL) dat loopt tot en met 2009. In 2007 is een akkoord bereikt in de EU over de herziening van de richtlijn luchtkwaliteit en de Euro 5 en 6 normen voor personenauto’s.

Het kabinet heeft in 2007 het werkprogramma «Schoon en Zuinig» gepresenteerd. In het kader daarvan voor is voor de sector verkeer en vervoer het programma Auto van de Toekomst gestart waarmee de transitie naar een duurzame mobiliteit wordt versneld. De uitvoering van het programma «Het Nieuwe Rijden» (HNR) is voortgezet.

De eerste tender van het subsideprogramma Innovatieve Biobrandstoffen is gehouden. Aan zeven bedrijven is een subsidie toegekend en effectief is voor drie bedrijven € 12 mln. gereserveerd om uit te keren. Eind december is het subsidieprogramma Tankstations Alternatieve Brandstoffen (TAB) in de Staatscourant gepubliceerd. Het gaat om een subsidieprogramma voor vulpunten voor biobrandstoffen (E85) en aardgas van € 1,8 mln. dat in 2008 wordt opengesteld.

De Transumo-projecten en de inbouw van roetfilters in OV-bussen dragen bij aan het verbeteren van de lokale luchtkwaliteit als gevolg van het verminderen van de uitstoot van CO2.

In het kader van geluidsreducerende oplossingen voor wegvervoer is zowel gestreefd naar aanpassing van wetgeving als naar toepassing van nieuwe technieken. In 2007 is verder gewerkt aan een wetsvoorstel betreffende de tweede fase modernisering instrumentarium geluidbeleid. Dit wetsvoorstel beoogt een einde te maken aan de onbeheerste groei van geluidbelastingen op woningen veroorzaakt door het verkeer van rijks(spoor)wegen. Bovendien wordt met het wetsvoorstel beoogd tot een eenvoudiger en beter te begrijpen regelgeving te komen.

Enkele kleinere maatregelen, deels al op gang wat betreft de planning, zijn uitgevoerd. De voorbereiding van vele maatregelen is ter hand genomen en dat heeft geleid tot uitbesteding of zal binnenkort leiden tot uitbesteding. De gebiedsgerichte samenwerking is goed op gang gekomen en dit heeft geleid tot samenhang in maatregelen. De programmering voor de komende jaren is via de lijn geaccordeerd en het jaarverslag over 2006 is gereedgekomen en ter kennis gebracht aan het Mobiliteit Overleg van de minister met de provincies.

Of deze maatregelen bijdragen aan de algemene doelstelling is onderwerp van onderzoek. Er zijn reeds diverse onderzoeken uitgevoerd naar het gebruik van de voorzieningen door de (doel)soorten. De opzet van een monitoringplan is gestart en dat zal in 2008 gereed zijn. Dit moet inhoud geven aan een meerjarig onderzoek dat nagaat in hoeverre de maatregelen daadwerkelijk bijdragen aan het slechten van de barrières veroorzaakt door rijksinfrastructuur en in hoeverre de maatregelen bijdragen aan het duurzaam voortbestaan van de doelsoorten op populatie niveau. Daarnaast is een onderzoek bijna gereed waarin is nagegaan wat de maatschappelijke baten zijn van het ontsnipperingsbeleid. In 2007 is de evaluatie van het gehele MJPO, opgedragen in het MJPO zelf, opgestart om dit gereed te laten zijn in mei 2009.

Beleidsprestaties 2007realisatie
Algemene strategie en beleidsvormingJa
1. Investeringsimpuls voor innovatieJa
2. Maatregelen klimaatbeleid personenvervoerJa
3. Maatregelen lokale luchtkwaliteitJa
4. Bevorderen geluidsreducerende oplossingen wegvervoerJa
5. Duurzaam weggoederenvervoerJa

Toelichting

1. VenW is penvoerend ministerie van Transumo, een ICES/KIS-3 programma voor duurzame systeeminnovatie. In dat kader ontving de stichting Transumo overeenkomstig de jaarplanning 2007 een subsidievoorschot van € 6 miljoen. De eindafrekening van de subsidie zal begin 2010 aan het einde van het programma plaatsvinden. De projecten van Transumo, waaronder het project Spitsmijden, worden voor 50% gesubsidieerd en zijn gebaseerd op een samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijven.

2. In 2007 heeft het kabinet het werkprogramma Schoon en Zuinig uitgebracht. Hierin staan diverse CO2 reductie maatregelen voor de komende jaren voor o.a. de sector verkeer en vervoer. De eerste tender innovatieve biobrandstoffen heeft gelopen, fiscale maatregelen voor duurzame voertuigen zijn voorbereid (belastingplan 2008).

3. Ter bevordering van de lokale luchtkwaliteit zijn in 2007 de volgende maatregelen gerealiseerd:

– het milieuzone convenant vrachtwagens tussen tijk, tien gemeenten en het bedrijfsleven is per 1 juli 2007 in werking getreden.

– subsidieregeling alternatieve vulstations per november 2007.

– subsidie voor het beproeven van innovatieve bussen per augustus 2007.

4. In hetInnovatieprogramma Geluid (IPG) is gewerkt aan het verder ontwikkelen en toepassen van nieuwe kosteneffectieve geluidsmaatregelen. Het programma is einde 2007 zoals gepland afgesloten. Daarnaast zijn verdere stappen gezet richting het stimuleren van het toepassen van stille banden voor personenauto’s (zie verslag Infrastructuurfonds).

5. In 2007 zijn er verschillende milieuzones ingevoerd. Daarnaast zijn er op grote schaal door de branche roetfilters gemonteerd. Een groot gedeelte van het in 2007 nieuw aangeschafte wagenpark is voorzien van de op dit moment allerschoonste motoren (Euro-V).

In het innovatieprogramma Duurzame Logistiek is de energie-efficiency in de logistieke keten te verhogen, onder meer door te bevorderen dat goederen compact, slim en zuinig vervoerd worden. Op de website (www.duurzamelo gistiek.nl) worden de laatste ontwikkelingen en publicaties opgenomen. De uitvoering van de deelprojecten Branchesamenwerking en Experiment vervoersmanagement is in 2007 gestart. Doel van het Experiment vervoermanagement is het ontwikkelen en in de praktijk toetsen van instrumenten waarmee bedrijven invulling kunnen geven aan de zorgplicht zoals die in de Wet Milieubeheer en onderliggende AmvB’s is opgenomen ten aanzien van het goederenvervoer, zonder dat de bedrijfseconomische wensen en de wensen van de vergunningverlener in het gedrang komen.

Ten behoeve van stimuleren investerings- en kennisoverdrachtprojecten van uitontwikkelde technologieën zijn in 2007 de subsidietoekenningen 4e tender CO2 reductie Verkeer en Vervoer goederenvervoer verstrekt en is verder uitvoering gegeven aan de projecten die in het kader van de tenders 1 t/m 3 worden gesubsidieerd.

De projecten die in het kader van de 5e tender van het subsidieprogramma Transportbesparing zijn gesubsidieerd zijn in het jaar 2007 volledig afgerond. Aan de realisering van de projecten in het kader van de 6e en 7e tender Transportbesparing is verder uitvoering gegeven.

Prestatiegegevens

Leefomgeving hoofdwegen

1. Emissies NOx, SO2 en VOS in verkeer en vervoer. De streefwaarden hiervoor zijn respectievelijk maximaal 158 Kton, maximaal 4 Kton en maximaal 55 Kton in 2010.

2. Emissie CO2 in verkeer en vervoer. De streefwaarde hiervoor is 38 Mton in 2010.

3. De doelstelling voor lokale luchtkwaliteit is dat in 2010 op zoveel mogelijk, en in 2015 op alle locaties langs rijkswegen de grenswaarde voor NO2 gehaald wordt.

4. De geluidsknelpunten langs hoofdwegen (>65 dB Lden) oplossen, zoals in de Nota Mobiliteit geformuleerd.

5. Het aantal opgeloste MJPO-knelpunten voor hoofdwegen: in 2018 dienen alle MJPO-knelpunten opgelost te zijn.

Indicatoren
IndicatorWaarde 2004Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Basiswaarde peildatumStreefwaarde peildatum****
Emissie NOx237230  268 kton158 kton
bron: Milieubalans NMP20042005  20002010
Emissie SO277  9 kton4 kton
bron: Milieubalans NMP20042005  20002010
Emissie VOS (NM)6463  90 kton55 kton
bron: Milieubalans NMP20042005  20002010
Emissie CO2 in verkeer en vervoer3638,839,7 36,6 Mton***38 mton
IPCC/CBS200420052006 20002010
Lokale luchtkwaliteit NO2**     0 knelpunten langs rijkswegen
bron: DWW     2015
Geluidsknelpunten langs hoofdwegen12 00012 00012 00012 00012 0000*
bron: DWW200420052006200620022020
Aantal opgeloste MJPO knelpunten gesommeerd10107120208
bron: DWW200420052006200720052018

* Voor 10 procent van de woningen zal de aanpak bestaan uit gevelisolatie en de belasting zal boven de 65 blijven.

** Er is geen concrete indicator, wel is bekend waar de norm wordt overschreden.

*** Waarde 2000 wijkt af van Verantwoording 2006 (37,6 Mton). Tussentijds is de definitie veranderd – mobiele bronnen zijn toegevoegd, waarna herberekening heeft plaatsgevonden.

**** Dit is voor emissies idem NEC-plafond 2010.

Toelichting

In 2007 zijn van de in het MJPO geïdentificeerde knelpunten 12 geheel opgelost en er zijn 12 deelknelpunten opgelost. Per 31/12/2007 zijn er 90 (deel)knelpunten in voorbereiding (lopend van verkenning tot gereed maken voor uitbesteding). Daarnaast zijn er per eind 2007 6 (deel-)knelpunten in uitvoering.

36.02 Leefomgeving Spoorwegen: te hoge geluidsbelastingen door spoorvervoer zo veel mogelijk terugdringen en knelpunten door spoorwegen in de ecologische hoofdstructuur en in de bodem oplossen

Motivering

Om alle nationale en internationale verplichtingen op het gebied van milieukwaliteit na te komen en om op de lange termijn (2030) een transitie naar een duurzaam mobiliteitssysteem te realiseren.

Doelbereiking

Het moderniseren van de Wet geluidhinder door o.a. de introductie van geluidproductieplafonds is in 2007 verder voorbereid. Het Innovatieprogramma geluid is in 2007 afgerond. Een aantal projecten, met name de projecten met LL-blokken op goederentreinen worden nog in 2008 gemonitord. Eerder ontwikkelde producten, zoals de raildempers zijn in 2007 op diverse plekken toegepast. Ook zijn in 2007 op een aantal emplacementen geluidreducerende maatregelen getroffen. Het uitvoeringsprogramma emplacementen loopt tot en met 2010.

Beleidsprestaties 2007realisatie
1. Algemene strategie en beleidsvormingJa
  Bevorderen geluidsreducerende oplossingen voor personen- en goederenvervoer per spoorJa
  Bodemsanering NS-percelenJa

Toelichting

1. In 2007 is, eerder dan gepland, een eerste beschikking afgegeven in het kader van het MJPO.

Prestatiegegevens

Leefomgeving spoorwegen

1. Het aantal geluidsknelpunten langs spoorwegen, boven Lden 70 dB oplossen zoals geformuleerd in de Nota Mobiliteit. In 2004 was voor 12 500 woningen de geluidsbelasting boven de 70 dB (Lden)

2. Aantal opgeloste MJPO-knelpunten Spoor: in 2018 dienen alle MJPO-knelpunten opgelost te zijn, zoals in de Nota Mobiliteit geformuleerd.

Prestatie-indicator Leefomgeving spoorwegen
 Waarde 2006Waarde 2007Basiswaarde peildatumStreefwaarde peildatum 2
Geluidsknelpunten langs spoorwegen7 500 woningen 12 500 woningen0
 2005 20042020
Aantal opgeloste MJPO knelpunten0 079
    2018

Bron: ProRail, 2006

Toelichting

Vanwege het later beschikbaar komen van de verkeersgegevens zijn de geluidsknelpunten > 70 dB bij spoorwegen helaas niet op tijd beschikbaar. In de begroting 2009 zal het aantal geluidsknelpunten worden opgenomen.

36.03 Duurzame luchtvaart bewerkstelligen en in stand houden

Motivering

Om groei van de luchtvaart mogelijk te maken binnen de wettelijke en beleidsmatige kaders voor milieu en leefomgeving.

Doelbereiking

De Europese Commissie heeft in december 2006 concrete voorstellen gedaan voor onderbrengen van de luchtvaartsector onder het emissiehandelssysteem (post-Kyoto). Na intensieve discussie kon in december 2007 politiek akkoord in de milieuraad verkregen worden. De eerste discussie in 2007 met derde landen over de Commissievoorstellen verliep moeizaam. In de ICAO Assemblee kon Europa de rest van de wereld niet overtuigen van haar voorgestelde aanpak. Europa was gedwongen een reservering aan te brengen op een resolutie die unilaterale maatregelen afwees. Het Commissie voorstel wordt verder behandeld in het EP. Verwacht wordt dat in 2008 een akkoord bereikt zal kunnen worden tussen Raad en EP. De relatie met derde landen blijft een aanhoudend aandachtspunt.

Beleidsprestaties 2007realisatie
  Doorstorting heffingen GIS-1 aan Stichting GISJa
1. Geluidsisolatie Schiphol fase 2 (GIS-2)Nee
  Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3)Ja
  Klachtenafhandeling Geluidsisolatie SchipholJa
  Woonschepen geluidszones SchipholJa
  Behandeling en uitbetaling schadeclaims SchipholJa
2. Aankoop LIB geluidsloopzones SchipholNee
  Geluidsisolatie regionale luchthavensJa
  Behandeling en uitbetaling schadeclaims regionale luchthavensJa
  Duurzame luchtvaartJa
  Groenvoorziening SchipholJa
  Inspectie Verkeer en Waterstaat – domein luchtvaarttechnische bedrijven en luchthavens/luchtruimJa

Toelichting

1. De vertraging die is opgetreden t.a.v. de planning van GIS-2 is het gevolg van meerdere monumenten en andere complexe panden waarbij de doorlooptijd voor het isoleren ervan langer is dan gemiddeld.

2. In 2007 is er één woning aangekocht binnen de 65Ke contour. Eind 2007 zijn in totaal 32 woningen aangekocht conform de Regeling Uitkeringen beperkingengebied Schiphol’.

Prestatiegegevens

Duurzame luchtvaart bewerkstelligen en in stand houden

Aantal geïsoleerde en te isoleren objecten GIS-2
 Tot en met 2004Tot en met 2005Tot en met 2006Streefwaarde 2007 evTot en met 2007Totaal
Aantal woningen6 8276 8597 9815138 4948 494
Aantal studenteneenheden112022
Aantal scholen009099
Aantal zorgcentra111011

Bron: Rijkswaterstaat/Progis, januari 2008

Toelichting

Eind 2007 zijn circa 8 500 woningen en andere geluidsgevoelige objecten zoals zorgcentra en scholen geïsoleerd tegen vliegtuiggeluid. Naar verwachting wordt in de eerste helft van 2008 het project GIS-2 afgerond. De vertraging die is opgetreden t.a.v. de planning is het gevolg van meerdere monumenten en andere complexe panden waarbij de doorlooptijd voor het isoleren ervan langer is dan gemiddeld.

Aantal geïsoleerde en te isoleren objecten GIS-3

GIS-3 omvat 5 282 woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en zal in deelprojecten worden uitgevoerd. Het eerste deelproject bestaat uit circa 750 woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen. Eigenaren van circa 700 woningen hebben aangegeven in aanmerking te willen komen voor isolatie van hun woning. In de tweede helft van 2007 en eerste helft 2008 wordt in deze woningen een bouwtechnisch en akoestisch onderzoek uitgevoerd. Of de woningen voor geluidsisolatie in aanmerking komen, is afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek.

Aantal aangekochte en aan te kopen woonschepen in de geluidszones Schiphol
 Tot en met 20022003200420052006Streefwaarde 20072007Totaal
Aantal woonschepen59138317191

Bron: Rijkswaterstaat, januari 2008

Toelichting

In 2007 is één woonboot aangekocht. Van de in totaal 91 aanwezige woonboten in de geluidszones zijn er 85 aangekocht. Omdat aankoop en verplaatsing gebeuren op basis van vrijwilligheid, kan vooraf moeilijk een juiste inschatting worden gemaakt.

Aantal aangekochte en aan te kopen woningen in de geluidsloopzones Schiphol
 Tot en met 20022003200420052006Streef waarde 20072007Streef waarde 2008Streef waarde 2009Totaal
>65 Ke41000114414
55– 65 Ke122821204132
Totaal163821308546

Bron: Rijkswaterstaat, januari 2008

Toelichting

De streefwaarden voor de jaren 2007 tot en met 2009 zijn bijgesteld in de begroting 2008. In 2007 is één woning gesloopt of aangekocht conform de Regeling Uitkeringen beperkingengebied Schiphol’. Eigenaren kunnen als gevolg van de motie-Hofstra (Kamerstuk 2001–2002, 27 603, nr. 73) niet worden gedwongen hun woning te verlaten.

Uitstoot luchtverontreinigende stoffen door de luchtvaart in de omgeving van Schiphol

In het Luchthavenverkeerbesluit zijn grenzen gesteld aan de uitstoot van vijf luchtverontreinigende stoffen; te weten koolmonoxide, stikstofoxides, vluchtige organische stoffen, zwaveldioxide en fijn stof. Deze geïndexeerde emissiegetallen stellen een grens aan het aantal grammen van een stof die uitgestoten mogen worden per ton vliegtuiggewicht. Deze grenswaarden zijn aangescherpt in 2005 en worden nogmaals aangescherpt in 2010 en zijn zo een incentive voor de luchtvaartsector om een minder vervuilende vloot aan te schaffen. Inspectie Verkeer en Waterstaat ziet toe op naleving van voorschriften uit het Luchthavenverkeerbesluit.

De grenswaarde voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen in gram per ton Maximum take off weght (MTOW)
Stof2003–20042005–2009vanaf 2010
CO73,158,155,0
NOx74,674,674,6
VOS15,69,98,4
SO22,12,12,1
PM102,52,52,5

Bron: Luchthavenverkeerbesluit

Toelichting

Uit het onderstaande overzicht kan worden geconstateerd dat in 2007 de vijf in het Luchthavenverkeerbesluit genoemde stoffen (koolmonoxide, stikstofoxides, vluchtige organische stoffen, zwaveldioxide en fijn stof) niet zijn overschreden. Verder blijkt dat de vliegtuigen die van en naar Schiphol vliegen in de afgelopen jaren schoner zijn geworden ten aanzien van de componenten CO en VOS.

De grenswaarde voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen in gram per ton Maximum take off weght (MTOW)
 realisatiegrenswaarden
Stof20042005200620072005–2009vanaf 2010
CO61,759,356,655,158,155,0
NOx67,366,366,867,474,674,6
VOS10,910,19,08,69,98,4
SO22,12,02,02,02,12,1
PM102,22,22,22,32,52,5

Bron: Schiphol Group, 2008

Gemiddeld geluidsniveau van de vloot die Schiphol aandoet

VenW streeft naar een stillere wereldvloot van vliegtuigen, met name voor dat deel dat vluchten uitvoert op de Nederlandse luchthavens.

Gemiddeld geluidsniveau van de vloot die Schiphol aandoet
 199019911992199319941995199619971998199920002001200220032004
Gemiddeld geluidsniveau Schipholvloot99,699,299,098,898,698,497,897,497,297,197,096,896,796,896,8

Bron: To70 Aviation and Environment

Toelichting

De overheid kan niet direct invloed uitoefenen op bovenstaande prestatie indicator, maar wel indirect via de normen die t.a.v. geluid en vliegtuigen gelden. Vanaf 2005 worden de gegevens derhalve dan ook niet meer opgenomen.

Geluidsbelasting rond de nationale en regionale luchtvaartterreinen in Nederland

In het Luchthavenverkeerbesluit zijn voor de luchthaven Schiphol de volgende grenzen gesteld aan de totale hoeveelheid geluid (Totaal Volume Geluid, TVG) dat het vliegverkeer in een jaar mag produceren.

Geluidsbelasting rond de nationale en regionale luchtvaartterreinen in Nederland
PeriodeTVG
Gedurende het gehele etmaal (Lden)63.46 dB(A)
Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)54.44 dB(A)

Bron: Luchthavenverkeerbesluit

Toelichting

In 2007 bedroeg het TVG voor het etmaal (Lden) 63.06 dB(A). Daarmee is Schiphol binnen de toegestane grenswaarde van 63.46 dB(A) gebleven. In 2007 bedroeg het TVG voor de nacht (Lnight) 53.04 dB(A). Daarmee is Schiphol binnen de toegestane grenswaarden van 54.44 dB (A) gebleven.

36.04 Scheepvaart: een milieuvriendelijk goederenvervoersysteem over het water bevorderen

Motivering

Om Nederland aan alle nationale en internationale verplichtingen op het gebied van milieukwaliteit te laten voldoen en om op de lange termijn (2030) een transitie te realiseren naar een duurzaam mobiliteitssysteem.

Doelbereiking

De uitstoot van NOx, PM10, SO2 en CO2 zijn voor de binnenvaart min of meer constant over de periode 2001–2005. De in deze periode aangescherpte emissienormen voor de binnenvaart zullen pas op de langere termijn effect hebben. Daarbij zal een eventuele toename van het vervoer over water ook een effect hebben op de totale uitstoot. De uitstoot van VOS vertoont een lagere waarde in 2005. Bezien moet worden de komende jaren of dit een daadwerkelijke trend is.

Beleidsprestaties 2007realisatie
1. Duurzame zeevaartJa
2. Duurzame zeehavensJa
3. Duurzame binnenvaartJa
  Inspectie Verkeer en Waterstaat – domein koopvaardij en visserijJa

Toelichting

1. In 2007 is voor Nederland het luchtverontreiningsprotocol Annex VI in werking getreden. Deze bevat mondiale normen voor de uitstoot van SO2 en NOx door zeeschepen. Per 22 november 2007 is de Noordzee als «SO2 Emission Control Area (SECA)» aangewezen waarvoor de strengere norm van maximaal 1,5% zwaveluitstoot geldt.

Naast de inzet in internationaal kader is in 2007 ook aandacht besteed aan specifieke nationale/regionale maatregelen ter verbetering van de lokale luchtkwaliteit. Het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) heeft samen met VenW onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor walstroom. Dit onderzoek laat zien dat dit op de Maasvlakte slechts een zeer geringe verbetering van de luchtkwaliteit oplevert. De effecten van walstroom op andere locaties in de Rotterdamse haven worden nader onderzocht.

2. In 2007 is een eerste fase uitgevoerd van een onderzoek of gedifferentieerde haventarieven kunnen bijdrage aan de verbetering van luchtkwaliteit en de wat de commerciële gevolgen hiervan zijn voor de havens. Hierbij is een beoordelingsinstrument ontwikkeld voor de emissieprestaties van zeeschepen.

3. De Nederlandse inzet voor een verdere verlaging van het zwavelgehalte van gasolie is overgenomen door de Raadswerkgroep Milieu in Brussel. Het programma Voortvarend Besparen, dat tot doel heeft 5% brandstof te besparen in 2010, is in november van start gegaan.

Prestatiegegevens

Een milieuvriendelijk goederenvervoersysteem over het water bevorderen.

Uitstoot luchtverontreinigende stoffen
 20012002200320042005
NOx-emissies goederenvervoer (x miljoen kg)     
Binnenvaart a31,130,232,731,732,0
Zeevaart (NL grondgebied)16,817,017,317,818,0
PM10-emissies goederenvervoer (x miljoen kg)     
Binnenvaart a1,31,31,31,31,3
Zeevaart (NL grondgebied)1,21,21,21,21,2
VOS-emissies goederenvervoer (x miljoen kg)     
Binnenvaart a4,63,84,03,93,0
Zeevaart (NL grondgebied)0,70,70,70,70,7
SO2-emissies goederenvervoer (x miljoen kg)     
Binnenvaart a2,02,02,12,02,0
Zeevaart (NL grondgebied)10,010,110,010,210,0
CO2-emissies (x miljoen kg)     
Binnenvaart a1 9101 8611 9131 8861 899
Zeevaart (NL grondgebied)896918936969983

Bron: CBS, luchtverontreiniging; emissies door mobiele bronnen, maart 2008

a betreft beroepsbinnenvaart, zowel personen- als goederenvervoer.

Toelichting

Gegevens over de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen komen bijna twee jaar na afloop van het verslagjaar beschikbaar. Omdat de gegevens over verslagjaar 2005 pas na het uitbrengen van dit jaarverslag beschikbaar zijn, zijn de gegevens over het jaar 2004 opgenomen. De realisatie over 2004 is in lijn met de realisatie over 2003 en de voorgaande jaren.

Overzicht afgeronde onderzoeken
 Onderzoek onderwerpAD of ODStartAfgerondVindplaats
Effectenonderzoek expostStil en schoon vervoer (Effectiviteit van pakket van maatregelen)36.01jan 2007dec 2007 
Overig evaluatieonderzoekInnovatieprogramma geluid (Selectie meest kosteneffectieve maatregelen)36.01jan 2001juli 2007http://www.innovatie programmageluid.nl/data/files /algemeen/IPG Innovaties april 2007.pdf
 CO2-reductieplan personenvervoer (Monitoring uitvoering programma CO2-reductieplan en bijdrage aan de CO2-reductie)36.01jan 2003juli 2007SenterNovem – Biobrandstoffen

In 2007 zijn geen beleidsdoorlichtingen gestart of afgerond.

37 Weer, klimaat, seismologie en ruimtevaart

Algemene doelstelling

Het leveren van een bijdrage aan de veiligheid, de economische ontwikkeling en een duurzaam milieu van Nederland en het voeren van aardobservatiebeleid, om te komen tot een optimale inzet van ruimtevaart voor de VenW-doelen op het gebied van veiligheid, economische ontwikkeling en milieu.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De belangrijkste doelen voor 2007 zijn gerealiseerd:

• Het continu beschikbaar hebben van een algemeen weerbericht voor de Nederlandse samenleving;

• Het bij verwachte gevaarlijk weersituaties tijdig afgeven van een weeralarm;

• Het leveren van klimaatscenario’s en

• Het vormgeven aan het aardobservatiebeleid als onderdeel van het Nederlandse ruimtevaartbeleid.

De bijdrage die VenW aan de algemene beleidsdoelstelling levert, is uitgewerkt in twee operationele beleidsdoelstellingen, te weten «Weer, klimaat en seismologie» en «Ruimtevaart». Om de operationele doelstellingen te bereiken, is een aantal producten ingezet. Hiertoe heeft VenW onder andere in de begroting 2007 aangekondigde activiteiten uitgevoerd die uiteindelijk hebben bijgedragen aan het behalen van de operationele doelstellingen en daarmee aan de algemene beleidsdoelstelling.

Succesfactoren

Het van een voldoende hoog niveau zijn van:

• de continuïteit van de dienstverlening;

• de kwaliteit van de dienstverlening;

• de onderzoeken.

De effectiviteit van het aardobservatiebeleid.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
37 Weer, klimaat, seismologie en ruimtevaartRealisatieBegrotingVerschil 
 20052006200720072007 
Verplichtingen 55 64545 37543 0992 276 
Uitgaven48 95948 08451 21947 6843 535 
37.01 Weer, klimaat en seismologie29 00335 25829 02828 298730 
37.01.01 Weer19 37823 22815 47816 337– 859 
37.01.02 Klimaat7 9729 97511 3609 9461 414 
37.01.03 Seismologie9811 3851 5471 279268 
37.01.04 Contributie WMO (HGIS)672670643736– 93 
37.02 Ruimtevaart19 95612 82622 19119 3862 805 
37.02.01 Aardobservatie19 95612 82622 19119 3862 8051
Van totale uitgaven      
– Apparaatsuitgaven 0  0 
– Agentschapsbijdrage 34 55628 38527 480905 
– Restant 13 52822 83420 2042 630 
37.09 Ontvangsten 8342 0674541 6132

Financiële toelichting op de tabel budgettaire gevolgen van beleid

1 De hogere realisatie heeft betrekking op een aanvullende betaling aan ESA ten behoeve van het ruimtevaartprogramma EOEP 2 (Earth Observation Envelope Program).

2 De hogere ontvangsten zijn afkomstig uit afrekeningen van budgetoverschotten ESA en Eumetsat voor de diverse ruimtevaartprogramma’s.

37.01 Weer, klimaat en seismologie

Motivering

Om tot minder ongelukken te komen, om risicovolle situaties ten gevolge van het weer terug te dringen, om veiligheidsrisico’s bij calamiteiten waarbij het weer een rol speelt te beperken, om aan de bestrijding en beperking van (chemische en nucleaire) calamiteiten bij te dragen, om aan «droge voeten» bij te dragen, om antwoord te geven op de cruciale vragen hoe het klimaat is veranderd, waarom het klimaat verandert en hoe het klimaat in de toekomst zal veranderen om aldus de nationale vitale infrastructuur tegen veranderingen in het klimaat te beschermen en tenslotte om de seismische risico’s in Nederland te beperken. In de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut van 1 november 2001 (Stb. 2001, 562) en de daarbij behorende Ministeriële regeling zijn deze taken opgenomen.

Doelbereiking

In het algemeen kan worden gesteld dat het KNMI, mede dankzij de positieve invloed van de succesfactoren, de hierboven vermelde doelen heeft gehaald.

Producten

Beleidsprestaties 2007Realisatie
1. Weerja
2. Klimaatja
3. Seismologieja
  Contributies WMO (HGIS)ja

Toelichting

1. Een groot deel van de output van de Productgroep Weer is het belangrijke dagelijkse werk, zoals het leveren van verwachtingen, onderhouden van de meetnetten, doen van onderzoek en leggen en onderhouden van relaties. Daarnaast zijn de belangrijkste in het verslagjaar behaalde resultaten:

• Het goed verwachten en uitdragen van de situatie rond de wateropzet (springvloed) in november;

• Het uitbrengen van vier Weeralarmen;

• De functie van Centraal Weerkundige Regionale Luchthavens (CRWL) is ingevoerd in de weerkamer te De Bilt, in het kader van Automatisering Visuele Waarnemingen-luchtvaart, tegelijkertijd zijn de meteorologen op de vliegvelden Beek, Eelde en Rotterdam verdwenen en zijn waarnemers op vliegveld Rotterdam aangesteld;

• De Meteorologische Adviseur Schiphol (MAS)-dienst op Schiphol heeft succesvol gefunctioneerd;

• Het behalen van het Single European Sky (SES)-certificaat;

• De succesvolle satellietconferentie in het kader van EUMETSAT;

• Het uitbrengen van een warmte-index/hittegolfverwachting;

• Het leveren van de eerste mistverwachtingen voor het luchtverkeersmanagement op Schiphol in het kader van het KnowledgeDevelopment Center (KDC) project;

• Het met goed gevolg begeleiden van de evaluatie KNMI-wet;

• De pluimverwachting eind december in verband met het schaatsweer;

• Implementatie eerste 2 km resolutie weermodel Nederland (Harmonie);

• Operationalisering van het ASCAT windproduct (ASCAT is een meetinstrument op een satelliet);

• Integratie van de Europese neerslagradars in het door KNMI geleide OPERA-III project;

• Runnen Hirlam versie voor de Nederlandse krijgsmacht in Afghanistan;

• Succesvolle tweede audit van het kwaliteitsmanagementsysteem van de Sector Weer.

2. De belangrijke producten en activiteiten in het verslagjaar op het gebied van klimaat zijn:

• Bijdragen aan het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) Fourth Assessment Report, dat in 2007 is verschenen;

• Brochure en symposium «20 jaar bescherming ozonlaag»;

• Visualisatie van waarnemingen van luchtvervuiling in Google Earth;

• Verdere ontwikkeling van het EC-Earth mondiale klimaatmodel;

• Drie medewerkers van de Sector Klimaat zijn tot hoogleraar benoemd;

• Presentatie van resultaten van het ESSENCE project, waarin een ensemble van klimaatveranderingen wordt berekend;

• Satellietmetingen van ozon, stikstofoxide, wolken en aerosolen door OMI, SCIAMACHY en GOME-2 zijn voortgezet. De data zijn toegankelijk gemaakt;

• Stralingsstation in Paramaribo geïnstalleerd;

• Mondiale monitoring van stofstormen en bosbranden door OMI, SCIAMACHY en GOME-2;

• Intensivering van maatwerk klimaatscenario’s;

• Aantal publicaties ruim boven de streefwaarde.

3. De belangrijke producten en activiteiten in het verslagjaar op het gebied van seismologie zijn:

• Uitbreiding en upgrade van het boorgatnetwerk Noord-Nederland ten behoeve van de monitoring van geïnduceerde seismiciteit;

• Het eerste jaar van Network of Research Infrastructures for European Seismology (NERIES) is succesvol verlopen;

• Studie naar «site specific hazard» voor de te bouwen energiecentrale van NUON in de Eemshaven.

Prestatiegegevens

Prestatiegegevens m.b.t. de kwaliteit van de output van de algemene verwachtingen
Kengetal20052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007
PIV: Prestatie Index Veiligheidsberichtgeving7,636,2477.45

Bron: KNMI

Prestatiegegevens m.b.t. de kwaliteit van de output van de luchtvaartverwachtingen
Kengetal2002200320042005Realisatie 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007 
Tijdigheid TAF (%) min.96,297,197,498,698,70>9998,71
Tijdigheid TREND (%) min.96,996,497,297,698,00>9898,21
Afwijkingen TAF/FC zicht (%) max.8,67,68,58,97,00<=67,52
Afwijkingen TREND zicht (%) max.2,42,02,72,72,30<=32,42
Afwijkingen TAF/FC Wolkenbasis (%) max.5,44,25,45,74,50<=45,13
Afwijkingen TREND Wolkenbasis (%) max.1,71,41,81,71,50<21,73

Bron: KNMI

1 Tijdigheid TAF (Terminal Aerodrome forecast) en TREND: Dit is de tijdigheid waarmee de luchtvaartmeteorologische berichten worden verstrekt; gemeten wordt welk percentage van de berichten binnen het vastgestelde tijdvenster vallen.

2 Afwijkingen TAF/FC zicht en TREND zicht: Dit is de afwijking in de zichtvoorspellingen voor de luchtvaart; gemeten wordt het percentage gevallen waarvoor het opgetreden zicht meer dan 2 klassen van het voorspelde zicht is afgeweken.

3 Afwijkingen TAF/FC wolkenbasis en TREND wolkenbasis: Dit is de afwijking in de wolkenbasisvoorspellingen voor de luchtvaart; gemeten wordt het percentage gevallen waarvoor de opgetreden wolkenbasis meer dan 2 klassen van de voorspelde wolkenbasis is afgeweken. De wolkenbasis geeft de wolkenhoogte aan.

Zowel de PIV als de andere prestatiegegevens zijn opgenomen in de Rijksbegroting ter beoordeling van de prestaties van het KNMI. Dit betreft de zogenoemde TIK-rapportage. De prestatie-indicatoren in de TIK-rapportage zijn echter onvoldoende beïnvloedbaar en in sommige gevallen geven zij zelfs geen enkel waardeoordeel over de prestaties van het KNMI. Voorstellen zijn gedaan voor nieuwe prestatie-indicatoren die zullen gaan gelden in 2008 en die zullen worden opgenomen in de eerste suppletore begroting over dat jaar. Die indicatoren voldoen beter aan de doelen waarvoor ze ingesteld zijn, omdat 1) deze een oordeel geven met betrekking tot de output of outcome ten aanzien van de veiligheidsberichtgeving; 2) ze stuurbaar en beïnvloedbaar zijn en 3) ze zijn te meten en te registeren.

Gezien het bovenstaande is het weinig zinvol om in detail toe te lichten waarom normen wel of niet gehaald zijn. Voor de volledigheid zijn de cijfers echter wel berekend, waarbij de volgende opmerkingen gelden:

– PIV is berekend t/m november 2007;

– De tijdigheid van TAF en TREND is in de maanden juni en juli niet geleverd in verband met de invoering van AUTOMETAR (automatisch bericht).

Alle andere cijfers gelden voor de volledige twaalf maanden.

Voor gereviewde (wetenschappelijke en overige) publicaties zijn hieronder kengetallen opgenomen.

Prestatiegegevens kwaliteit en kwantiteit kennis klimaatsysteem
Kengetal20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007 
Wetenschappelijke gereviewde publicaties71958070791

Bron: KNMI

1 Bij gereviewde publicaties kan tussen het moment van indienen van het artikel en het daadwerkelijk verschijnen in het tijdschrift of boek een aanzienlijke tijd liggen. Afwijkingen van de streefwaarde- naar boven en naar beneden- van enkele publicaties zijn daarom niet significant.

Het aantal publicaties was in 2007 hoger dan de streefwaarde. Het aantal publicaties per jaar, bij een vast aantal medewerkers, varieert van jaar tot jaar. De afwijking in 2007 van de streefwaarde is daarom niet significant.

Prestatiegegevens kwaliteit en kwantiteit seismologische data en kennis
Kengetal20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007 
Wetenschappelijke gereviewde publicaties144331

Bron: KNMI

1 Bij de afdeling seismologie staan de operationele aspecten voorop. Daarnaast wordt sinds 2005 gestreefd naar ongeveer 3 gereviewde publicaties per jaar. In 2007 was het aantal gerealiseerde publicaties gelijk aan de streefwaarde.

37.02 Ruimtevaart

Motivering

Om, in overleg met gebruikers en andere departementen, te komen tot een optimaal beleid op het gebied van aardobservatie en navigatie.

Het beleid is vastgelegd in de Nota Aardobservatiebeleid (Kamerstukken II, 2001–2002, 24 446, nr. 15) en in hetActieplan Ruimtevaart (Kamerstukken II, 2004–2005, 24 446, nr. 27).

Doelbereiking

EUMETSAT

De beschikbaarheid van de gegevens van de meteorologische satellieten van EUMETSAT worden aan de lidstaten gemeld in halfjaarlijkse rapporten. Voor 2007 zijn dit het EUMETSAT Central Operations Report for 2007/H1 (EUM/OPS/REP/07/1641, 29-08-2007) en EUMETSAT Central Operations Report for 2007/H2.1 Het rapport over de eerste helft van 2007 meldt een beschikbaarheid van 99% voor de satellietinstrumenten die boven Europa zijn geplaatst. Dit is ruim boven de eis van 95%. In augustus 2007 is de jaarlijkse EUMETSAT conferentie met groot succes in Nederland gehouden.

Beleidsprestaties 2007Realisatie
AardobservatiebeleidJa
Prestatie-indicator aardobservatie
Prestatie-indicatorRealisatie 200720082009201020112012
De indicator bestaat uit de beschikbaarheid van de meteosatelliet van EUMETSAT en de voortgang van de businesscase waarin de toepassing wordt gerealiseerd, gewogen met de hoogte van de financiele bijdrage.959596979898

Bron: KNMI

Programma Gebruikersondersteuning

Aardobservatietoepassingen worden ontwikkeld binnen het programma Gebruikersondersteuning. De jaarlijkse oproep voor projectvoorstellen is in 2006 geëindigd. Eind 2007 zijn 54 van de 85 projecten afgerond die binnen het onderdeel in beheer van NIVR worden uitgevoerd. Van het wetenschappelijke deel van het programma is nog maar een klein deel (10%) afgesloten.

ESA

De ESA aardobservatie programma’s met deelname van VenW richtten zich in 2007 op de ontwikkeling van 6 Explorer missies waarvan de eerste twee in 2008 zullen worden gelanceerd. Verder is gestart met het GMES satelliet programma wat voorziet in de lancering van de eerste GMES satellieten (Sentinels) in 2012 en 2013.

Overzicht afgeronde onderzoeken
OnderzoekA. onderwerpAD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie van de KNMI-wet over de periode 2002–2006.OD Weer, klimaat en seismologieA. Januari 2007B. December 2007Rapport: Evaluatie van de wet op het KNMI, augustus 2007, KPMG

Toelichting

In 2007 heeft de evaluatie van de KNMI-wet plaatsgevonden. Op het moment van het opstellen van het jaarverslag is de advisering aan de minister met betrekking tot de bepaling van het kabinetsstandpunt hierover aan de orde.

In het verslagjaar is geen beleidsdoorlichting en effectenonderzoek ex-post gestart of afgerond.

38 Inspectie Verkeer en Waterstaat

De Inspectie Verkeer en Waterstaat is met ingang van 2007 een batenlasten-dienst. De verantwoording van IVW is te vinden als onderdeel van de verantwoordingsstaten (deel C) in dit jaarverslag.

De bijdragen van de Inspectie Verkeer en Waterstaat aan de beleidsdoelstellingen van VenW is vanaf het jaar 2007 terug te vinden in de beleidsartikelen 31 t/m 36 en 41. Per beleidsdoelstelling zijn de belangrijkste speerpunten/activiteiten van de Inspectie voor 2006 die een bijdrage leveren aan het realiseren van de desbetreffende beleidsdoelstelling verantwoord.

5. De Niet-beleidsartikelen

39 Bijdragen IF en BDU

Omschrijving

Op dit artikel zijn de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer verantwoord. Deze middelen zijn ingezet om het beleid uit te kunnen voeren op het Infrastructuurfonds en binnen de kaders van de wet BDU Verkeer en Vervoer.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Zie beleidsartikelen en productartikelen Infrastructuurfonds.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
39. Bijdragen aan IF en BDURealisatieBegrotingVerschil
 20052006200720072007
Verplichtingen 6 635 5046 877 8296 570 935306 894
Uitgaven5 841 2116 210 4256 975 0346 580 929394 105
39.01 Bijdrage aan IF4 372 5344 705 0185 041 9554 695 319346 636
39.02 Bijdragen aan de BDU1 468 6771 505 4071 933 0791 885 61047 469
Ontvangsten002850285

40 Nominaal en onvoorzien

Algemene doelstelling

Niet van toepassing op dit artikel.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
40 Nominaal en onvoorzienRealisatieBegrotingVerschil
 20052006200720072007
Verplichtingen0001 026– 1 026
Uitgaven177 216001 026– 1 026

Financiële toelichting op de tabel budgettaire gevolgen van beleid

1. Het in de begroting geraamde bedrag is binnen de begroting van Verkeer en Waterstaat (XII) ingezet voor kleine niet voorziene uitgaven.

41 Ondersteuning functioneren Verkeer en Waterstaat

Algemene doelstelling

De strategische en uitvoerende besturing- en bedrijfsvoeringtaken en de ondersteunende diensten continue verbeteren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Om op centraal niveau de ambtelijke en politieke leiding te adviseren en te ondersteunen bij de besturing van het departement en om de Directoraten-Generaal te ondersteunen en te adviseren bij de voorbereiding en uitvoering van het beleid. Om (interne) klanten binnen het verzorgingsgebied op een efficiënte en optimale wijze de basisfaciliteiten te bieden van de uitvoering van de bedrijfsvoering.

Succesfactoren

De mate waarin het departement effectief en efficiënt functioneert hangt onder andere af van rijksbrede (organisatie)ontwikkelingen, zoals bijv. shared services concepten en gezamenlijke uitvoerings- en inkooptrajecten.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
41 Ondersteuning functioneren VenWRealisatieBegrotingVerschil 
 20052006200720072007 
Verplichtingen 258 164238 226227 07111 155 
Uitgaven225 327241 654233 816234 411– 595 
41.01 Centrale diensten111 683128 598123 033147 894– 24 861 
41.01.01 Interne en externe communicatie VenW10 26519 7679 3229 27448 
41.01.02 Bedrijfsvoering VenW40 43029 96833 04737 825– 4 7781
41.01.03 Ondersteuning ambtelijke en politieke leiding5 6834 8845 8966 611– 715 
41.01.04 Internationaal beleid VenW2 3092 7152 5753 517– 942 
41.01.05 Wetgeving en bestuurlijk-juridische advisering6 8969 0368 1429 105– 963 
41.01.06 Financial en operational auditing5 1836 0087 0156 396619 
41.01.07 Externe oriëntatie en inspraak4 5703 4114 8204 077743 
41.01.08 HGIS-gelden2 0671 5571 7352 265– 530 
41.01.09 Uitgaven tbv algemeen departement en    0 
Bijdragen derden34 28050 90048 16661 274– 13 1082
41.01.01 KIM03522 3157 550– 5 2353
41.02 Shared Services Organisatie94 85991 73189 39065 70123 689 
41.02.01 ICT Dienstverlening6 94813 58216 1317 4638 6684
41.02.02 Facilitaire Dienstverlening54 05451 97742 77736 9955 7825
41.02.03 Personele Dienstverlening16 29610 53012 48911 2141 275 
41.02.04 Financiële Dienstverlening4 1527 0125 0323 4211 611 
41.02.05 Advies, Innovatie en Ontwikkeling13 4098 63012 9616 6086 3536
41.03 Alg.uitgaven dep.onderdelen18 78521 32521 39320 816577 
41.03.01 Regeringsvliegtuig3 5096 6765 8954 7111 184 
41.03.02 Personeel en materieel DGP4 9973 7134 2175 599– 1 382 
41.03.03 Personeel en materieel DGTL7 9258 2268 4957 2281 267 
41.03.04 Personeel en materieel DGW2 3542 7102 7863 278– 492 
Van totale uitgaven:      
– Apparaatsuitgaven  193 431170 99522 436 
– Agentschapsbijdrage  2 9598772 082 
– Restant  37 43060 139– 22 709 
Ontvangsten 282 64134 49122 11312 3787

Financiële toelichting op de tabel budgettaire gevolgen van beleid

1 De lagere uitgaven zijn met name veroorzaakt door in het verslagjaar verrichte overboekingen van begrotingsgelden naar het Infrastructuurfonds, de ministeries van VROM en EZ en de Shared Services Organisatie ten behoeve van respectievelijk FileProof, het project Overheids Telefonie 2006 (OT 2006) en corporate opleidingen.

2 De lagere uitgaven zijn hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat er minder beroep is gedaan op de begrote uitgaven voor «Overig Algemeen Departement» en «Sociale Zekerheid Verkeer en Waterstaat».

3 Het KIM bevond zich in 2007 in een opstartfase. De gefaseerde personele groei had gevolg voor de mate van uitvoering van het beschikbare budget van het KIM waardoor het beschikbare budget niet volledig is uitgeput. Daarnaast had het KIM nog niet de beschikking over een volledig bezette formatie, waardoor het personeelsbudget en de aan het werkprogramma van het KIM gerelateerde budgetten niet volledig is besteed.

4, 5 Het verschil tussen de raming en de realisatie op deze onderdelen wordt met name veroorzaakt door budgettair neutrale overboekingen (binnen de begroting van VenW) ten behoeve van door SSO verrichte werkzaamheden uit met de klanten van de SSO overeengekomen Service Level Agreements op het gebied van de ICT- en facilitaire dienstverlening.

6 Het verschil wordt verklaard door over het algemeen budgettair neutrale overboekingen ten behoeve van het project Digitaliseren P-dossiers en het programma Implementatie Duurzaam Efficiënt Elektronisch Archief (IDEEA).

7 De hogere ontvangsten zijn hoofdzakelijk veroorzaakt doordat a) RWS een deel van de dienstverlening over 2006 eerst in 2007 heeft betaald en b) bij het opstellen van de openingsbalans van de Inspectie Verkeer en Waterstaat middelen zijn overgeboekt naar VenW.

41.01 Centrale Diensten

41.02 Shared Services Organisatie

41.03 Algemene uitgaven departementsonderdelen

Tegen de achtergrond van het programma Vernieuwing Rijksdienst en de Vernieuwing VenW hebben de Centrale diensten en de SSO in 2007, naast het leveren van de reguliere producten en diensten op het gebied van advisering en ondersteuning van de ambtelijke en politieke leiding van het departement en de Directoraten-Generaal, bijgedragen aan een verdere verbetering van de departementale efficiëntie en effectiviteit en het verminderen van ambtelijke drukte. Te noemen valt onder meer de bijdrage aan het tot stand komen van het Beleidsvoornemen Vernieuwing VenW 2009–2012, het vorm en inhoud geven aan de strategische bedrijfsvoeringsagenda van VenW, de versterking van de samenhang en effectiviteit in het internationale werk, de uitwerking van het programma Beter Geregeld, het corporate intranet van VenW, de verbreding van de Inspraak dienstverlening naar andere departementen en de verdere uitbouw van het Kennisinstituut voor mobiliteit.

Prestatiegegevens

Huisvestingsuitgaven bestuurskern (in € 1 000)
 2003200420052006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Verschil
Huisvestingsuitgaven Bestuurskern*41 20635 77735 77741 71537 75033 826– 3 924

* Onder huisvestingsuitgaven worden huurgelden, de exploitatie- en inrichtingskosten almede infrastucturele voorzieningen gerekend.

De Centrale Diensten, Inspectie VenW, DG Water, DG Personenvervoer, DG Transport en Luchtvaart en de Shared Services Organisatie maken onderdeel uit van de huisvestingskosten van de bestuurskern.

Toelichting

Het verschil van bijna € 4 mln wordt enerzijds verklaard doordat in het verslagjaar door SSO gemaakte en van de Baten/Lastendiensten RWS en IVW terugontvangen kosten in mindering van de uitgaven zijn geboekt. Deze kosten dienen «slechts» een keer in de VenW-begroting voor te komen. Anderzijds zijn er hogere kosten door het opnieuw exploiteren van het pand Jan van Nassaustraat en zijn er interne verhuizingen op verzoek van verzorgingsgebied uitgevoerd.

Extracomptabel overzicht

Conform de geldende voorschriften wordt een deel van de functionele kosten van het Huis der Koningin op declaratiebasis in rekening gebracht bij Verkeer en Waterstaat en ten laste van de begroting van dit ministerie gebracht. Voor 2007 betreffen het de volgende bedragen:

Extracomptabel overzicht uitgaven 2007 Huis der Koningin (in € 1 000)
Functionele uitgaven koninklijk huis5 750
Overige uitgaven*: Inzet regeringsvliegtuig en inhuur civiele luchtvaartuigen676

* Dit bedrag bestaat uit: het aantal vlieguren maal het standaardtarief en de uitgaven voor de inhuur van civiele luchtvaartuigen. Het standaardtarief wordt gehanteerd bij de doorbelasting van de inzet van het regeringsvliegtuig aan gebruikers.

Het betreffen enerzijds de uitgaven van hofpersoneel en anderzijds uitgaven die samenhangen met onder meer het gebruik van auto’s, paarden en rijtuigen. Deze uitgaven worden – voorzien van een accountantsverklaring – op grond van de Wet Financieel Statuut door de Thesaurier van H.M. de Koningin gedeclareerd bij VenW.

6. Bedrijfsvoeringparagraaf 2007 Ministerie van Verkeer en Waterstaat

In de bedrijfsvoeringparagraaf van het jaarverslag 2006 (Kamerstuk 2006–2007, 31 031 XII, nr. 1) is een start gemaakt met de nieuwe stijl van verantwoorden als gevolg van interdepartementaal beleidsonderzoek Regeldruk en Controletoren (Kamerstuk 2004–2005, 29 950, nr. 1). De verantwoording over de bedrijfsvoering en de daarin gemaakte keuzes werden vorig jaar voor het eerst meer nadrukkelijk bij het management neergelegd. In deze bedrijfsvoeringparagraaf, behorende bij het jaarverslag over 2007, zal die lijn worden vastgehouden. In de hierna volgende passages komen de verplichte onderdelen aan de orde. Voor de opvolging van de aanbevelingen zoals gedaan door de Algemene Rekenkamer in het Rapport bij het Jaarverslag 2006 (Kamerstuk 2006–2007, 30 031, nr. 2), wordt verwezen naar paragraaf 1.6 van dit jaarverslag.

Rechtmatigheid

Uit de informatie van de Departementale Auditdienst blijkt dat bij de rekening van uitgaven en ontvangsten en van verplichtingen van de departementale begroting, bij de saldibalans en bij de baten-lastendiensten van het departement over 2007 geen overschrijdingen van de rapporteringsgrenzen zijn geconstateerd.

Totstandkoming beleidsinformatie

Een onderdeel van de bedrijfsvoering dat voor verbetering vatbaar was, betrof de totstandkoming van beleidsinformatie. Zowel de Algemene Rekenkamer als de Departementale Auditdienst hebben hier in het verleden reeds op gewezen. In 2007 is daarom voor de zes kernprestatie-indicatoren (kpi’s) binnen het waterdomein een traject ingezet om de kwaliteitsborging van de gegevensverstrekking voor deze de kpi’s zeker te stellen. Voor twee kpi’s is dit proces in de eindfase (Basiskustlijn en Hoogwaterbescherming). Voor de overige vier kpi’s is een nadere uitwerking van de gebruikte meetsystematiek noodzakelijk en wordt onderzocht in hoeverre ze nog aansluiten op de beleidspraktijk. In 2007 is eveneens besloten dat de borging voor een kwalitatief goede totstandkoming van de kernprestatie-indicatoren die behoren bij de operationele doelstellingen in het domein van personenvervoer zal plaatsvinden volgens aanbevelingen die de Departementale Auditdienst heeft gedaan naar aanleiding van een audit op enkele prestatiegegevens van 2006. Ook voor de beleidsterreinen luchtvaart en goederenvervoer is een proces in gang gezet om de kwaliteit van de beleidsinformatie verder te verbeteren en het proces van totstandkoming beter te borgen. De effecten daarvan zullen in 2008 zichtbaar worden.

Financieel en materieelbeheer

Over het geheel genomen is het financieel en materieelbeheer binnen het ministerie van voldoende niveau. In 2007 zijn op basis van een risicoanalyse de belangrijkste aandachtspunten voor de bedrijfsvoering benoemd en zijn kwaliteitsverbeteringen, daar waar nodig, doorgevoerd. De diverse bedrijfsvoeringprocessen zijn voldoende beschreven en gecommuniceerd en het instrumentarium voor een toereikende monitoring op het financieel en materieelbeheer is aanwezig. Hierna wordt op de belangrijkste onderdelen en ontwikkelingen ingegaan.

Contractbeheer

Het contractbeheer bij VenW was in 2006 niet van het gewenste niveau. Daarom werd in 2007 extra aandacht gegeven aan het op orde brengen van het contractbeheer. Het betrof hier met name de kleinere contracten en innovatieve contractvormen. Het financieel beheer rondom de kleinere contracten vroeg bij sommige dienstonderdelen ook in 2007 de nodige aandacht van het management, met name op het punt van tijdigheid. Tijdigheid van contractvorming bleef ook een punt van aandacht bij de Inspectie VenW. Bij de Inspectie VenW werden in 2007 de openstaande financiële verplichtingen opgeschoond en aangesloten op het contractenregister. Daarmee verkreeg de Inspectie VenW een betrouwbaar en actueel inzicht in stand van haar financiële verplichtingen.

Ten aanzien van de kwaliteit van het contractbeheer waren in 2007 op onderdelen bij met name de beleidsdirectoraten correcties noodzakelijk. Het betrof hier met name de periode tussen de ondertekening van het contract, de daadwerkelijke start van de werkzaamheden en de onderbouwing van de prestatieverklaring. Om het gewenste niveau van beheersing te bereiken, is in 2007 het project Vereenvoudiging Financieel Beheer gestart, waarover verderop in deze paragraaf meer.

Innovatieve contractvormen worden vooral door Rijkswaterstaat gehanteerd bij uitvoeringstaken op het gebied van aanleg en beheer en onderhoud van infrastructuur. Het betreft hier prestatiecontracten, design-build-finance-maintanance (DBFM) contracten, alliantiecontracten en design en constructcontracten onder systeemgerichte contractbeheersing (SCB). Voor deze contractbeheersing zijn zowel structurele als incidentele verbetermaatregelen getroffen in 2007. Zo is onder andere ingezet op standaardisatie van besteksteksten, beheersplannen en omgang met deze contractvormen door betrokken medewerkers. Een groot deel van de verbetermaatregelen hebben zich vooral gericht op training en opleiding van medewerkers in de relatief nieuwe vormen van contractbeheersing. De effecten van de verschillende maatregelen hebben merkbaar geleid tot verbeterde contractbeheersing. Dat neemt niet weg dat met name de onderbouwing van de prestatieverklaring en specifiek bij prestatiecontracten de omgang met kortingen (contractuele boetes) een aandachtspunt blijft. Op deugdelijke contractbeheersing wordt ook in 2008, vanuit het topmanagement, onverminderd gestuurd.

Verplichtingenbeheer

Ten aanzien van het verplichtingenbeheer oordeelde de Algemene Rekenkamer in 2005 nog dat er sprake was van een ernstige onvolkomenheid. Door de verbeteringen die in het verplichtingenbeheer zijn doorgevoerd in 2006, is het oordeel van de Algemene Rekenkamer in 2006 teruggebracht tot een onvolkomenheid. Mede naar aanleiding van de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer is in 2006 het project ter verbetering van het verplichtingenbeheer afgerond. In 2007 is gewerkt aan behoud en een verdere uitbouw van de in gang gezette verbeteringen. Na evaluatie in april 2008 zal besloten worden over de implementatie en doorontwikkeling van het inkoopdossier binnen heel VenW. Een bijdrage voor de oplossing van de eind 2006 gesignaleerde problematiek met betrekking tot de tijdige vastlegging van de kleinere verplichtingen zal in belangrijke mate ook verkregen worden uit het project Vereenvoudiging Financieel Beheer, dat in 2008 wordt geïmplementeerd.

De verbeteringen, die met name Rijkswaterstaat heeft doorgezet in 2007, zijn te onderscheiden in generieke en dienstspecifieke verbeteringen. De generieke verbeteringen waren met name gericht op de introductieproblemen en kinderziektes bij de implementatie van een nieuw geautomatiseerd financieel systeem (SAP). Ook is er in 2007 verder gewerkt aan de integratie van de inkoopadministratie en de financiële administratie door het uitvoeren van twee omvangrijke pilots met het digitale inkoopdossier. De dienstspecifieke maatregelen waren in 2007 vooral gericht op monitoring van en extra controles op de volledigheid en tijdigheid van de verplichtingenadministratie.

Ontvangsten

De beheersing van de ontvangsten bij Rijkswaterstaat was één van de aandachtspunten in de verbetering van het financieel beheer. Medio 2007 heeft Rijkswaterstaat een audit laten uitvoeren, waaruit bleek dat er zich geen grote onrechtmatigheden hadden voor gedaan.

De ontvangstprocessen bij de Inspectie VenW hadden in 2006 niet het gewenste niveau van beheersing bereikt, leidend tot opmerkingen van de Departementale Auditdienst en Algemene Rekenkamer bij de verantwoording over 2006. In 2007 werden de diverse ontvangstprocessen door middel van verbandscontroles, proceduretesten en reviews gecontroleerd. Het oordeel van deze controles gaf aan dat de beheersing van de ontvangstprocessen voldeed aan de eraan gestelde eisen.

Materieelbeheer

De aandacht voor materieelbeheer ging in 2007 vooral uit naar Rijkswaterstaat en de Inspectie VenW. Voor Rijkswaterstaat was 2007 een transitiejaar waarin bijna al het materieelbeheer werd gecentraliseerd, met uitzondering van het netwerkgebonden materieel. Vooral in de eerste helft van 2007 is het centralisatieproces niet op alle aspecten goed verlopen. Hierop heeft in de tweede helft van het jaar op de belangrijkste punten herstel plaatsgevonden. Het vlootbeheer, het operationeel beheer van kantoorgebouwen en de ICT-contracten zijn op orde. Door de centralisatie van het materieelbeheer is de hoeveelheid materieel, dat in beheer is gebleven bij de regionale diensten, zeer beperkt. In de eerste helft van 2008 worden de verbeteringen in onder meer het operationeel beheer van de overige gebouwen en de lease-auto’s afgerond.

Het materieelbeheer bij de Inspectie VenW betreft met name het beheer van de dienstvoertuigen. In 2007 heeft de Inspectie VenW de administraties van de dienstvoertuigen verder opgeschoond en op elkaar aangesloten. Uit de afsluitende inventarisatie zijn geen onvolkomenheden naar voren gekomen.

Overige aspecten van bedrijfsvoering

Vernieuwing Rijksdienst en bedrijfsvoering

In april 2007 is het programma Vernieuwing Rijksdienst van start gegaan. Dit programma zet in op een betere en efficiëntere bedrijfsvoering. Dat betekent een doelmatige dienstverlening, standaardisatie waar mogelijk, samenwerking en heldere verantwoordelijkheden met zo weinig mogelijk regels en controle. VenW heeft in lijn met deze voornemens de eerste acties in gang gezet gericht op een ingrijpende vernieuwing van zijn bedrijfsvoering. De bedrijfsvoeringskaders en -regels worden vergaand gestandaardiseerd en geüniformeerd en processen vereenvoudigd, en bovendien wordt de controletoren verminderd. VenW sluit daarbij actief aan bij rijksbrede ontwikkelingen die betrekking hebben op de bedrijfsvoering. Ook de interne organisatie zal worden gestroomlijnd door de bedrijfsvoeringseenheden van de beleidsdirectoraten samen te brengen bij de concerncontroller of de Shared Service Organisatie. Met deze concentratie streeft VenW naar een meer compacte en efficiëntere inrichting van zijn bedrijfsvoering.

Project Vereenvoudigingen Financieel Beheer

Vanuit de ambitie de interne regeldruk verder te reduceren is in 2007 het project Vereenvoudiging Financieel Beheer gestart. Het project heeft 11 voorstellen uitgewerkt die voornamelijk betrekking hebben op de vereenvoudiging van het inkoopproces. Op basis van een benchmark en risicoanalyse zijn deze voorstellen voorzien van beheersmaatregelen die zijn gericht op beperking dan wel tijdige signalering van de geïdentificeerde risico’s. De vereenvoudigingen worden in 2008 geïmplementeerd.

Inspectie VenW baten-lastendienst

In het proefjaar 2006 deed de Inspectie VenW haar eerste ervaringen op met het werken als baten-lastendienst. Per 1 januari 2007 is de Inspectie VenW formeel de status van baten-lastendienst verleend. Aan de hand van de ervaringen uit 2006 en de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer en Departementale Auditdienst over de kwaliteit van het financieel en materieelbeheer is in 2007 vooral aandacht gegeven aan de omvorming, inrichting en verdere professionalisering van de bedrijfsvoering. Deze inspanningen hebben vruchten afgeworpen. Inmiddels is gewaarborgd dat de (financiële) administratie en bedrijfsvoering voldoen aan de gestelde eisen.

Kostendekkendheid tarieven

De vergunningverlenende taken van de Inspectie VenW moeten – conform het rijksbeleid – volledig bekostigd worden door vergunningaanvragers. De tarieven die de Inspectie VenW tot en met 2006 in rekening bracht waren nog niet 100 procent kostendekkend. Om tot volledige kostendekkende tarieven te komen, is per 1 januari 2007 een eerste significante tariefverhoging doorgevoerd. Daarnaast wordt in het kader van het programma Vernieuwing Rijksdienst bezien welke vergunningverlenende taken kunnen worden overgedragen aan marktpartijen. De daarvoor benodigde voorbereidende werkzaamheden werden in 2007 goeddeels afgerond, zodat begin 2008 een tenderprocedure kan starten.

Vorderingen moederdeparement RWS en IVW

Bij de oprichting van RWS en IVW zijn vorderingen op het moederdepartement opgenomen op de balans. Deze vorderingen zijn als zodanig ook door het moederdepartement erkend. In 2007 is de Regeling Baten-Lastendiensten aangepast. In 2008 worden daarom afspraken gemaakt over hoe vanaf heden met deze kortlopende vorderingen wordt omgegaan.

Outputsturing ProRail en NS

In 2007 werd na overleg met ProRail en NS besloten om per 1 januari 2008 over te gaan op outputsturing. Middels een audit bij zowel ProRail als NS werd aangetoond dat de professionalisering van de bedrijfsvoering bij beide organisaties in voldoende mate een basis vormt om over te gaan op outputsturing. Er zijn met ProRail en NS afspraken gemaakt over het vervolg van de migratie naar outputsturing.

Brede doeluitkering

Op de Brede Doel Uitkering (BDU) is vanaf 2006 de SISA wet- en regelgeving (Single Information Single Audit) van toepassing. De vaststelling van de bijdrage over 2006 is in 2007 derhalve gebaseerd op de accountantsverklaringen bij de jaarrekeningen van provincies en kaderwetgebieden. Op één kaderwetgebied na zijn alle bijdragen 2006 vastgesteld. Bij de vaststelling was VenW afhankelijk van de door het CBS aangeleverde gegevens. Het CBS heeft de plausibiliteit van deze gegevens vastgesteld. Omdat de door het CBS aan VenW aangeleverde gegevens niet door accountants waren gewaarmerkt, kon bij VenW niet vastgesteld worden dat deze gegevens overeenkomen met de gecontroleerde gegevens. Bij een globale beoordeling van deze gegevens bij VenW bleken enkele grote onjuistheden. Bij de vaststelling van de bestedingen en de reserves zijn deze onjuistheden hersteld. Overigens zijn niet alle jaarrekeningen door de provincies en kaderwetgebieden tijdig ingediend bij het CBS.

Interdepartementaal zijn reviews uitgevoerd op de accountantscontroles van onder meer de BDU. Inzake de BDU is hierbij naar voren gekomen dat niet vast te stellen was dat de controles op de bestedingen van met name het investeringsdeel bij de bijdrage op een juiste wijze zijn gecontroleerd. In de Wet en besluit BDU is opgenomen dat de Minister van VenW de uitkering ten nadele van de provincie onderscheidenlijk de plusregio kan wijzigen op grond van een aantal specifiek benoemde omstandigheden, waaronder tekortkomingen in verantwoordingen of accountantsverklaringen. Vooralsnog is besloten de vastgestelde bijdrage niet te wijzigen. Wel zal een verscherpt reviewbeleid plaatsvinden op de kwaliteit van de accountantscontroles.

Europese Aanbestedingsregels

Het naleven van Europese aanbestedingsregelgeving, zowel bij de aanbesteding als bij meerwerken groter dan 50 procent van het oorspronkelijke aanbestedingsbedrag, is in 2007 voldoende in de daaraan ten grondslag liggende werkprocessen verankerd. Dit beeld wordt bevestigd door de controleresultaten van de Departementale Auditdienst.

DEEL C. DE JAARREKENING

7. Verantwoordingsstaten

7.1 Departementale verantwoordingsstaat 2007 van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII)

Bedragen in EUR 1 000
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie1Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 TOTAAL 7 396 120116 128 7 727 575125 641 331 4559 228
           
 Beleidsartikelen         
31Integraal waterbeleid68 55274 82053859 91774 8741 330– 8 63554792
32Het bereiken van optimale veiligheid in of als gevolg van mobiliteit56 64662 7559 88046 55348 2573 906– 10 093– 14 498– 5 974
33Veiligheid gericht op de beheersing van veiligheidsrisico’s67 01967 96416 69553 50556 368122– 13 514– 11 596– 16 573
34Betrouwbare netwerken en acceptabele reistijd realiseren222 960143 1432 37290 002144 3896 490– 132 9581 2464 118
35Mainports en logistiek68 74277 9795 34869 33068 73221 928588– 9 24716 580
36Bewaken, waarborgen en verbeteren van kwaliteit leefomgeving gegeven de toename van mobiliteit75 759105 40958 72879 80274 88655 0224 043– 30 523– 3 706
37Weer, klimaat, seismologie en ruimtevaart43 09947 68445445 37551 2192 0672 2763 5351 613
           
 Niet-beleidsartikelen         
39Bijdragen Infrastructuurfonds en BDU6 570 9356 580 929 6 877 8296 975 034285306 894394 105 
40Nominaal en onvoorzien1 0261 026    – 1 026– 1 026 
41Ondersteunen functioneren VenW227 071234 41122 113238 225233 81634 49111 154– 59512 378

1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds naar boven afgerond (EUR 1 000).

7.2 VERANTWOORDINGSSTATEN BATEN-LASTENDIENSTEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2007 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII)

Bedragen in EUR 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie1Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten-lastendienst KNMI   
Totale baten43 35747 5274 170
Totale lasten44 30547 7193 414
Saldo van baten en lasten– 948– 192756
    
Totale kapitaalontvangsten2 0001 691– 309
Totale kapitaaluitgaven3 7194 053334
Bedragen in EUR 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie1Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten-lastendienst RWS   
Totale baten1 927 1472 545 711618 564
Totale lasten1 927 1472 536 798609 651
Saldo van baten en lasten08 9138 913
    
Totale kapitaalontvangsten135 00060 878– 74 122
Totale kapitaaluitgaven237 346140 127– 97 219
Bedragen in EUR 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie1Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten-lastendienst IVW   
Totale baten90 80594 9754 170
Totale lasten90 805101 02010 215
Saldo van baten en lasten0– 6 045– 6 045
    
Totale kapitaalontvangsten1 8897 2535 364
Totale kapitaaluitgaven1 1307 6106 480

1 De bedragen zijn steeds naar boven afgerond (EUR 1 000)

7.3 Saldibalans per 31 december 2007 van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) en de bij die saldibalans behorende toelichting

Activa:  
Begrotingsuitgaven7 727 576 242,94
Liquide middelen380,00
Intra-comptabele vorderingen3 489 793,58
Extra-comptabele vorderingen22 386 538,72
Deelnemingen155 646,61
Leningen u/g6 645 157,48
Voorschotten3 861 538 972,18
Tegenrekening leningen o/g42 377 276,17
Tegenrekening openstaande verplichtingen2 428 788 293,74
Tegenrekening garantieverplichtingen1 412 000 000,00
Totaal-activa15 504 958 301,42
   
Passiva:  
Begrotingsontvangsten125 642 422,58
Rekening-courant RHB6 790 346 106,22
Intra-comptabele schulden31 536 542,69
Leningen o/g42 377 276,17
Openstaande verplichtingen2 428 788 293,74
Openstaande garantieverplichtingen1 412 000 000,00
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen22 386 538,72
Tegenrekening deelnemingen155 646,61
Tegenrekening leningen u/g6 645 157,48
Tegenrekening voorschotten3 861 538 972,18
Sluitrekening met Infrastructuurfonds783 541 345,03
Totaal-passiva15 504 958 301,42

7.3.1 Inleiding

Samenstelling

Als een minister meer dan één begroting beheert, in dit geval Verkeer en Waterstaat (XII) en het Infrastructuurfonds, wordt per begroting een saldibalans opgesteld. Daarom zijn twee overzichten opgesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van de in de begrotingsadministratie van het SAP vastgelegde gegevensstructuur, waarin voor iedere begroting afzonderlijk een hoofdstuknummer is opgenomen. Posten die niet zonder meer toewijsbaar zijn aan een bepaalde begroting, zijn opgenomen in de saldibalans van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII).

Daarmee is de saldibalans volgens het gestelde in de RDB samengesteld.

Uitzonderingen daarop zijn de leningen en de openstaande garantieverplichtingen.

Hoewel deze een onderdeel vormen van de extra-comptabele vorderingen en schulden, respectievelijk de openstaande verplichtingen, zijn deze omwille van de inzichtelijkheid, afzonderlijk gepresenteerd.

7.3.2 Activa

7.3.2.1 Begrotingsuitgaven € 7 727 576 242,94

Grondslag

De begrotingsuitgaven van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) sluiten aan op de Rekening. Ze zijn artikelsgewijs verdeeld in kolom 2 (realisatie) van de Rekening van het ministerie welke Rekening als verantwoordingsstaat bij de financiële verantwoording behoort.

7.3.2.2 Liquide middelen € 380,00

Grondslag

De rekening liquide middelen is samengesteld uit de kassaldi van de kasbeheerders en de aan de kasvoorschothouders verstrekte gelden.

7.3.2.3 Intra-comptabele vorderingen € 3 489 793,58

De cijfers

Tabel 1 geeft een nadere detaillering in aantallen en openstaande bedragen per 31 december 2007 verdeelt naar ouderdom. Daarnaast is een meerjarig perspectief gegeven door de jaren 2005 en 2006 te vermelden.

Tabel 1: Intra-comptabele vorderingen (bedragen x € 1 000)
Openstaand200720062005
 aantalbedragaantalbedragaantalbedrag
posten ≤ 1 jaar1003 42812520 1941654 766
posten > 1 jaar50621011720506
Totaal1503 49013520 3111855 272

Toelichting

Alle intra-comptabele vorderingen zijn als direct opeisbaar beschouwd.

7.3.2.4 Extra-comptabele vorderingen € 22 386 538,72

De cijfers

De openstaande aantallen en totaalbedragen van de extra-comptabele vorderingen zijn in tabel 2 gespecificeerd. Daarnaast is een meerjarig perspectief gegeven door de jaren 2005 en 2006 te vermelden.

Tabel 2: Extra-comptabele vorderingen (bedragen x € 1 000)
Openstaand200720062005
 aantalbedragaantalbedragaantalbedrag
posten ≤ 1 jaar704 2472 2657 5274 30028 720
posten > 1 jaar57518 1402 60521 4421 5506 211
Totaal64522 3874 87028 9695 85034 931

Toelichting

De extra-comptabele vorderingen zijn grotendeels direct opeisbaar. Daar waar sprake is van dubieuze vorderingen of op termijn opeisbare vorderingen, is dat expliciet vermeld.

De afname van het aantal vorderingen ten opzichte van 2006 komt omdat de vorderingen van het agentschap IVW niet meer in deze saldibalans zijn opgenomen.

Een direct opeisbare vordering (circa € 3 mln.) heeft betrekking op de regeling Investeringspremie Zeescheepvaart (IPZ), omdat destijds niet meer werd voldaan aan de gestelde voorwaarden. In een gerechtelijke procedure is in 2004 vonnis gewezen ten gunste van VenW waarna de debiteur in hoger beroep is gegaan. Het Hof heeft, met behulp van een gewezen tussenarrest, nader onderzoek verlangd.

Daarnaast wordt de omvang van het aantal vorderingen mede bepaald doordat bij het directoraat-generaal Rijkswaterstaat ruim 500 vorderingen van geringe omvang uitstaan met een gezamenlijk bedrag van ruim € 15 mln., welke voornamelijk betrekking hebben op het Progis-project. Noemenswaardig is een tweetal vorderingen in dat kader. Een op Bouwcombinatie dB-2000 V.O.F. (circa € 11 mln.) en één op BAM-Wilma (circa € 4 mln.) door onenigheid.

7.3.2.5 Deelnemingen € 155 646,61

Grondslag

De verworven aandelen door de Staat der Nederlanden in privaatrechtelijke ondernemingen en nationale instellingen zijn, conform de RDB, tegen de oorspronkelijke aankoopprijs extra-comptabel vastgelegd.

De cijfers

Tabel 3 geeft de deelnemingen weer per privaatrechtelijke onderneming of nationale instelling.

Tabel 3: Deelnemingen (x € 1 000)
NaamBedrag
N.V. Luchtvaartterreinen Texel156
Totaal156

Toelichting

Ten opzichte van de saldibalans over het jaar 2006 heeft zich geen wijziging voorgedaan.

7.3.2.6 Leningen u/g € 6 645 157,48

Grondslag

De door VenW verstrekte geldleningen (niet zijnde voorschotten) zijn afzonderlijk weergegeven. Deze leningen zijn, gezien het specifieke karakter, zowel op korte termijn opeisbare vorderingen, als op lange termijn opeisbare vorderingen beschouwd.

De cijfers

Tabel 4 geeft de openstaande bedragen van de verstrekte geldleningen per geldnemer weer.

Tabel 4: Leningen u/g (x € 1 000)
NaamBedrag
Luchtverkeersleiding Nederland6 645
Totaal6 645

Toelichting

Bij de verzelfstandiging per 1 januari 1993 van de directie Luchtverkeersbeveiliging, vanaf 2000 LVNL geheten, is onder meer afgesproken, dat het saldo van de over te dragen activa en passiva wordt gefinancierd door een door de Staat der Nederlanden aan de LVNL te verstrekken lening. Deze lening was opgebouwd uit drie onderdelen. Echter met het oog op een maximale kostenbesparing voor de LVNL is in 1998 overgegaan tot een vervroegde aflossing van twee van de drie onderdelen.

Nu resteert nog slechts het derde onderdeel met een bedrag van circa € 7 mln.

Dit onderdeel is niet rentedragend, niet aflosbaar en direct opeisbaar bij een voorgenomen opheffing, overname of fusie van de LVNL.

7.3.2.7 Voorschotten € 3 861 538 972,18

Grondslag

De voorschotten betreffen betalingen waarvan nog niet is vastgesteld dat aan alle relevante voorwaarden is voldaan en gaat met name om subsidies en bijdragen.

De cijfers

Tabel 5 geeft inzage in de aantallen en totaalbedragen van de openstaande voorschotten die in het dienstjaar 2007 en in voorgaande jaren zijn verstrekt en verdeelt in posten die korter dan een jaar openstaan en posten die langer dan een jaar openstaan.

Tabel 5: Voorschotten (bedragen x € 1 000)
Openstaand200720062005
 aantalbedragaantalbedragaantalbedrag
posten ≤ 1 jaar4753 101 709290142 3931702 487 563
posten > 1 jaar285759 8301652 980 903130213 654
Totaal7603 861 5394553 123 2963002 701 217

Tabel 6 verstrekt informatie over de in 2007 afgerekende voorschotten.

Tabel 6: Afgerekende voorschotten (x € 1 000)
Stand per 1 januari 20073 123 296
In 2007 vastgelegde voorschotten2 997 236
 6 120 532
  
In 2007 afgerekende voorschotten– 2 258 993
Openstaand per 31 december 20073 861 539

Toelichting

Op grond van de Wet Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer, die als doel heeft om op decentraal niveau maatwerk oplossingen mogelijk te maken voor verkeer- en vervoervraagstukken, zijn tot en met 2007 voorschotten verstrekt.

In totaal is ruim € 3 219 mln. verstrekt aan de provincies (€ 1 236 mln.), Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) (€ 899 mln.), de stadsregio Rotterdam (€ 364 mln.), het Bestuur regio Utrecht (€ 239 mln.), het Stadsgewest Haaglanden (€ 225 mln.), het samenwerkingsverband KAN (€ 92 mln.), de regio Twente (€ 88 mln.) en de regio Eindhoven (€ 76 mln.). Afwikkeling vindt vermoedelijk in 2008 plaats nadat de goedkeurende accountantsverklaringen zijn ontvangen.

In het kader van de verbetering en bereikbaarheid van de personenvervoermarkt zijn met de inwerkingtreding van de vervoerconcessies, subsidiebeschikkingen verleend aan de Nederlandse Spoorwegen en Syntus B.V. om niet rendabele treindiensten te exploiteren. Vanaf 2005 is voor een totaalbedrag van ruim € 240 mln. aan voorschotten verstrekt waarvan de afwikkeling in de komende jaren tot en met 2012 wordt verwacht.

Aan het NLR zijn in de jaren 2006 en 2007 voorschotten verstrekt die in een tweetal groepen zijn onder te verdelen. Ten eerste als bijdrage in het exploitatietekort, samenhangende met het eigen basisonderzoek, en een bijdrage in de exploitatielasten van de DNW van ruim € 40 mln. Ten tweede bijdragen in de investeringen, in de uitbreiding en verbetering, van onderzoeksfaciliteiten van circa € 6 mln.

Naar verwachting vindt de afwikkeling in 2008 plaats.

Daarnaast zijn vanaf 2004 voorschotten verstrekt aan de NLR met een gezamenlijk bedrag van circa € 9 mln. omdat is bijgedragen aan de financiering van een sociaalplan. Afrekening vindt plaats nadat het sociaalplan is voltooid.

Om een goede bereikbaarheid binnen de economische kerngebieden te realiseren, de bereikbaarheid van deur tot deur te verbeteren en te zorgen dat bedrijven en burgers in staat zijn zelf in hun mobiliteitsbehoefte te voorzien is voor ruim € 60 mln. aan voorschotten verstrekt. Zoals aan de stadsregio Rotterdam (€ 15 mln.), het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) (ruim € 12 mln.), de TU Delft (ruim € 4 mln.) voor het project Superbus, de provincie Zuid-Holland (ruim € 3 mln.), de provincie Noord-Holland (circa € 3 mln.), de gemeente Amsterdam (€ 2 mln.) voor het taxiconvenant en tot slot aan ProRail (ruim € 2 mln.) voor het onderhoud aan de Sun-lijn.

Vanaf 2002 is een gezamenlijk bedrag van € 40 mln. verstrekt aan de luchthaven Maastricht Aachen Airport (€ 38 mln.) voor het afkopen van de jaarlijkse bijdrage in de tekorten in de exploitatiebegroting, die in 2015 worden afgerekend, en in drie tranches een investeringssubsidie, welke in 2008 worden afgewikkeld, alsmede (ruim € 2 mln.) voor het verleggen van baandrempels. Daarnaast zijn voorschotten verstrekt aan Groningen Airport Eelde (circa € 29 mln.), luchthaven Welschap (€ 4 mln.) en Enschede Airport Twente (€ 2 mln.). Indien de voorschotten niet binnen vijf jaar worden aangewend voor de realisatie van een baanrenovatie en een afwateringssysteem wordt dit terugbetaald. De afwikkeling vindt vermoedelijk in 2008 plaats.

In het kader van de reductie van verkeersslachtoffers is ter verbetering van de verkeersveiligheid een gezamenlijk bedrag van circa € 38 mln. verstrekt aan onder andere de RDW (circa € 15 mln.), het CBR (circa € 12 mln.), 3VO (circa € 5 mln.) en de SWOV (€ 4 mln.).

Voor diverse wachtgelduitkeringen zijn aan de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO) en aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) in 2006 en 2007 voor ruim € 34 mln. aan voorschotten verstrekt. Deze worden, eerst nadat de goedkeurende accountantsverklaringen zijn ontvangen, vermoedelijk in 2008 of 2009 afgewikkeld.

In het kader van het waterbeheer zijn vanaf 2005 voorschotten verstrekt aan de stichting Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving (CUR) voor het project Leven met Water (€ 16 mln.) en aan het agentschap EVD voor het programma Partners voor Water (€ 12 mln.). Afrekening wordt in 2010 verwacht.

Daarnaast is in 2006 en 2007 voor een totaalbedrag van € 3 mln. een bijdrage verstrekt aan de Unie van Waterschappen voor de compensatieregeling en om een goede ecologische en chemische kwaliteit te bereiken in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en Noordzee zijn onder andere aan diverse gemeenten voorschotten verstrekt voor een gezamenlijk bedrag van € 3 mln.

Voor het programma Transumo, transitie naar duurzame mobiliteit, is aan de gelijknamige stichting een voorschot verstrekt (€ 15 mln.) voor duurzame systeeminnovatie. Deze wordt naar verwachting in 2010 afgewikkeld.

Voor logistiek efficiënt spoorvervoer, door het afstemmen van standaarden op internationaal niveau, zijn voorschotten (circa € 14 mln.) verstrekt. Daarvan is ruim € 12 mln. verstrekt aan SenterNovem welke voorschotten in 2008 worden afgewikkeld.

Om de CO2 uitstoot te beperken zijn voor diverse programma’s, zoals Het Nieuwe Rijden, het programma Energiebesparing in Transport (EBIT) en het CO2-reductieplan, voorschotten verstrekt voor ruim € 11 mln., onder andere aan SenterNovem (circa € 9 mln.). Ook is aan diverse openbare lichamen voor ruim € 7 mln. aan voorschotten verstrekt voor het programma Stil, Schoon en Zuinig (SSZ) en roetfilters voor bussen.

In de jaren 2004 tot en met 2007 zijn voor het programma Gebruikersondersteuning (GO-2) voorschotten verstrekt aan het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR) (circa € 7 mln.) en aan het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) (circa € 6 mln.). Dit met als doel om het onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe toepassingen van de aardobservatie van satellietgegevens te ondersteunen. Afwikkeling vindt uiterlijk in 2009 plaats.

Aan het Koninklijk Huis is een voorschot verstrekt (circa € 6 mln.) voor functionele kosten dat, na ontvangst van een goedkeurende accountantsverklaring, in 2008 wordt afgewikkeld.

In het kader van de regeling HIP zijn in de jaren 2000 tot en met 2006 gelden uitgekeerd om de ontwikkeling en uitvoering van havenprojecten te bespoedigen.

Momenteel staat nog voor circa € 2 mln. aan voorschotten open. De afwikkeling vindt plaats na beëindiging van de projecten naar verwachting in 2009.

Ook zijn sinds 2005 diverse voorschotten verstrekt voor een gezamenlijk bedrag van circa € 4 mln. voor bereikbaarheidsbevorderende en mobiliteitsgeleidende maatregelen aan het ECPD voor de aanleg van een propyleennetwerk, aan het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) en aan Nederland Maritiem Land (NML). De verwachting bestaat dat deze voorschotten uiterlijk in 2008 worden afgewikkeld.

Ook is een overeenkomst gesloten met de International Bank for Reconstruction and Development en de International Development Association concerning the Transport and Infrastructure Trust Fund. Dit met als doel om laatstgenoemde te financieren met een subsidie (circa € 2 mln.) welke naar verwachting in 2008 wordt afgewikkeld.

Als gevolg van activiteiten op het gebied van beleidsvoorbereiding en -evaluatie ten aanzien van de droge infrastructuur, waaronder verkeersbeleid, zijn aan het WL/Delft Hydraulics (ruim € 5 mln.) en GeoDelft (ruim € 4 mln.) voorschotten verstrekt.

Tot slot zijn aan de Stichting Mainport en Groen voorschotten verstrekt voor een gezamenlijk bedrag van ruim € 5 mln. vanwege de groenvoorziening van Schiphol.

7.3.2.8 Tegenrekeningen € 3 883 165 569,91

Grondslag

Voor de extra-comptabele rekeningen aan de passiva-zijde worden uit het oogpunt van het evenwichtsverband verscheidene tegenrekeningen gebruikt.

Deze tegenrekeningen hoeven geen nadere toelichting.

7.3.3 Passiva

7.3.3.1 Begrotingsontvangsten € 125 642 422,58

De begrotingsontvangsten van het ministerie sluiten aan op de Rekening. Deze zijn artikelsgewijs verdeeld in kolom 2 (realisatie) van de Rekening van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII), welke Rekening als verantwoordingsstaat bij de financiële verantwoording behoort.

7.3.3.2 Rekening-courantverhouding RHB € 6 790 346 106,22

Grondslag

Deze rekening geeft de vordering-/schuldverhouding weer tussen het ministerie van Financiën en VenW.

Dit saldo is gelijk aan de saldobevestiging per 31 december 2007, welke via een brief van het ministerie van Financiën, d.d. 1 februari 2008, kenmerk BZ 2008-00053 M, aan dit ministerie kenbaar is gemaakt.

7.3.3.3 Intra-comptabele schulden € 31 536 542,69

De cijfers

De bij het ministerie voorkomende intra-comptabele schulden zijn in tabel 7 weergegeven. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de ouderdom en de totaalbedragen van de openstaande intra-comptabele schulden per 31 december 2007.

Tabel 7: Intra-comptabele schulden (bedragen x € 1 000)
Openstaand200720062005
 aantalbedragaantalbedragaantalbedrag
posten ≤ 1 jaar14031 40910047 78626039 020
posten > 1 jaar101281081403 115
Totaal15031 53711047 86730042 135

Toelichting

Indien niet expliciet vermeldt, zijn de intra-comptabele schulden als op korte termijn opeisbare schulden beschouwd.

Noemenswaardige bedragen zijn de ingehouden loonheffing op de salarissen en het werknemersdeel pensioenpremie over de maand december 2007. Deze bedragen, respectievelijk circa € 19 mln. en circa € 10 mln., zijn in januari 2008 aan de Belastingdienst en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds afgedragen.

7.3.3.4 Leningen o/g € 42 377 276,17

Grondslag

Zoals reeds vermeld bij de leningen u/g zijn ook de door VenW opgenomen geldleningen afzonderlijk als extra-comptabele schuld weergegeven.

De cijfers

Tabel 8 geeft de openstaande schulden per geldgever weer.

Tabel 8: Leningen o/g (x € 1 000)
NaamBedrag
Stichting Geluidsisolatie Schiphol (SGIS)39 654
N.V. Luchthaven Schiphol2 723
Totaal42 377

Toelichting

Deze leningen zijn gezien hun specifieke karakter zowel als op korte termijn opeisbare schulden als op lange termijn opeisbare schulden aangemerkt.

Zij hebben betrekking op de voorfinanciering van isolatiekosten Schiphol door de SGIS en de te betalen rente. De lening aan de SGIS wordt afgelost uit de nog door het ministerie te ontvangen heffingen van luchtvaartmaatschappijen.

Beide leningen zullen naar verwachting in 2012 geheel zijn afgelost.

7.3.3.5 Openstaande verplichtingen € 2 428 788 293,74

Grondslag

Het saldo openstaande verplichtingen per 31 december 2007 is opgebouwd uit de in het dienstjaar 2007 aangegane verplichtingen, en de in voorgaande jaren aangegane en nu nog lopende verplichtingen, welke niet tot een kaseffect in het dienstjaar 2007 hebben geleid.

De cijfers

Tabel 9 geeft de samenstelling van de openstaande betalingsverplichtingen binnen en buiten begrotingsverband weer.

Tabel 9: Openstaande verplichtingen (x € 1 000)
Stand per 1 januari 20072 637 889
Aangegaan in 20077 518 475
 10 156 364
  
Tot betaling gekomen in 2007– 7 727 576
Openstaand per 31 december 20072 428 788

7.3.3.6 Openstaande garantieverplichtingen € 1 412 000 000,00

Grondslag

In situaties waarbij geen bijdrage wordt verleend voor ondersteuning van op zichzelf wel wenselijk geachte activiteiten, verleent het ministerie garanties aan instellingen of particulieren. Met deze staatsgarantie achter zich, zijn deze in staat leningen af te sluiten en kunnen bepaalde zaken worden gefinancierd.

Toelichting

Een wijziging ten opzichte van de saldibalans 2006 is vermeldenswaardig.

De looptijd van de garantie verstrekt aan de N.V. Luchthaven Schiphol voor de dekking van het terrorismerisico in de brandverzekering is met twee jaar verlengd tot 17 april 2009 (12.00 uur). Daarbij wordt de ondergrens halfjaarlijks met € 50 mln. aangepast.

Dit had tot gevolg dat op 17 oktober 2007 de ondergrens is verhoogd tot € 1,1 mld., waardoor het risico is teruggebracht tot € 1,4 mld.

De cijfers

Tabel 10 geeft de samenstelling van het uiteindelijke risico weer, op grond van de uitstaande garantieverplichtingen per 31 december 2007.

Tabel 10: Garantieverplichtingen (x € 1 000)
Stand per 1 januari 20071 512 000
Nieuw verstrekt in 20070
 1 512 000
  
Afname van het risico in 2007– 100 000
Openstaand per 31 december 20071 412 000

7.3.3.7 Tegenrekeningen € 3 890 726 314,99

Grondslag

Voor extra-comptabele rekeningen aan de activa-zijde worden uit het oogpunt van het evenwichtsverband verscheidene tegenrekeningen gebruikt, zoals de tegenrekeningen extra-comptabele vorderingen, deelnemingen, leningen u/g en voorschotten. Deze tegenrekeningen hoeven geen nadere toelichting.

7.3.3.8 Sluitrekening met Infrastructuurfonds € 783 541 345,03

Grondslag

Deze rekening dient als sluitrekening met de saldibalans, behorend tot de begroting van het Infrastructuurfonds, omdat voor dit fonds géén gescheiden administratie wordt gevoerd.

7.4 De balansen per 31 december 2007 van de baten-lastendiensten van het ministerie van Verkeer en Waterstaat

KNMI

Balans per 31 december 2007 van het KNMI (bedragen x € 1 000)
 31-12-200731-12-2006
Activa  
Materiele activa  
* grond en gebouwen302222
* installaties en inventarissen3 2963 284
* overige activa2 8722 546
* in ontwikkeling174188
Onderhanden werk2 3862 629
Debiteuren3 6582 278
Transitorische activa1 265991
Liquide middelen3 4396 404
Totaal activa17 39218 542
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve1 8822 213
* verplichte reserve  
* onverdeeld resultaat– 164– 331
Egalisatierekening182272
Leningen bij het MvF2 4152 634
Voorzieningen3 1694 006
Vooruitontvangen projecten3 0843 082
Crediteuren8850
Transitorische passiva5 9396 666
Totaal passiva17 39218 542
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007 (bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)(4)
 Oospronkelijk vastgestelde begroting 2007Realisatie 2007Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie 2006
Baten    
Opbrengst moederdepartement27 48028 30482433 908
Opbrengst overige departementen 295295 
Opbrengst derden15 73118 5782 84717 262
Rentebaten551024760
Buitengewone baten9197690
Exploitatiebijdrage    
Totaal baten43 35747 3764 01951 320
     
Lasten    
Apparaatskosten    
* personele kosten30 55833 3512 79331 764
* materiele kosten11 71612 08837212 673
Rentelasten13677– 59124
Afschrijvingskosten    
* materieel1 8951 738– 1571 757
* immaterieel    
Dotaties voorzieningen 283283248
Buitengewone lasten 335 085
Totaal lasten44 30547 5403 23551 651
     
Saldo van baten en lasten– 948– 164784– 331

Toelichting opmerkelijke verschillen exploitatie 2007 baten-lastendienst KNMI

In de Rijksbegroting over het verslagjaar was een negatief saldo van baten en lasten van € 0,948 mln. begroot. Het gerealiseerde resultaat is € 0,164 mln. negatief.

Door een gewijzigde indeling van kostensoorten is de Realisatie 2006 en de Begroting 2007 aangepast. De reis- en verblijfkosten (Begroot € 0,7 mln., Realisatie 2006 € 0,746 mln.), de arbokosten (Begroot € 0,13 mln., Realisatie 2006 € 0,114 mln.) en de kosten van uitbesteding (Begroot € 1,428 mln., Realisatie 2006 € 1,812 mln.) zijn verschoven van de materiële kosten naar de personeelskosten.

Hieronder worden de belangrijkste zaken vermeld, die van invloed zijn geweest op het gerealiseerde resultaat:

Opbrengst moederdepartement

– De opbrengsten van het moederdepartement zijn hoger door de ontvangen loon- en prijsbijstelling en de vergoeding voor de invoering van SAP Plateau 2.

Opbrengst derden

– In 2007 is de eerder besloten werkwijze bij het bepalen van de projectopbrengsten volledig doorgevoerd. Hiermee is in één exercitie de stand van zaken per project meerjarig en eenduidig bepaald. Indien dit wordt toegepast op de projectgegevens per 31 december 2006 dan leidt dit tot een verbetering van het resultaat met ruim € 0,8 mln. In het verlengde hiervan heeft er in 2007 een inhaalslag plaatsgevonden met het afsluiten van externe subsidieprojecten. Ook hiermee is het resultaat positief beïnvloed. Met name de EU en EUMETSAT projecten hebben hier een grote bijdrage aan geleverd. Zo zijn de projecten OSI SAF en Sciamachy Validatie in 2007 afgesloten met een ruim batig saldo.

– Voor de opbrengsten uit de luchtvaartmeteorologische dienstverlening is de realisatie voor 2007 ca. € 0,4 mln. onder de begroting uitgekomen. Dit wordt vooral veroorzaakt door lagere projectkosten.

Personele lasten

– De personeelskosten zijn gestegen door de salarisstijging van circa 3,7% (€ 1 mln.), meer projectmedewerkers gefinancierd door subsidies (€ 0,4 mln.), uitbesteding (€ 0,6 mln.) en inhuur (€ 1,5 mln.). Aan de andere kant is door het vrij grote aantal vacatures een besparing gerealiseerd op salariskosten waardoor deze per saldo slechts € 0,7 mln. hoger zijn dan begroot.

– De kosten van uitbesteding bij de subsidieprojecten zijn € 0,8 mln. hoger dan begroot, de overige uitbestedingskosten zijn € 0,2 lager dan begroot.

Materiele lasten

– De materiele kosten van de subsidieprojecten zijn circa € 0,4 mln. hoger dan begroot.

Dotaties voorzieningen

– De dotatie voorziening betreft kosten ten gevolge van het aanpassen van de voorziening FPU+ aan de Rijksarbeidsvoorwaarden per 1 januari 2007 voor de periode 2007–2010 (€ 0,28 mln.).

Het Eigen Vermogen ultimo 2007 komt uit op € 1,7 mln. Dit is 3,5% van de omzet van de afgelopen 3 jaar.

Kasstroomoverzicht van het KNMI (bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)(4)
 Oospronkelijk vastgestelde begroting 2007Realisatie 2007Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie 2006
1. Rekening courant RHB 1 januari 20074 2026 4012 1997 776
     
2. Totaal operationele kasstroom330– 600– 9304 132
     
3a. -/- totaal investeringen– 2 000– 2 334– 334– 4 159
3b. +/+ totaal desinvesteringen 191191199
3. Totaal investeringskasstroom– 2 000– 2 143– 143– 3 960
     
4a. -/- eenmalige uitkeringen aan moederdept.    
4b. +/+ eenmalige storting door het moederdept.    
4c. -/- aflossingen op leningen– 1 719– 1 719 – 1 547
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit2 0001 500– 500 
4. Totaal financieringskasstroom281– 219– 500– 1 547
     
5. Rekening counrant RHB 31 december (=1+2+3+4)2 8133 4396266 401
  (maximale roodstand € 0,5 mln.)    

Rijkswaterstaat

Balans per 31 december 2007 van de RWS (bedragen in x € 1 000)
  31-12-2007 31-12-2006
Activa    
Immateriële activa 4 191 2 086
Materiële activa 267 087 261 102
* grond en gebouwen114 170 99 681 
* installaties en inventarissen13 105 13 979 
* overige materiële vaste activa139 812 147 442 
Voorraden    
Onderhanden werk 11 990 530 15 652 263
Debiteuren 25 354 17 790
Overige vorderingen en overlopende activa 281 326 321 260
Reeds uitgevoerde werkzaamheden 70 462 
Liquide middelen 31 492 201 295
Totaal activa 12 670 442 16 455 796
     
Passiva    
Eigen Vermogen 50 170 41 257
* exploitatiereserve41 152 249 
* verplichte reserves105 75 
* onverdeeld resultaat8 913 40 933 
Langlopend vreemd vermogen 200 007 213 919
Voorzieningen 115 618 127 825
Op te leveren projecten 11 990 530 15 652 263
Crediteuren 56 350 215 411
Overige schulden en overlopende activa 257 767 131 142
Nog uit te voeren werkzaamheden  73 979
Totaal passiva 12 670 442 16 455 796

Toelichting balans

Activa

Immateriële vaste activa

De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd op het bedrag van de bij derden bestede kosten, verminderd met de cumulatieve lineaire afschrijvingen. De toename van de immateriele vaste activa wordt veroorzaakt door investeringen in softwarelicenties.

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd op aanschafwaarde, verminderd met de cumulatieve lineaire afschrijvingen. De toename van de materiele vaste activa wordt met name veroorzaakt door de stijging van de post gronden en gebouwen – onder andere als gevolg van de oplevering van Westraven – en een toename van de post voer- en vaartuigen. Hier staan een daling van de investeringen in hardware tegenover en een afname van de post voer- en vaartuigen in aanbouw door oplevering (en vervolgens overdracht aan het Ministerie van Defensie om niet) van kustwachtvliegtuigen.

Onderhanden werk

Onder de post Onderhanden werk is het cumulatief van de directe productie-uitgaven op lopende MIT/SNIP-projecten tot en met de balansdatum opgenomen. Hier tegenover staat aan de passivazijde de post «op te leveren projecten». Deze post neemt met name af door de oplevering van de Betuweroute in 2007.

Debiteuren

De waardering van de post debiteuren vindt plaats tegen nominale (factuur)waarde of lagere waarde als gevolg van mogelijke oninbaarheid. De debiteuren ouder dan 2 jaar zijn 100% voorzien tenzij aannemelijk is gemaakt dat een lagere voorziening volstaat. Overige debiteuren worden afhankelijk van hun ouderdom procentueel voorzien.

Overige vorderingen en overlopende activa

De post overige vorderingen en overlopende activa bestaat voor het grootste deel uit de (ongewijzigde) vordering op het moederdepartement.

Reeds uitgevoerde werkzaamheden

In 2007 is veel inspanning verricht om het achterstallig onderhoud weg te werken. Hierdoor is meer onderhoud gepleegd dan hiervoor aan bijdrage ontvangen was. De kosten die de in 2007 ontvangen agentschapbijdrage en opbrengsten van derden voor beheer en onderhoud overstijgen, zijn als reeds uitgevoerde werkzaamheden op de balans geactiveerd.

Liquide middelen

De afname van de post liquide middelen is met name het gevolg van de afname van de kortlopende passiva en de toename van de post reeds uitgevoerde werkzaamheden waar geen ontvangsten tegenover staan in 2007.

Passiva

Eigen Vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit een verplichte reserve, een exploitatiereserve en een nog onverdeeld resultaat. De verplichte reserve betreft de geactiveerde in eigen beheer ontwikkelde software. In 2007 heeft het agentschap RWS een positief resultaat gerealiseerd van € 8.9 miljoen. Voorgesteld wordt het resultaat toe te voegen aan de exploitatiereserve. Het eigen vermogen blijft hiermee ruimschoots binnen het maximum van 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar.

Voorzieningen

De voorzieningen bestaan uit een voorziening materieel (€ 114 mln) en een voorziening personeel (€ 1.3 mln).

Langlopend vreemd vermogen

De langlopende lening betreft een lening bij het Ministerie van Financiën in het kader van de leenfaciliteit.

Crediteuren

In 2007 heeft Rijkswaterstaat veel inspanning verricht om het crediteurenproces beter te laten verlopen. Het resultaat hiervan is dat de betalingstermijnen aanzienlijk zijn verkort als gevolg waarvan het crediteurensaldo fors is afgenomen ten opzichte van vorig jaar.

Overige schulden en overlopende passiva

De stijging van de post vooruitontvangen en nog te betalen bedragen is voornamelijk veroorzaakt door een toename van het aantal nog te ontvangen facturen (w.o. Westraven).

Doelmatigheid

Voor het agentschap Rijkswaterstaat is een tweetal doelmatigheidsindicatoren opgenomen. Deze zijn weliswaar niet in de begroting opgenomen, maar geven wel een beeld van de doelmatigheid van het agentschap Rijkswaterstaat in 2007.

• Omzet per fte

• Percentage overhead

DoelmatigheidsindicatorenRealisatie 2006Realisatie 2007
Omzet per fte (mln)385428
Percentage overhead20%19,1%

Omzet per fte

De omzet wordt gedefinieerd als de in 2007 gerealiseerde omzet van Rijkswaterstaat op aanlegprojecten op de begrotingsartikelen 11, 12, 15 en 16 van het Infrastructuurfonds (GVKA-uitgaven) en de gerealiseerde BLS-opbrengsten voor de levering van de producten van Rijkswaterstaat. Het aantal fte’s betreft de gemiddelde bezetting binnen Rijkswaterstaat over 2007.

Percentage overhead

Het percentage overhead wordt berekend door de bezetting van de overhead in fte’s per 31 december 2007 te delen door de totale bezetting in fte’s per 31 december 2007.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007 (bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement1 841 0322 419 698578 666
Opbrengst overige departementen6 2516 251
Opbrengst derden80 31570 109– 10 206
Rentebaten8003 1682 368
Bijzondere baten5 00046 48641 486
Exploitatiebijdrage
    
Totaal baten1 927 1472 545 711618 564
    
Lasten  
Apparaatskosten   
* personele kosten729 000768 14139 141
* materiële kosten252 351286 72434 373
Onderhoud830 0791 385 291555 212
Rentelasten10 8219 0981 723-
Afschrijvingskosten   
* materieel100 81048 424– 52 386
* immaterieel1 5361 737201
Dotaties voorzieningen2 5504 7832 233
Bijzondere lasten32 60132 601
Totaal lasten1 927 1472 536 798609 651
    
Saldo van baten en lasten8 9138 913

Toelichting verantwoordingsstaat

Baten

Opbrengst Verkeer en Waterstaat

De opbrengst moederdepartement betreft de omzet uit hoofde van activiteiten (en de daarmee samenhangende producten) die Rijkswaterstaat verricht voor het moederdepartement. De opbrengst moederdepartement is een vergoeding voor:

• het beheer en onderhoud van de infrastructuur;

• de apparaatskosten (personeel en materieel) van Rijkswaterstaat die verband houden met de aanleg en onderhoud van infrastructuur;

• capaciteit de Rijkswaterstaat levert in het kader van de kennis- en adviestaken.

De toename van de opbrengsten van het moederdepartement ten opzichte van de begroting worden in belangrijke mate veroorzaakt door de toevoeging van middelen ten behoeve van de intensiveringen van het Beheer en Onderhoud op de netwerken en de overdracht van drie veerverbindingen over het Noordzeekanaal aan de gemeente Amsterdam.

Opbrengsten overige departementen

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen uit hoofde van activiteiten die voor die andere ministeries zijn uitgevoerd. In 2007 betreft het een opbrengst van SenterNovem (EZ).

Opbrengsten derden

De lagere opbrengsten derden zijn onder andere veroorzaakt door lagere opbrengsten uit hoofde van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater en opbrengsten uit schaderijdingen en schadevaren.

Bijzondere baten

De bijzondere baten zijn hoger dan begroot. De oorzaak is dat naast boekwinsten op vaste activa ook vrijval van reserveringen (te betalen vakantiedagen, reservering overwerk) en vrijval in de voorzieningen (w.o. onderhoud gebouwen en vaartuigen) heeft plaatsgevonden.

Lasten

Personele lasten

De personele lasten zijn per saldo hoger dan begroot. Enerzijds is er sprake van lagere eigen personeelskosten door een hoge uitstroom van medewerkers en werving- ondanks intensieve wervingsacties- op de huidige arbeidsmarkt moeizaam is gebleken.

Anderzijds zijn de kosten voor inhuur fors hoger dan begroot door onder meer het geschetste capaciteitstekort op te vangen met tijdelijk personeel.

Onderhoud

De hogere kosten op onderhoud zijn met name het gevolg van de intensivering van het beheer en onderhoud om het achterstallig onderhoud in te lopen en de gerealiseerde afkoop van de Veren Noordzeekanaal.

Rentelasten

De lagere rentelasten zijn onder andere het gevolg van het opvragen van minder leningen dan begroot.

Afschrijvingskosten

Als gevolg van lagere investeringen dan begroot, zijn ook de afschrijvingen lager. Daarnaast is de afschrijving (ineens) van de vliegtuigen kustwacht (ivm overdracht aan Defensie) verantwoord onder de post bijzondere lasten.

Dotaties voorzieningen

De dotatie aan de voorzieningen hangt geheel samen met de statische toevoeging in verband met dubieuze debiteuren. Deze toevoeging wordt bepaald op basis van ouderdom.

De dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren is toegelicht bij de debiteuren. De dotaties aan de voorzieningen groot onderhoud hebben betrekking op de gemiddelde jaarlast regulier groot onderhoud aan gebouwen en vaartuigen.

Bijzondere lasten

Dit betreft kosten die niet uit de reguliere bedrijfsuitoefening voortvloeien (zoals boekverliezen op activa).

Bijzondere lasten

De post bijzondere lasten bestaat in belangrijke mate uit de afboeking van de vliegtuigen kustwacht vanwege de overdacht (om niet) aan het Ministerie van Defensie.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2007Bedragen in EUR1000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 200720 980201 288180 308
2. Totaal operationele kasstroom84 023– 90 555– 174 578
  Totaal investeringen (-/-)– 135 000– 83 59851 402
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)025 34925 349
3. Totaal investeringskasstroom– 135 000– 58 24976 751
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 102 346– 56 52945 817
  Beroep op leenfaciliteit (+)135 00035 529– 99 471
4. Totaal financieringskasstroom32 654– 21 000– 53 654
5. Rekening-courant RHB 31 december 2007 (=1+2+3+4)2 65731 48428 827

Toelichting Kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven gedurende 2007 uit de reguliere bedrijfsvoering. De negatieve kasstroom wordt met name veroorzaakt door de forse afname van de post crediteuren en de reeds uitgevoerde werkzaamheden BenO waartegenover nog geen ontvangsten staan.

Investeringskasstroom

Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. Deels door lagere investeringen dan begroot en hogere desinvesteringen is de investeringskasstroom lager.

Financieringskasstroom

Hieronder vallen alle geldstromen die te relateren zijn aan de financiering van het agentschap, te weten:

• Beroep op de leenfaciliteit;

• Aflossingen op leningen.

Door een lager beroep op de leenfaciliteit en minder aflossingen op leningen is de totale financieringskasstroom lager.

Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW)

Balans per 31 december 2007 van de Inspectie Verkeer en Waterstaat(bedragen x € 1 000)
 Balans tBalans t-1[1]
Activa  
Immateriële activa2 812247
Materiële activa2 6871 642
* grond en gebouwen
* installaties en inventarissen5226
* overige materiële vaste activa2 6351 616
Voorraden
Debiteuren3 9024 737
Nog te ontvangen9 07812 512
Liquide middelen5 553
Totaal activa24 03219 139
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve– 2 565 
* verplichte reserves2 812247
* onverdeeld resultaat– 6 044 
Leningen bij het MvF6 0091 889
Voorzieningen654799
Crediteuren7 1504 443
Nog te betalen16 01511 759
Totaal passiva24 03219 139

Onder immateriële vaste activa is voor 2 706 k€ zelfontwikkelde software in aanbouw opgenomen.

Voorwaarde voor de registratie onder (immateriële) vaste activa in aanbouw is, dat de betreffende activa nog niet in gebruik zijn genomen.

Deze post betreft het te activeren gedeelte van het Informatieplan. De (ontwikkel-)kosten die geactiveerd worden onder vaste activa in aanbouw dienen uiteindelijk te leiden tot activeerbare softwareproducten waarna de verschillende activa in aanbouw aan de immateriële activa kunnen worden toegevoegd. Vanaf het moment van ingebruikname wordt een aanvang genomen om een activum af te schrijven.

Staat van Baten en Lasten voor het jaar 2007Bedragen x € 1000
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement65 33472 4297 095
Opbrengst overige departementen000
Opbrengst derden25 47121 570– 3 901
Rentebaten0262262
Buitengewone baten0714714
Exploitatiebijdrage000
Totaal baten90 80594 9754 170
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten59 98075 24115 261
* materiële kosten29 99923 693– 6 306
Rentelasten6848– 20
Afschrijvingskosten   
* materieel613726113
* immaterieel145141– 4
Dotaties voorzieningen 9494
Buitengewone lasten 1 0771 077
Totaal lasten90 805101 02010 215

Baten

Opbrengst Moederdepartement (72 429 k€)

De opbrengst moederdepartement betreft de omzet uit hoofde van activiteiten die de Inspectie V&W verricht voor het moederdepartement. De opbrengst moederdepartement is een vergoeding voor de producten:

• Inspectie en handhaving;

• Kennis, advies en berichtgeving.

De opbrengst is in 2007 maandelijks direct als omzet verantwoord, conform de beoogde uitvoering van het Jaarplan.

De Inspectie heeft na het opstellen van de oorspronkelijke begroting meer taken van het moederdepartement opgedragen gekregen. Deze mutaties zijn in de suppletoire begrotingen van 2007 opgenomen.

Opbrengst derden (21 570 k€)

De opbrengsten derden zijn de aan de afnemers van de producten «toelating en continuering» (T&C) in rekening gebrachte tarieven. De opbrengst derden is achter gebleven bij de oorspronkelijk vastgestelde begroting als gevolg van een tegenvallende vraag uit de markt naar deze producten. De producten die hieraan de grootste bijdragen hebben geleverd zijn:

– digitale tachograafkaarten

– certificatie binnenvaart

– erkenningen

Rentebaten (262 k€)

De rentebaten betreffen de opbrengsten over het saldo op de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding.

Buitengewone baten (714 k€)

De post buitengewone baten betreft correcties op de openingsbalans als gevolg van de stelselwijziging om de werkelijk gerealiseerde omzet te verantwoorden.

Het betreft hier met name omzet welke volgens het realisatieprincipe in 2008 gerealiseerd is, maar waarvan de ontvangsten in voorgaande dienstjaren hebben plaatsgevonden. Bij normale bedrijfsvoering volgens een bestendige gedragslijn is hier geen sprake van.

Lasten

De Apparaatskosten betreffen de personele en materiële kosten in 2007.

Personele kosten (75 241 k€)

De personele kosten zijn 15,4 m€ hoger dan oorspronkelijk begroot. Dit verschil is te verklaren door de onderstaande vier componenten:

– De personele kosten zijn door extra opgedragen taken gestegen.

– De wijziging in rubricering als gevolg van de stelselwijziging heeft geleid tot een aanpassing van de personele kosten.

– Doordat niet alle geplande investeringen immateriële vaste activa geactiveerd konden worden, kwamen deze kosten direct ten laste van de kostensoort inhuur/uitbesteding en leidden daarmee tot hogere personeelslasten.

– De Inspectie heeft in 2007 extra ingehuurd.

De bezetting is 1% hoger dan de toegestane formatie (972 fte ten opzichte van 963 fte).

Materiële kosten (23 693 k€)

De materiële kosten zijn 6,5 m€ lager dan oorspronkelijk begroot. Dit verschil is te verklaren uit de volgende componenten:

– Een wijziging in rubricering als gevolg van de stelselwijziging heeft geleid tot een verlaging van de materiële kosten.

– Naar aanleiding van de tussentijdse rapportage is er een extra agentschapsbijdrage door het moederdepartement verleend.

– De kosten van de Shared-Service-Orgnaisatie zijn hoger uitgevallen dan begroot.

– De uitbestedingskosten en de bureau-, voorlichting-, en huisvestingskosten zijn lager uitgevallen.

Rentelasten (48 k€)

De rentelasten hebben betrekking op de initiële lening uit de openingsbalans.

Afschrijvingskosten (867 k€)

De afschrijvingslasten zijn hoger dan oorspronkelijk begroot. Dit verschil is te verklaren doordat in de oorspronkelijke begroting geen rekening is gehouden met nieuw aan te schaffen activa.

Dotaties voorzieningen (94 k€)

Deze post betreft de dotaties die gedaan zijn bij het vaststellen van de voorziening dubieuze debiteuren en bij de voorziening oud-wachtgelders.

Buitengewone lasten (1 077 k€)

De post buitengewone lasten betreft correcties op de openingsbalans als gevolg van de stelselwijziging om de werkelijk gerealiseerde omzet te verantwoorden. Het gaat hier om kosten betrekking hebben op 2007, maar waarmee geen rekening is gehouden aan het begin van het boekjaar. Tevens is hierin een aantal nagekomen posten verwerkt.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2007Bedragen x € 1 000
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2007 00
2. Totaal operationele kasstroom7595 9085 149
  Totaal investeringen (-/-)0– 4 477– 4 477
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3. Totaal investeringskasstroom0– 4 477– 4 477
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)– 1 889– 1 8890
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 759– 1 244– 485
  Beroep op leenfaciliteit (+)1 8897 2535 364
4. Totaal financieringskasstroom– 7594 1204 879
5. Rekening-courant RHB 31 december 2007 (=1+2+3+4)05 5515 551
(maximale roodstand 0,5 mln. euro)   

Het positieve saldo per jaareinde wordt vooral verklaard door een te hoog afgesloten lening en het feit dat een grote crediteur nog niet is betaald. Tevens staat er voor BoordComputerTaxi bijna 4 m€ gereserveerd. Zonder deze twee posten zou het saldo negatief zijn hetgeen meer aansluit bij het gerealiseerde resultaat in 2007.

Bijlage 1

Toezichtrelaties

In 2007 is de door het kabinet geëntameerde doorlichting (Commissie Gerritse) van zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) afgerond. Voor de zbo’s die onder de minister van Verkeer en Waterstaat ressorteren heeft het kabinet besloten tot een sanering van een aanzienlijk aantal zbo’s en tot een uniformering en aanscherping van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de voornaamste zbo’s.

Daarnaast heeft het kabinet in 2007 de Rijksdienst Wegverkeer (RDW), het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en de Luchtverkeersleiding Nederland LVNL) opgenomen in de personeelsreductie uit het programma Vernieuwing Rijksdienst. De minister heeft betrokken organisaties gevraagd een plan van aanpak op te stellen voor de reductie. De minister heeft geen formeel-juridische middelen om een personeelsreductie af te dwingen.

DGTL heeft in 2007 haar achterstand in toezichtvisies ingelopen. Voor alle zbo’s binnen het DGTL-domein is een toezichtsvisie vastgesteld. Uitzondering hierop is de toezichtsvisie voor de stichting Vaarbewijzen en Marifoon Examens (VAMEX) die begin 2008 formeel wordt vastgesteld.

Innovam/IBKI

In 2007 is een tariefverlaging van vijf procent vastgesteld voor de APK-examens. Deze tariefverlaging was mogelijk als gevolg van een efficiëntere inrichting van de dienstverlening. De tarieven voor de examens in het kader van de Wet Rijonderricht Motorvoertuigen zijn in 2007 niet gewijzigd. Op de uitvoering van de examens Wet Rijonderricht Motorvoertuigen, keurmeester APK en installateur LPG wordt toezicht uitgeoefend door zogenoemde Rijksgecommitteerden. Uit de verslagen van de Rijksgecommitteerden WRM en APK is gebleken dat de examens op een goede wijze worden uitgevoerd en zijn geen bijzondere aandachtpunten naar voren gekomen. Het aantal klachten over de taakuitvoering is in 2006 ten opzichte van 2005, als gevolg van verdere verbeteringen in het administratieve proces en een toegenomen openheid over de uitvoering van de examens verder afgenomen. Relatief gezien is het aantal klachten zeer beperkt. Voor de uitvoering van de publieke taken is geen afzonderlijke reserve gecreëerd.

Aangezien Innovam/IBKI tariefgefinancierd is, zijn in de begroting en het jaarverslag van VenW geen ramingen en realisaties opgenomen.

Dienst Wegverkeer (RDW)

De tarieven voor 2008 zijn vastgesteld en goedgekeurd. Voor 2008 is sprake van een gemiddelde tariefdaling van 2,2 procent. Dit wordt bereikt door een groot aantal tarieven op een gelijk niveau te houden ten opzichte van 2007 en enkele tarieven te verlagen. De gemiddelde tariefverlaging kan onder andere worden gerealiseerd vanwege het feit dat de RDW zich voor 2008 wederom een efficiencytaakstelling oplegt. Bij de goedkeuring van de tarieven zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. De begroting en het Financieel Meerjarenbeleidsplan zijn eveneens goedgekeurd.

Ten aanzien van de jaarrekening 2006, waarover een goedkeurende accountantsverklaring is afgegeven, zijn geen bijzonderheden te melden. Uit het jaarverslag 2006 van de RDW blijkt dat wederom sprake is geweest van een toename van het aantal activiteiten/handelingen. Nagenoeg alle prestatie-indicatoren, over o.a. wacht- en doorlooptijden en steekproefpercentages, vielen in 2006 (ruim) binnen de gestelde afspraken. Het aantal klachten, bezwaarschriften en Nationale Ombudsmanzaken is in 2006 ten opzichte van 2005 in absolute aantallen iets toegenomen. Gelet op de toename van het aantal activiteiten en de invoering van een aantal nieuwe maatregelen, is deze ontwikkeling niet zorgwekkend. Daarnaast geldt dat de Raad van Toezicht de ontwikkeling nauwlettend volgt.

In 2007 is de totale omvang van de reserves ten opzichte van 2006 toegenomen. Als gevolg van het wegvallen van de noodzaak voor de bestemmingsreserve APK/importkeuringen, is er sprake van een overreserve. Afgesproken is dat de RDW deze reserve zal afbouwen in de periode 2009–2011 en dat voor de zomer 2008 een plan van aanpak voor de afbouw van deze reserve door de RDW zal worden opgesteld, waarbij de ontwikkeling van het exploitatiesaldo 2008 wordt meegenomen. Indien blijkt dat de realisatie in 2008 zich positiever ontwikkelt dan de raming, zullen aanvullende maatregelen worden getroffen om de beoogde afbouw van de overreserve te borgen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan tussentijdse tariefverlaging.

In de begroting van VenW zijn geen ramingen opgenomen ten aanzien van deze tariefgefinancierde zbo. Om die reden is het niet zinvol om hier een overzicht van de realisatie op te nemen. Voor een nader beeld van de financiële realisatie van de RDW wordt verwezen naar het jaarverslag (2007) van de RDW, dat in juni zal verschijnen.

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

De tarieven zijn voor het jaar 2008 overeenkomstig de normale procedure vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant. De eerder door de Staat der Nederlanden met het CBR gesloten overeenkomst d.d. 15 november 2001 is in 2007 in ongewijzigde vorm verlengd tot 31 december 2008. In deze overeenkomst zijn onder meer de bepalingen opgenomen ten aanzien van de taken van het CBR, het bijhouden van een transparante administratie, de wederzijdse informatieplicht, de beveiliging van gegevens, het jaarverslag en de jaarrekening. Ook het Controleprotocol is verlengd tot 31 december 2008. In het Controleprotocol zijn zowel de algemene uitgangspunten als de specifieke vereisten vermeld die bij de uitvoering van de controle van de jaarrekening en het jaarverslag in aanmerking dienen te worden genomen.

Ten aanzien van de jaarrekening 2006, waarover een goedkeurende accountantsverklaring is afgegeven, zijn geen bijzonderheden te melden. Het aantal klachten in 2006 ten opzichte van 2005 vertoont een lichte stijging. De belangrijkste oorzaken hiervoor waren de toename van de wachttijden voor de praktijkexamens B en de toename van de wachttijden voor de eigen verklaringen. Het CBR heeft, in overleg met de branche, passende maatregelen getroffen om de wachttijden zo spoedig terug te dringen. Deze maatregelen hebben inmiddels geleid tot een afname van de wachttijden.

Het aantal bezwaarschriften is in 2006 ten opzichte van 2005 iets afgenomen. De bezwaarschriften hebben met name betrekking op de medische beoordelingen door het CBR (zowel bij Vorderingen, als in de Eigen Verklaring-procedure). In 2007 is de totale omvang van de reserve iets toegenomen als gevolg van een positief exploitatieresultaat. In de begroting van VenW zijn geen ramingen opgenomen ten aanzien van deze tariefgefinancierde zbo. Om die reden is het niet zinvol om hier een overzicht van de realisatie op te nemen. Voor een nader beeld van de financiële realisatie van het CBR wordt verwezen naar het jaarverslag (2007) van het CBR, dat in juni zal verschijnen.

ProRail

Per 1 januari 2005 zijn Railverkeersleiding, Railned en Railinfrabeheer gefuseerd tot één bedrijf, ProRail bv. De relatie Staat – ProRail is per die datum gebaseerd op de spoorwegwet en de (beheer)concessie die op grond van de Spoorwegwet per 1 januari 2005 aan ProRail is verleend. ProRail ontvangt jaarlijks een subsidie voor Beheer en Instandhouding. Deze subsidie is gebaseerd op de Wet en het Besluit Infrastructuurfonds. Verder is de Staat honderd procent aandeelhouder in ProRail (via RIT). ProRail is een RWT. Voor ProRail is in 2006 een nieuwe toezichtvisie opgesteld en geaccordeerd. In 2007 is gewerkt aan de opzet van programmatisch toezicht ter verdere professionalisering van het toezicht. Het tekort op de egalisatierekening voor exploitatiebijdragen is in 2006 toegenomen van € 44 miljoen negatief tot € 45 miljoen negatief. Bovendien is de egalisatierekening als gevolg van een stelselwijziging vanaf de jaarrekening 2006 onderdeel van de post overlopend passief. De jaarrekening Prorail 2007 wordt eind april 2008 in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders besproken. In de beheerconcessie zijn bepalingen met betrekking tot de migratie van ProRail naar outputsturing opgenomen. Eind 2005 is door ProRail een programmaplan Outputsturing gepresenteerd. Eind 2007 is dit traject afgerond. Het onderzoeksbureau HCG heeft onderzocht of ProRail aan de eisen uit de concessie heeft voldaan; het antwoord was positief. De minister heeft op grond daarvan besloten vanaf 1 januari 2008 over te gaan op outputsturing.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport (d.d. 7 oktober 2004, Kamerstuk 2004–2005, 29 825, nr. 2) aangaande het toezicht op het functioneren van de LVNL aangegeven dat duidelijkheid in de beleidsmatige aansturing en het aangeven van het beleidsmatige verwachtingspatroon van de overheid wenselijk is om tot een heldere beoordeling van het functioneren van de LVNL te komen. Dit is van belang voor de toetsing van de begroting van LVNL en de bijdrage aan het beleid en de beleidsdoelstellingen van V&W. Ten einde invulling te geven aan een gestructureerde beleidsmatige aansturing is in 2007 de Beleidskaderbrief verder ontwikkeld als instrument om de beleidsmatige aansturing naar LVNL vorm te geven. Dit initiatief wordt door alle stakeholders als een zeer positieve ontwikkeling onderschreven.

Het doorvoeren van heldere functiescheiding tussen beleid en toezicht op LVNL heeft in 2007 veel aandacht gekregen. De vorming van een separate toezichthouder (NSA: National Supervisory Authority) volgens Europees model is daarbij voltooid. De NSA is als toezichthouder inmiddels volledig operationeel waardoor functiescheiding en het toezicht op LVNL verder zijn verbeterd. Door de NSA is op aanvraag van LVNL een certificeringstraject opgestart hetgeen tot gevolg heeft gehad dat LVNL in 2007 de status van gecertificeerde Air Navigation Service Provider (ANSP) heeft verworven en daarmee voldoet aan de vereisten die zijn gesteld op het gebied van de Europese regelgeving.

Eind 2005 is de evaluatie van de LVNL (Kamerstuk 2005–2006, 30 398, nr. 1) – vijf jaar na inwerkingtreding van hoofdstuk 5 van de Wet luchtvaart – afgerond. Het algemene beeld van de werking en doeltreffendheid van de LVNL is dat de organisatie een goede prestatie levert tegen aanvaardbare kosten en zich openstelt voor kritiek. Dit beeld is ook van toepassing voor 2007. De LVNL is zich bewust van haar positie als overheid met verantwoordelijkheid voor de publieke belangen, en tevens als dienstverlener aan en met de luchtvaartsector, en probeert zo verantwoord mogelijk invulling te geven aan de opgaven die dit met zich mee brengt.

Het overleg van de Raad van Toezicht van de LVNL heeft in 2007 regelmatig plaatsgevonden. Voor VenW is er een waarnemer in de Raad van Toezicht. De aandacht van de Raad was gericht op reductie van de (personeels)kosten en efficiëntie van de bedrijfsvoering. Overige belangrijke onderwerpen in 2007 waren het Kabinetsstandpunt Schiphol en Mainport ontwikkeling, de internationale ontwikkelingen ingevolge Single European Sky (SES) en de positionering van LVNL gegeven deze ontwikkelingen, invoering Europese tarievenverordening, de ontwikkeling van de regionale dienstverlening, de verdere verbetering van de prestaties van LVNL en civiel- militaire samenwerking en integratie.

In 2007 is uitvoering gegeven aan de Wet luchtvaart voor wat betreft de relaties tot LVNL, Eurocontrol en KNMI. Dit betekent onder meer toepassing van de procedures en beoordeling in het kader van de goedkeuring van de begrotingen en de goedkeuring van de nationale en Eurocontrol-heffingen. De in 2007 door de LVNL ingediende begroting voor het jaar 2008 is goedgekeurd. Tevens is goedkeuring verleend aan het voorgestelde tarief voor het jaar 2008 voor de terminal (plaatselijke) heffing en voor de helikopterheffing. Voor de goedkeuring van het tarief voor de en-route heffing is overeenkomstig de vaststellingsprocedure het tariefvoorstel gedaan in Eurocontrol-verband. Het tarief van het en-route verkeer daalt met ca. 1,1 procent. Ten behoeve van het plaatselijke (terminal) verkeer wordt een tariefstijging van 3,5 procent voorzien. Vermeldenswaardig hierbij is om te vermelden dat gezien de invoering van de Europese tarievenverordening een goede vergelijking met het oude plaatselijk tarief moeilijk is te maken. Het tarief ten behoeve van de helikopters stijgt met 14,6 procent in verband met het verhogen van het veiligheidsniveau.

De Jaarrekening 2006 is in 2007 met goedkeurende accountantsverklaring en rechtmatigheidverklaring aan Verkeer en Waterstaat ter informatie aangeboden.

Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)

Medio 2007 is een nieuw automatiseringssysteem geïntroduceerd met het oog op verdere stroomlijning van de procedures. Voorts is aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de NIWO onder de werking van de Kaderwet zbo’s zal worden gebracht (Kamerstuk 2007–2008 PM d.d. 17 januari 2008).

Stichting Vaarbewijzen- en Marifoon Examens (VAMEX)

Per 1 januari 2007 is de VAMEX aangewezen als exameninstelling voor het klein vaarbewijs. De VAMEX is daarbij een traject gestart dat moet leiden tot een kwaliteitsverbetering van zowel de examenorganisatie als van de examens. Een van de al gerealiseerde veranderingen is de overgang van collectieve schriftelijke examens naar individuele beeldschermexamens. Daardoor is de VAMEX er in geslaagd de tarieven voor de examens met ingang van 1 juli 2007 met € 5 te verlagen.

In de inmiddels goedgekeurde begroting voor 2008 is een verdere daling van de tarieven met € 5 voorzien per 1 juli 2008 en is een ingrijpende reorganisatie beschreven die per 1 januari 2009 wordt geïmplementeerd.

Hieronder volgt een overzicht van zbo’s en rwt’s die onder de minister van VenW ressorteren. Hierbij wordt tevens aangegeven aan welke beleidsdoelstellingen deze organisaties bijdragen.

Naam organisatieRWTZBOFunctieBegrotings-artikel(en)RamingReal isatieURL
Dienst Wegverkeer (RDW)XXkeuren en registreren voertuigen/onderdelen32.01  www.rdw.nl
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)XXluchtverkeersbegeleiding35.03.02  www.lvnl.nl
Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)XXafnemen div. mobiliteitsexamens32.016 0006 823www.cbr.nl
Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)XXafgeven vergunningen35.04.04  www.niwo.nl
Stichting Airport Coordination Netherlands (SACN) Xslottoewijzingn.v.t.  www.slotcoordination.nl
Innovam Branche Kwalificatie Instituut van de stichting VAM (IBKI)XXafnemen examen rij-instructeur, APK-keurmeestern.v.t. www.ibki.nl 
stichting Vaarbewijzen en Marifoon Examens (VAMEX)XXafnemen examen klein vaarbewijsn.v.t.  www.vamex.nl
Bevoegde Autoriteiten Rijnvaart Xdiv. bevoegdhedenn.v.t. n.v.t 
Havenbeheerders Xzorgdragen voor ontvangstinrichtingen voor scheepsafval33.02.02  div.
Rijkshavenmeester RotterdamXXhavenverkeersleiding33.02.02  www.portofrotterdam.com
Nationale Loodsencorporatie (NLC)divdivbeloodsen van schepen33.02.02  www.loodswezen.nl
Regionale Loodsencorporaties (RLC’s)XXbeloodsen van schepen33.02.02  www.loodswezen.nl
Klassebureaus art. 6 Schepenwet en art. 6 en 3.1 Schepenbesluit 1965 Xklassificeren van schepenn.v.t. div. 
Keuringsinstanties Pleziervaartuigen Xkeuren pleziervaartuigenn.v.t. div. 
Keuringsinstanties Scheepsuitrusting Xkeuren scheepsuitrustingn.v.t. div. 
Keuringsartsen Scheepvaart Xmedische keuringn.v.t. div. 
APK-erkenninghouders Xkeuren motorvoertuigenn.v.t. div. 
Stichting Inschrijving Eigen Vervoer (SIEV)XXinschrijven eigen vervoer34.01.06  www.siev.nl
Commissie Examens Scheepswerktuigkundigen Xafnemen examens scheepswerktuigkundigenn.v.t. n.v.t. 
Commissie Examens Scheepswerktuigkundigen Xafnemen examens scheepswerktuigkundigenn.v.t. n.v.t. 
Commissie Stuurliedenexamens Xafnemen examens stuurliedenn.v.t. n.v.t. 
Commissie Zeevisvaartexamens Xafnemen examens zeevisvaartn.v.t. n.v.t. 
Landelijke Examencommissie verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen (scheepvaart) Xafnemen examen verkeersinformatie- en aanwijzingenn.v.t. n.v.t. 
Regionale Examencommissies verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen (scheepvaart) Xafnemen examen verkeersinformatie- en aanwijzingenn.v.t. n.v.t. 
Examencommissies luchtvaart Xafnemen luchtvaartexamensn.v.t. n.v.t. 
Commissie van advies inzake opleidingen en examens betreffende vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht Xadviseren over opleidingen en examens vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht33.01  n.v.t.
Examencommissies Loodsen Xafnemen loodsenexamens33.02.02  n.v.t.
Commissie van Beroep Loodsenexamens Xberoepsinstantie loodsenexamens33.02.02  n.v.t.
Commissie voor Beroep WRM 1993 Xberoepsinstantie examen rij-instructuurn.v.t.  n.v.t.
HISWA-verenigingXXafgeven fabriekscodesn.v.t.  www.hiswa.nl
Stichting Scheeps Afvalstoffen Binnenvaart (SAB)XXafgeven olieafgifteboekje36.04.03  www.sabni.nl
ProRailX beheren spoorinfrastructuur13.02.1 254 1131 367 360www.prorail.nl
Nederlands Loodswezen BVX faciliteren beloodsen schepen33.02.02  www.loodswezen.nl
NV WesterscheldetunnelmaatschappijX exploiteren westerscheldetunneln.v.t.  www.westerscheldetunnel.nl
NV Luchthaven Schiphol1 div35.01  www.schiphol.nl
Regionale luchthavens2X div35.01.05  div.

1 Over de status van Schiphol als RWT zal de Algemene Rekenkamer zich nog uitspreken.

2 Met de invoering van het wetsvoorstel RRKL zullen de regionale luchthavens geen RWT meer zijn

Bijlage 2

Aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer

Inleiding

De Algemene Rekenkamer (AR) sprak in haar rapport bij het jaarverslag (RJV) 2006 (Kamerstuk 2006–2007, 31 031 XII, nr. 2) een oordeel uit over het financieel en materieel beheer van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Volgens de AR is de bedrijfsvoering van het ministerie van Verkeer en Waterstaat in 2006 achteruitgegaan ten opzichte van 2005. Dit wordt mede veroorzaakt door het grote aantal gelijktijdige veranderingen binnen het ministerie. Na de zomer van 2006 is het ministerie een verbeterproces gestart dat volgens de AR goed verloopt. De AR verwacht dan ook dat de onvolkomenheden in 2007 kunnen worden opgelost.

De AR constateert vier specifieke onvolkomenheden in het financieel en materieel beheer over 2006:

1. Het financieel en materieel beheer bij de Inspectie VenW.

2. Het verplichtingenbeheer.

3. Contractbeheer.

4. Nieuw financieel systeem.

De aanpak van de onvolkomenheden is geborgd in de reguliere managementjaarplancyclus en over de voortgang is gedurende het jaar gesproken in het auditcomite. Hieronder wordt aangegeven welke maatregelen t.a.v. de geconstateerde onvolkomenheden zijn genomen. Tevens wordt kort ingegaan op reviews op RWT’s.

Onvolkomenheden

Ad 1. Het financieel en materieel beheer bij de Inspectie VenW

De AR constateerde aandachtspunten in het financieel en materieel beheer van de Inspectie VenW. De aandachtspunten zijn: de totstandkoming van de financiële verantwoording, de volledigheid van de ontvangsten, het contractbeheer kleine contracten en het beheer wagenpark.

Financiële verantwoording

De Inspectie VenW heeft in 2007 het financieel en materieel beheer op orde gebracht. Elk kwartaal werd vanuit de financiële administratie een financiële kwartaalrapportage (verantwoordingsrapportage) opgemaakt. Deze rapportage werd intern beoordeeld alsof het een jaarafsluiting betrof. Op basis van die beoordelingen zijn verbeteracties voor het financieel beheer uit- en doorgevoerd.

Ontvangsten

In 2007 werden 97% van de derden-opbrengsten door middel van verbandscontroles, proceduretesten en reviews gecontroleerd. Het eindoordeel van deze controles is dat de Inspectie VenW in control is ten aanzien van deze opbrengststroom.

Contracten

In 2007 zijn de openstaande financiële verplichtingen opgeschoond en aangesloten op het contractenregister. Daarmee heeft de Inspectie VenW thans een betrouwbaar en actueel inzicht in stand van haar financiële verplichtingen. In 2007 werd ook het inkoopproces sterk verbeterd. De tijdigheid van het afsluiten van de contracten is nog een aandachtspunt. De prestatieverklaringen werden in 2007 in het algemeen tijdig afgegeven. Hierdoor was de Inspectie VenW in staat om op tijd te betalen en de kosten aan de juiste periode toe te rekenen.

Beheer wagenpark

In 2007 heeft de Inspectie VenW de administraties van de dienstvoertuigen verder opgeschoond en op elkaar aangesloten. Uit de afsluitende inventarisatie zijn geen onvolkomenheden naar voren gekomen.

Ad 2. Het verplichtingenbeheer

Ten aanzien van het verplichtingenbeheer oordeelde de AR in 2005 nog dat er sprake was van een ernstige onvolkomenheid. Door de verbeteringen die in het verplichtingenbeheer zijn doorgevoerd in 2006, is de tekortkoming over 2006 teruggebracht tot een onvolkomenheid. De AR vraagt aandacht voor de bestendiging van deze verbeteringen. Het beheer van kleine verplichtingen is volgens de AR nog ontoereikend.

Bestendiging

In 2007 is gewerkt aan behoud en een verdere uitbouw van de in gang gezette verbeteringen door voorlichting van medewerkers, monitoring van processen en de uitvoering van controles. Daarnaast is het project inkoopdossier van start gegaan. Dit is een pilot binnen het VenW-brede programma inkoopondersteuning. Het project maakt het mogelijk om in een eerder stadium verplichtingen vast te leggen en te monitoren. Na evaluatie in april 2008 zal besloten worden over de implementatie en doorontwikkeling van het inkoopdossier binnen heel VenW.

Kleine verplichtingen

De regelgeving voor het beheer van kleine verplichtingen (onder € 50 000,–) is in het kader van het project Vereenvoudiging Financieel Beheer, verregaand vereenvoudigd. Dit levert in belangrijke mate een bijdrage aan het oplossen van de gesignaleerde problematiek met betrekking tot de tijdige vastlegging van de kleinere verplichtingen. Ook lopen interne administratieve lasten terug en zal naar verwachting efficiencywinst geboekt worden.

Ad 3. Contractbeheer

In haar rapport komt de AR tot het oordeel dat onvoldoende toezicht op de naleving van prestatiebestekken, innovatieve contracten en urencontracten wordt gehouden. Daardoor is het bijvoorbeeld niet altijd duidelijk of met aannemers alle gemaakte afspraken zijn nagekomen.

Innovatieve contracten

Innovatieve contractvormen worden door Rijkswaterstaat gehanteerd bij uitvoeringstaken op het gebied van aanleg en beheer en onderhoud van infrastructuur. Het betreft hier prestatiecontracten, design-build-finance-maintanance (DBFM) contracten, alliantiecontracten en design en constructcontracten onder systeemgerichte contractbeheersing (SCB). Voor deze contractbeheersing zijn in 2007 zowel structurele als incidentele verbetermaatregelen getroffen. Zo is onder andere ingezet op standaardisatie van besteksteksten, beheersplannen en omgang met deze contractvormen door betrokken medewerkers. Een groot deel van de verbetermaatregelen hebben zich gericht op training en opleiding van medewerkers in de relatief nieuwe vormen van contractbeheersing. De effecten van de verschillende maatregelen hebben merkbaar geleid tot verbeterde contractbeheersing. Dat neemt niet weg dat met name de onderbouwing van de prestatieverklaring en specifiek bij prestatiecontracten de omgang met kortingen (contractuele boetes) een aandachtspunt blijft. Op deugdelijke contractbeheersing wordt ook in 2008, vanuit het topmanagement, onverminderd gestuurd.

Urencontracten

De AR constateerde over 2006 problemen rond het beheersen van de urencontracten. De net gewijzigde taakverdeling tussen opdrachtgevende directies en de Shared Service Organisatie zorgde voor gebrekkige uitwisseling van kennis over geschikte contractvormen en bijbehorende beheersmaatregelen. Betalingsachterstanden in SAP, veroorzaakt door de invoering van het nieuwe financeel informatiesysteem SAP, zorgden voor achterstanden in de urenverantwoordingen. Met de beheersing van SAP zijn achterstanden in verantwoording ingelopen. Bij het Directroraat-Generaal Transport en Luchtvaart is geïnvesteerd in kennis van contractvormen en beheersmaatregelen bij opdrachtgevende directies. Bij het Directoraat-Generaal Personenvervoer is gewerkt met een rappelsysteem. Ook de pilot inkoopdossiers draagt bij aan de oplossing van de problematiek. De pilot ondersteunt opdrachtgevers op systematische wijze in hun contractkeuze en biedt inzicht in de bijbehorende beheersmaatregelen. Er is nog geen inzicht in het structurele effect van deze maatregelen.

Ad 4. Nieuw financieel systeem

De AR heeft geconstateerd dat als gevolg van de implementatie van een nieuw financieel systeem er gedurende 3 kwartalen in 2006 sprake was van betalingsachterstanden en ontbrekende managementinformatie. Reeds in 2006 is extra inspanning geleverd om de problemen die samenhingen met de invoering van SAP op te lossen. De AR constateert in 2006 al dat het herstelproces beheerst is verlopen en dat er geen verhoogd risico is geweest op onrechtmatige betalingen. In 2007 is het herstelproces doorgezet en de situatie is thans genormaliseerd.

Reviews op RWT’s

Naast de bovenbeschreven onvolkomenheden constateerde de AR dat er in 2006 geen reviews zijn uitgevoerd op RWT’s. De AR gaf aan dat de oorzaak daarvoor lag in de werkdruk die samen hing met de implementatie van de Kaderwet zbo’s. De minister heeft aangegeven reviews in de reguliere toezichthandelingen te willen opnemen.

In 2007 is, net als in 2006 veel inspanning geleverd rond de invoering van de Kaderwet zbo’s. De Kaderwet zbo’s biedt nieuwe (a.o. financiële) toezichtinstrumenten. Opname van reviews in de toezichtshandelingen dient in samenhang met deze nieuwe instrumenten te geschieden. In de tweede helft van 2007 zijn interpretatievragen die rijksbreed speelde rond de nieuwe Kaderwet door een gezamenlijke commissie van de ministeries van BZK en Financiën beantwoord (Commissie Gerritse). Beide vraagstukken kunnen thans in samenhang worden opgepakt.

Bijlage 3

Publicatieplicht op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het departement van Verkeer en Waterstaat

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2007 vastgesteld op € PM BZK (zie de Mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van xx februari 2008 in de Staatscourant van xx maart 2008 – Stcrt. 2008, xx, blz. x).

Voor VenW heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen:

FunctieBelastbaar jaarloon 2006Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2006Totaal 2006Belastbaar jaarloon 2007Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2007Ontslag-vergoedingTotaal 2007MotiveringOpmerkingen
Hoofdingenieur-Directeur92 22623 703115 92950 73812 929209 186272 853Ontslagregeling 
adviseur/specialist33 5316 23239 76335 8096 643130 978173 430Ontslagregeling 
Afdelingshoofd85 53020 013105 54347 5108 423221 237268 247Ontslagregeling 

Bijlage 4

Realisatie inhuur

Jaarverslag 2007 Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Programma- en apparaatskosten 
1. Interim-management6 742
2. Organisatie- en Formatieadvies8 422
3. Beleidsadvies14 735
4. Communicatieadvisering6 146
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)36 045
  
5. Juridisch Advies5 287
6. Advisering opdrachtgevers automatisering8 309
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie11 512
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)25 109
  
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)59 246
Ondersteuning bedrijfsvoering59 246
  
9. Inhuur uitvoeringsorganisatie RWS95 632
Ondersteuning primaire processen RWS95 632
Totaal uitgaven inhuur cf. opgave jaarverslag (som 1 t/m 9)216 031

Uitgaven in € 1 000,–.

Bijlage 5

Afkortingen

A.  
AAS=Amsterdam Airport Schiphol
AMvB=Algemene Maatregel van Bestuur
AO=Algemeen Overleg
APK=Algemene Periodieke Keuring
AR=Algemene Rekenkamer
ATM=Air Traffic Management
AVV=Adviesdienst Verkeer en Vervoer
AWS=Archimedes Wave Swing
   
B.  
BDU=Brede Doeluitkering
BKL=Basiskustlijn
BTW=Belasting Toegevoegde Waarde
BUB=Bewust Uitgeruste Bestuurder
BuZa=Ministerie van Buitenlandse Zaken
BZK=Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
   
C.  
CAEP=Committee on Aviation Environmental Protection
CBR=Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
CBS=Centraal Bureau voor de Statistiek
CCR=Centrale Commissie voor de Rijnvaart
CenD=Centrale Diensten
CO2=Kooldioxide
CW=Comptabiliteitswet
   
D.  
DAD=Departementale Audit Dienst
DB=Decibel
DBFM=Design-Build-Finance-Maintenance
DGTL=Directoraat Generaal Transport en Luchtvaart
DGP=Directoraat Generaal Personenvervoer
DGW=Directoraat Generaal Water
DWW=Dienst Weg en Waterbouwkunde
   
E.  
EASA=European Aviation Safety Agency
EASTO=European Aviation Safety Training Organization
EATA=European Association of Transactional Analysis
EBIT=Energiebesparing in transport
EC=Europese Commissie
ECE=Economic Commission for Europe
ECMWF=European Centre for Medium Range Weather Forecasts
EMA=Educatieve Maatregel Alcohol
EMS=Europese Marine Strategie
EMSA=European Maritime Safety Agency
EOEP=Earth Observation Enveloppe Programme
EPS=Eumetsat Polar System
ERA=European Railway Agency
ERTMS=European Rail Traffic Management System
ESA=European Space Agency
ETCS=European Train Control System
ETS=Emission Trading System
EU=Europese Unie
EUMETSAT=European Organisation for the exploitation of Meteorological Satellites
EZ=Ministerie van Economische Zaken
   
F.  
FMC=Stafdirectie Financiën, Management en Control
   
G.  
G4=Grootste 4 Nederlandse gemeenten
GAIK=Gecontroleerde Afgifte en Inname Kentekenplaten
GB=General Budget
GHS=Global Harmonised System
GIS=Geluidsisolatieproject Schiphol
GMES=Global Monitoring of Environment and Security
   
H.  
HGIS=Homogene Groep Internationale Samenwerking
HIP=Haven Interne Projecten
HIRLAM=High Resolution Limited Area Model
HNR=Het Nieuwe Rijden
HOI=Havenontvangst Installatie
HSL=Hogesnelheidslijn
   
I.  
IBB=Innovatieve Biobrandstoffen
IBN=Integraal Beheersplan Noordzee
IBO=Interdepartementaal Beleidsonderzoek
ICAO=International Civil Aviation Organization
ICES=Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking
ILO=International Labour Organization
IMO=International Maritime Organization
IPCC=Intergovernmental Panel on Climate Change
IPG=Innovatieprogramma Geluid
IPL=Innovatieprogramma Luchtkwaliteit
IVW=Inspectie Verkeer en Waterstaat
   
K.  
KB=Koninklijk Besluit
KE=Kilo Eenheid
KIS=Kennisinfrastructuur
KLC=KLM Cityhopper
KNMI=Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
KNRM=Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij
KPVV=Kennisplatform Verkeer en Vervoer
KRW=(Europese) Kaderrichtlijn Water
Kton=Kiloton (miljoen kilo)
   
L.  
LIB=Luchthavenindelingbesluit
Lnight=Night Level
LNV=Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LPG=Liquid Petroleum Gas
LVNL=Luchtverkeersleiding Nederland
LDen=Day-evening-night level
   
M.  
MAA=Maastricht Aachen Airport
MARPOL=Maritieme Pollutie
MER=Milieu Effect Rapportage
METOP=Weersatelliet
MIT=Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport
MJPO=Meerjarenprogramma Ontsnippering
MSG=Meteosat Second Generation
MTP=Meteosat Transition Program
   
N.  
NAVO=Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBW=Nationaal Bestuursakkoord Water
NDL=Nederland Distributieland
NLR=Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium
NMA=Nederlandse Mededingingautoriteit
NoMo=Nota Mobiliteit
Nox=Stikstofoxiden
NO2=Stikstofoxide
NS=Nederlandse Spoorwegen
NSL Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
NSR=NS Reizigers
NVLS=NV Luchthaven Schiphol
   
O.  
OAG=Official Airline Guide
OCW=Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OMI=Ozone Monitoring Instrument
OSPAR=Oslo-Parijs
OV=Openbaar vervoer
   
P.  
PAD=Potential Avoidable Damage
PAGE=Plan van Aanpak Goederen Emplacementen
PIV=Prestatieindex Veiligheidsberichtgeving
PKB=Planologische Kernbeslissing
PM10=Fijnstof
PMR=Project Mainportontwikkeling Rotterdam
PSC=Port State Control
pSG=Plaatsvervangend Secretaris-Generaal
   
R.  
RBML=Regionale Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens
RDW=Rijksdienst voor het Wegverkeer
RGD=Rijksgebouwendienst
RJV=Rijksjaarverslag
RIKZ=Rijksinstituut voor Kust en Zee
RIS=River Information Services
RMC=Regionale meld- en coordinatiefunctie
RWS=Rijkswaterstaat
RWT=Rechtspersoon met Wettelijke Taak
   
S.  
SCB=Systeemgerichte Contractbeheersing
SGIS=Stichting Geluidsisolatie Schiphol
SOZ/SOL=Stroomlijning Overheidsinterventies Zee- en Luchtvaart
SO2=Zwaveloxide
SRR=Stadsregio Rotterdam
SSO=Shared Services Organisatie
STS=Stoptonend sein
SWOV=Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid
SZW=Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
   
T.  
TAF=Terminal Aerodrome forecast
TCI=Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten
TK=Tweede Kamer
TREND=Korte Termijn Landingsverwachting
TRG=Totaal Risico Gewicht
TSO=Technical Standard Order
TVG=Totaal Volume Geluid
   
U.  
UNEP=United Nations Environment Programme
   
V.  
VenW=Ministerie van Verkeer en Waterstaat
VEST Veiligheidseisen Spoortunnels
VNK=Veiligheid Nederland in Kaart
VOR=Verzelfstandigde Organisaties op Rijksniveau
VOS=Vluchtige Organische Stoffen
VROM=Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VTS=Vessel Traffic Services
VVN=Veilig Verkeer Nederland
VWS=Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
   
W.  
WB21=Waterbeleid 21e eeuw
WV21=Waterveiligheid 21e eeuw
WESP=Westerschelde Planner
WMO=World Meteorological Organization
Wp2000=Wet personenvervoer 2000
WRM=Wet Rijonderricht Motorrijtuigen
WROOV=Werkgroep Reizigers Omvang en Omvang Verkopen
   
Z.  
ZBO=Zelfstandig Bestuursorgaan
ZSM=Zichtbaar, Slim en Meetbaar

XNoot
1

Bij de voorbereiding van het Jaarverslag was het rapport nog nietbeschikbaar.

Naar boven