Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31444-X nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31444-X nr. 1 |
Aangeboden 21 mei 2008
Ontvangsten (bedragen x € 1 000 000,–)
Uitgaven (bedragen x € 1 000 000,–)
A. | Algemeen | 6 |
1. | Aanbieding en dechargeverlening | 6 |
2. | Leeswijzer | 11 |
B. | Beleidsverslag | 14 |
3. | Beleidsprioriteiten | 14 |
4. | Beleidsartikelen | 27 |
4.1. | Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties | 27 |
4.2. | Commando zeestrijdkrachten | 34 |
4.3. | Commando landstrijdkrachten | 41 |
4.4. | Commando luchtstrijdkrachten | 48 |
4.5. | Commando Koninklijke marechaussee | 53 |
4.6. | Defensie Materieelorganisatie | 60 |
4.7. | Commando Dienstencentra | 72 |
5. | Niet-beleidsartikelen | 79 |
6. | Bedrijfsvoeringparagraaf | 84 |
C. | Jaarrekening | 89 |
7. | De departementale verantwoordingsstaat | 89 |
8. | De saldibalans | 90 |
Baten-lastendiensten | 96 | |
9. | De samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten | 96 |
10. | Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie (balans, staat van baten en lasten en kasstroomoverzicht) | 97 |
11. | Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie (balans, staat van baten en lasten en kasstroomoverzicht) | 101 |
12. | Baten-lastendienst Paresto (balans, staat van baten en lasten en kasstroomoverzicht) | 106 |
D. | Bijlagen | 110 |
Bijlage 1: | Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s | 110 |
Bijlage 2: | Topinkomens | 111 |
Bijlage 3: | Aanbevelingen Algemene Rekenkamer | 112 |
Bijlage 4: | Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel | 114 |
Bijlage 5: | Overzicht personele en materiële inzet bij crisisbeheersingsoperaties | 115 |
Bijlage 6: | Overzicht kosten Koninklijk Huis | 117 |
Bijlage 7: | Milieu | 118 |
Bijlage 8: | Lijst met afkortingen | 140 |
1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Defensie aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Defensie, het departementale jaarverslag over het jaar 2007 van het Ministerie van Defensie aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2007 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Defensie.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
• het gevoerde financieel en materieelbeheer;
• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
• de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;
• de departementale saldibalansen;
• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
van het Ministerie van Defensie. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
• Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2007; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;
• De Slotwet van het Ministerie van Defensie over het jaar 2007; de Slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd;
• Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken Slotwet is aangenomen;
• Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2007 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;
• De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2007 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2007 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2007 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag bestaat uit het verzoek tot déchargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de jaarrekening en een aantal bijlagen.
In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie.
– De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Defensie afgegeven accountantsverklaring.
– De niet-financiële informatie moet informatie bevatten, die geënt is op zogenoemde beleidsthema’s. De begroting en jaarverslag van het ministerie van Defensie zijn echter, op verzoek van de Tweede Kamer, niet ingericht naar beleidsthema’s, maar naar defensieonderdelen. In dit jaarverslag is getracht het gewenste inzicht zo goed mogelijk te benaderen.
Bij het opstellen van de begroting 2007 is de in de Rijksbegrotingvoorschriften (RBV) 2006 voorgeschreven sjablonenmethodiek voor zover mogelijk toegepast. In dit jaarverslag wordt nu ook deze methodiek gevolgd – dit in tegenstelling tot het jaarverslag 2006.
In het beleidsverslag is per beleidsprioriteit een beleidsconclusie opgenomen; bij de beleidsartikelen is bij de tabellen «operationele doelstellingen» in een toelichting opgenomen in hoeverre de gestelde doelen uit de begroting 2007 zijn bereikt.
In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt ingegaan op de voortgang van het bezwaaronderzoek door de Algemene Rekenkamer. In die paragraaf wordt eveneens gerapporteerd over de vermindering van de regeldruk binnen Defensie en de stand van zaken met betrekking tot de beperkte verificatie van facturen onder € 1 250,–.
In het beleidsartikel 20 «Uitvoeren crisisbeheersingoperaties» is ingegaan op de overschrijding van de uitgaven voor de ISAF-missie en is aangegeven op welke wijze de ramingen voor de missies verbeterd worden.
De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B). In dit beleidsverslag wordt niet alleen ingegaan op de beleidsprioriteiten uit de beleidsagenda in de begroting 2007, maar ook op de bijdragen aan het beleidsprogramma van het kabinet Balkenende IV (Coalitieakkoord «Samen Werken, Samen Leven») en de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» van 18 september 2007 (31 243, nr. 1H).
De gerealiseerde evaluatieonderzoeken zijn niet opgenomen bij de afzonderlijke beleidsartikelen, maar zijn voor een overzichtelijk totaalbeeld in één tabel gepresenteerd aan het eind van het beleidsverslag.
De voorspoedige economische ontwikkeling en de daardoor krappere arbeidsmarkt in 2007 confronteerde Defensie met een achterblijvende vulling van de organisatie; eind 2007 bedroeg de omvang van vacatures ruim 5 000 functies. Daar waar onderbezetting bij de eenheden negatieve gevolgen heeft voor het bereiken van de operationele doelstelling, wordt dit weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop.
Op de genomen maatregelen wordt ingegaan onder beleidsprioriteit 4 «Het realiseren van een nieuw evenwicht in de krijgsmacht» van het beleidsverslag. Een van de daar opgenomen maatregelen betreft het uitvoeren van het project «werving en behoud van personeel». Het plan van aanpak over werving en behoud van personeel is begin april 2008 aangeboden aan de Kamer.
De voortgang met betrekking tot de verwerving en instroom van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden voor wat betreft de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 5 miljoen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «budgettaire gevolgen van beleid».
In de begroting 2007 zijn bij de operationele commando’s operationele doelstellingenmatrices opgenomen, waarin het totale aantal operationeel gerede eenheden en het voortzettingsvermogen zijn weergegeven. In dit jaarverslag worden de verschillen toegelicht die daarbij zijn opgetreden in het uitvoeringsjaar.
Dit betreft een toelichting op de artikelen «Geheime uitgaven», «Nominaal en onvoorzien» en «Algemeen».
Voor de bedrijfsvoeringparagraaf zijn vier onderdelen voorgeschreven in de RBV 2008: financiële rechtmatigheid en getrouwheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel/materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering. Daarnaast is een definitie voor financiële rechtmatigheid opgenomen. De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de baten-lastendiensten.
In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaten van zowel het ministerie van Defensie als van de baten-lastendiensten, de financiële toelichting bij de verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten en de saldibalans met toelichting.
Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel
In de verantwoording is dit jaar voor het eerst een overzicht opgenomen van de verrichte uitgaven voor de inkoop van externen. In deze bijlage zijn uitsluitend de uitgaven opgenomen die vallen onder de door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde definities, welke ten laste zijn gekomen van de beleids- en niet-beleidsartikelen van de defensiebegroting. Analoog aan de niet-gedefinieerde categorie van inhuur voor «het ontwikkelen, bouwen, aanleggen, onderhouden en exploiteren van infrastructurele werken, incl. ICT» betekent dit dat inhuur voor de implementatie van projecten buiten beschouwing is gebleven.
Overzicht kosten Koninklijk Huis
In het extracomptabele overzicht is een berekening van de kosten opgenomen die samenhangen met het Koninklijk Huis. Er is dus geen directe relatie met de uitgavenbegroting.
Toelichting grote investeringsprojecten
In voorgaande jaren was in de jaarverslagen als bijlage opgenomen de toelichting op grote investeringsprojecten. In eerste instantie was deze bijlage gewenst omdat de investeringsprojecten verspreid waren opgenomen bij de diverse beleidsartikelen, waardoor een totaalbeeld ontbrak. Bij beleidsartikel 25 – Defensie Materieelorganisatie (DMO) zijn investeringstabellen opgenomen, gespecificeerd naar de diverse defensieonderdelen. Een aparte bijlage met een toelichting op grote investeringsprojecten zou een dubbeling c.q. overlap betekenen, zodat een aparte bijlage geen toegevoegde waarde heeft.
Met de begroting 2008 is het Materieelprojectenoverzicht (MPO) aangeboden aan de Kamer. Dit overzicht geeft de stand van zaken weer van de strategische materieelprojecten van meer dan € 25 miljoen.
Investeringsprojecten voor infrastructuur en informatievoorziening (IV) vallen hier niet onder; deze zijn opgenomen bij het Commando Dienstencentra (CDC).
De Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie (IMPD).
In het voorwoord van de IMPD 2006 is in mei 2007 aangekondigd dat de IMPD 2007 integraal onderdeel zou gaan uitmaken van het jaarverslag 2007. Echter, in het wetgevingsdebat van 14 juni 2007 is toegezegd om op basis van de stand ultimo september 2007 te komen met een nulmeting van het personeelsbestand. (Zie voor de nulmeting kamerbrief31 200 X, nr. 9 van 5 oktober 2007). Tevens is afgesproken om op basis van de standen ultimo juni en ultimo december van ieder kalenderjaar een halfjaarlijkse voortgangsrapportage Flexibel Personeelssysteem (FPS) aan te bieden. Gezien de overlap van de voortgangsrapportage FPS met de inhoud van de IMPD, worden in het jaarverslag geen personeelsgegevens opgenomen.
Dit beleidsverslag kijkt terug op de beleidsprioriteiten uit de beleidsagenda 2007 en op de doelstellingen van het kabinet Balkenende IV. De nadruk ligt daarbij op onderwerpen waarbij de uitvoering afweek van de planning en op in 2007 aanvullend genomen maatregelen uit de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» van 18 september 2007 (31 243, nr. 1H). Onder punt 3.1. zijn de bijdragen aan de verschillende pijlers van het beleidsprogramma «Samen Werken, Samen Leven» uitgewerkt. Onder punt 3.2. zijn de beleidsprioriteiten verantwoord, waarbij per beleidsprioriteit conclusies getrokken zijn over de uitvoering in 2007.
Door het open karakter van onze samenleving en de internationale oriëntatie van onze economie is een stabiele en vreedzame internationale omgeving voor Nederland van levensbelang. De krijgsmacht is bij uitstek geschikt om daar in internationaal en nationaal verband aan bij te dragen, zowel binnen de landsgrenzen als daarbuiten.
In 2007 is een groot beroep gedaan op de krijgsmacht. Een samenvatting1:
In 2007 zijn 6 300 militairen uitgezonden voor operaties. Het merendeel van de militairen, te weten 5 400, is ingezet in de door de NAVO geleide International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan. Deze bijdrage bestond onder meer uit personele bijdragen aan hoofdkwartieren en staforganisaties, Operational Mentoring and Liaison Teams, een Battlegroup, een Provincial Reconstruction Team (PRT) en een Air Task Force (ATF). Tot mei 2007 voerde Nederland in Afghanistan het bevel over het hoofdkwartier van Regional Command South. Naast het personeel dat werd ingezet in Afghanistan namen Nederlandse militairen deel in diverse missies in de Balkan, Afrika en het Midden-Oosten. Daarnaast stelde Defensie ook permanent veertig tot zestig militairen beschikbaar voor de European Gendarmerie Force (EGF) die in juli 2006 operationeel is geworden.
Nederland heeft bijdragen geleverd aan de NATO Response Force (NRF) 8 en 9. De totale bijdrage bestond uit ongeveer 600 militairen, een fregat, twee mijnenjagers, 12 F-16’s en een explosievenopruimingsdetachement. Tijdens de bijeenkomst van ministers van Defensie in Noordwijk in oktober 2007 is overeenstemming bereikt over een nieuwe manier van force generation van de NRF. Het voorstel houdt in dat een kern van de NRF in parate toestand wordt gehouden en dat deze kern met aanvullende capaciteiten kan worden versterkt zodra de internationale veiligheidssituatie daartoe aanleiding geeft. Deze beperktere vorm van de NRF heeft een tijdelijk karakter en vloeit voort uit de huidige grote operationele druk als gevolg van de grote NAVO-operaties als in Afghanistan. Het verkleinen van de NRF kan een positief effect hebben op de beschikbaarheid van troepen voor operaties. Nederland is al langere tijd voorstander van het beter benutten van de schaarse en kostbare militaire capaciteiten van de NRF.
Vanaf 1 januari 2007 hebben de EU-battlegroups de full operational capability-status bereikt en zijn er steeds twee battlegroups gereed voor inzet. Inzet gebeurt pas na een besluit van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB). Het streven is de battlegroup tien dagen na een besluit door de RAZEB te hebben ontplooid. In de eerste helft van 2007 hebben een Duits-Nederlands-Finse battlegroup en een Frans-Belgische battlegroup de spits afgebeten. De Nederlandse bijdrage aan de battlegroup bedroeg ongeveer 750 militairen.
3.1. Bijdragen aan het beleidsprogramma
Het beleidsprogramma van het kabinet Balkenende IV «Samen Werken, Samen Leven» is voor Defensie uitgewerkt in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». De beleidsbrief is verder uitgewerkt in de begroting 2008. In 2007 zijn de benodigde voorbereidingen getroffen om dit beleid vanaf 2008 volgens de doelstellingen tijdig uit te voeren.
Pijler 1 Een actieve internationale en Europese rol
Binnen deze pijler is als doelstelling 4 geformuleerd: een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.
De internationale missies van nu zijn veeleisend doordat ze zo verschillend zijn: er zijn grootschalige en complexe missies, kleinschalige en civiel-militaire missies en opleidings- en adviesmissies. Dit zijn slechts enkele varianten.
Een belangrijke doelstelling van het kabinet is om bij de uitvoering van dergelijke missies met een moderne krijgsmacht maatwerk te leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en te helpen bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die Nederland daarin wil ondersteunen.
Het grootste deel van de in 2007 uitgezonden militairen is ingezet in de wederopbouwmissie in Afghanistan. Zij brengen daar veiligheid voor de bevolking en helpen met de wederopbouw van het land. De operaties in Afghanistan kregen ook in 2007 de allerhoogste prioriteit. Eind 2007 heeft het kabinet besloten de missie met twee jaar te verlengen tot 1 augustus 2010. Andere inzetgebieden van onze militairen waren Bosnië, Irak en Libanon. De krijgsmacht heeft ten slotte in 2007 ondersteuning geleverd aan de veiligheid in een aantal ontwikkelingslanden. SSR-adviseurs zijn ingezet in twaalf SSR-projecten, waaronder Burundi, Rwanda, Congo, Mali en Georgië.
De krijgsmacht is ook in Nederland actief. Defensie had in 2007 voor de ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 4 600 militairen op afroep beschikbaar. Ter voorbereiding op een succesvolle inzet voor bijstand en ondersteuning hebben verschillende eenheden van de krijgsmacht in 2007 deelgenomen aan gezamenlijke oefeningen.
De nieuwe Nederlandse kustwachtorganisatie is begin 2007 formeel van start gegaan. Daarnaast levert Defensie vanaf 2007 personeel en middelen aan de Dienst Speciale Interventies. Dit is een belangrijke bijdrage in het kader van de strijd tegen het terrorisme.
De in deze pijler aan Defensie toebedeelde middelen betreffen de intensivering Defensie van € 250 miljoen en de intensivering Crisisbeheersingsoperaties van € 250 miljoen.
Uitdeling extra middelen Pijler I Coalitieakkoord (x € 1 miljoen) | ||||
---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Versterking van de inlichtingenketen | 5 | 11 | 18 | 19 |
Oprichting van een permanent gezamenlijk hoofdkwartier | 0 | 0 | 2 | 10 |
Verbetering van het voortzettingsvermogen van de Apache-helikopters | 2 | 5 | 5 | 5 |
Verbetering van de veiligheid en bescherming van uitgezonden personeel | 1 | 6 | 15 | 15 |
Uitbreiding CIMIC-capaciteit | 0 | 1 | 1 | 2 |
Versterking Network Enabled Capabilities (NEC) | 5 | 7 | 9 | 7 |
Versterking van de informatievoorziening (IV) | 0 | 0 | 0 | 12 |
Maatregelen naar aanleiding van het rapport van de commissie-Staal | 12 | 20 | 25 | 30 |
Totaal uitdeling extra middelen Pijler I | 25 | 50 | 75 | 100 |
De aan deze pijler gerelateerde maatregelen zijn de aanvullende intensiveringen zoals vastgelegd in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». Een aantal gevolgen hiervan werd al in 2007 zichtbaar.
Om binnen de budgettaire kaders ruimte te scheppen voor noodzakelijke intensiveringen, is er vooralsnog geen geld gereserveerd voor de projecten verwerving van een onbemand lucht-grondwaarnemingssysteem (MALE UAV), de verwerving van de Tactical Tomahawk (TACTOM) en de deelname aan het Alliance Ground Surveillance System (AGS) van de NAVO. In 2007 is een aanvang gemaakt met de verkenningen naar het niveau van de defensiebestedingen op de langere termijn, mede in relatie tot het ambitieniveau en in bondgenootschappelijk verband.
Ook aan doelstelling 1 binnen deze pijler – een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers, dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen – en doelstelling 3 – dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten – levert Defensie een bijdrage.
Een deel van de Defensie Industrie Strategie (DIS) richt zich op een bijdrage aan een open Europese Defensiemarkt door actief deel te nemen aan initiatieven van het Europees Defensie Agentschap (EDA) en bij te dragen aan een nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijn voor Defensie en veiligheid. Nederland neemt al deel aan verschillende projecten binnen het EDA, zoals het investeringsprogramma voor bescherming van troepen, materieel en infrastructuur (force protection) en werkt aan verdere uitbreiding van deelname aan projecten voor verbetering van Europese militaire capaciteiten.
Pijler 2 Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie
Doelstelling 14 binnen deze pijler is het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie. Defensie participeert in de interdepartementale programmadirectie Kennis en Innovatie (KenI), waarmee invulling wordt gegeven aan het project Nederland Ondernemend Innovatieland (NOI). Het project NOI heeft als doel zowel de concurrentiekracht van Nederland te versterken als belangrijke maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. In de programmadirectie werkt een aantal ministeries samen om de onderlinge samenhang in het departementale beleid voor kennis, innovatie en ondernemerschap te versterken. Naar aanleiding van de DIS wordt door de ministeries van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een innovatieprogramma op het gebied van veiligheid opgezet. In dit innovatieprogramma, dat valt binnen project NOI, zullen de in de DIS geïnventariseerde prioritaire gebieden een prominente rol innemen. Er zal een innovatieagenda op het gebied van veiligheid worden opgesteld. Het streven is om in 2008 projecten te gaan uitvoeren.
Op 15 juni 2007 is de Beleidsraad Kennis en Strategie (BKS) opgericht om de kennisfunctie beter te laten aansluiten op het strategisch beleid van Defensie door de politieke en ambtelijke aansturing te versterken. Daarnaast zorgt de BKS ervoor dat de kennisinstituten op een eenduidige manier tegemoet worden getreden en dat, in samenspraak met andere departementen, overlap en duplicatie in met publieke middelen opgebouwde expertisefolio’s tot een minimum wordt beperkt. Ook heeft de BKS tot taak na te gaan of er mogelijkheden bestaan om onderzoek intern te laten verrichten. Alle beleidsdirecties zijn in de BKS vertegenwoordigd.
De BKS zal tevens het vaste defensiebestanddeel van de kenniskamer van Defensie gaan vormen. Als onderdeel van de strategische beleidsfunctie is de onlangs aangestelde adviseur kennis en strategiebeleid onder meer verantwoordelijk voor de opstelling van de Strategie- en Kennis Agenda (SKA). De SKA bevat zowel de strategische plaatsbepaling van Defensie als de kennis-, innovatie- en technologiethema’s die voor de gewenste capaciteitenontwikkeling van Defensie van belang zijn.
Voor wat betreft het personeelsbeleid is aansluiting gezocht bij de missie van pijler 4 van het beleidsprogramma: «Het kabinet zet zich in voor een samenleving waarin mensen kunnen meedoen en worden gewaardeerd om wie ze zijn en niet om wat ze zijn. Sociale samenhang is het cement van de samenleving».
Binnen deze pijler levert Defensie bijdragen aan twee projecten, te weten aan project 6 «Iedereen doet mee» en project 8 «Voortijdig schoolverlaten». In de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» heeft Defensie haar ambities uiteengezet onder meer waar het gaat om het investeren in personeel. Werving en behoud zijn speerpunten van beleid voor de komende jaren. Defensie richt zich voor de werving nog meer op vrouwen en etnisch culturele minderheden.
Op deze wijze draagt Defensie bij aan de eigen instroom van personeel, maar ook aan het voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid, het verhogen van de arbeidsparticipatie van groepen met achterstandposities op de arbeidsmarkt en aan het terugdringen van voortijdig schoolverlaten.
Om nader inhoud te geven aan deze projecten hebben de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Defensie op 2 november 2007 een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst is een aantal concrete afspraken vastgelegd.
Pijler 5 Veiligheid, stabiliteit en respect
In het kader van doelstelling 56 het in 2010 in gebruik nemen van een nieuw identificatiesysteem zijn door Defensie in 2007 voorbereidingen getroffen voor het project @migo (Mobiel Informatie Gestuurd Optreden). Eind 2006 is een pilot van dit project succesvol afgerond. Naar aanleiding hiervan heeft het CKmar voorgesteld om het systeem landelijk uit te rollen. Dit heeft geresulteerd in een door het kabinet bekrachtigde suppletie aan de defensiebegroting van € 23 miljoen.
In het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 20 september 2006 is de Kamer nadere informatie toegezegd over websites die oproepen tot vernieling van militaire objecten en de mogelijkheden tot strafrechtelijke vervolging van betrokken personen.
Onderzoek door de MIVD wijst uit dat diverse internetsites impliciet oproepen tot beschadiging van militaire objecten. Op dergelijke websites worden militaire evenementen vaak in detail aangekondigd en worden daarnaast tips gegeven van activiteiten die hinderlijk zijn. Door deze manier van werken wordt niet expliciet opgeroepen tot het beschadigen van militaire objecten. Hierdoor is strafrechtelijke vervolging van de betrokkenen veelal niet mogelijk. Ploegscharen-activisten, die vaak bereid zijn tot het aanvaarden van (gevangenis)straffen en waarvan dus verwacht zou kunnen worden dat zij zich minder gehinderd zouden voelen door sancties, doen toch geen oproepen tot strafbare feiten. Een eventuele sanctie voordat een actie is uitgevoerd, is voor hen hinderlijk omdat zij veel liever de publiciteit krijgen door de actie zelf.
Het is onmogelijk een definitief overzicht van deze websites op te stellen, doordat websites verdwijnen en andere verschijnen. De MIVD houdt de sites nauwlettend in de gaten. De door de MIVD verkregen informatie wordt gebruikt bij de beveiliging van militaire complexen en de voorbereiding van evenementen.
3.2. Uitvoering van de beleidsagenda 2007
1 Het verbeteren en verbreden van de (snelle) inzetbaarheid van de krijgsmacht
Het verbeteren en verbreden van de snelle inzetbaarheid van de krijgsmacht is de afgelopen jaren een belangrijke beleidsprioriteit voor Defensie. Ook in 2007 zijn maatregelen genomen die bijdragen aan de snelle inzetbaarheid. Deze maatregelen betreffen de verbetering van de strategische en tactische transportcapaciteit, optreden in netwerken, waarnemingen, inlichtingen, zelfbescherming en effectief optreden. Onder deze prioriteit vallen tevens de bijdragen aan NRF 8 en 9 en de EU Battle Groups.
Strategische en tactische transportcapaciteit
De NH-90 loopt verdere vertraging op waardoor de eerste helikopter pas vanaf juli 2009 voor acceptatie zal worden aangeboden. Dit betekent dat de Lynx-helikopter langer moet worden aangehouden. De benodigde maatregelen zijn hiervoor genomen. De operationele ingebruikname van de twee extra C-130’s en de derde DC-10 is vertraagd. Ook blijft het voldoende bemannen van de C-130’s, maar vooral de (K)DC-10’s, een probleem. Dat betekent dat langer gebruik moet worden gemaakt van inhuur in combinatie met het terugvallen op de transportcapaciteit van de bondgenoten.
Op 15 februari 2007 is het contract voor de aanschaf van zes Chinook-helikopters ondertekend. Verder is op 30 november 2007 het Landing Platform Dock-2 (LPD-2) Hr. Ms. Johan de Witt in dienst gesteld.
Het project Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering (SPEER) heeft in 2007 vertraging ondervonden. Hierdoor is de start van de invoering van Enterprise Resource Planning (ERP) verschoven van het najaar 2007 naar het voorjaar 2008. Dat betekent dat langer gebruik moet worden gemaakt van de bestaande systemen. Het project Nieuw Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem (NIMCIS) is in 2007 bij de operationele manoeuvrebataljons en de ondersteunende eenheden van het Korps mariniers ingevoerd.
Waarnemingen, inlichtingen en zelfbescherming
Zoals toegelicht in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» zijn het MALE UAV-project en de deelname aan het AGS-programma van de NAVO gestopt. Tijdens de begrotingsbehandeling en tijdens het wetgevingsoverleg op 22 november 2007 heeft Defensie een studie over de UAV’s toegezegd, waarbij opmerkingen over de inlichtingencapaciteit en een mogelijke Publieke Private Samenwerking (PPS)-constructie worden meegenomen.
Door operationele verliezen in Afghanistan en een behoefte aan voertuigen voor opleidingen en voor een operationele reserve zijn tien Bushmaster gepantserde wielvoertuigen aangekocht via het fast track procurement traject.
Explosieven Opruimingsdienst Defensie
Defensie is er niet in geslaagd vóór 1 januari 2008 een joint Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) op te richten. De belangrijkste reden hiervoor is dat de medezeggenschapscommissies niet hebben ingestemd met het voorgestelde reorganisatietraject.
Zoals in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» is vermeld, zijn enkele investeringsprojecten vertraagd met als doel binnen de huidige budgettaire kaders ruimte te scheppen voor intensiveringen, zoals de vertraging met twee tot drie jaar van het joint logistieke ondersteuningsschip. Verder is om dezelfde reden voor een aantal projecten vooralsnog geen geld meer gereserveerd, zoals voor de verwerving van de TACTOM. De krijgsmacht blijft beschikken over het vermogen op te treden op hogere geweldsniveaus, zoals met gevechtstanks, zware artillerie, gevechtsvliegtuigen en -helikopters, onderzeeboten en fregatten.
Het Europese Defensie Agentschap (EDA)
In afwachting van het Europese capaciteitenplan van de EDA heeft Nederland in 2007 bijgedragen aan verschillende projecten op het gebied van bestaande tekortkomingen. Defensie neemt in EDA-verband bijvoorbeeld deel aan het gezamenlijke investeringsprogramma op het gebied van bescherming van troepen, materieel en infrastructuur. Het EDA heeft in mei 2007 een strategie voor de Europese Defensie technologische en industriële basis vastgesteld. Deze strategie sluit aan bij de eveneens in 2007 vastgestelde Nederlandse DIS. In november 2007 is een raamwerk overeengekomen voor een Europese strategie voor defensieonderzoek en technologieontwikkeling. Deze strategie zal in 2008 worden aangevuld met een lijst met prioritaire technologiegebieden. In mei 2007 is de eerste rapportage over de invoering van de EDA-gedragscode voor defensieverwerving gepresenteerd.
In 2007 zijn belangrijke bijdragen geleverd aan de verdere verbetering en verbreding van de (snelle) inzetbaarheid van de krijgsmacht. De meeste voorgenomen maatregelen zijn volgens plan uitgevoerd. De uitvoering van een aantal maatregelen is vertraagd zoals de ingebruikname van de NH-90, de C-130’s en de DC-10. Een aantal investeringsprojecten is gestopt, zoals het MALE UAV-project en de deelname aan het AGS-programma.
2 Het leveren van een bijdrage aan het geïntegreerde buitenlandse- (en) veiligheidsbeleid
Sinds enkele jaren groeit de internationale erkenning voor de opvatting dat vrede, veiligheid en stabiliteit belangrijke voorwaarden zijn voor duurzame ontwikkeling. Duurzame wederopbouw vereist een geïntegreerde benadering waarin onder meer het beleidsinstrument Diplomacy, Defence and Development (3D) wordt toegepast.
Defensie levert met de inzet van militaire middelen een bijdrage aan veiligheid en stabiliteit in een (post)conflictsituatie. Ook kan Defensie in het wederopbouwproces, samen met andere departementen, noodzakelijke kennis en expertise leveren voor de ontwikkeling of hervorming van de veiligheidssector.
In 2007 heeft Defensie meer dan twintig Security Sector Reform (SSR)-adviseurs ingezet in twaalf SSR-projecten in Burundi, Rwanda, de Democratische Republiek Congo, Mali en Georgië. Ook zijn in het kader van de ISAF-missie in Afghanistan en Nato Training Mission in Iraq (NTM-I) SSR-projecten uitgevoerd, die onder andere zijn gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Defensie heeft in 2007 de (SSR)-pool geëvalueerd, waarbij is onderzocht of de gekozen opzet in de praktijk voldoet. De evaluatie is aanleiding geweest om een aantal concrete verbeteringen in de opzet en de aansturing van de SSR-pool door te voeren. Om beter te kunnen inspelen op het vraaggestuurde karakter, zal de defensiecapaciteit op SSR-gebied flexibeler worden ingericht. Naast de pool van zestig deskundigen met bestuurlijke en beleidsmatige kennis en ervaring, wordt een kleine SSR-kern van enkele voltijdsfuncties gevormd om verkenningen uit te voeren, alsmede de aansturing en het beheer van de SSR-pool op zich te nemen. Deze SSR-kern wordt ondergebracht bij de Directie Operaties van de Defensiestaf.
De verdere professionalisering van de SSR-pool geschiedt door het op voorhand aanwijzen van de SSR-expertisegebieden, competenties en taalvaardigheden waarop het meest waarschijnlijk een beroep zal worden gedaan. Aldus worden de defensieorganisatie en de SSR-deskundigen in staat gesteld zich goed op hun adviestaak voor te bereiden. Ten slotte wordt een communicatiestrategie opgesteld ten behoeve van de defensieorganisatie en spelers in onze omgeving (andere departementen, non-gouvernementele organisaties, bedrijfsleven) die uiteenzet wat SSR inhoudt, wat Defensie hieraan bijdraagt, welk belang daaraan wordt toegekend en hoe het is georganiseerd.
European Gendarmerie Force (EGF)
De EGF bestaat uit vijf Europese landen (Nederland, Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal), die beschikken over een politiemacht van 800 functionarissen met een militaire status.
In 2007 is de toegezegde capaciteit van 40–60 CKmar-functionarissen ter beschikking gekomen van de EGF. In 2007 was Nederland voorzitter van de EGF. Onder Nederlands voorzitterschap is het verdrag ondertekend dat de juridische grondslag vormt voor de missies en activiteiten van de EGF. Eind november 2007 is de eerste EGF-missie van start gegaan. De EGF heeft een geïntegreerde politie-eenheid van EUFOR/Althea overgenomen.
In 2007 is een relevante bijdrage geleverd aan het geïntegreerde buitenlandse- (en) veiligheidsbeleid. Door Defensie zijn adviseurs geleverd aan SSR-projecten in hoofdzakelijk Afrikaanse landen. De SSR-pool is geëvalueerd. Ten slotte heeft Nederland als voorzitter van de EGF belangrijke resultaten behaald.
3 Het verdiepen van de samenwerking met civiele autoriteiten
Door de ministeries van Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Verkeer en Waterstaat zijn bindende afspraken gemaakt over een verdere intensivering van de civiel-militaire samenwerking (ICMS). Het jaar 2007 stond voor een belangrijk deel in het teken van de operationalisering van maatregelen.
Per 1 januari 2007 is de nieuwe Nederlandse kustwachtorganisatie formeel van start gegaan, die zich echter nog wel in een transitieproces bevindt. De verwachting is dat dit proces in de loop van 2008 voltooid zal zijn.
Defensie levert ook bijdragen aan de terrorismebestrijding. Met ingang van 2007 levert Defensie onder meer personeel en middelen aan de Dienst Speciale Interventies (DSI).
In 2007 is gestreefd naar een optimale invulling van de gewenste helikopterondersteuning voor rampenbestrijding en crisisbeheersing, voor inzet van de bijzondere bijstandseenheden en voor de uitvoering van politietaken. In dat kader zouden ook de mogelijkheden tot samenwerking op het gebied van aanschaf en beheer van overheidshelikopters nader worden onderzocht. De aanbesteding van helikopters voor het Korps Landelijke Politiedienst (KLPD) kon daarop echter niet wachten en is afzonderlijk in gang gezet.
In 2007 is de samenwerking van Defensie met de civiele autoriteiten verder verdiept.
4 Het realiseren van een nieuw evenwicht bij de krijgsmacht
In 2007 zag Defensie zich in toenemende mate geconfronteerd met een achterblijvende vulling van de organisatie. In de laatste rapportage aan de Kamer over de migratie tot en met 30 juni 2007 (30 800 X, nr. 121d.d. 18 september 2007) is gemeld dat in het bijzonder de vulling van het militaire personeelsbestand achterblijft bij de planning. De voorspoedige economische ontwikkeling en daardoor krappere arbeidsmarkt dragen daar aan bij. In een presentatie aan de vaste commissie voor Defensie op 15 november 2007 is gemeld dat het aantal vacatures ruim 5 000 bedraagt. Door het stellen van prioriteiten, het schuiven met personeel en het bij grote knelpunten inhuren van personeel konden deze problemen tijdelijk worden ondervangen. Om de vulling op termijn te garanderen zijn er vele maatregelen genomen. Zo zijn in het in augustus 2007 afgesloten arbeidsvoorwaardenakkoord naast generieke salarismaatregelen onder andere de mogelijkheden voor aanstellings-, belonings- en bindingspremies versterkt. De ongewenste uitval van kandidaten bij de werving, keuring en initiële opleidingen wordt verder teruggedrongen en de voorschakeltrajecten en instroomopleidingen worden uitgebreid. Daarnaast zal Defensie zich meer dan voorheen richten op de horizontale instroom of van personeel dat eerder bij Defensie heeft gewerkt. In december 2007 is een projectorganisatie Werving en Behoud ingesteld, die onderzoekt op welke wijze de werving van nieuw personeel kan worden verbeterd en welke aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om het huidige personeel te behouden. Het plan van aanpak over werving en behoud van personeel is op 1 april 2008 aangeboden aan de Kamer.
Van de voornemens om in 2007 het vliegkamp Valkenburg en de vliegbases Twenthe en Soesterberg te sluiten is alleen de sluiting van de vliegbasis Soesterberg niet gerealiseerd. Als gevolg van vertraging in de nieuwbouw was vliegbasis Gilze-Rijen niet gereed om alle taken van Soesterberg over te nemen. De verwachting is dat in het najaar van 2008 de helikoptersquadrons kunnen verhuizen naar Gilze-Rijen. Eind 2008 zijn de helikopteractiviteiten vanaf Soesterberg dan ook volledig beëindigd.
Het gerealiseerde investeringspercentage bedraagt 22,3 %. Hiermee is ruimschoots aan de in de begroting 2007 genoemde verwachting (> 20 %) voldaan.
De aanbevelingen uit de bestuurlijke evaluatie Defensie zijn nader uitgewerkt. In 2007 zijn de besturingsrelaties tussen de bestuursstaf (BS), de Operationele Commando’s (OC’s), het Commando Dienstencentra (CDC) en de Defensie Materieelorganisatie (DMO) versterkt en nader verfijnd. De verbetering van het bestuur is echter een continu proces dat niet stopt in 2007, maar doorloopt in 2008 en verder.
In 2007 zijn belangrijke stappen gezet in de richting van de naderende voltooiing van de operatie nieuw evenwicht. Met uitzondering van de sluiting van de vliegbasis Soesterberg zijn de voorgenomen maatregelen en activiteiten grotendeels volgens plan uitgevoerd. Een zorgwekkende ontwikkeling is de groei van het aantal vacatures bij Defensie. In 2008 worden aanvullende werving- en behoudmaatregelen genomen.
5 Het vernieuwen van het personeelsbeleid
Het jaar 2007 heeft in belangrijke mate in het teken gestaan van de voorbereiding van de invoering van het flexibele personeelssysteem (FPS). Met de goedkeuring van de wijziging van de Militaire Ambtenaren Wet eind 2007 is daarvoor de juridische basis gelegd. Met de centrales van overheidspersoneel zijn vervolgens de rechtspositionele kaders vastgesteld, waarna vanaf 1 januari 2008 militairen onder het nieuwe FPS-regime zullen instromen.
Ter voorbereiding op de invoering van het FPS is in 2007 de wervingscommunicatie aangepast. Ook is het lijnmanagement en het personeel nader geïnformeerd over de invoering van het FPS en de gevolgen daarvan. Het personeel en lijnmanagement hebben ruimschoots de gelegenheid gehad zich te laten informeren over voor hen relevante punten van het FPS. Zo is er een folder verspreid en zijn voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd.
Het FPS is per 1 januari 2008 van kracht geworden, en wordt zoals eerder gemeld stapsgewijs ingevoerd. In 2007 is de basis gelegd voor een goede loopbaanbegeleidingsorganisatie, die, eveneens stapsgewijs, in 2010 volledig gevuld en operationeel moet zijn. Op het gebied van opleidingen is – naast de aandacht voor de binnen Defensie voor de functie en loopbaan vereiste kwaliteiten – veel aandacht besteed aan de meerwaarde van werken bij Defensie voor een verdere carrière in de civiele maatschappij. Certificering van opleidingen en van verworven ervaringen en competenties vormen hiervoor de grondslag.
In 2007 is met de centrales van overheidspersoneel overeenstemming bereikt over een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord. Als uitvloeisel van dit akkoord is op 18 december 2007 een convenant afgesloten over de verdere invoering van een leeftijdsfasebewust personeelsbeleid.
Eind maart 2007 zijn zowel de nieuwe Gedragscode Defensie als het Plan van Aanpak Staal geïntroduceerd en is gestart met de implementatie van de Staal-maatregelen waarvoor een projectstructuur bestaande uit een stuurgroep, regiegroep en een klankbordgroep is opgezet. Op het aandachtsgebied leiderschap is in 2007 de Visie Leidinggeven Defensie ontwikkeld en breed geïntroduceerd. Op het gebied van personeelsgerelateerde maatregelen kan onder andere worden vermeld dat met het ontwikkelen van het beleidsvoornemen Oprichting Integriteitsorgansatie Defensie in 2007, zij het met enige vertraging, een stap is gezet naar de nieuw op te richten defensiebrede integriteitsorganisatie. In de opmaat naar de nieuwe integriteitsorganisatie is een pilot gestart bij de Defensie Materieelorganisatie. De inrichting van de nieuwe integriteitsorganisatie met centrale integriteitsfunctionarissen en een onderzoeksteam, een onafhankelijk meldpunt en een nieuw meldings-, registratie- en rapportagesysteem zal in de loop van 2008 worden voltooid. Hiermee kan uitvoering worden gegeven aan de motie-Eijsink c.s. (30 800 X, nr. 16).
Het genderbeleid heeft in 2007 de gevolgen ondervonden van een krappe arbeidsmarkt. Hierdoor is de stijging van de instroom van het aantal vrouwen in militaire functies in 2007 afgevlakt naar circa 13%. Om het behoud en daarmee de doorstroom van vrouwen te bevorderen zijn in 2007 extra maatregelen genomen om de mogelijkheden om arbeid en zorg bij Defensie te combineren. Een uitgebreide brochure hierover is in oktober 2007 op de huisadressen van alle defensiemedewerkers verspreid. In 2007 is verder uitvoering gegeven aan het actieplan Gender en het project Genderforce.
Naast het genderbeleid is gewerkt aan het verder vorm geven van het diversiteitsbeleid bij Defensie. Dit heeft geresulteerd in de brief aan de Kamer van 14 december 2007 (31 200 X, nr. 78), waarin het gender- en diversiteitsbeleid voor de komende jaren is uiteengezet. Om de doelstellingen van dit beleid de komende jaren te bereiken, wordt een scala aan maatregelen getroffen.
In 2006 is de reorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg binnen Defensie ingezet en zijn de bestaande GGZ-eenheden binnen de krijgsmacht in één bestuurlijke organisatie ondergebracht. Vervolgens zijn in januari 2007 vier regionale centra ingericht. Daarmee is de reorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg een feit.
Op 1 januari 2007 is ook het Zorgloket Oorlogs- en Dienstslachtoffers geïntroduceerd, waarbij de integrale betaling van WAO en invaliditeitspensioen en een geïntegreerde beoordeling bij samenloop van invaliditeit en arbeidsongeschiktheid is gerealiseerd. De gemeenschappelijke uitbetaling van een WIA-uitkering en een invaliditeitspensioen vergt meer tijd dan voorzien, maar is in 2008 gerealiseerd. Het Zorgloket verzorgt verder de uitvoering van de militaire regelgeving voor postactieve militairen. Daarnaast zijn er vijf zorgcoördinatoren werkzaam binnen het loket, die actief militaire oorlogs- en dienstslachtoffers begeleiden.
Medio 2007 is ook de Raad van toezicht en advisering voor het civiel-militair zorgsysteem opgericht. Dit zorgsysteem levert ondersteuning voor de hulpverlening aan veteranen en aan het wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen als gevolg van uitzendingen.
Het Veteranen Registratie Systeem (VRS) is momenteel gevuld met de persoons- en uitzendgegevens van alle bij Defensie bekende veteranen. Om de actualiteit van de adresgegevens in het VRS te waarborgen is een koppeling tot stand gebracht met de gegevens van het Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Intussen is het merendeel van de in het VRS opgenomen veteranen aangeschreven om hen onder andere te informeren over de voor hen bij Defensie beschikbare (zorg)voorzieningen, faciliteiten en activiteiten. Daarnaast zijn zij – voor zover nog niet het geval – alsnog in aanmerking gebracht voor het Handboek, het Draaginsigne en de Veteranenpas.
Een deel van de veteranen is nog niet succesvol gekoppeld aan het Agentschap Basisadministratie of hun veteranenstatus is nog niet bevestigd. Zij zullen daarom in de loop van de eerste helft van 2008 – waar mogelijk – alsnog worden aangeschreven.
In 2007 zijn verschillende maatregelen genomen gericht op vernieuwing van het personeelsbeleid. Een belangrijke basis is gelegd voor de invoering van het flexibele personeelssysteem. Daarnaast zijn belangrijke stappen gezet met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Staal. Ten slotte zijn maatregelen genomen op het terrein van onder meer gender, diversiteit, geestelijke gezondheidszorg, nazorg en veteranen.
Overzicht verloop begroting 2007
TOTAAL DEFENSIE | 2007 |
---|---|
Standen ingediende ontwerpbegroting 2007 | 7 911 655 |
Beleidsmatige mutaties | |
Doorwerking eindejaarsmarge uit 2006 | – 27 998 |
Overheveling van Buitenlandse Zaken voor Crisisbeheersingsoperaties | 112 934 |
Bijstelling diverse ontvangsten | 44 735 |
Overheveling van/naar andere departementen | – 7 073 |
Hogere verkoopopbrengsten Domeinen | 210 360 |
Totaal beleidsmatige mutaties | 332 958 |
Autonome mutaties | |
Loonbijstelling | 133 833 |
Prijsbijstelling | 30 578 |
Bijstelling diverse ontvangsten | – 13 822 |
Bijstelling ontvangsten verkoopopbrengsten Domeinen | – 29 309 |
Overheveling van/naar andere departementen | – 12 891 |
Doorwerking eindejaarsmarge 2007 | 34 513 |
Totaal autonome mutaties | 142 902 |
Totaal jaarrekening 2007 | 8 387 515 |
Beleidsmatige mutaties voor 2007
Definitieve eindejaarsmarge 2006
Het defensiebudget wordt bijgesteld met een bedrag van – € 28,0 miljoen. Dit betreft de doorwerking van de eindejaarsmarge 2006. Dit bedrag is inclusief het HGIS-deel.
Overheveling van Buitenlandse Zaken
Van het ministerie van Buitenlandse Zaken is € 112,9 miljoen overgeheveld voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties.
Bijstelling diverse ontvangsten
Extra ontvangsten in verband met de verrekening met Amerika van door Defensie geleverde diensten (personeel) voor de sluiting van de POMS-site Eygelshoven.
Daarnaast wordt voorzien in incidentele ontvangsten van voorgefinancierde NAVO-infrastructuurprojecten, waaronder het project Pernis-Schoten, en een reguliere terugstorting naar het moederdepartement van het saldo van de baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie.
Overheveling van/naar departementen
Het betreft hier voornamelijk de bijdrage (– € 3,4 miljoen) van Defensie in de exploitatiekosten van het project C2000. Naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een bedrag van € 2,2 miljoen overgeheveld in verband met de ontvlechting van de personeelskosten van militairen op het vliegveld Hato op Curaçao voor de Kustwacht NA&A. Daarnaast hebben er diverse kleine overhevelingen plaatsgevonden.
Hogere verkoopopbrengsten Domeinen
In het verlengde van de met het ministerie van Financiën gemaakte afspraken over hogere verkoopopbrengsten Domeinen zijn de uitgaven 2007 met € 210,4 miljoen verhoogd. Het betreft de opbrengsten van de verkoop van Multipurpose(M)- en Standaard(S)-fregatten, de verkoop van de legerbasis Seedorf aan Duitsland en de verkoop van vliegbasis Twenthe.
Loon- en prijsbijstelling 2007
De met de Voorjaarsnota toegekende loon- en prijsbijstelling 2007 betreft de aanpassing van het loon- en prijsniveau.
Bijstelling diverse ontvangsten
Als gevolg van minder ontvangsten BTW, een gewijzigde systematiek voor case closures Foreign Military Sales (FMS) en minder brandstofleveringen aan derden zijn de ontvangsten lager dan geraamd.
De vertraging in de afhandeling van de verkoop van Leopard-2 tanks aan Portugal heeft geleid tot lagere opbrengsten (€ 23,5 miljoen) via de Dienst der Domeinen. Deze ontvangsten worden nu in 2008 verwacht.
Overheveling van/naar departementen
Een bedrag van € 12,9 miljoen is overgeheveld naar het ministerie van Financiën. Deze mutatie betreft de nadere vaststelling van de voor 2007 aan de orde zijnde lening aan het ABP voor het met het ABP gesloten financieringsarrangement voor de opbouw van kapitaaldekking van de militaire ouderdomspensioenen.
Deze mutatie is het resultaat van de definitieve eindrealisatie 2007. Het betreft een saldo van de meer- en minderuitgaven bij de defensieonderdelen.
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoek | OD/AD | Onderwerp | Start | Afgerond |
---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting | n.v.t. | Evaluatie beschikbaarstelling van militaire deskundigen voor de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen (aspect ambitieniveau)* | november 2007 | 2008 |
Overig evaluatieonderzoek | n.v.t. | Bestuurlijke evaluatie van Defensie (nieuw evenwicht) | mei 2006 | maart 2007 |
n.v.t. | Evaluatietoets Internationale Militaire Samenwerking | juni 2007 | december 2007 | |
OD | Beleidsevaluatie Commando landstrijdkrachten | augustus 2006 | augustus 2007 | |
n.v.t. | Evaluatie beleidsplan CKmar 2010 | november 2006 | april 2007 | |
n.v.t. | Evaluatie SSR-pool | maart 2007 | augustus 2007 |
* Deze doorlichting komt in de plaats van de in de begroting 2007 aangekondigde beleidsevaluaties van het Commando luchtstrijdkrachten en de Defensie Materieelorganisatie. Door reorganisaties heeft de doorlichting vertraging opgelopen.
4.1. Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties – beleidsartikel 20
Duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit.
Nederland heeft onverminderd bijgedragen aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Nederland voerde daartoe een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet heeft beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich uitstrekte tot breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten.
Verbetering ramingssystematiek
Bij de opstelling van de initiële begroting/raming wordt rekening gehouden met de op dat moment bekende uitgangspunten, inzichten en ervaringen. Het opstellen van een raming bij complexe crisisbeheersingsoperaties (zoals in Uruzgan) wordt bemoeilijkt door niet te beïnvloeden factoren zoals lange, kwetsbare logistieke lijnen en klimatologische en operationele omstandigheden. Niettemin streeft Defensie naar zo accuraat mogelijke ramingen. Daar waar een volledig inzicht in de kosten van een missie ontbreekt zal een post «onvoorzien» worden opgenomen bij de desbetreffende missie.
Ook heeft Defensie verbetermaatregelen genomen om sneller inzicht te krijgen in knelpunten en ontwikkelingen, onder meer door herziening van regelgeving en aanpassing van de financiële procedures aan de aard van de operatie.
De inzet van operationele eenheden van de krijgsmacht is onderhevig aan een continu evaluatieproces. Doordat de opzet van de operaties verschilt voor wat betreft de geografische locatie, de wijze van militair optreden en het geweldsniveau, is een eenduidige meetsystematiek nauwelijks mogelijk. Na afloop van elke inzet wordt in de eindevaluatie (waar mogelijk) ingegaan op het resultaat van de operatie (wat was beoogd en wat is uiteindelijk met welke inspanning bereikt). Hiermee wordt bereikt dat nieuwe ervaringen tijdig worden onderkend en dat hieruit defensiebreed lering wordt getrokken.
Toetsingskader 2001
In het Toetsingskader 2001 (23 591, nr. 7) is een reeks van aandachtspunten opgesteld om per operatie een weloverwogen politiek en militair oordeel te kunnen vellen over Nederlandse deelneming aan internationale crisisbeheersingsoperaties.
In dit kader is onder andere bepaald dat op iedere derde woensdag in mei het parlement kan beschikken over een tussentijdse evaluatie van de lopende operaties waaraan Nederlandse militaire eenheden deelnemen en dat na beëindiging van de Nederlandse inzet een eindevaluatie wordt opgesteld waarin zowel de militaire als de politieke aspecten aan de orde komen.
Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Verplichtingen | 210 661 | 245 144 | 213 799 | 317 885 | 318 362 | 195 500 | 122 862 |
Uitgaven | |||||||
Operaties | |||||||
EUFOR Althea | 60 020 | 34 993 | 29 236 | 30 843 | 14 229 | 18 000 | – 3 771 |
EUPM | 1 442 | 1 158 | 547 | 182 | 182 | ||
KFOR | 23 | 117 | 177 | 177 | |||
Stabilisatiemacht Irak (SFIR) | 36 542 | 79 867 | 41 764 | 7 794 | 1 984 | 1 984 | |
NTM-I | 426 | 1 160 | 708 | 300 | 408 | ||
Unifil Libanon | 9 019 | 9 019 | |||||
ISAF (algemeen) | 31 832 | 5 399 | 1 296 | 751 | 1 200 | – 1 200 | |
ISAF PRT | 8 040 | 14 187 | 11 306 | 1 346 | 1 346 | ||
ISAF/F-16 detachement | 18 997 | 25 807 | 21 396 | 14 245 | 13 500 | 745 | |
ISAF/Stage III | 143 943 | 232 566 | 134 600 | 97 966 | |||
Operatie Enduring Freedom | 31 782 | 792 | 16 813 | 8 085 | 1 297 | 1 297 | |
Operatie SRF | 16 771 | 6 030 | 3 030 | 3 030 | |||
Enduring Freedom/CTF150 | 813 | 7 277 | 30 | 30 | |||
Overige operaties | 15 668 | 8 170 | 4 982 | 8 208 | 5 328 | 3 700 | 1 628 |
Contributies | |||||||
VN-contributies | 34 322 | 65 354 | 52 963 | 56 854 | 0 | ||
CRO / EU-contributies | 2 380 | 7 608 | 5 442 | 5 263 | 11 547 | 5 000 | 6 547 |
Afdracht premie/koopsom pensioenen | 12 818 | 4 581 | 6 795 | 8 140 | 4 000 | 4 140 | |
Subtotaal | 213 988 | 243 196 | 215 104 | 316 369 | 303 828 | 180 300 | 123 528 |
Voorziening crisisbeheersingsoperaties | 15 200 | – 15 200 | |||||
Totaal uitgaven | 213 988 | 243 196 | 215 104 | 316 369 | 303 828 | 195 500 | 108 328 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 8 001 | 13 071 | 10 643 | 4 080 | 3 788 | 1 407 | 2 381 |
De hogere verplichtingen worden bij de uitgaven toegelicht.
De daadwerkelijke uitgaven in 2007 bedroegen € 303,8 miljoen. De begroting voor 2007 was vastgesteld op € 195,5 miljoen. Het verschil van € 108,3 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door de hogere uitgaven voor de operatie ISAF/Stage III (€ 98,0 miljoen). De opmerkelijke verschillen worden hieronder toegelicht.
De missie is per juni 2007 verlengd met een jaar tot juni 2008. Door inkrimping van de missie en de hierdoor lagere personele bezetting is de realisatie € 3,8 miljoen echter lager dan voorzien.
Op 11 augustus 2006 is door de VN-veiligheidsraad besloten tot de ontplooiing van een versterkte UNIFIL-missie, inclusief maritieme component (resolutie 1701). Door het kabinet is op 22 september 2006 ingestemd met de bijdrage van een fregat aan de maritieme taakgroep van UNIFIL. Deze missie is op 15 december 2006 begonnen en loopt door tot 1 maart 2008. In 2007 is hiervoor € 9,0 miljoen uitgegeven.
In 2007 is er in totaal € 232,6 miljoen gerealiseerd voor ISAF Stage III. In de begroting was hiervoor € 134,6 miljoen opgenomen. De hogere uitgaven van € 98,0 miljoen zijn het gevolg van uitgaven voor vergoeding en toelagen (€ 10 miljoen), voeding (€ 19 miljoen), personeelszorg (€ 6 miljoen), transport (€ 27 miljoen), materiële kosten (€ 12 miljoen), munitie (€ 14 miljoen) en diverse overige kleine mutaties (€ 10 miljoen).
Operatie Strategic Reserve Force (SRF)
De Nederlandse bijdrage aan de SRF (operatie in Mazar-e-Sharif) is afgerond. De volledige kosten van deze operatie hebben € 25,8 miljoen bedragen, inclusief de in 2007 betaalde afrondingskosten van de operatie. Bij deze operatie is destijds geen gebruik gemaakt van luchttransport van de Duitse luchtmacht.
Nederland draagt bij in de gemeenschappelijke uitgaven voor de NAVO (NATO Crisis Response Operations, voorheen PSO) en de Europese Unie (onder andere EUFOR en EU-missie Tsjaad). De bijdrage stijgt van € 5,0 miljoen naar € 11,5 miljoen als gevolg van het toegenomen aantal operaties.
Afdracht premie/koopsom pensioenen
Voor de (extra) pensioenopbouw voor militairen die ingezet worden bij crisisbeheersingsoperaties wordt aanvullende premie afgedragen bij het ABP. De realisatie van € 8,1 miljoen ten opzichte van de begroting van € 4,0 miljoen is het gevolg van een verhoogd aantal militairen in Afghanistan en een aantal nieuwe missies die niet in de begroting 2007 waren opgenomen (onder andere UNIFIL en verlenging EUFOR).
De ontvangsten waren voor 2007 begroot op € 1,4 miljoen. De daadwerkelijke ontvangsten bedroegen in 2007 € 3,8 miljoen. Het verschil van € 2,4 miljoen komt voort uit de VN-ontvangsten voor de inzet van personeel en materieel van UNIFIL, ontvangsten van de verrekening van brandstofkosten van de operatie SFOR en een ontvangst van Hongarije voor het overnemen van een basis in Afghanistan.
Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)
De internationale veiligheidssituatie blijft onvoorspelbaar. De Nederlandse deelname aan crisisbeheersingsoperaties kan daarom niet op voorhand volledig worden gepland.
Operationele doelstelling 1 – Vrede en stabiliteit in Europa
Het kabinet heeft in juni 2007 besloten om de Nederlandse militaire deelname aan de EU-geleide troepenmacht EUFOR tot juni 2008 voort te zetten. De kern van de huidige Nederlandse bijdrage (85 militairen) bestaat thans uit personeel voor het Regional Coordination Center van Regio-1, een viertal Liaison and Observation Teams(LOT), gehuisvest tussen de lokale bevolking in diverse huizen in Bosnië-Herzegovina, een detachement van EUFOR/Integrated Police Unit een National Support Element (NSE) en personeel op HQ EUFOR. In de maanden februari, maart en april van 2007 heeft EUFOR een transitie ondergaan, waarbij de sterkte van 5 000 teruggebracht is naar 2 500. De bijdrage van Nederland aan EUFOR is teruggebracht van 280 naar 85 militairen.
European Union Monitor Mission (EUMM)
Met de missie werd toezicht gehouden op de ontwikkeling van het democratiseringsproces op de Balkan. De defensiebijdrage bestond tot 24 augustus 2007 uit drie militairen. De EUMM is per 31 december 2007 beëindigd.
European Union Police Mission (EUPM)
Doel van de EUPM is het coachen van het Bosnische midden- en hogere politiekader in het uitoefenen van politietaken naar Europees model. De EUPM heeft geen executieve taken en verricht haar taken ongewapend. De Nederlandse bijdrage bestaat uit vier militairen van het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) en zes civiele politieagenten.
Doel van de missie is het leveren van een bijdrage aan een veilige en stabiele (leef)omgeving in Kosovo. De KFOR-troepenmacht ziet toe op de naleving van het Military Tactical Agreement van drie juni 1999 en levert assistentie aan de VN-missie United Nations Interim Administration Missionin Kosovo (UNMIK). Nederland levert sinds oktober 2005 vier militairen aan het KFOR-hoofdkwartier te Pristina.
Operationele doelstelling 2 – Vrede en stabiliteit in Afghanistan
International Security Assistance Force (ISAF)
De ISAF heeft een VN-mandaat om de Afghaanse regering in geheel Afghanistan te assisteren bij het handhaven van de veiligheid. Afhankelijk van de omvang van de Nederlandse bijdrage zal de voorziene inspanning leiden tot een evenredige belasting van het HGIS-budget. Bij de raming van de operatie werd initieel uitgegaan van ongeveer 1 200 militairen. Het totaal aantal Nederlandse militairen in Zuid-Afghanistan is in de loop van het jaar verhoogd tot 1 655. Bovendien zijn er in de periode tot 1 februari 2007 ongeveer 200 militairen extra ingezet als gevolg van de Nederlandse commandovoering over de ISAF-missie in Zuid-Afghanistan. Als gevolg van uitloop van de opbouwperiode waren begin 2007 daadwerkelijk ongeveer 2 000 Nederlandse militairen in Zuid-Afghanistan aanwezig.
De ATF is opgericht ter ondersteuning van de Task Force Uruzgan (TFU). De ATF omvat alle vliegtuigen en helikopters die permanent voor ISAF in Afghanistan zijn gestationeerd. De ATF beschikt voor het leveren van gevechtssteun over vijf Apache-helikopters en zes F-16 gevechtsvliegtuigen. Daarnaast beschikt de ATF over afwisselend drie Chinook-helikopters en zes Cougar-helikopters voor luchttransporttaken.
1 NLD Task Force Uruzgan (TFU)
Nederland heeft vanaf 1 augustus 2006 de leiding over de wederopbouwmissie in de provincie Uruzgan. Deelname aan deze missie was oorspronkelijk gepland voor twee jaar. Eind december 2007 heeft het parlement het kabinetsbesluit bekrachtigd de missie, in afgeslankte vorm, te verlengen tot 1 augustus 2010. De kern van de eenheid wordt gevormd door een Provincial Reconstruction Team (PRT) en een geïntegreerde Australische genie-eenheid. Daarnaast beschikt de TFU over een eigen Battle Group voor beveiliging, alsmede logistieke- en stafondersteuning.
Behalve voornoemde bijdragen aan ISAF in het algemeen en Uruzgan in het bijzonder, leverde Nederland een personele bijdrage aan het hoofdkwartier van ISAF in de zuidelijke regio in Kandahar, dat tot 1 mei 2007 door een Nederlandse generaal werd geleid.
Overige eenheden in Afghanistan
Voor de ondersteuning van alle voornoemde eenheden zijn op verschillende locaties kleine eenheden aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn het Nederlands Contingentscommando, CKmar-eenheden, hoofdkwartieren, EUPOL en inlichtingencapaciteit. Hiermee zijn ongeveer 121 functies gemoeid.
Civiel-Militaire samenwerking (CIMIC)
CIMIC-eenheden en -functionarissen hebben in 2007 een bijdrage geleverd aan de Task Force Uruzgan. In totaal zijn er twaalf CIMIC-functionarissen ingezet waarvan acht binnen missieteams en vier in de staven van PRT en TFU. In totaal zijn tweehonderd projecten uitgevoerd ter ondersteuning van de missie in Uruzgan.
Operationele doelstelling 3 – Vrede en stabiliteit in Afrika en overige kleine missies.
European Security (EUSEC) Kinshasa en Bunia
EUSEC is een kleinschalige, van oorsprong civiele, Security Sector Reform (SSR)-missie die adviseert en assisteert bij het hervormen van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC). De militaire invloed wordt echter steeds groter. De Nederlandse bijdrage omvat het ondersteunen van de totstandkoming en het vergroten van de betrouwbaarheid van het nieuwe geïntegreerde Congolese leger. Hierbij wordt aandacht besteed aan onderwerpen als mensenrechten, goed bestuur, transparantie en respect voor de rechtsstaat. De EUSEC-missie is 2 mei 2005 begonnen. Het mandaat is verlengd tot 30 juni 2008. Nederland draagt in Kinshasa met één functionaris bij aan de EUSEC-missie. Onder de paraplu van EUSEC wordt tevens in het oosten van de DRC het project EUSEC Financial Mission (FIN) uitgevoerd, dat de betaling van soldij aan de soldaten stroomlijnt en transparant maakt. Nederland draagt sinds mei 2006 met twee functionarissen bij aan EUSEC FIN en ook deze bijdrage zal conform het mandaat tot 30 juni 2008 worden voortgezet.
United Nations Mission Sudan (UNMIS) te Soedan
Nederland heeft in principe voor een periode van één jaar een bijdrage van vijftien politiefunctionarissen (UNPOL) en vijftien militaire waarnemers (UNMO) toegezegd aan deze VN-missie. De eerste groep militairen is op 22 april 2006 ontplooid. Het takenpakket van de waarnemers bestaat uit het toezien op de goede uitvoering van deComprehensive Peace Agreement van 9 januari 2005, die door zowel het noorden als het zuiden van Soedan is geaccordeerd. De Nederlandse bijdrage aan UNPOL bestaat uit het begeleiden en opleiden van de lokale politiemacht in het zuiden van Soedan en wordt jaarlijks beschouwd.
Nederland heeft ter voorbereiding op een mogelijke EUFOR missie in Tsjaad, sinds november 2007, in totaal zeven augmentees ter beschikking gesteld voor het Operational Headquarters (OHQ) en het Field Headquarters (FHQ) te Parijs. Het doel is ondersteuning van de planning en uitvoering van de gewenste EVDB-missie in Tsjaad. De EUFOR-missie vangt naar verwachting in het voorjaar van 2008 aan.
Light Support Package (LSP)/ UN African Mission in Darfur (UNAMID)
In 2007 is besloten dat de Verenigde Naties een vredesmissie zal gaan uitvoeren in Darfur (Soedan) en daarmee de African Mission in Soedan zal aflossen. Ter voorbereiding op UNAMID is in 2007 een Light Support Missie ontplooid in El Fasher/Darfur/Soedan. Deze missie ondersteunt de planning en beoogt de uitvoering van de UNAMID missie, met name de ondersteuning van logistieke planning en het cease firing committee. De Nederlandse bijdrage bestaat sinds augustus 2007 en is toegezegd voor een jaar.
Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi (BINUB) en bilaterale Sector Security Reform (SSR)-missie in Burundi
Eind 2006 is besloten tot ondersteuning door Nederland van de fragiele staat Burundi in het Afrikaanse «Grote Meren-gebied» op het gebied van Disarmament, Demobilisation and Reintegration (DDR) en SSR-activiteiten. Hiertoe is bij de VN-organisatie BINUB in Bujumbura (Burundi) een Nederlandse militair geplaatst. De BINUB-missie is de verbeterde opvolger van de Opération des Nations Unies au Burundi (ONUB)-missie. Einde mandaat voor de BINUB-missie is 1 januari 2009. Tevens is besloten bilateraal SSR-projecten te ondersteunen voor de Burundese strijdkrachten en politie. Jaarlijks wordt in overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken overwogen om deze vorm van advisering voort te zetten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken financiert deze SSR-adviesprojecten.
NATO Training Mission Irak (NTM-I)
Nederland leverde sinds het begin van de missie (februari 2005) vijftien militairen voor administratieve ondersteuning en training van Iraakse staven. Na een interne reorganisatie binnen NTM-I kon de Nederlandse bijdrage vanaf maart 2007 worden teruggebracht tot zeven militairen. In december 2007 heeft het kabinet besloten de bijdrage aan NTM-I tot medio augustus 2008 te verlengen.
UN Truce Supervision Organisation (UNTSO)
Nederland heeft in 2007 twaalf militairen geleverd voor verschillende waarnemersgroepen in Syrië, Israël en Libanon.
Task Force 150 – Operation Enduring Freedom (TF-150/OEF)
Nederland heeft gedurende het hele jaar een liaisonteam geleverd aan het maritieme hoofdkwartier van het Combined Force Maritime Component Command (CFMCC) te Bahrein. In 2007 zijn er geen Nederlandse schepen ingezet voor een van de TF’s van het CFMCC in Bahrein.
European Union Border Assistance Mission Rafah (Gaza)
Nederland leverde drie militairen van het CKmar aan deze missie, die toezicht houdt bij het Rafah Crossing Point, teneinde het vertrouwen tussen de Israëlische regering en de Palestijnse Autoriteit op te bouwen. In verband met de machtsovername in de Gazastrook door Hamas en de daarmee samenhangende sluiting van het Rafah Crossing Point, is de Nederlandse bijdrage vanaf november 2007 teruggebracht naar één officier van het CKmar.
United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL)
Israël heeft het militair optreden in Zuid-Libanon beëindigd na het besluit in de zomer van 2006 van de VN-Veiligheidsraad tot de ontplooiing van een versterkte UNIFIL-missie, inclusief maritieme component. Het kabinet heeft op verzoek van de Libanese regering op 22 september 2006 ingestemd met de bijdrage van een fregat aan de maritieme taakgroep van UNIFIL. Deze missie is op 15 december 2006 begonnen en is 1 maart 2008 afgelopen.
4.2. Commando zeestrijdkrachten – beleidsartikel 21
Operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.
Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. In september 2007 is het ambitieniveau voor de nieuwe kabinetsperiode verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». De beleidsbrief geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CZSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau waar te kunnen maken en de inzetbaarheid op peil te houden, dienen de operationele eenheden van het CZSK voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten, en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen.
De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Verplichtingen | 472 458 | 695 049 | 503 909 | 621 299 | 568 909 | 600 070 | – 31 161 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Commando ZSK Nederland | 540 323 | 512 342 | 502 214 | 554 279 | 536 296 | 511 324 | 24 972 |
Kustwacht Nederland | 5 988 | 5 699 | 4 607 | 4 597 | 5 864 | 5 326 | 538 |
Commando ZSK Caribisch Gebied | 62 156 | 55 405 | 54 125 | 53 153 | 48 698 | 55 255 | – 6 557 |
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba | 10 760 | 18 038 | 12 925 | 5 872 | 7 166 | 6 968 | 198 |
Totaal programma-uitgaven | 619 227 | 591 484 | 573 871 | 617 901 | 598 024 | 578 873 | 19 151 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Commando ZSK | 16 396 | 16 320 | 24 734 | 36 026 | 33 397 | 16 188 | 17 209 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 10 588 | 13 313 | 9 929 | 7 931 | 9 797 | – 1 866 |
Totaal apparaatsuitgaven | 16 396 | 26 908 | 38 047 | 45 955 | 41 328 | 25 985 | 15 343 |
Totaal uitgaven | 635 623 | 618 392 | 611 918 | 663 856 | 639 352 | 604 858 | 34 494 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 60 693 | 24 741 | 41 373 | 23 603 | 14 587 | 22 309 | – 7 722 |
Toelichting bij de verschillen
Een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, heeft geleid tot een vermindering van de verplichtingenstand met € 40 miljoen. Het overige verschil betreft het saldo van een groot aantal kleine mutaties.
De programma-uitgaven van het Commando ZSK Nederland zijn gestegen met € 25,0 miljoen ten opzicht van de begroting 2007. Het verschil is onder meer een gevolg van de extra uitgaven voor inhuur van personeel (€ 14,2 miljoen), de loonbijstelling 2007 (€ 16,6 miljoen) en een lagere personele bezetting dan voorzien (– € 16,3 miljoen). Daarnaast zijn er extra uitgaven voor vliegopleidingen (€ 2,7 miljoen) en voor de stijging van de IV-uitgaven onder andere als gevolg van een tariefbijstelling door de DTO voor IV-werkplekdiensten (€ 6,0 miljoen). Het resterende bedrag betreft overige kleine mutaties (€ 1,8 miljoen).
Bij het Commando ZSK Caribisch gebied betreft de mutatie (– € 6,6 miljoen) het saldo van de loonbijstelling en de lagere uitgaven als gevolg van de onderbezetting, alsmede enkele kleine mutaties.
De hogere realisatie bij de Staf Commando ZSK is met name het gevolg van vertraging bij de overdracht van de internationale functies aan het CDC. De uitgaven zijn daardoor alsnog ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord.
De lagere ontvangsten zijn voornamelijk het gevolg van een herschikking van de budgetten van CZSK naar de DMO.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De operationele doelstellingen waaraan het CZSK moest voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande doelstellingen/realisatiematrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting en/of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.
Operationele doelstelling 1: Operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.
Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.
Operationele doelstelling 2: Beschikbare operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden.
Om met maritieme eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie, is een gedeelte van de maritieme eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend.
Operationele doelstelling 3: Voortzettingsvermogen bij de maritieme eenheden.
Om een aantal operationeel gerede maritieme eenheden gereed te hebben en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om gepland groot onderhoud te kunnen uitvoeren en personeel opleidingen te laten volgen. Eenheden die uit onderhoud komen, doorlopen een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.
In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.
Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando zeestrijdkrachten 2007 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Groep | Organieke eenheid | Totaal aantal eenheden | Totaal aantal operationeel gerede eenheden | Voortzettingsvermogen | |||||
Inzet OD1 | Operationeel GereedOD2 | OD3 | |||||||
Begroot | Realisatie | Begroot | Realisatie | Begroot | Realisatie | Begroot | Realisatie | ||
Staf | NLMARFOR | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||
Schepen en onderzeeboten | Fregatten | 9 | 9 | 2 | 1,5 | 2 | 1,5 | 5 | 6 |
Bevoorradingsschepen | 2 | 2 | 0,5 | 1 | 0,5 | 1 | 1 | ||
Landing Platform Docks | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||
Onderzeeboten | 4 | 4 | 2 | 1,5 | 2 | 2,5 | |||
Ondersteuningsvaartuig | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||
Mijnenbestrijdings-vaartuigen | 10 | 10 | 1 | 1 | 3 | 2 | 6 | 7 | |
Hydrografische opnemingsvaartuigen | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||
Ondersteuningsvaartuig CARIB | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||
Maritieme helikopters | Vluchteenheden (boord) | 6 | 6 | 2 | 2 | 4 | 4 | ||
Walbemanningen | 7 | 7 | 7 | 7 | |||||
Helikopters | 14 | 14 | 2 | 2 | 5 | 4,5 | 7 | 7,5 | |
Korps Mariniers | Mariniersbataljon | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||
Ondersteunende mariniersbataljons | 3 | 3 | 3 | 3 | |||||
Unit Interventie Mariniers | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||
Marinierspelotons Caribisch gebied | 6 | 6 | 6 | 6 | |||||
Overige eenheden | Duik- en Demonteergroep | 1 | 1 | 1 | 1 |
Naast het succesvol uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties zoals UNIFIL en nationale operaties zoals Beneficial Cooperation heeft het CZSK niet geheel kunnen voldoen aan de doelstellingenmatrix. Onderrealisatie heeft plaatsgevonden bij de fregatten, de onderzeeboten, de mijnenbestrijdingsvaartuigen en de maritieme helikopters.
Gedurende het gehele jaar is met een fregat deelgenomen aan de (verlengde) maritieme operaties voor de kust van Libanon in het kader van de Maritime Task Force (MTF) UNIFIL. Daarnaast hebben Hr.Ms. Zuiderkruis en Hr.Ms. van Nes met geëmbarkeerde vluchteenheid de taken van het stationsschip in de Nederlandse Antillen en Aruba vervuld. Hr.Ms.Van Nes en Hr.Ms. Pelikaan hebben in september 2007 succesvol humanitaire noodhulp geleverd in Nicaragua nadat de orkaan Felix daar grote schade had aangericht. Hr.Ms. Evertsen voltooide in de tweede helft van 2007 in het kader van NRF-9 als onderdeel van de Standing NRF Maritime Group 1 (SNMG 1) een succesvolle rondreis rond Afrika waarbij het na een vulkaanuitbarsting Search And Rescue (SAR) taken uitvoerde voor de kust van Yemen.
Naast de ingezette schepen was de doelstelling om gedurende 2007 twee fregatten operationeel gereed te hebben. Deze doelstelling is niet gehaald in de maanden januari t/m juni. In deze periode was één fregat operationeel gereed. Deze tijdelijke onderrealisatie was vooral het gevolg van de algemene lage personele vullingsgraad van de CZSK-organisatie, extra benodigde ondersteuning aan de DMO voor het afstoten van M-fregatten aan Chili en België enrecuperatieperiodes na uitzendingen. De tijdelijke gereduceerde gereedheid van fregatten had geen directe gevolgen voor de geplande operationele inzet in 2007
In het voorjaar is Hr.Ms. Bruinvis gedurende een deployment van drie maanden zes weken ingezet in de Middellandse Zee in het kader van Operatie Active Endeavour. Hr.Ms. Walrus is tijdens een deployment van drie maanden naar het Caribische gebied vier weken ingezet voor Counterdrugs Operaties. Tijdens deze inzet is intensief samengewerkt met het stationsschip Hr.Ms. van Nes. Ook de onderzeedienst had te kampen met een tekort aan technisch personeel, waardoor in de tweede helft van 2007 maar één onderzeeboot (in plaats van twee) operationeel is gereedgesteld.
Mijnenbestrijdingsvaartuigen (MBV’s)
De operationeel gerede MBV’s hebben gedurende het jaar regulier invulling gegeven aan de NRF-verplichting (NRF-8/9), waarbij de MBV’s onderdeel waren van de Standing NRF MCM Group 1 (SNMCMG-1). Daarnaast hebben de MBV’s deelgenomen aan de operatie Beneficial Cooperation, waarbij op de Noordzee 95 explosieven werden geruimd. Verder hebben MBV’s en het ondersteuningsschip Hr.Ms. Mercuur gevaren ter ondersteuning van de dienst der Hydrografie en de Kustwacht Nederland. Als gevolg van een tekort aan specialistisch personeel en de inspanningen die geleverd moesten worden voor de (toekomstige) overdracht van MBV’s aan Letland is er gedurende 2007 ondergerealiseerd in Operationeel Gerede-eenheden. Dit heeft invloed gehad op de geplande verplichtingen, met name op de realisatie van de vaardagen voor de Kustwacht Nederland. Op 7 maart en 5 september zijn respectievelijk de voormalige Hr.Ms. Harlingen en voormalige Hr.Ms. Scheveningen overgedragen aan Letland.
De gereedstelling van de maritieme helikopters (type Lynx) is in de eerste helft van het jaar conform de planning verlopen. In de tweede helft van het jaar heeft het tekort en de groeiende uitstroom van technisch personeel zijn weerslag gehad op de beschikbaarheid van helikopters voor maritieme waltaken, resulterend in het neerwaarts bijstellen van de operationele activiteiten. Het boordproduct is wel volledig geleverd: één Lynx helikoper is het hele jaar ingezet aan boord van het stationsschip in de Nederlandse Antillen en Aruba, een tweede Lynx-helikopter is ingezet aan boord van achtereenvolgens Hr.Ms. Van Galen, Hr.Ms. Van Speijk en Hr.Ms. De Ruyter, die deel uitmaakten van de MTF UNIFIL. De overige helikopters hebben uitvoering gegeven aan maritieme waltaken, waaronder militaire bijstandsopdrachten, Search and Rescue (in 2007 zijn 42 SAR-vluchten uitgevoerd), ondersteuning Unit Interventie Mariniers, rampenbestrijding, opleiden, instandhouden van kwalificaties, opwerken, ondersteuning van de vloot vanaf de wal en transporttaken. De afnemende beschikbaarheid van helikopters in met name de tweede helft van 2007 heeft onder meer geresulteerd in verminderde helikopterondersteuning voor de Kustwacht Nederland, deelname van vluchteenheden aan oefeningen en beproevingen en een geringere opleidingscapaciteit.
Gedurende NRF-9 was de Commander Netherlands Maritime Force(COMNLMARFOR) en een aantal van zijn stafofficieren toegewezen aan de staf van de Commander UK Maritime Force (COMUKMARFOR) die voor deze NRF-roulatie was aangewezen als Maritime Component Commander (MCC).
In 2007 zijn verschillende eenheden van de mariniers uitgezonden naar Afghanistan als Operational Mentoring and Liaison Teams en maakten Special Forces van de mariniers deel uit van de Task Force Viper in Uruzgan. Uitzendingen in combinatie met personeelstekorten, reorganisaties van eenheden en de invoering van nieuw materieel hebben de gereedstelling onder druk gezet, maar hebben geen directe invloed gehad op de geplande verplichtingen.
De Duik- en Demonteer Groep heeft gedurende het jaar verschillende explosieven onschadelijk gemaakt, waaronder een zware vliegtuigbom in Berkhout (NH) en ruim duizend kilogram oude dynamietstaven op het vliegveld van Bonaire.
Naast de hierboven aangegeven nationale inzet van AMBV’s (Beneficial Cooperation, Kustwacht Nederland), maritieme helikopters (Kustwacht Nederland) en de DDG, had het CZSK in 2007 in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten (ICMS) in totaal 700 militairen op afroep beschikbaar. Voorts zijn in het kader van Intensivering Civiel Militaire Samenwerking verschillende eenheden gereedgesteld voor specifieke vormen van steunverlening en bijstand. Dit waren onder andere twee schepen van de wacht, maar ook een EOD-team voor het opsporen en ruimen van explosieven en teams van de Unit Interventie Mariniers.
In- en uitdiensttreding eenheden
Na het instemmen met de Marinestudie tijdens de begrotingsbehandeling van 2006, is in 2007 begonnen met het uitvoeren van deze studie die bestaat uit een aantal materieelprojecten en diverse reorganisatietrajecten. In het kader van de Marinestudie is in maart het M-fregat Hr.Ms. Karel Doorman overgedragen aan België. In hetzelfde kader werd in december het M-fregat Hr.Ms. Van Nes uit dienst gesteld. Zij zal in 2008 worden overgedragen aan Portugal. In het kader van eerdere besluitvorming in de brief «Nieuw evenwicht» (2003) is het M-fregat Hr.Ms. Tjerk Hiddes overgedragen aan Chili. Ondersteuning voor het afstoten van M-fregatten is in de eerste helft van 2007 ten koste gegaan van het operationele product van het CZSK (zie ook de toelichting Fregatten).
Het tweede Landing Platform Dock (LPD) Hr.Ms. Johan de Witt is eind november 2007 formeel in dienst gesteld.
4.3. Commando landstrijdkrachten – beleidsartikel 22
Operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.
Het Commando landstrijdkrachten (CLAS) heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. In september 2007 is het ambitieniveau voor de nieuwe kabinetsperiode verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». De beleidsbrief geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CLAS moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de inzetbaarheid op peil te houden, dienen de operationele eenheden van het CLAS voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen.
De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Verplichtingen | 1 673 470 | 1 497 799 | 1 306 777 | 1 320 515 | 1 159 964 | 1 329 593 | – 169 629 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Operationeel Commando | 1 230 978 | 1 145 314 | 1 193 089 | 1 058 076 | 987 631 | 1 118 257 | – 130 626 |
Totaal programma-uitgaven | 1 230 978 | 1 145 314 | 1 193 089 | 1 058 076 | 987 631 | 1 118 257 | – 130 626 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Operationeel Commando | 336 581 | 308 228 | 288 707 | 315 862 | 315 262 | 235 517 | 79 745 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 36 352 | 36 750 | 35 800 | 30 881 | 33 265 | – 2 384 |
Totaal apparaatsuitgaven | 336 581 | 344 580 | 325 457 | 351 662 | 346 143 | 268 782 | 77 361 |
Totaal uitgaven | 1 567 559 | 1 489 894 | 1 518 546 | 1 409 738 | 1 333 774 | 1 387 039 | – 53 265 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 39 234 | 105 374 | 52 837 | 38 842 | 32 651 | 18 215 | 14 436 |
Toelichting bij de verschillen
Een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, heeft geleid tot een vermindering van de verplichtingenstand met € 73 miljoen. De overige mutaties zijn toegelicht bij de uitgaven.
De bij het Operationeel Commando geraamde uitgaven voor energie, onderhoud en beheer Infra en inhuur oefenterrein zijn verantwoord ten laste van de Staf Operationeel Commando (– € 92 miljoen). De bij de Staf Operationeel Commando geraamde uitgaven voor kleding en uitrusting zijn verantwoord ten laste van de uitgaven voor het Operationeel Commando (€ 20 miljoen).
De geraamde uitgaven voor de diensten van de Bedrijfsgroep Personele Diensten, de Bedrijfsgroep Transport (– € 10 miljoen) en de exploitatie van de informatievoorziening (– € 17 miljoen) zijn verantwoord op het beleidsartikel CDC. Daarnaast zijn de uitgaven voor brandstoffen verantwoord ten laste van het beleidsartikel DMO (– € 10,6 miljoen). Voor de salarisuitgaven is per saldo een bedrag van € 35,2 miljoen minder gerealiseerd door enerzijds de personele onderbezetting (– € 73,2 miljoen) en anderzijds de loonbijstelling (€ 38 miljoen). Het resterende verschil betreft diverse overige mutaties.
De herschikkingen tussen programma-uitgaven en apparaatsuitgaven voor energie, onderhoud en beheer Infra, inhuur oefenterreinen en kleding en uitrusting hebben geleid tot een hogere realisatie (per saldo € 72 miljoen). De uitgaven voor de internationale functies zijn als gevolg van vertraging bij de overdracht naar het CDC alsnog ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord (€ 19,6 miljoen).
De stijging van de IV-uitgaven (€ 6,4 miljoen) is onder andere het gevolg van een tariefbijstelling door de DTO voor IV-werkplekdiensten. Voor de afwikkeling van de sluiting van de NL POMS-site te Eygelshoven is € 4,7 miljoen uitgegeven. Het resterende verschil betreft overige kleine mutaties.
De hogere ontvangsten zijn met name het gevolg van de afwikkeling van de sluiting van de NL POMS-site te Eygelshoven.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De operationele doelstellingen waaraan het CLAS moest voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande doelstellingen/realisatiematrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting en/of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.
Operationele doelstelling 1: Operationele grondgebonden expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.
Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.
Operationele doelstelling 2: Beschikbare operationeel gerede grondgebonden expeditionaire eenheden.
Om met grondgebonden eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie, is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend.
Operationele doelstelling 3: Voortzettingsvermogen bij de grondgebonden eenheden.
Om een aantal typen grondgebonden eenheden gereed te hebben gedurende een langere periode, is een groter aantal van dat type eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om eenheden te laten recupereren, reorganisaties door te voeren, nieuw materieel in te voeren en het personeel opleidingen te laten volgen. Grondgebonden eenheden doorlopen een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.
In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.
Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando landstrijdkrachten 2007 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Groep | Organieke eenheid | Totaal aantal eenheden | Totaal aantal operationeel gerede eenheden | Voortzettingsvermogen | |||||
Inzet OD1 | Operationeel GereedOD2 | OD3 | |||||||
Begroot | Realisatie | Begroot | Realisatie | Begroot | Realisatie | Begroot | Realisatie | ||
HRF (L)HQ | NL deel staf HRF HQ | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||
CIS battalion | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||
Staff support battalion | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||
Korps Commandotroepen | Commandotroepen-compagnie | 3 | 4 | 1 | 1 | 2 | 2 | 1 | |
Air Manoeuvre Brigade | Brigadestaf + Stafstafcompagnie | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||
Infanteriebataljon Luchtmobiel | 3 | 3 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | |
Gevechtssteun eenheden | 3 | 3 | 0,5 | 0,5 | 2,5 | 1,5 | 1 | ||
Logistieke eenheden | 3 | 3 | 0,5 | 3 | 2,5 | ||||
Gemechaniseerde Brigades (13 en 43 Mechbrig) | Brigadestaf + Stafstafcompagnie | 2 | 2 | 2 | 2 | ||||
Pantserinfanterie/Tankbataljon | 6 | 6 | 1 | 3 | 2 | 3 | 3 | ||
Brigade verkenningseskadron | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||
Afdeling Veldartillerie | 2 | 2 | 0,3 | 0,3 | 0,7 | 0,7 | 1 | 1 | |
Pantsergeniebataljon | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||
Logistieke eenheden | 4 | 4 | 0,5 | 1,5 | 1,5 | 2 | 2,5 | ||
101 Gevechtssteun Brigade | Kernstaf Geniebrigade | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||
Geniebataljon | 1 | 1 | 0,2 | 0,2 | 0,5 | 0,3 | 0,3 | 0,5 | |
ISTAR bataljon/ISTAR compagnie | 3 | 3 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | |
Commando luchtdoelartillerie | 1 | 1 | 0,5 | 0,2 | 0,5 | 0,8 | |||
CIS-bataljon | 1 | 1 | 0,2 | 0,5 | 0,3 | 0,5 | 0,5 | ||
1 Logistieke Brigade | Kernstaf Logistieke brigade | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||
Bevoorradings- en Transportbataljon | 2 | 2 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 1 | 1 | |
Geneeskundig bataljon/Geneeskundige compagnie | 3 | 3 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | |
Herstelcompagnie | 3 | 3 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | |
Regionaal Militair Commando | Nationale Reserve Bataljon | 5 | 5 | 5 | 5 | ||||
Explosieven Opruimingsdienst | Nationale Operaties peloton/Expeditionair peloton/Ruimploeg | 4 | 4 | 1 | 1 | 1 | 3 | 2 |
Bijna alle CLAS-eenheden hebben in 2007 bijgedragen aan de missie ISAF III in Afghanistan. Het tempo waarmee eenheden zijn gereedgesteld en uitgezonden had grote invloed op het personeel en materieel van zowel uitgezonden als niet-uitgezonden eenheden van het CLAS.
Het behalen van de doelstellingen heeft tevens onder druk gestaan door een achterblijvende instroom van personeel. Er was gedurende het gehele jaar sprake van een ondervulling bij specifieke categorieën personeel waardoor de operationele gereedstelling van eenheden werd bemoeilijkt. Ook de hoge belasting van het materieel door de inzet in Afghanistan was van invloed op het gereedstellingsproces. Door defensiebreed en bij CLAS-eenheden prioriteiten te stellen kon grotendeels aan de opgedragen doelstelling worden voldaan. Hieruit wordt duidelijk dat de voor materiële exploitatie beschikbare budgetten geen gelijke tred houden met de uitgaven die noodzakelijk zijn voor ondersteuning van het reguliere opleidings- en trainingsproces.
Bij negen organieke eenheden is er een verschil tussen hetgeen is begroot en gerealiseerd. Het betreft het Korps Commandotroepen, Air Manoeuvre Brigade, Gemechaniseerde Brigades, Gevechtssteunbrigade en Explosieven Opruimingsdienst. Na deze algemene paragraaf wordt hier nader op ingegaan.
In 2007 heeft een herijking van het operationeel vermogen plaatsgevonden. Hierbij is binnen de CLAS-organisatie een aantal eenheden stilgezet en voorbestemd voor extensivering. Het betreft twee tankeskadrons van respectievelijk 11 Tankbataljon en 42 Tankbataljon en twee batterijen Veldartillerie van respectievelijk 11 Afdeling Rijdende Artillerie en 14 Afdeling Veldartillerie. Deze eenheden zijn per 1 oktober 2007 onttrokken aan het operationeel vermogen van het CLAS.
Het Korps Commandotroepen heeft zorggedragen voor de vulling van 3, 4 en 5 SF TFU (Special Forces Task Force Uruzgan). In verband met de reorganisatie van het Korps Commandotroepen naar vier commandotroepencompagnieën is vanuit het gevechtsteunbataljon van het Korps Mariniers steun verleend aan de SF TFU-missie.
De Brigadestaf Luchtmobiel is ingezet als staf van de Taskforce Uruzgan (TFU), ISAF.
13 Infanteriebataljon Luchtmobiel is, met onder andere ondersteuning van gevechtsteun en logistieke eenheden, ingezet als battlegroup van TFU-4, ISAF.
Voor wat betreft de operationele gereedheid van de gevechtsteuneenheden van 11 AMB was er in 2007 een onderrealisatie. Een van de redenen is dat de Luchtverdedigingscompagnie personeel heeft geleverd voor de inzet als doorgunner van de Cougarhelikopter van de Air Task Force, ISAF, waardoor een aantal materieeleenheden niet operationeel gereed kon worden gesteld voor de organieke luchtverdedigingstaken. Ook de uitzendbescherming als gevolg van de inzet van deeleenheden in 2006 was van invloed op de onderrealisatie. Wel heeft 11 AMB eenheden ingezet ter ondersteuning van de TFU-battlegroup en de staf Regional Command (South).
De inzet van de logistieke elementen luchtmobiel is in de plaats gekomen van de inzet van de logistieke elementen van de Gemechaniseerde Brigades.
Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)
De brigadestaf van 13 Mechbrig is in de eerste helft van 2007 ingezet als staf van de Task Force Uruzgan. De staf van 43 Mechbrig is vanaf november 2006 tot en met mei 2007 ingezet als brigadestaf van het Regional Command South, ISAF.
17 en 42 Pantserinfanteriebataljon en 11 Tankbataljon van 13 Mechbrig zijn, onder andere ondersteund door gevechtsteun en logistieke eenheden, ingezet als battlegroup en Provincial Reconstruction Team van TFU-2 en TFU-3, ISAF.
42 Brigade Verkenningseskadron van 13 Mechbrig is ingezet als deel van de battlegroup TFU-4, ISAF.
41 Pantsergeniebataljon van 13 Mechbrig is ingezet als PRT van TFU-3, ISAF.
Kleinere onderdelen van 13 Mechbrig, ondersteund door elementen uit de logistieke brigade, vormden het contingent EUFOR-5.
Diverse subeenheden van de Gevechtssteun Brigade zijn ingezet voor ISAF en EUFOR. Tevens zijn een Constructiecompagnie, een NBC-peloton en twee ISTAR-modules gereed gesteld voor de stand-by periode EUBG gedurende de eerste zes maanden van 2007.
De operationele gereedheid van 101 Geniebataljon laat een kleine onderrealisatie zien, ontstaan door de inzet van eenheden in 2006 (Deployment Task Force, ISAF).
In 2007 zijn elementen van de luchtverdedigingsbatterijen operationeel gereed gesteld voor de stand-by periode NRF-10 in 2008. De onderrealisatie voor wat betreft de operationele gereedheid van dit commando houdt verband met de reorganisatie van de Luchtverdediging naar het Commando Luchtdoelartillerie.
Delen van het CIS-bataljon zijn ingezet voor TFU, EUFOR en de stand-by periode EUBG.
Onderdelen van één van de Bevoorradings- en Transportbataljons alsmede onderdelen van de Herstelcompagnieën en het Geneeskundig bataljon zijn ingezet voor ISAF. Vanuit de logistieke brigade zijn tevens logistieke elementen toegevoegd aan eenheden die zijn ingezet voor EUFOR en EUBG.
Vanwege inzet en nationale taken waren de pelotons voortdurend operationeel gereed en beschikbaar.
Militaire bijstand en ondersteuning
Het CLAS had in 2007 in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 5 400 militairen op afroep beschikbaar:
• 2 000 militairen van het CLAS voor CMBA-afspraken/militaire bijstand;
• 3 400 reservisten: 2 750 reservisten voor militaire taken en 650 reservisten voor specifieke taken.
Ter voorbereiding op een succesvolle inzet voor bijstand en ondersteuning, hebben eenheden van het CLAS in 2007 aan diverse oefeningen deelgenomen. Voorbeelden hiervan zijn:
• Een gezamenlijke oefening ordeverstoring in maart met eenheden van de politie en militairen van 43 Gemechaniseerde Brigade in Eindhoven.
• Een oefening in het kader van ICMS in de veiligheidsregio Utrecht tussen eenheden van het CLAS en diverse hulpverleningsdiensten om te leren werken met het Slachtoffer Volg Systeem.
• Een crisisoefening in Rotterdam waar eenheden van het CLAS en ongeveer 2 000 bestuurders, ambtenaren en hulpverleners van de politie, brandweer en geneeskundige dienst in een grote landelijke rampenoefening participeerden.
• De gezamenlijke oefening in september van het EVIDES-waterbedrijf en het CLAS in Rotterdam voor het opzetten van een nooddrinkwatervoorziening.
Voorbeelden van verleende militaire bijstand en ondersteuning:
• In januari is door 103 Constructiecompagnie steun verleend bij het vrijmaken van wegen na een storm.
• In april heeft het EOCKL steun verleend aan de viering van Koninginnedag in ’s Hertogenbosch en Woudrichem.
• In oktober heeft RMC West personele steun geleverd aan de conferentie van de ministers van Defensie van 26 NAVO-landen in Noordwijk. Zo is een gedeelte van de bewaking uitgevoerd door 20 Natresbataljon.
• In november en december is personeel en materieel beschikbaar gesteld in respectievelijk Groningen (’t Zandt) en Gelderland (de Bommelerwaard).
4.4. Commando luchtstrijdkrachten – beleidsartikel 23
Operationeel gerede lucht- en grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.
Het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. In september 2007 is het ambitieniveau voor de nieuwe kabinetsperiode verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». De beleidsbrief geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CLSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de inzetbaarheid op peil te houden, dienen de operationele eenheden van het CLSK voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen.
De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Verplichtingen | 627 612 | 993 092 | 608 856 | 714 728 | 713 180 | 600 846 | 112 334 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Commando luchtstrijdkrachten | 556 093 | 520 636 | 500 285 | 506 687 | 546 938 | 520 155 | 26 783 |
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba | 0 | 0 | 1 354 | 15 303 | 3 901 | 15 048 | – 11 147 |
Totaal programma-uitgaven | 556 093 | 520 636 | 501 639 | 521 990 | 550 839 | 535 203 | 15 636 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Commando luchtstrijdkrachten | 194 979 | 176 104 | 139 983 | 126 117 | 129 393 | 95 730 | 33 663 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 9 408 | 11 628 | 12 728 | 14 333 | 11 830 | 2 503 |
Totaal apparaatsuitgaven | 194 979 | 185 512 | 151 611 | 138 845 | 143 726 | 107 560 | 36 166 |
Totaal uitgaven | 751 072 | 706 148 | 653 250 | 660 835 | 694 565 | 642 763 | 51 802 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 36 524 | 42 716 | 26 834 | 17 592 | 16 829 | 8 671 | 8 158 |
Toelichting bij de verschillen
De stijging van het verplichtingenniveau met € 112,3 miljoen betreft een groot aantal mutaties. Naast de mutaties zoals opgenomen bij de toelichting van de uitgaven zijn in 2007 twee meerjarige opleidingscontracten voor helikoptervliegers aangegaan met een omvang van € 62 miljoen. Daarnaast is door een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, de eerder aangegane verplichtingen gecorrigeerd met € 48 miljoen.
De hogere realisatie is het gevolg van een verhoging van het budget voor onderhoud aan infra (€ 20 miljoen), de extra uitgaven voor vliegopleidingen in de VS (€ 5,6 miljoen) en de vertraging in de verhuizing van de Tactische Helikopter Groep (THG) (€ 5 miljoen). Diverse kleine mutaties hebben geleid tot een bijstelling van – € 3,8 miljoen.
Voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba was in de begroting € 15 miljoen opgenomen. De uitgaven voor de uitvoering van het project luchtverkenningscapaciteit zijn verantwoord ten laste van het CZSK.
De uitgaven voor de internationale functies zijn als gevolg van vertraging bij de overdracht naar het CDC alsnog ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord (€ 26 miljoen). De stijging van de IV-uitgaven (€ 13 miljoen) is onder andere het gevolg van een tariefbijstelling door de DTO voor IV-werkplekdiensten. Daarnaast zijn de uitgaven voor de IV-exploitatiebudgetten bij het CDC verantwoord (– € 10,4 miljoen). Het resterende bedrag van € 5,1 miljoen is het gevolg van overige kleine mutaties.
Een toenemend aantal vliegbewegingen voor luchttransport vanaf de vliegbasis Eindhoven door militaire partners heeft geleid tot hogere ontvangsten voor geleverde vliegtuigbrandstoffen.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moest voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande doelstellingen/realisatiematrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting en/of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.
Operationele doelstelling 1: Operationeel gerede expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.
Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.
Operationele doelstelling 2: Beschikbare operationeel gerede expeditionaire luchtstrijdkrachten.
Om met luchtstrijdkrachten direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie zijn eenheden van de luchtstrijdkrachten operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend.
Operationele doelstelling 3: Voortzettingsvermogen bij de luchtstrijdkrachten.
Om expeditionaire eenheden gereed te houden is een groter aantal middelen noodzakelijk dan direct operationeel nodig is. Hierdoor is het mogelijk te recupereren, gepland onderhoud uit te voeren en personeelsleden opleidingen te laten volgen. Tevens wordt hiermee het voortzettingsvermogen bij expeditionair optreden gegarandeerd.
In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.
Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando luchtstrijdkrachten 2007 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Groep | Organieke eenheid | Totaal aantal eenheden | Totaal aantal operationeel gerede eenheden | Voortzettingsvermogen | |||||
Inzet OD1 | Operationeel GereedOD2 | OD3 | |||||||
Begroot | Realisatie | Begroot | Realisatie | Begroot | Realisatie | Begroot | Realisatie | ||
Jachtvliegtuigen | Squadron | 5 | 5 | 0,5 | 0,5 | 4,5 | 4,5 | ||
Gevechtshelikopters | Squadron | 1 | 1 | 0,4 | 0,3 | 0,6 | 0,7 | ||
Transporthelikopters | Squadron | 2 | 2 | 0,5 | 0,25 | 0,5 | 0,5 | 1 | 1,25 |
SAR-helikopters | Squadron | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||
Luchttransport en tankers | Squadron | 1 | 1 | 0,5 | 0,6 | 0,5 | 0,4 | ||
Geleide Wapens | Fire platoon | 4 | 4 | 4 | 3 | 1 | |||
Air Operations Control Station | Squadron | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||
Overige eenheden | OGRV-pelotons | 3 | 3 | 1 | 1 | 2 | 2 |
Het CLSK heeft bij vier typen organieke eenheden, te weten gevechtshelikopters, transporthelikopters, luchttransport en tankers en geleide wapens, niet geheel kunnen voldoen aan de doelstellingenmatrix. Na deze algemene paragraaf wordt hier nader op ingegaan.
Zes F-16 jachtvliegtuigen zijn ingezet voor de ISAF-operatie in Afghanistan. Tevens waren in de eerste helft van 2007 twaalf F-16’s stand-by voor EUBG. In de tweede helft van 2007 stonden twaalf F-16’s stand-by voor NRF-9.
De eerste helft van 2007 zijn zes Apache-gevechtshelikopters ingezet voor de operatie ISAF in Afghanistan, daarna waren dit vijf Apache-gevechtshelikopters (in verband met voortzettingsvermogen op termijn).
Het cijfermatige verschil bij OD1 is te verklaren doordat tijdens het opstellen van de begroting is uitgegaan van Cougars, terwijl tijdens de realisatie zowel Cougars als Chinooks zijn ingezet. Voor eenzelfde transportcapaciteit zijn minder Chinook-helikopters dan Cougar-helikopters nodig. De gevraagde transportcapaciteit is echter volledig ingevuld.
Een Cougardetachement heeft dit jaar bijgedragen aan het blussen van branden in Griekenland.
De onderrealisatie voor wat betreft de geleide wapens is veroorzaakt door technische problemen met een radar en launchers.
Object Grondverdediging (OGRV)
Twee OGRV-pelotons stonden in de tweede helft van 2007 stand-by voor NRF en EUBG.
Militaire bijstand en ondersteuning
Naast de realisatie van twee Quick Reaction Alert F-16’s en andere nationale taken, had het CLSK in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 50 militairen op 24 uur notice en 250 militairen op 48 uur notice beschikbaar.
4.5. Commando Koninklijke marechaussee – beleidsartikel 24
Operationeel gerede capaciteit van het Commando Koninklijke marechaussee voor een veilige samenleving.
Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) is een politieorganisatie met een militaire status. Het CKmar heeft bijgedragen aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht. Daarnaast staan in de Politiewet 1993 specifieke taken van het CKmar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor samenwerking met en bijstand aan de politie.
Het Commando Koninklijke marechaussee heeft bijgedragen aan de handhaving van de rechtsorde en waarborgt hulpverlening aan instanties die dat behoeven. Enkele van haar vele militaire en civiele taken zijn: politietaken bij militaire instellingen en bij uitzendingen, civiele politiemissies, grensbewaking, bestrijding van mensensmokkel, de bescherming van leden van het Koninklijk Huis en de bescherming van geldtransporten van De Nederlandsche Bank (DNB). Zij voert taken uit in opdracht van het bevoegd gezag. Voor een deel van de taken is dat het ministerie van Justitie.
De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Verplichtingen | 349 312 | 334 297 | 358 066 | 355 987 | 311 429 | 356 453 | – 45 024 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Operationele taakvelden | 282 663 | 280 486 | 292 901 | 327 112 | 335 548 | 303 914 | 31 634 |
Totaal programma-uitgaven | 282 663 | 280 486 | 292 901 | 327 112 | 335 548 | 303 914 | 31 634 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Koninklijke Marechaussee | 44 823 | 46 963 | 50 497 | 35 585 | 32 843 | 57 558 | – 24 715 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 1 701 | 1 853 | 2 838 | 4 722 | 2 469 | 2 253 |
Totaal apparaatsuitgaven | 44 823 | 48 664 | 52 350 | 38 423 | 37 565 | 60 027 | – 22 462 |
Totaal uitgaven | 327 486 | 329 150 | 345 251 | 365 535 | 373 113 | 363 941 | 9 172 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 7 560 | 7 743 | 12 419 | 5 546 | 4 940 | 7 254 | – 2 314 |
Toelichting bij de verschillen
Een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, heeft geleid tot een vermindering van de verplichtingenstand met € 32 miljoen. Voorts leidt de ontvlechting van de IV-exploitatie naar het CDC tot een mutatie van ongeveer – € 10 miljoen.
Ongeveer € 31 miljoen van de bij de Staf Commando Koninklijke marechaussee geraamde uitgaven voor de personele en materiële exploitatie zijn verantwoord ten laste van de operationele taakvelden. Tevens is de bezoldiging bijgesteld met de loonbijstelling (€ 7,7 miljoen) en zijn uitgaven gedaan voor verhuis- en inrichtingskosten (€ 2,6 miljoen). Daarnaast zijn de geraamde uitgaven voor de IV-exploitatie ten laste van het CDC verantwoord (– € 10 miljoen).
De lagere uitgaven zijn met name een gevolg van bovengenoemde herschikking van de apparaatsuitgaven naar de programma-uitgaven (€ 32 miljoen). De uitgaven voor de internationale functies zijn als gevolg van vertraging bij de overdracht naar het CDC ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord (€ 3,1 miljoen). De stijging van de IV-uitgaven (€ 6,7 miljoen) is onder andere het gevolg van een tariefbijstelling door de DTO voor IV-werkplekdiensten. Voorts zijn de uitgaven in verband met de oprichting van de Haagse facilitaire ondersteuning verantwoord bij het CDC (– € 19 miljoen).
Operationele doelstelling 1: Veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.
Indicatoren | Realisatie 2006 | Streefwaarde 2007 | Realisatie 2007 | Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde |
---|---|---|---|---|
Het percentage onderkenningen van mogelijke illegale betredingen van het beveiligde gebied | – | 100% | 100% | 0 |
Aantal illegale betredingen van het object | 1 | 0 | 0 | 0 |
Het percentage uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging | – | 100% | 100% | 0 |
Het percentage uitvoering productieprogramma Beveiliging Burgerluchtvaart (BBLV) | – | 100% | >100% | 0 |
Aantal beveiligde waardetransporten | – | 183 | 168 | – 15 |
Productieprogramma Beveiliging Burgerluchtvaart (BBLV)
In 2007 zijn meer activiteiten uitgevoerd dan gepland als gevolg van de ontwikkeling van het Toezichtplan BBLV. Deze activiteiten zijn in overleg met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) uitgevoerd.
Er zijn minder transporten uitgevraagd door de DNB dan voorzien.
Operationele doelstelling 2: Uitvoering van wettelijke taken in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving in het kader van de handhaving vreemdelingenwetgeving
Indicatoren | Realisatie 2006 | Streefwaarde 2007 | Realisatie 2007 | Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde |
---|---|---|---|---|
Schengenconforme controle en een adequate risicoanalyse | 100% | Burgerluchtvaart: 100% fysieke controle op in- en uitreis | 100% | 0 |
100%64%73% | Cruiseschepen: 100% administratieve controle ten aanzien van bemanning en passagiers. 100% fysieke controle ten aanzien van passagiers die van boord gaan (afhankelijk van risicoanalyse) | 100% administr.62% fysiek inreis54% fysiek uitreis | 0–3– | |
100%86%86% | Vrachtveerboten: 100% admininistratieve en fysieke controle op in- en uitreis van bemanning conform de wijze van controle ten aanzien van zeelieden | 100% administr.92% fysiek inreis88% fysiek uitreis | 0– 8%– 12% | |
100%97%98% | Personenveerboten: 100% administratieve en fysieke controle op in- en uitreis van passagiers en een 100% administratieve en fysieke controle conform de wijze van controle ten aanzien van zeelieden | 100% administr98% fysiek inreis98% fysiek uitreis | 0– 2%– 2% | |
– | Pleziervaart: Een streven naar 100% administratieve en fysieke controle ten aanzien van opvarenden en ten minste 5 landelijke projectdagen, die geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt | 5 projectdagen2 | – | |
– | Vissersschepen: Een streven naar 100% administratieve en fysieke controle ten aanzien van opvarenden en tenminste 3 projectdagen, die geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt | 3 projectdagen | – | |
100% adm.Gem. 49%Gem. 31% | Vrachtvaart: afhankelijk van doorlaatpost | 100% administr.Gem. 40% fysiek inreisGem. 24% fysiek uitreis | 0– – | |
Wachtrij op de luchthaven schiphol | 98% | 95% van de passagiers bij aankomst mag maximaal 10 minuten wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole | 98% | +3% |
93% | 95% van de vertrekkende of transfererende passagiers mag maximaal 6 minuten wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole | 86% | – 9% | |
Aantal illegalen aangetroffen in grensgebied | 7 842 | 14 000 | 8 189 | – 5 811 |
Aantal identiteitsvaststellingen in het AC-proces | 100% | 100% (graad van echtheidsonderkenning) | 100% | 0 |
Aantal vreemdelingen dat Nederland kan worden uitgezet4 | 9 962 | Gereedstaan voor 25 500 uitzettingen | 6 171 | n.v.t. |
Aantal projectmatige strafrechtelijke onderzoeken mensensmokkel | 22 | 30 | 14 | – 16 |
2 Op de doorlaatposten Vlissingen en Terneuzen zijn de projectdagen in de reguliere controles opgenomen.
3 Het betreft de realisatie ten opzichte van het totale aanbod. Hieraan is een risicoanalyse voorafgegaan.
4 Ten aanzien van het aantal vreemdelingen dat Nederland kan worden uitgezet is de inrichting van het Commando Koninklijke marechaussee en de infrastructuur afgestemd op de streefwaarde van 25 500. Of dit aantal gehaald wordt, is afhankelijk van de gehele uitzettingsketen.
Op de luchthavens zijn alle passagiers fysiek gecontroleerd (norm 100%). In 2007 is op Schiphol de wachttijd bij aankomst voor 98% van de passagiers beperkt gebleven tot de norm van maximaal 10 minuten. Wat betreft de wachttijd bij vertrek/transfer (norm maximaal 6 minuten) is voor 86% van de passagiers voldaan aan de norm. Het CKmar heeft ingrijpende maatregelen genomen om voor de korte termijn de opgedragen realisatie te behalen. Een meer structurele oplossing is op basis van een integrale analyse in gang gezet. Hierbij zal in overleg met het bevoegd gezag een afweging van de organisatiebrede doelrealisatie plaatsvinden.
Op basis van juridisch-operationele knelpunten is overleg met het ministerie van Justitie besloten de definitie van «illegaal in het grensgebied» aan te passen. Dit heeft al in 2007 een lagere realisatie tot gevolg gehad. Daarnaast zijn per 1 januari 2007 Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie toegetreden.
In 2008 zijn alle voor verwijdering aangeboden vreemdelingen door het CKmar verwijderd. Hierbij wordt onderkend dat de capaciteit per verwijdering stijgt vanwege benodigde escortering en bestemming. Daarnaast is sprake van een sterke groei van direct aan het verwijderproces gerelateerde taken, zoals het aantal (aanvragen voor) begeleidingen van transitdeportees, het behandelen van personen in het kader van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) en het afhandelen van Europese arrestatiebevelen.
Onderzoeken migratiecriminaliteit
Met een realisatie van 14 projectmatige onderzoeken naar mensensmokkel in 2007 is de doelstelling niet gerealiseerd. De recherchecapaciteit van het CKmar is ingezet in overleg met de verantwoordelijke weegploegen en het Openbaar Ministerie (OM). Hierbij treedt de afwijking ten opzichte van de voorgenomen realisatie vooral op omdat lopende onderzoeken worden verlengd en additionele capaciteit wordt ingezet. Tevens zullen meerdere onderzoeken pas over de jaargrens 2007–2008 worden afgerond. Tevens is een klein deel voor incidentele onderzoeken van de capaciteit ingezet ter ondersteuning van het behalen van de wachttijden op Schiphol. Tot slot is ook een deel van de totale recherchecapaciteit van het CKmar niet inzetbaar geweest vanwege een additionele opleidingsinspanning als gevolg van het Plan Versterking Opsporing (PVO).
Operationele doelstelling 3: Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.
Indicatoren | Realisatie 2006 | Streefwaarde 2007 | Realisatie 2007 | Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde |
---|---|---|---|---|
Beschikbaarheid/bereikbaarheid | >95% | In minimaal 90% van de meldingen is het CKmar binnen 30 minuten ter plaatse. | 99% | + 9% |
Aantal misdrijfdossiersPercentage processen-verbaal «lik op stuk» | 1 35550% | 1 50050% | 1 37547% | – 125– 3% |
Er zijn in 2007 1 375 misdrijfverbalen aangeboden aan het OM Arnhem. Daarnaast heeft het CKmar rond de 150 misdrijfverbalen aangeboden aan andere OM’s dan het OM Arnhem.
De onderrealisatie inzake «lik-op-stuk» is beperkt. Het CKmar zal 2008 de interne coördinatie op de afhandeling van «lik-op-stuk»-zaken verscherpen. Tevens zal met het OM Arnhem nader overleg worden gevoerd over de context van de managementafspraak en de beïnvloedbaarheid door het CKmar.
Operationele doelstelling 4: Handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde op de aangewezen nationale luchthavens.
Indicatoren | Realisatie 2006 | Streefwaarde 2007 | Realisatie 2007 | Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde |
---|---|---|---|---|
Beschikbaarheid/bereikbaarheid | Prio 1: 89% | In minimaal 90% van de prioriteit 1 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchvaartterrein is het CKMar binnen 5 minuten ter plaatse. | Prio 1: 92% | + 2% |
Prio 2: 86% | In 90% van de prioriteit 2 meldingen is het CKMar binnen 10 minuten ter plaatsen | Prio 2: 90% | 0% | |
Prio 3: 95% | In 90% van de prioriteit 3 meldingen is het CKMar binnen 15 minuten ter plaatse | Prio 3: 96% | + 6% | |
Aantal controles op hoogrisico vluchten. | 1 766 | 1 680 |
Operationele doelstelling 5: Beschikbare operationeel gerede eenheden voor samenwerking, bijstand en assistentieverlening.
Indicatoren | Realisatie 2006 | Streefwaarde 2007 (ultimo) | Realisatie 2007 | Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde |
---|---|---|---|---|
Aantal beschikbare eenheden | 4 | 4 ME-pelotons | 4 | 0 |
4 | 4 BE-pelotons | 4 | 0 | |
1 | 1 AOE | 1 | 0 |
Operationele doelstelling 6: Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties.
Indicatoren | Realisatie 2006 | Streefwaarde 2007 | Realisatie 2007 | Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde |
---|---|---|---|---|
Operationeel gerede CKmar-militairen voor uitzending (politietaken voor de strijdkrachten en internationale civiele politiemissies) | v | 153 | v | – |
Gereedheidstermijn militaire politie eenheid (eskadron) | v | 180 dagen | v | – |
Gereedheidstermijn UN Stand-by Forces Agreement System (UNFAS) | v | 30 dagen | v | – |
4.6. Defensie Materieelorganisatie – beleidsartikel 25
Modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.
De Defensie Materieelorganisatie (DMO) heeft een bijdrage geleverd aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht door levering van modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.
De DMO heeft daarvoor materieellogistieke ondersteuning op het gebied van aanschaf, instandhouding en afstoting voor de gehele krijgsmacht geleverd en was beleidsverantwoordelijk voor het defensiebrede materieellogistieke beleid en het beleid met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling.
In 2007 heeft de DMO invulling gegeven aan haar verantwoordelijkheid voor defensiebreed materieellogistiek beleid. In algemene zin is een aantal doelstellingen bereikt:
Nadere invulling «klant/leverancierrelatie»
In 2007 is de «klant/leverancierrelatie» nader (structureel) ingevuld. Er zijn dienstverleningsovereenkomsten opgesteld en in overleg met de «klant» is het materieellogistiek beleid verder geharmoniseerd, vereenvoudigd en meer toegespitst op de behoeften van de klant. Bovendien zijn het afgelopen jaar een beleidsoverleg en een drietal klant-overleggen op het onderhavige beleidsterrein ingesteld om de communicatie en afstemming tussen klant en leverancier te verbeteren.
SPEER – opstellen High Level Design
In 2007 is gestart met het opstellen van het High Level Design (HLD) Materieellogistiek (Matlog). Hiermee wordt invulling gegeven aan de Matlog-component van het nieuwe besturingsmodel Defensie. Het HLD-Matlog zal in 2008 de beleidskaders opleveren waarmee Defensiebreed de gewenste en haalbare Matlog-eindsituatie wordt vastgelegd voor de inrichting en besturing van de processen en de organieke inrichting en de fysieke belegging.
Samen met het ministerie van Economische Zaken en in overleg met de defensiegerelateerde industrie is een Defensie Industrie Strategie (DIS) opgesteld. De DIS is een integrale strategische visie op de Nederlandse defensiegerelateerde industrie (DGI) en de rol van de overheid daarbij. Het bereiken en behouden van een positie op de internationale defensiemarkt is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de Nederlandse DGI zelf, maar wordt zeker in de komende jaren sterk beïnvloed door de nationale overheid. Een excellente Nederlandse DGI is namelijk van belang voor Defensie als «developper, smart user en smart buyer» van materieel en voor het stimuleren van een innovatieve economie. De DIS gaat in op de mogelijkheden van de ministeries van Defensie en van Economische Zaken om de Nederlandse DGI te versterken en internationaal te positioneren en presenteert technologiegebieden waarop de Nederlandse DGI kan excelleren en zo haar positie op de Europese markt kan versterken.
De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij dit beleidsartikel.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 25 Defensie Materieelorganisatie | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Verplichtingen | 2 079 151 | 3 174 112 | 1 910 477 | 2 807 209 | 2 379 718 | 2 991 514 | – 611 796 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Investeringen zeestrijdkrachten | 395 705 | 350 167 | 287 270 | 329 359 | 266 637 | 340 766 | – 74 129 |
Investeringen landstrijdkrachten | 251 213 | 446 183 | 393 778 | 520 900 | 649 360 | 606 013 | 43 347 |
Investeringen luchtstrijdkrachten | 237 342 | 263 282 | 387 036 | 280 824 | 438 244 | 439 016 | – 772 |
Investeringen Koninlijke marechaussee | 14 718 | 33 937 | 20 454 | 24 144 | 16 828 | 21 410 | – 4 582 |
Investeringen overig | 68 898 | 84 330 | 57 374 | 20 811 | 26 277 | 13 334 | 12 943 |
Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten | 216 207 | 194 731 | 211 113 | 178 696 | 261 991 | 161 595 | 100 396 |
Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten | 328 012 | 324 902 | 296 716 | 273 868 | 277 105 | 170 496 | 106 609 |
Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten | 165 602 | 143 950 | 151 777 | 159 045 | 259 161 | 251 849 | 7 312 |
Totaal programma-uitgaven | 1 677 697 | 1 841 482 | 1 805 518 | 1 787 647 | 2 195 603 | 2 004 479 | 191 124 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Defensie Materieelorganisatie | 384 553 | 353 103 | 383 882 | 466 816 | 253 505 | 303 014 | – 49 509 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 0 | 0 | 1 502 | 3 053 | 0 | 3 053 |
Totaal apparaatsuitgaven | 384 553 | 353 103 | 383 882 | 468 318 | 256 558 | 303 014 | – 46 456 |
Totaal uitgaven | 2 062 250 | 2 194 585 | 2 189 400 | 2 255 965 | 2 452 161 | 2 307 493 | 144 668 |
Ontvangsten | |||||||
Totale ontvangsten | 28 495 | 23 839 | 19 604 | 66 937 | 44 717 | 79 741 | – 35 024 |
Toelichting bij de verschillen
Het niveau van de verplichtingen is naar beneden bijgesteld door het vervallen van de projecten Tactical Tomahawks, Alliance Ground Surveillance en Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle, zoals in de brief «Wereldwijd Dienstbaar» aan de Kamer is gemeld. Bovendien is door een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, de eerder aangegane verplichtingen gecorrigeerd met – € 46 miljoen.
De toelichting op de verschillen bij de uitgaven van de investeringen is opgenomen bij de betreffende tabellen.
Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten.
De hier verantwoorde uitgaven voor de personele exploitatie (ongeveer € 93 miljoen) waren geraamd bij de Staf DMO.
Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten.
De hier verantwoorde uitgaven voor de personele exploitatie (ongeveer € 79 miljoen) waren geraamd bij de Staf DMO.
De stijging van de IV-uitgaven (€ 15,9 miljoen) is onder andere het gevolg van een tariefbijstelling door de DTO en een correctie voor IV-werkplekdiensten. De uitgaven voor brandstoffen zijn verhoogd (€ 10,6 miljoen). Het verschil van € 1,1 miljoen betreft een aantal overige mutaties.
Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten.
De hier verantwoorde uitgaven voor de personele exploitatie (ongeveer € 12 miljoen) waren geraamd bij de Staf DMO. Verder zijn er correcties uitgevoerd voor het onderhoud infra (– € 8,1 miljoen) en voor onderhoudswerkzaamheden door het LCW (€ 5,7 miljoen). Het verschil van – € 2,1 miljoen betreft een aantal overige mutaties.
De hier geraamde uitgaven voor de personele exploitatie (ongeveer € 148 miljoen) zijn verantwoord bij de Logistieke ondersteuning. Een aantal andere mutaties heeft betrekking op het onderhoud infra naar CLSK (– € 20,0 miljoen), de verhoging van het energie-uitgaven (€ 12,6 miljoen), de gebruiksvergoeding voor de DVD (€ 15,1 miljoen), een bijstelling van de ontwikkeling van de exploitatie-uitgaven (€ 30,0 miljoen), de doorwerking eindejaarsmarge 2006 (€ 38,1 miljoen) en de correctie van de werkplekdiensten (€ 22,7 miljoen).
De lagere ontvangsten worden veroorzaakt door minder teruggevorderde BTW, minderontvangsten voor FMS-cases (special billing arrangement) en lagere verrekeningen van het marinebedrijf aan derden.
Operationele doelstelling 1 – Voorzien in nieuw materieel
De DMO heeft in 2007 in het kader van haar defensiebrede materieellogistieke beleidsverantwoordelijkheid invulling gegeven op het vlak «voorzien in».
Defensie Materieelproces (DMP)
Naar aanleiding van de evaluatie DMP in 2006 en de afspraken uit het hierop gevoerde overleg met de Kamer in 2006 en in 2007, zijn de brochure «Hoofdlijnen van het Defensie Materieel Proces» en het zogenoemde «MaterieelProjectenOverzicht» (MPO) uitgebracht. Met deze brochure en met het MPO is de informatievoorziening richting Kamer verder verbeterd. Voor de uitvoering worden de gemaakte afspraken intern nader uitgewerkt en geharmoniseerd met de overige regelgeving.
Kwalitatieve trendanalyse materieelprojecten
De Kamer heeft de wens geuit voor een meer analytische, trendmatige beschouwing van de realisatie van projecten. In de Kamerbrief van 15 juni 2006 (27 830, nr. 39) is deze kwalitatieve analyse ook toegezegd aan de Kamer.
In het volgende jaarverslag wordt een kwalitatieve analyse gegeven over de voortgang en realisatie van de projecten in het voorgaande begrotingsjaar. Daarbij zullen, waar mogelijk, trends worden aangegeven met daaruit voortvloeiend lessons learned.
Daarbij zal zoveel mogelijk een thematische benadering worden gevolgd. Gedacht kan worden aan de ervaringen met vormen van internationale samenwerking, de betrokkenheid van de Nederlandse industrie, de tijdige beschikbaarheid van het materieel, de mate waarin het materieel bijdraagt aan de operationele inzetbaarheid, de ontwikkeling van het budget en de factoren van invloed daarop. Ook zal nadrukkelijk worden gekeken naar de ervaringen met het gebruik van materieel in uitzendgebieden.
Het eerste MPO dat met de begroting 2008 is meegestuurd zal hiervoor als referentiedocument dienen.
In 2007 is het Sourcingbeleid Defensie opgesteld; dit wordt vanaf 2008 geïmplementeerd. Het sourcingbeleid bevat het defensiebrede beleid over de keuze tussen zelf doen, uitbesteden en samenwerken. Het bestaat uit enerzijds de defensiebrede sourcingstrategie, die ruimte biedt voor vormen van zelfdoen, samenwerken en uitbesteden en anderzijds een voorgeschreven toe te passen sourcingtoets, die de afweging tussen alle vormen van zelfdoen, samenwerken en uitbesteden hanteerbaar en inzichtelijk maakt. Het beleid draagt onder meer bij aan een toename van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de dienstverlening, een verbeterde transparantie van het materieelkeuzeproces en het terugdringen van de bureaucratie. Bij dit sourcingbeleid is nadrukkelijk rekening gehouden met de bijzondere positie van Defensie, die vaak optreedt in gebieden en onder omstandigheden waar civiele partijen dat niet altijd kunnen.
Evaluatie Fast Track Procurement (FTP)
Fast Track Procurement maakt versnelling van bestaande verwervingsprocedures en processen mogelijk door vooral parallel en versneld bestaande processen en procedures te doorlopen, prioriteitstelling en het toewijzen van extra personele capaciteit. In 2007 is de evaluatie uitgevoerd van FTP. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat over het algemeen op doelmatige wijze gebruik wordt gemaakt van bestaande mogelijkheden die binnen de (Europese) regelgeving zijn vastgelegd om materieel versneld te kunnen verwerven. Wel is gebleken dat als gevolg hiervan reguliere projecten en verwervingsdossiers vertraging oplopen. De eventuele risico’s van FTP kunnen grotendeels worden ondervangen door zoveel mogelijk gebruik te maken van Commercial of the Shelf (COTS) en Military of the Shelf (MOTS) producten.
Investeringen zeestrijdkrachten
Tabel projecten in uitvoering (bedragen x 1 miljoen) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Investeringen zeestrijdkrachten | DMP-fase | Gerealiseerde uitgaven t/m 2006 | Verwachte uitgaven in 2007 | Gerealiseerde uitgaven in 2007 | Project-volume | Fasering tot |
LC-Fregatten | Realisatie | 1 455,9 | 43,9 | 25,9 | 1 562,3 | 2010 |
LCF Walreserve | Realisatie | 24,0 | 6,4 | 5,6 | 37,5 | 2008 |
LCF Munitie | Realisatie | 248,8 | 25,0 | 10,7 | 358,7 | 2016 |
LPD-2 | Realisatie | 230,6 | 8,9 | 27,0 | 273,4 | 2008 |
NH-90 | Realisatie | 312,7 | 156,1 | 76,2 | 1 011,5 | 2014 |
Patrouilleschepen | Realisatie | 0,1 | 11,2 | 2,1 | 448,0 | 2013 |
Luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF)
Bij het project de Luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF) is in 2007 € 18 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. Het betreft de afronding van een aantal systemen van de intussen varende fregatten. Gedurende 2007 is er vertraging opgetreden bij de aanbesteding van de Technische Commandotrainer, waardoor de betalingen niet volgens de begroting in 2007 konden worden uitgevoerd. De aanpassing van de «blast»-bestendige deuren werd in 2007 verwacht, maar is niet gerealiseerd. Ook de documentatie voor het 127 mm kanon, het voorkomen van rookhinder, het LINK-22-communicatiesysteem, het ontwerpen van een aangepaste dome en de uitvoering van een aantal restpunten voortkomend uit de proefvaart konden niet in 2007 worden gerealiseerd.
Bij de aankoop van munitie voor het LCF is in 2007 € 14,3 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. Dit is vooral veroorzaakt door vertraging bij de afwikkeling van een opdracht voor 127 mm granaten. Ook is als gevolg van de lage dollar-koers minder betaald voor de geleide wapens Standard Missile en Evolved Seasparrow Missile.
Bij het project NH-90 is in 2007 € 79,9 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. De onderrealisatie is ontstaan door de in 2007 door de industrie aangekondigde vertraging van het project. Dat heeft ertoe geleid dat een belangrijk deel van de geplande uitgaven, bestemd voor de betaling van het productiecontract, niet tot realisatie zijn gekomen in 2007. De levering van de eerste helikopter is vertraagd van 2007 naar 2009. Tevens is een groot aantal bestedingen voor de logistieke ondersteuning verschoven naar 2009 en verder, bijvoorbeeld voor reservedelen en grondapparatuur.
Bij het project MILSATCOM is in 2007 € 18,3 miljoen minder gerealiseerd dan begroot.
In de begroting 2007 is rekening gehouden met de eerste betalingen voor EPM-modems, tactische terminals voor het Korps Mariniers en manpacks. Deze aanschaffingen zijn uitgesteld tot 2009 en verder, teneinde de specificaties rond te krijgen. Het gaat hier om respectievelijk € 3,0 miljoen, € 2,2 miljoen en € 2,5 miljoen in de begroting 2007. Tevens werd in de begroting er van uitgegaan, dat de serie van 14 extra SHF-terminals in 2006 en 2007 geleverd zouden worden. De order kon echter pas in augustus 2007 worden gegund, waardoor slechts € 1,5 miljoen van de verwachte€ 7,0 miljoen betaald werd. Ten derde realiseren de scheepsterminals en landterminals trager dan in de overeenkomsten (FMS-cases) is overeengekomen. Bij de scheepsterminals ontstond vertraging in de ontwikkeling en de productie; bij de landterminals, waar de technische realisatie volgens plan verloopt, stagneren alleen de betalingen.
NH-90
Het huidige contract voorziet in de aanschaf van twintig fregattenhelikopters, waarvan veertien met een volledig missiesysteem en zes met voorzieningen voor het inbouwen van een dergelijk systeem. Op basis van de gewijzigde behoefte (helikopterstudie) wordt het productiecontract gewijzigd in twaalf helikopters met een volledig missiesysteem (NFH) en acht helikopters geschikt voor maritieme én landgerichte transporttaken, de Transport NFH (TNFH). Deze wijziging van het productiecontract moet nog met de industrie (NHIndustries) worden overeengekomen. Evenals de aanbesteding van de Full Mission Flight Trainer (vluchtsimulator) zal dit in 2008 plaatsvinden. Als gevolg van vertraging in het kwalificatieproces vindt de feitelijke levering van de eerste NH-90 aan Nederland naar verwachting in juli 2009 plaats. Van het projectbudget is € 388,9 miljoen uitgegeven.
Projecten Marinestudie 2005
De Marinestudie 2005 behelst een pakket aan maatregelen waarmee de samenstelling en de middelen van het CZSK beter worden afgestemd op de toekomstige taken. De financiering van de Marinestudie is mogelijk door de verkoop van vier M-fregatten aan België (2) en Portugal (2). Het laatste M-fregat zal eind 2009 aan Portugal worden overgedragen. In december 2007 zijn de productiecontracten voor de verwerving van vier patrouilleschepen ondertekend. Het eerste patrouilleschip begint naar verwachting eind 2010 aan haar proeftocht. De projecten Instandhoudingsprogramma M-fregatten en Kwantitatieve versterking van de manoeuvrebataljons van het Korps mariniers zijn in 2007 door de DMO in uitvoering genomen. Het project Herintroductie van de mijnenveegcapaciteit zal begin 2008 starten. Begin 2009 zullen de resultaten van de gecombineerde voorstudie-, studie- en verwervingsvoorbereidingsfase van een joint logistiek ondersteuningsschip (vervanger Hr.Ms. Zuiderkruis) aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het joint logistiek ondersteuningsschip komt naar verwachting vanaf 2015 in de vaart. Nog open staat het politieke besluit over de uitbreiding van de inzetmogelijkheden van het LCF voor de verdediging tegen tactische ballistische raketten.
Als gevolg van prioriteitsstelling wordt vooralsnog afgezien van de uitbreiding van de inzetmogelijkheden van de LC-fregatten voor de bestrijding van landdoelen met langeafstandsraketten (Tactom).
Investeringen landstrijdkrachten
Tabel projecten in uitvoering (bedragen x 1 miljoen) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Investeringen landstrijdkrachten | DMP-fase | Gerealiseerde uitgaven t/m 2006 | Verwachte uitgaven in 2007 | Gerealiseerde uitgaven in 2007 | Project-volume | Fasering tot |
Fennek (licht-verkennings-/bewakingsvoertuig) | Realisatie | 167,6 | 71,8 | 77,8 | 265,3 | 2008 |
Fennek (MRAT en AD versie) | Realisatie | 72,6 | 50,9 | 50,1 | 192,3 | 2009 |
IGV (productie) plus training | Realisatie | 242,2 | 184,8 | 74,5 | 1 075,2 | 2012 |
Pantzer Haubitze 2000 (PzH 2000) | Realisatie | 112,4 | 100,8 | 133,8 | 483,4 | 2010 |
Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV)
Bij het project Infanterie Gevechtsvoertuig is in 2007 € 110,3 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. De betalingen bij dit project zijn gebaseerd op de leveringen. De leverancier heeft zich niet gehouden aan het oorspronkelijke contractuele leverschema, wat het uitgangspunt voor de begroting 2007 was.
Bij het project Pantzer Haubitze 2000 is in 2007 € 33 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Gedurende het jaar 2006 is vertraging in dit project opgetreden, omdat de leverancier zich niet kon houden aan het leveringsschema. In 2007 is een groot deel van de vertraging ingehaald, waardoor behalve de voor 2007 geprognosticeerde betalingen, ook de uitgestelde betalingen uit 2006 konden worden betaald.
Fennek (LVB)
Het project Fennek is een samenwerkingsverband tussen de Nederlandse en de Duitse Defensie, waarbij Nederland is aangemerkt als Lead Nation en met 410 voertuigen deelneemt aan dit project. Van 202 voertuigen is de hoofdtaak het verzamelen van gevechtsinlichtingen voor grondoperaties. Hiervan zijn 148 stuks Fennek Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB), 46 stuks specifiek toegerust voor doelopsporing Voorwaartse Waarnemer (VWNR) en acht stuks voor de geleiding van grondgebonden vuursteun Tactical Control Party (TACP).
De overige 208 Fennek-voertuigen maken deel uit van de «Vervanging van Pantservoertuigen» (onder andere YPR). Dit zijn Fenneks in de uitvoeringen Medium Range Anti-tank (MRAT) en Algemene Dienst (AD).
Tot en met 2007 zijn 133 LVB, 40 MRAT, 31 VWRN en 66 AD-Fenneks geleverd. In 2007 is een aantal voertuigen versneld geleverd.
Groot Pantserwielvoertuig/PWV
Nederland werkt met Duitsland samen aan de ontwikkeling van een groot pantserwielvoertuig (Boxer) als vervanging van de verouderde YPR/M577-voertuigen. Het betreft de realisatie van een gemeenschappelijk basisvoertuig en de realisatie van specifieke landgebonden missiemodules. Voor Nederland worden vijf versies voorzien: commando, ambulance, genie, vracht en vracht/commando. Met dit nieuwe voertuig wordt voldaan aan de operationele eisen met betrekking tot het moderne optreden: voldoende transportvermogen, een goede bescherming en grote mobiliteit. In december 2006 heeft contractondertekening voor de serieproductie plaatsgevonden met een leveromvang voor Nederland van tweehonderd voertuigen. De levering voor Nederland zal naar verwachting aanvangen in het 2e kwartaal van 2011. De aanschaf van het Groot Pantser Wielvoertuig (GPV) vormt samen met de Fennek (klein pantser wielvoertuig) en het Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV) het derde element in het overkoepelende project «Vervanging Pantservoertuigen».
BMS en DCMO
Het project Battlefield Management Systeem (BMS) geeft invulling aan de C2 (Command and Control) ondersteuning van grondgebonden eenheden van het CLAS. Met het BMS wordt beoogd de operationele informatievoorziening op het niveau peloton, compagnie en bataljon te verbeteren door vooral de situational awareness bij deze eenheden te verbeteren. Het project Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO) maakt deel uit van het BMS en verzorgt de datacommunicatie. De Tweede Kamer heeft in december 2007 goedkeuring verleend aan de verwervingsvoorbereiding van beide projecten BMS en DCMO. De contracten zijn eind januari 2008 getekend.
Bushmaster-patrouillevoertuig
In de zomer van 2006 heeft Defensie met een succesvol fast track procurement-project vijfentwintig Bushmaster-patrouillevoertuigen aangekocht voor de Task Force Uruzgan in Afghanistan. Vanaf oktober 2006 zijn deze Bushmasters intensief operationeel ingezet. In 2007 zijn dertien van deze Bushmasters voorzien van een geavanceerd op afstand bedienbaar wapenstation, geschikt voor een mitrailleur kaliber .50. Het patrouillevoertuig Bushmaster biedt bescherming tegen de impact van vuurwapens, anti-tankmijnen en improvised explosive devices (IED). In 2007 is een aantal van deze Bushmasters bij operationeel gebruik op IED’s «gereden». De voertuigbemanning is hierbij ongedeerd gebleven. De betrokken Bushmasters zijn bij deze incidenten wel (onherstelbaar) beschadigd.
Om de operationele slagkracht op het gebied van Bushmasters te herstellen heeft de Defensiestaf begin oktober 2007 de DMO verzocht te bezien of snel in tien vervangende Bushmasters kon worden voorzien. DMO’s projectteam Bushmaster is onmiddellijk onderhandelingen gestart met leverancier Thales in Australië. Het onderhandelingsresultaat was dat voor eind 2007 vanuit Australië drie nieuwe Bushmasters zijn afgeleverd in Uruzgan en één nieuwe Bushmaster is afgeleverd bij het Opleidings- en Trainingscentrum Rijden te Oirschot. De afleverdatum voor de resterende zes extra Bushmasters in Kandahar was gepland voor 1 maart 2008. Zij zijn aansluitend opgenomen in de logistieke voorraad van Defensie. Met de aanvullende verwerving van tien Bushmaster-patrouillevoertuigen was een investering gemoeid van € 8,5 miljoen.
Investeringen luchtstrijdkrachten
Tabel projecten in uitvoering (bedragen x 1 miljoen) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Investeringen luchtstrijdkrachten | DMP-fase | Gerealiseerde uitgaven t/m 2006 | Verwachte uitgaven in 2007 | Gerealiseerde uitgaven in 2007 | Project-volume | Fasering tot |
F-16 verv. System Design and Development | Realisatie | 524,8 | 115,5 | 166,8 | 788,7 | 2012 |
Chinook uitbreiding en versterking (4+2) | Realisatie | 19,2 | 86,0 | 77,3 | 400,5 | 2011 |
Patriot Update PAC III (launchers en missiles) | Realisatie | 52,8 | 21,1 | 39,0 | 117,2 | 2009 |
Aanschaf 3e en 4e C-130 | Realisatie | 23,8 | 22,0 | 12,6 | 59,1 | 2008 |
Bij het project Opvolger F16-SDD-fase is in 2007 € 51,3 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Gelet op de voortgang van het project en binnen de kaders van het betalingsschema is de termijnbetaling van januari 2008 in december 2007 betaald.
Bij het project Patriot PAC-III is in 2007 € 17,9 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Dit is het gevolg van het special billing arrangement, dat Nederland met de Verenigde Staten is overeengekomen. Bij dit project werd in 2007 al meer geleverd dan in het betaalschema was begroot.
Vervanging F-16
Nederland neemt sinds 2002 als level 2 partner deel aan de System Development and Demonstration-fase (SDD-fase) van het Joint Strike Fighter-programma. Nederland heeft zich in het Memorandum of Understanding (MoU) voor de SDD-fase verplicht tot een financiële bijdrage van US$ 800 miljoen, waarvan US$ 50 miljoen mag worden besteed aan door Nederland geïnitieerde projecten. Na de ontwikkeling van de JSF volgen de productie-, de instandhoudings- en doorontwikkelingsfasen van het toestel. Voor de inrichting van deze fasen gedurende de gehele levensduur van het toestel hebben de partnerlanden een MoU over de Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) opgesteld. Het MoU verplicht de partnerlanden mee te betalen aan non recurring costs voor onder meer de inrichting van de productielijn. Met de ondertekening van de MoU door Nederland eind 2006 werd het begin van een nieuwe fase (de PSFD-fase) ingeluid. De MoU heeft een geldigheid van 45 jaar en heeft tot doel de operationele inzetbaarheid van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het afspraken over de aansturing van de PSFD-fase en over de financiële, contractuele en industriële verplichtingen. Zoals in het coalitieakkoord aangegeven, zullen verdere voorbereidingen worden getroffen voor het definitieve besluit over de vervanging van de F-16. Ook is in 2007 de Nederlandse deelname met twee testtoestellen aan de multinationale Initiële Operationele Test- en Evaluatiefase voorbereid. Hierover is in februari 2008 een besluit genomen.
3e en 4e Hercules C-130 transportvliegtuig
Het project betreft een uitbreiding van de tactische luchttransportcapaciteit met twee C-130 vliegtuigen. Eind november 2005 is een contract getekend tot levering van twee vliegtuigen die zijn overgenomen van de Amerikaanse marine. Deze worden gereviseerd en gemodificeerd om aan de Nederlandse eisen te voldoen. Dit omvat cabine- en veiligheidsmodificaties en aanpassingen aan de avionica. Voorts wordt de zelfbescherming van deze toestellen gemoderniseerd. De vliegtuigen worden naar verwachting eind oktober en eind december 2008 opgeleverd.
Uitbreiding Chinookvloot
In de Oktoberbrief 2006 van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer is het voornemen opgenomen zes nieuwe Chinookhelikopters – een uitbreiding van vier en de vervanging van twee die in Afghanistan verloren zijn gegaan – te verwerven om onder andere tegemoet te komen aan de grote behoefte aan middelzware transporthelikopters in inzetgebieden. Op 15 februari 2007 is het contract voor de nieuwe toestellen met de firma Boeing getekend. Levering van het eerste toestel wordt vanaf het 3e kwartaal 2009 voorzien. Tevens is besloten om Special Forces-uitrusting voor vier toestellen aan te schaffen.
De standaardisatie van de gehele NL Chinookvloot zal worden gecombineerd met het voorziene levensduurverlengend onderhoud (Mid Life Update) van de huidige vloot. De standaardisatie is gepland in de periode 2014–2018.
Operationele doelstelling 2 – Instandhouding van materieel
De DMO heeft in 2007 in het kader van haar defensiebrede materieellogistieke beleidsverantwoordelijkheid invulling gegeven aan de volgende onderwerpen.
Uitvoering beleidsstudie Wapensysteemmanagement (WSM)
In 2007 is gestart met de uitvoering van de Beleidsstudie Wapensysteemmanagement (WSM). De Beleidsstudie moet in 2008 een aantal alternatieve inrichtingsvormen van WSM opleveren, die een effectieve beïnvloeding van beschikbaarheid en life cycle costs van wapensystemen mogelijk maakt. Na een keuze van één van deze alternatieven wordt meer zekerheid verkregen over de haalbaarheid en effectiviteit van de inrichting van WSM, zodat de beleidsontwikkeling van WSM langs dit alternatief kan worden ingezet.
Het Voorschrift Materieelbeheer is in 2007 opgeleverd. Hiermee is een einde gekomen aan de diversiteit van regelgevingen, vaak nog gebaseerd op lucht-, land- en zee-specifieke omstandigheden, en is een integraal «paars» materieelbeheervoorschrift vastgesteld. De lokale werklast ten aanzien van materieelinspecties kan door dit voorschrift drastisch worden teruggebracht en is er een gedegen en weloverwogen beheersystematiek bepaald die geldig is voor al het defensiematerieel. De daadwerkelijke invoering van dit voorschrift zal in 2008 en begin 2009 zijn beslag gaan krijgen. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de verbetering van het materieelbeheer.
De tussen de DMO en de defensieonderdelen afgesloten dienstverleningsovereenkomsten vormden de opdracht tot het nakomen van de afspraken met betrekking tot bijvoorbeeld onderhoud, servicegraad en leverbetrouwbaarheid. In de dienstverleningsovereenkomsten zijn de prestatiegegevens vastgelegd. De dienstverleningsovereenkomsten zijn gebaseerd op de Producten- en Dienstencatalogus DMO en onderscheiden zes hoofdproducten in de ondersteuning:
1 Voorzien in
2 (Wapen)systeemmanagement
3 Bevoorrading en Assortimentsmanagement
4 Onderhoud en Modificaties
5 Afvoer en Afstoting
6 Overige diensten
Het «voorzien in», «(wapen)systeemmanagement» en «afvoer en afstoting» zijn hoofdproducten van in het bijzonder de Haagse afdelingen van de DMO. De feitelijke logistieke ondersteuning («bevoorrading», «onderhoud en modificatie») wordt uitgevoerd door de DMO-bedrijven, waarover maandelijks wordt gerapporteerd door middel van de behaalde servicegraad.
De servicegraad is een prestatie-indicator voor de mate waarin de voorraad binnen een voorraadpunt of binnen de totale keten wordt beheerst en is een graadmeter voor de basisbeschikbaarheid van reservedelen. Voor een goede beoordeling van de status van het DMO-bedrijf is ook de beoordeling nodig van het lijnmanagement over performance killers: ontbreken van één of enkele reservedelen die de materiële gereedheid van een systeem ernstig degraderen. Voor de status van een wapensysteem en daaraan gekoppeld de prestatie van het DMO-bedrijf, is de trend voor de servicegraad van groter belang dan een actueel cijfer.
In 2007 is een aanvang gemaakt om in overleg met enkele defensieonderdelen, in het bijzonder met het CLSK, te bezien of een betere logistieke prestatie-indicator kan worden gedefinieerd. Deze prestatie-indicator, de leverbetrouwbaarheid, legt meer accent op de klant/leverancierrelatie in termen van gewenste aflevermomenten en daadwerkelijke aflevermomenten. De uitwerking van deze prestatie-indicator loopt door tot in 2008.
Logistieke ondersteuning door Marinebedrijf (MB)
De gemiddelde servicegraad door het MB bedraagt over geheel 2007 ongeveer 85 % tegen een norm van 80%. Hierbij hebben zich geen afwijkingen voorgedaan die op enigerlei wijze de operationele gereedheid in gevaar hebben gebracht.
Logistieke ondersteuning door Landelijk Bevoorrading Bedrijf (LBB)
De servicegraden van het LBB zijn over 2007 niet voldoende gebleken. Tegen een norm van 95% is een gemiddelde servicegraad gerealiseerd van 91%. Bij het Algemeen Goederen Bedrijf is reeds vanaf medio 2006 een dalende servicegraad waarneembaar. De gemiddelde servicegraad over 2007 bedraagt 90%.
In overleg met het CLAS is een prioritering opgesteld voor het aanvullen van de voorraden, echter lange lever- en verwervingstijden zullen pas na enige tijd (in 2008) tot een betere servicegraad leiden.
Als gevolg van de verschillende uitzendingen (onder andere EUBG, NRF-10) en reserveringen voor de operationele plannen is het servicepercentage bij het KPU in 2007 gedaald tot 87%. Bij het aanvullen van de voorraden is en wordt prioriteit gegeven aan artikelen voor uitzendingen, initiële opkomsten en initiële opleidingen.
Tot slot is de situatie rond de munitiebevoorrading zorgelijk. Het munitiebedrijf wordt geconfronteerd met een mondiaal toenemende vraag naar munitie en erg lange levertijden. De bevoorrading van de missie naar Uruzgan vormt vooralsnog nog geen knelpunt.
Logistieke ondersteuning door Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW)
Het LCW realiseert over 2007 een gemiddelde servicegraad van 93% tegen een norm van 85%. Hierbij wordt voor elk wapensysteem afzonderlijk de servicegraad gevolgd en gerapporteerd. Met name voor de helikopters zijn lagere servicegraden gerapporteerd als gevolg van het aanmaken voor nieuwe Materieel Autorisatie Staten (MAS) voor uitzendingen, naleveringen voor onderhoud, alsmede aanvragen voor het aanvullen van vooruitgeschoven voorraden. Met uitzondering van een tekort aan actuators voor het Patriot-systeem in de tweede helft van 2007, hebben de naleveringen geen negatieve invloed gehad op de inzetbaarheid van de wapensystemen.
Operationele doelstelling 3 – Afstoten overtollig materieel
Bij het afstoten van roerende zaken wordt onderscheid gemaakt tussen niet-strategische en strategische zaken, waarop verschillende procedures van toepassing zijn.
Overtollige niet-strategische zaken worden aan de dienst Domeinen van het ministerie van Financiën overgedragen. De goederen worden door Domeinen in de regel openbaar verkocht.
Voor de afstoting van overtollig strategisch defensiematerieel zijn aanvullende regelingen vastgesteld. Vanwege het specifieke karakter van dit materieel is voor elke voorgenomen afstoting een voorafgaande schriftelijke instemming van of namens de staatssecretaris vereist. Verkoop vindt in de regel plaats op basis vangovernment-to-government-overeenkomsten. Voorts is een exportvergunning vereist. Verder wordt iedere voorgenomen verkooptransactie vooraf in de Commissie Verkoop Defensiematerieel behandeld. Hierin zijn de departementen van Financiën, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Defensie vertegenwoordigd.
Gedurende 2007 zijn onder meer verkoopcontracten afgesloten voor de verkoop van F-16 jachtvliegtuigen aan Jordanië en Leopard-tanks aan Canada.
Verkoop van fregatten
In het verlengde van de operatie «Nieuw evenwicht» zijn er in het kader van de Marinestudie nogmaals vier fregatten verkocht. Twee fregatten zijn verkocht aan België, waarvoor het verkoopcontract getekend is op 22 december 2005.
In dit contract is naast de opleiding van Belgisch marinepersoneel tevens de modificatie van het helikopterdek van beide fregatten begrepen. Deze modificatie is noodzakelijk om in de toekomst met de NH-90 helikopter te kunnen opereren. Het verkooponderhoud is uitbesteed aan het Marinebedrijf. De opleidingen vinden plaats op de diverse opleidingsinstituten van het Commando zeestrijdkrachten. Het eerste fregat is intussen op 29 maart 2007 in Zeebrugge overgedragen aan de Belgische marine. De overdracht van het tweede fregat zal begin april 2008 in Antwerpen plaatsvinden.
Daarnaast is op 1 november 2006 een contract ondertekend voor de verkoop van twee fregatten aan Portugal, eveneens in het kader van de Marinestudie. In dit contract is tevens het opleiden van de Portugese bemanningen begrepen. Daarnaast is een Navy-to-Navy contract met Portugal ondertekend, waarin een aantal additionele wensen van Portugal is opgenomen. De overdracht van beide fregatten is gepland voor respectievelijk eind 2008 en eind 2009.
4.7. Commando Dienstencentra – beleidsartikel 26
Doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht.
Het CDC is ingericht naar acht bedrijfsgroepen en de NLDA op basis van de criteria functionaliteit, bedrijfstypologie, processen, omvang en beheersbaarheid, zodat synergievoordelen worden behaald. Het CDC is in 2007 verder gegroeid naar een klantgerichte en kostenbewusteshared-service-organisatie. De bedrijfsvoering is gericht op het voor de klant inzichtelijk maken van zowel de prijs en de kwaliteit als de kwantiteit van de producten en diensten van het CDC.
Het CDC heeft in 2007 invulling gegeven aan het verbeteren van de klantgerichtheid. Ook het begrip kostenbewustzijn heeft nadrukkelijk de aandacht gekregen. Instrumenten die zijn gehanteerd betreffen onder andere het werken met Producten-Dienstencatalogi, dienstverleningsovereenkomsten en klantenoverlegfora.
Het CDC ziet de verbetering van de klantgerichtheid en het kostenbewustzijn als een continu proces. In 2007 is wederom een verbeterslag uitgevoerd voor diverse instrumenten van de klant/leverancierrelatie. Dit houdt in dat bij iedere bedrijfsgroep sturing plaats vindt op de deelgebieden klanten, medewerkers, operationele eindresultaten en financiële eindresultaten. De klanttevredenheid wordt gemeten op verschillende niveaus, evenals de tevredenheid onder de medewerkers van de bedrijfsgroepen.
Bij de financiële eindresultaten wordt naast het resultaat ook naar de kostenontwikkeling gekeken.
Zo is het aspect vraagdemping bij de klant op de agenda verschenen, onder andere door het verrekenen van diensten. De klant wordt hierdoor geconfronteerd met de kosten van de gemaakte keuzes, waardoor bewuster gebruik wordt gemaakt van de af te nemen diensten van het CDC. Dit zal worden doorgezet in 2008.
Het houden van vergelijkende onderzoeken naar integrale kostprijzen ten opzichte van de markt of vergelijkbare overheidsdiensten wordt bij het CDC ingevuld door het houden van benchmarks. Bij een aantal bedrijfsgroepen zijn in 2007 ook daadwerkelijk benchmarks uitgevoerd. Dit proces wordt in 2008 voortgezet.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 26 Commando Dienstencentra | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Verplichtingen | 428 721 | 589 611 | 749 357 | 942 294 | 688 459 | 758 905 | – 70 446 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Bedrijfsgroep Informatievoorziening | 19 293 | 23 146 | 26 475 | 40 516 | 35 680 | 45 025 | – 9 345 |
Bedrijfsgroep Vervoer | 47 576 | 51 963 | 65 269 | 71 290 | 90 088 | 55 173 | 34 915 |
Bedrijfsgroep Gezondheidszorg | 62 696 | 59 146 | 59 909 | 62 690 | 76 900 | 68 662 | 8 238 |
Bedrijfsgroep Personeelszorg | 19 124 | 20 556 | 24 494 | 26 209 | 56 233 | 93 630 | – 37 397 |
Bedrijfsgroep Personeelsondersteuning | 14 124 | 12 710 | 29 291 | 60 941 | 69 833 | 88 353 | – 18 520 |
Attachés | 16 840 | 16 807 | 16 779 | 17 468 | 17 146 | 20 668 | – 3 522 |
Investeringen Infrastructuur | 165 557 | 154 957 | 182 445 | 250 040 | 184 356 | 210 194 | – 25 838 |
Investeringen Informatievoorziening | 30 688 | 47 501 | 101 706 | 151 393 | 124 509 | 70 933 | 53 576 |
Exploitatie Informatievoorziening | 12 589 | 13 458 | 15 662 | 46 890 | 97 253 | 26 709 | 70 544 |
Hogere Defensieopleidingen | 20 939 | 20 293 | 11 704 | 50 908 | 53 666 | 50 416 | 3 250 |
Bedrijfsgroep Telematica | 7 856 | 9 302 | 18 079 | 8 329 | 13 283 | 18 294 | – 5 011 |
Totaal programma-uitgaven | 417 282 | 429 839 | 551 813 | 786 674 | 818 947 | 748 057 | 70 890 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Commando Dienstencentra | 21 348 | 18 230 | 22 281 | 53 339 | 61 833 | 4 891 | 56 942 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 5 319 | 3 583 | 4 880 | 7 259 | 2 090 | 5 169 |
Totaal apparaatsuitgaven | 21 348 | 23 549 | 25 864 | 58 219 | 69 092 | 6 981 | 62 111 |
Totaal uitgaven | 438 630 | 453 388 | 577 677 | 844 893 | 888 039 | 755 038 | 133 001 |
Ontvangsten | |||||||
Totale ontvangsten | 29 763 | 31 229 | 31 379 | 43 766 | 58 639 | 29 852 | 28 787 |
De benaming van verschillende bedrijfsgroepen is per 1 januari 2007 gewijzigd; de oorspronkelijke benamingen, zoals die ook nog gehanteerd zijn in bovenstaande tabel met artikelonderdelen, zijn tussen haakjes vermeld.
De verlaging van het verplichtingenniveau wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen. Hierdoor worden de eerder aangegane verplichtingen gecorrigeerd met – € 77 miljoen. Voorts zijn de uitgaven en verplichtingen voor de IV-exploitatie en het Haags Facilitair Bedrijf, welke waren geraamd bij de diverse defensieonderdelen, ten laste van dit beleidsartikel verantwoord.
Bedrijfsgroep Informatievoorziening
De bij deze bedrijfsgroep geraamde uitgaven voor het onderhoud van de personele informatiesystemen zijn verantwoord op het artikelonderdeel Exploitatie Informatievoorziening.
Bedrijfsgroep Transport (Vervoer)
De meeruitgaven bij deze bedrijfsgroep zijn voornamelijk het gevolg van het feit dat bij de raming onvoldoende rekening is gehouden met een wijziging in de administratie per 1 januari 2007, die inhield dat de realisatie niet meer bij de defensieonderdelen plaatsvond, maar bij deze bedrijfsgroep.
Binnen de bedrijfsgroep Gezondheidszorg worden de meeruitgaven voornamelijk veroorzaakt door het op niveau brengen van de landsvoorraden medische artikelen van het CLAS.
Bedrijfsgroep Overige Diensten (Personeelszorg)
Binnen deze bedrijfsgroep wordt het grootste deel van het verschil veroorzaakt door het uitstel van de ontvlechting van internationale functies (ongeveer – € 65 miljoen). Het betreffende personeel werd verantwoord op de salarisuitgaven van de verschillende defensieonderdelen. De bij de Bestuursstaf geraamde uitgaven voor de oprichting van het Haags Facilitair Bedrijf zijn ten laste van deze bedrijfsgroep verantwoord (ongeveer € 21 miljoen).
Bedrijfsgroep Personele Diensten (Personeelsondersteuning)
De lagere realisatie bij deze bedrijfsgroep wordt voornamelijk veroorzaakt door de personele onderbezetting (ongeveer € 16 miljoen), alsmede de vertraging bij de inrichting van het Dienstencentrum Personeelsvoorziening (ongeveer € 3 miljoen).
De minderuitgaven zijn het gevolg van een vertraging in de bemensing van een aantal posten, zodat de hiervoor geplande uitgaven niet zijn gerealiseerd.
NLDA (Hogere Defensieopleidingen)
Binnen de NDLA zijn de hogere uitgaven een gevolg van het verzorgen van extra opleidingen.
Bedrijfsgroep ICT (Telematica)
Diverse uitgaven die bij deze bedrijfsgroep waren begroot, hebben nog plaatsgevonden bij de diverse defensieonderdelen. Als gevolg daarvan is minder gerealiseerd dan begroot.
De realisatie van de in de begroting 2007 opgenomen tabel wordt onderstaand weergegeven.
Projecten in uitvoering (bedragen x € 1 miljoen) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Investeringen Infrastructuur | DMP-fase | Gerealiseerde uitgaven t/m 2006 | Verwachte uitgaven in 2007 | Gerealiseerde uitgaven in 2007 | Project-volume | Fasering tot |
Nieuwbouw Schiphol | Realisatie | 29,8 | 51,5 | 2,2 | – 49,3 | 2012 |
Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen | Realisatie | 16,3 | 109,0 | 64,9 | – 44,1 | 2009 |
Verplaatsing F-16’s / Volkel stafgebouw 311 squadron | Realisatie | 28,7 | 1,7 | 2,1 | 0,4 | 2013 |
Voorziening infrastructuur CLSK | Realisatie | 11,9 | 13,8 | 3,7 | – 10,1 | 2006 |
Joint Air Defence Centre (JADC) De Peel | Realisatie | 12,9 | 7,1 | 12,7 | 5,6 | 2009 |
Infrastructuur voorziening KMA | Realisatie | 3,3 | 6,0 | 4,9 | – 1,1 | 2012 |
Aanpassing / renovatie Plein/Kalvermarkt-complex | Realisatie | – | 5,2 | 0,7 | – 4,5 | 2010 |
Nieuwbouw LOKKMar | Realisatie | – | 7,7 | 0,3 | – 7,4 | 2011 |
In 2007 hebben nagenoeg geen bouwactiviteiten plaatsgevonden. Door vergunningproblematiek over de luchtkwaliteit en de bezwaren van omwonenden is vertraging bij de uitvoering ontstaan. In december 2007 is besloten tot een nieuwe totaalplanning van dit project.
Herbelegging infrastructuur Vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen
De besluitvorming over het accommoderen van de toename van de projectomvang heeft geleid tot een vertraging in de uitvoering van dit project.
Voorziening infrastructuur CLSK
In 2007 is op dit project minder verantwoord dan geraamd, omdat een groot deel al eind 2006 is gerealiseerd. Het project is intussen afgerond.
Joint Air Defence Center De Peel
De realisatie in 2007 is hoger dan gepland; enerzijds door een stijging van de projectkosten door hogere aanbestedingsbedragen en anderzijds door de overloop van bedragen uit 2006. Het project bevindt zich thans in een afrondende fase.
Aanpassing/renovatie Plein/Kalvermarkt-complex
De besluitvorming over een aanvullende behoefte en de keuze daartoe heeft geleid tot een vertraging c.q. extra voorbereiding- en bouwtijd in de uitvoering van dit project.
Door vertraging in de besluitvorming is een herfasering van de kasgeldreeksen voor de nieuwbouw noodzakelijk gebleken.
Nieuwbouw kantorencomplex Kromhoutkazerne
In de begroting 2007 is bij de investeringen het project nieuwbouw kantorencomplex Kromhout Kazerne opgenomen. De financiering van de Publieke Private Samenwerking (PPS)-projectorganisatie vindt echter plaats uit exploitatiegelden.
Investeringen Informatievoorziening
De investeringen in de informatievoorziening (IV) zijn gericht op defensiebrede gestandaardiseerde ondersteuning van het operationele optreden en de vredesbedrijfsvoering. De begroting 2007 was vastgesteld op € 70,9 miljoen. Uiteindelijk is € 124,5 miljoen gerealiseerd voor de financiering van zes grote projecten, die onderstaand worden toegelicht, en ongeveer 120 kleine projecten en verwervingsactiviteiten.
Projecten in uitvoering (bedragen x € 1 miljoen) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Investeringen Informatievoorziening | DMP-fase | Gerealiseerde uitgaven t/m 2006 | Verwachte uitgaven in 2007 | Gerealiseerde uitgaven in 2007 | Project-volume | Fasering tot |
MULAN | Realisatie | 57,8 | 4,7 | 19,5 | 77,3 | 2007 |
Implementatie DIV-online | Realisatie | 14,8 | 17,9 | 2,0 | 57,7 | 2012 |
SPEER (ERP M&F) | Realisatie | 53,1 | 28,5 | 36,5 | 248,2 | 2013 |
Legacy ERP (PALS) | Realisatie | 5,4 | 12,3 | 3,5 | 36,6 | 2011 |
BBC/Defensiepas | Realisatie | 5,7 | 7,3 | 14,4 | 20,9 | 2008 |
Herinrichting Personele Functiegebied | Realisatie | 10,7 | 11,5 | 7,6 | 36,1 | 2009 |
Het project MULAN had als doel te voorzien in de ontwikkeling en beschikbaarstelling van een basisvoorziening voor een standaard werkplek die geschikt is voor veilige en betrouwbare communicatie. Het project is in 2007 afgerond. Het verschil tussen begrote en gerealiseerde uitgaven is ontstaan door een overloop van activiteiten en uitgaven uit 2006.
Het project DIV-online levert een defensiebrede digitale ondersteuning van de documentaire informatievoorziening en voorziet bovendien in de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van archivering. In 2007 is uit financiële overwegingen besloten om het project «te temporiseren» en in 2009 te continueren. De jaren 2007 en 2008 worden gebruikt om de randvoorwaarden te actualiseren. In dit kader wordt gewerkt aan de blauwdruk documentaire informatie, die ervoor moet zorgen dat de documentaire-informatiefunctie wordt ingericht volgens de standaarden uit het besturingsmodel Defensie. Hierin is tegelijkertijd de kabinetsvisie «Informatie op orde» verwerkt. Ook is gestart met het treffen van (interim)maatregelen om de hoogrisico-processen, zoals besturen, inlichtingen en veiligheid missies en strategische projecten beter te kunnen beheersen. Deze (interim)maatregelen – vooral kleinschalige ICT-toepassing en opleiding – ondersteunen met name de defensiemedewerkers in het dagelijkse werk op genoemde aspecten.
Het programma (project) SPEER heeft ten doel de bedrijfsvoering op de terreinen materieellogistiek en financiën (M&F) ingrijpend te herzien en bovendien te ondersteunen met ERP-software (SAP). Zoals eerder gerapporteerd geeft Defensie veel prioriteit aan dit programma. De beschikbare personele capaciteit en het absorptievermogen van de organisatie stellen beperkingen aan de jaarlijks te realiseren ambities. In 2006 is het programma herijkt. Besloten is de komende jaren de introductie van de verbeteringen te concentreren op de defensiebrede bevoorradingsketen te beginnen met het zo snel mogelijk verbeteren van de ondersteuning van de ingezette eenheden. Tegelijkertijd met deze herijking is het programmabudget voor 2007 verhoogd van € 28,5 miljoen naar€ 39,0 miljoen, waarover de Kamer met brief (30 800 X, nr. 28) is geïnformeerd. Uiteindelijk is hiervan € 36,5 miljoen uitgegeven. In 2007 zijn extra fondsen geraamd voor het op orde brengen van de generieke IV-voorzieningen en infrastructuur, zodat SAP ten volle kan worden uitgenut. Een groot deel van deze fondsen is nodig om de piek in de beheeruitgaven op te vangen die is ontstaan door de noodzaak tijdens de migratie naast SAP een deel van de bestaande informatievoorzieningen in stand te houden.
Het Project Aanpassingen Legacy Speer (PALS) heeft tot doel de bestaande informatiesystemen (legacy), die naast SAP moeten blijven functioneren, aan te passen. De activiteiten in dit project volgen de migratieplanning van het programma SPEER.
Het project BBC/Defensiepas zorgt voor vervanging van de huidige Multi Functionele Smartcard door de Defensiepas. Verder realiseert het project een generieke Public Key Infrastructuur (PKI) voor Defensie waarmee met behulp van de nieuwe pas betere toegangsbeveiliging tot systemen en het gebruik van de digitale handtekening mogelijk wordt. Na ondertekening van de contracten met (externe) leveranciers in het vierde kwartaal van 2006 is het systeem in 2007 gebouwd en is het projectteam gestart met de voorbereidingen voor de invoering van de nieuwe pas. Door vertragingen bij de externe leveranciers is de daadwerkelijke invoering niet meer in 2007 gestart, maar doorgeschoven naar mei 2008.
Herinrichting Personele Functiegebied
Het project Herinrichting Personele Functiegebied bouwt voort op het in 2006 voltooide project P&O2000+. Begin 2007 is de eerste fase van het project Herinrichting Personele Functiegebied afgerond. Hierin zijn de fundamenten neergezet voor het nieuwe P&O-dienstverleningsmodel (organisatie, kwaliteitsinstrumenten en structuren). Het Dienstencentrum Human Resource (DC HR) is opgericht en de HR-processen zijn gestandaardiseerd. De tweede fase is in 2007 van start gegaan. Deze fase loopt tot en met 2009. In fase 2 ligt het accent op procesoptimalisatie en professionalisering/verandermanagement. Specifiek voor IV ligt het accent op de verbetering en de uitbreiding van de selfservice en de ontvlechting van de administratieve werklast tussen de defensieonderdelen en het DC HR.
Exploitatie informatievoorziening
De IV-exploitatie is opgebouwd uit twee categorieën: werkplekdienstverlening (inclusief telefonie en kleine verwervingen) en beheer en onderhoud van IV-systemen. De uitgaven die verband houden met de categorie werkplekdienst ramen de defensieonderdelen zelf in hun (deel)begrotingen. De defensieonderdelen ramen de uitgaven als onderdeel van het budget voor materiële exploitatie. De afname van deze dienst wordt verrekend met de Bedrijfsgroep ICT.
De uitgaven vallen ongeveer € 23 miljoen hoger uit dan geraamd. In 2007 is een tariefsbijstelling doorgevoerd aan de hand van inflatiecorrectie en de resultaten van de benchmark op de werkplekdienst. Tevens zijn de uitgaven voor telefonie en additionele functionaliteiten, zoals confidentieel werken, in het tarief verwerkt. Het tarief komt daarmee gemiddeld op € 3 303,– per werkplek. In 2007 is gestart met het uitwerken van maatregelen om de kosten van de werkplekdienstverlening substantieel te verlagen.
De tweede categorie van IV-exploitatie betreft het beheer en onderhoud van bedrijfsapplicaties, die door de Bedrijfsgroep Informatievoorziening operationeel gehouden worden. Tot 2007 werden de hieraan verbonden uitgaven voornamelijk geraamd en gedaan door de defensieonderdelen. Omdat deze uitgaven niet op het niveau van de defensieonderdelen beïnvloedbaar zijn, is in 2006 besloten het financiële beheer van de desbetreffende fondsen en de beheer- en exploitatieovereenkomsten centraal te beleggen bij de Bedrijfsgroep Informatievoorziening. In de loop van 2007 zijn door middel van protocollen van overdracht de desbetreffende beheerovereenkomsten en het (coördinerend) beheer van de bedrijfsapplicaties overgedragen aan het CDC (ongeveer € 48 miljoen).
De hogere uitgaven bij de Staf Commando Dienstencentra worden voornamelijk veroorzaakt doordat de SPEER-organisatie daar is ondergebracht. Daarnaast zijn in afwijking van de begroting de uitgaven voor de werkplekken en de gebruiksvergoedingen DVD centraal ten laste van de staf gebracht.
Door het in beheer nemen van de catering op nieuwe locaties was de bijdrage aan de baten-lastendiensten hoger dan gepland.
De stijging in de ontvangsten hangt met name samen met de terugontvangen uitgaven uit 2006 voor de nieuwbouw op Gilze-Rijen die door middel van een leenconstructie tussen de DVD en het ministerie van Financiën wordt gefinancierd.
De dienstverlening van het CDC aan de defensieonderdelen vindt plaats op basis van dienstverleningsovereenkomsten. De prestaties van de bedrijfsgroepen worden uitgedrukt in operationele, materiële- en personele gereedheid, alsmede in de mate waarin de afspraken in de dienstverleningsovereenkomsten worden nagekomen. In de loop van 2008 wordt deze methodiek verder verfijnd en uitgewerkt. De methodiek, die ook aansluit bij de managementinformatievoorziening ten behoeve van de operationele gereedheid, wordt in de komende begrotingsronde uitgewerkt in een format en bijbehorende prestatienormen. Uiteraard wordt ook nagegaan in hoeverre de gemaakte afspraken worden nagekomen.
5.1. Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven
Overeenkomstig artikel 6 van de Comptabiliteitswet 2001 en de regeling Rijksbegrotingvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Uitgaven en verplichtingen | 2 017 | 925 | 1 760 | 2 736 | 4 771 | 1 760 | 3 011 |
Geheime uitgaven | 2 017 | 925 | 1 760 | 2 736 | 4 771 | 1 760 | 3 011 |
Totaal uitgaven | 2 017 | 925 | 1 760 | 2 736 | 4 771 | 1 760 | 3 011 |
De geheime uitgaven worden jaarlijks door de president van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd. De beschikbare financiële middelen zijn opgenomen in de bovenstaande tabel.
5.2. Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
In dit begrotingsartikel worden de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor de loonbijstelling, de incidentele looncomponent en de prijsbijstelling, als nieuwe mutaties opgenomen. Vervolgens worden deze bedragen over de begrotingsartikelen verdeeld.
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Uitgaven en verplichtingen | 0 | – 61 418 | 61 418 | ||||
Loonbijstelling | 0 | 0 | 18 074 | – 18 074 | |||
Prijsbijstelling | 0 | 0 | – 114 666 | 114 666 | |||
Onvoorzien | 0 | 0 | 35 174 | – 35 174 | |||
Totaal uitgaven | 0 | 0 | – 61 418 | 61 418 |
Toelichting bij de verschillen
Op dit artikelonderdeel worden de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor de loonbijstelling van het defensiepersoneel gestald. Ook overige voor de arbeidsvoorwaarden beschikbaar komende middelen worden op dit artikel gestald. Verdeling over de begrotingsartikelen vindt plaats op basis van in de arbeidsvoorwaardelijke sfeer getroffen maatregelen.
In 2007 is een bedrag van € 132,1 miljoen ontvangen van het ministerie van Financiën voor de loonbijstelling. Verder zijn aan dit artikelonderdeel toegevoegd de in 2007 voor de arbeidsvoorwaarden beschikbaar gekomen vrijval op het gebied van de Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel (niet-beleidsartikel 90 Algemeen) en de doorwerking van de eindejaarsmarge 2006.
In het kader van de in 2007 afgesloten arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2007–2009 is voor 2007 een bedrag van € 168,2 miljoen uitgedeeld aan de diverse begrotingsartikelen.
Het ultimo 2007 resterende bedrag van € 6,2 miljoen is conform de regels van de eindejaarsmarge meegenomen naar 2008.
De belangrijkste wijzigingen op dit artikelonderdeel betreffen de met de Voorjaarsnota toegekende prijsbijstelling 2007 van € 30,6 miljoen, de doorwerking van de eindejaarsmarge 2006 van – € 21,3 miljoen, de hogere verkoopopbrengsten van € 88,0 miljoen en de herschikkingen tussen de defensieonderdelen van € 17,4 miljoen. De verwerking van deze mutaties heeft er toe geleid dat het eindsaldo 2007 nihil is.
Met de doorwerking van de eindejaarsmarge 2006 is een bedrag van € 20,5 miljoen toegevoegd aan het beschikbare budget 2007 van € 35,2 miljoen. In de loop van 2007 is een bedrag van € 48,1 miljoen toegekend aan de defensieonderdelen voor de uitvoering van de plannen in het kader van het ICMS. Voorts zijn bijdragen geleverd aan het NEC-onderzoek door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en aan het Kluwer-contract van het ministerie van Financiën voor resp. € 0,85 miljoen en € 0,599 miljoen. Het ultimo 2007 resterende bedrag van € 6,1 miljoen is conform de regels van de eindejaarsmarge meegenomen naar 2008.
5.3. Niet-beleidsartikel 90 Algemeen
Beheerste uitvoering van het beleidsproces en de bedrijfsvoering van het ministerie van Defensie.
Operationele doelstelling 1 – Ontwikkeling van departementaal beleid en regelgeving.
In 2007 is departementaal beleid en regelgeving ontwikkeld voor onder andere het investeren in personeel, verbetering van de operationele inzetbaarheid, de uitvoering van de operatie vernieuwing Rijksdienst en de noodzakelijke bijstelling van de exploitatieuitgaven. Dit beleid is verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar», waarin een groot aantal intensiveringen en extensiveringen is opgenomen.
Operationele doelstelling 2 – Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s.
De resultaten van deze operationele doelstelling worden toegelicht onder de tabel «budgettaire gevolgen».
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 90 Algemeen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Begroting 2007 | Verschil |
Verplichtingen | 1 238 943 | 1 502 278 | 1 566 307 | 1 710 147 | 1 625 811 | 1 717 372 | – 91 561 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Bestuursstaf | 96 590 | 94 172 | 123 215 | 153 784 | 133 587 | 179 557 | – 45 970 |
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst | 50 372 | 48 647 | 52 586 | 54 794 | 60 786 | 58 917 | 1 869 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 183 | 3 980 | 4 970 | 4 724 | 4 716 | 8 |
Totaal apparaatsuitgaven | 146 962 | 143 002 | 179 781 | 213 548 | 199 097 | 243 190 | – 44 093 |
Programma-uitgaven | |||||||
Pensioenen en uitkeringen* | 948 748 | 1 007 000 | 1 040 723 | 1 059 140 | 1 076 410 | 1 063 940 | 12 470 |
Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden | 83 235 | 133 806 | 120 877 | 130 976 | 129 342 | 149 191 | – 19 849 |
Ziektekostenvoorziening | 29 967 | 32 719 | 35 121 | 13 667 | 14 728 | 16 274 | – 1 546 |
Milieu-uitgaven | 6 272 | 6 123 | 5 457 | 8 034 | 6 370 | 19 222 | – 12 852 |
Subsidies en bijdragen | 14 059 | 20 041 | 18 144 | 18 165 | 16 590 | 17 122 | – 532 |
Bijdragen aan de Navo | 77 256 | 71 750 | 78 882 | 66 864 | 94 418 | 90 045 | 4 373 |
Internationale samenwerking | 1 320 | 1 341 | 2 776 | 1 987 | 3 284 | 3 235 | 49 |
Wetenschappelijk onderzoek | 60 969 | 63 407 | 62 133 | 78 159 | 80 879 | 77 682 | 3 197 |
Overige uitgaven | 36 492 | 36 649 | 36 572 | 34 935 | 76 794 | 34 780 | 42 014 |
Totaal programma-uitgaven* | 1 258 318 | 1 372 836 | 1 400 685 | 1 411 927 | 1 498 815 | 1 471 491 | 27 324 |
Totaal uitgaven* | 1 405 280 | 1 515 838 | 1 580 466 | 1 625 475 | 1 697 912 | 1 714 681 | – 16 769 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 19 624 | 129 851 | 232 661 | 289 539 | 428 201 | 218 446 | 209 755 |
*) waarvan niet relevant | 59 130 | 24 090 | 31 465 | 43 276 | – 11 811 |
Toelichting bij de verschillen
De daling van het verplichtingenniveau wordt veroorzaakt door een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen. Hierdoor zijn de eerder aangegane verplichtingen gecorrigeerd met – € 15 miljoen. Naast de mutaties die zijn toegelicht bij de uitgaven, wordt de lagere verplichtingenstand veroorzaakt door lagere verplichtingen voor de wachtgelden (ongeveer € 20 miljoen).
De geraamde uitgaven voor de oprichting van het Haags Facilitair Bedrijf (€ 24 miljoen) en voor de SPEER-organisatie (€ 18 miljoen) zijn ten laste gebracht van het beleidsartikel CDC. Het resterende bedrag van € 4 miljoen is het gevolg van diverse kleine mutaties.
De hogere uitgaven voor de pensioenen en uitkeringen van € 12,5 miljoen zijn het saldo van enerzijds de loonbijstelling 2007 (€ 42,6 miljoen) en anderzijds de vrijval van het niet-relevante deel van de gelden voor de kapitaaldekking militaire pensioenen (€ 12,9 miljoen) en autonome meevallers op het gebied van de in- en uitstroom in de betrokken regelingen (€ 17,2 miljoen).
Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden
De lagere realisatie op de uitgaven is het gevolg van een lager beroep op deze regelingen dan begroot; dit enerzijds door vertragingen in de uitvoering van reorganisaties en anderzijds door de grotere mogelijkheden om een baan buiten Defensie te vinden.
Door vertraging van het milieuproject windturbinepark Coevorden is minder uitgegeven dan gepland (€ 8,4 miljoen). Enkele geraamde lokale projecten bij de defensieonderdelen (– € 1,8 miljoen) zijn ten laste van andere beleidsartikelen gebracht. Het resterende bedrag van – € 2,7 miljoen is het gevolg van diverse kleine mutaties.
De realisatie van de projecten in het kader van het NAVO-veiligheidsinvesteringsprogramma (waaronder onder andere Pernis-Schoten) verloopt voorspoediger dan verwacht, waardoor de uitgaven eerder worden gerealiseerd.
Conform haar doelstelling heeft Defence, Research and Development (DR&D) in 2007 namens Defensie kennis en kunde laten opbouwen bij de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN. Een groot deel van deze kennis en technologie is verkregen door internationale samenwerking binnen de EU, onder andere via het eerste gezamenlijke R&T-programma van het Europees Defensie Agentschap (EDA), NATO en diverse bi- en trilaterale samenwerkingsverbanden. Interdepartementale afstemming vindt ondermeer plaats in de kennisarena «Defensie», waarover de DR&D namens Defensie de regie voert. Omwille van de afstemming van de vraagarticulatie zijn kennisnetwerken opgericht die deelaspecten behandelen van het totale spectrum aan defensieonderzoek.
In 2007 heeft de DR&D de beleidsstudie Fast Track Development (FTD) vervaardigd, waardoor nu een verbeterde methode en werkwijze beschikbaar is voor de ondersteuning van mensen in de uitzendgebieden met state-of-the-art-kennis.
Ook is Defensie een pilot voor Small Business Innovation Research (SBIR) gestart met als thema: maritiem opereren onder zware weersomstandigheden.
Begin 2007 is met een bijdrage van € 8 miljoen het eigen vermogen van de baten-lastendienst PARESTO aangevuld en met een bijdrage van € 3 miljoen het eigen vermogen van de Dienst Telematica Organisatie (DTO). Daarnaast is voor extra benodigde werkzaamheden van de DTO € 29 miljoen beschikbaar gesteld; het betreft onder andere onderhoud aan technische ruimten en meerwerk bij de invoering van MULAN.
De reikwijdte van de bedrijfsvoeringsparagraaf 2007 strekt zich uit tot de rechtmatigheid van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, de totstandkoming van de niet-financiële informatie, het financieel beheer en het materieelbeheer.
Het oordeel over de bedrijfsvoering komt tot stand op basis van deelmededelingen bedrijfsvoering van de defensieonderdelen en de uitkomsten van onderzoeken door de Audit Dienst Defensie en de afdelingen Onderzoeken Interne Beheersing. Alle commandanten van de defensieonderdelen geven een oordeel over de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de mate van beheersing van de processen van het defensieonderdeel. De deelmededelingen vormen de basis voor de bedrijfsvoeringsparagraaf.
Rapportage over de comptabele rechtmatigheid en de getrouwe weergave van de uitkomsten van de begrotingsuitvoering over 2007
De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten en met de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor het jaar 2007 is de normering van de fouten en onzekerheden in de financiële verantwoording veranderd. Volgens deze nieuwe rijksbrede methodiek zijn er geen overschrijdingen in de financiële verantwoording van Defensie.
Totstandkoming niet-financiële beleidsinformatie
De totstandkoming van de niet-financiële informatie voldoet over het algemeen aan de gestelde eisen met uitzondering van de kwantitatieve milieu-informatie. Het systeem waarin deze informatie is opgenomen biedt tot op heden nog onvoldoende borging om betrouwbare gegevens op te leveren. Bij het totstandkomingsproces van de deelmededelingen bedrijfsvoering, waar deze bedrijfsvoeringsparagraaf op gebaseerd is, is het afwegingsproces over de opgenomen informatie niet altijd objectief waarneembaar.
Het niveau van de bedrijfsvoering bij Defensie is in 2007 gelijk aan het niveau van 2006.
Door alle defensieonderdelen worden, daar waar risico’s zijn onderkend, maatregelen genomen ter verbetering van de kwaliteit van het beheer. Deze maatregelen worden bewaakt via verbeterplannen.
In 2007 zijn andermaal structurele knelpunten in de bedrijfsvoering geconstateerd. Door de hoge uitzenddruk, de vele reorganisaties binnen het ministerie en een tekort aan personeel in bepaalde categorieën, heeft Defensie geen kans gezien om een grote stap te maken in de noodzakelijke verbetering van de bedrijfsvoering. De kwaliteit van de bedrijfsvoering moet over 2007 als zwak worden aangemerkt.
De ontbureaucratisering is gericht op de veelheid van externe en interne regels en het vele overleg die de snelheid en slagvaardigheid van het bestuur aantasten. Regelgeving is soms nog onnodig ingewikkeld en nieuwe processen lopen nog niet altijd even soepel. Aan de verbeteringen wordt echter hard gewerkt en er zijn al enkele successen geboekt. Het tegengaan van teveel bureaucratie is iets wat voortdurend de aandacht heeft van het management.
Veel problemen in de bedrijfsvoering zijn van structurele aard en dit heeft de Algemene Rekenkamer doen besluiten een bezwaaronderzoek uit te voeren naar de sturing en beheersing bij Defensie. Defensie werkt actief mee aan dit bezwaaronderzoek en zal de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer met de hoogste prioriteit opvolgen. In maart 2009 neemt de Algemene Rekenkamer het besluit om bezwaar te maken dan wel het bezwaaronderzoek op te heffen. Defensie zal in overleg met de Algemene Rekenkamer een gedegen verbeterproces starten. Naar verwachting zullen de eerste verbeteringen op zijn vroegst in maart 2009 zichtbaar zijn.
Het financieel beheer bij Defensie bevindt zich op een minimaal acceptabel niveau, dus kent nog steeds diverse problemen. Een adequate personele vulling wordt, gezien de situatie op de arbeidsmarkt, een steeds groter probleem, waardoor de druk op een bepaalde categorie financieel-economisch personeel toeneemt. Aandachtspunten in het financieel beheer richten zich voor het jaar 2008 in het bijzonder op het opvolgen van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en de implementatie van het nieuwe financiële systeem SAP (FINAD).
Het naleven van de Europese Aanbestedingsregels blijft onverminderd voor verbetering vatbaar. Ook in 2007 is diverse malen geconstateerd dat er fouten zijn gemaakt bij Europese aanbestedingen. Door het voorafgaand toezicht te verscherpen zal het aantal fouten in 2008 moeten afnemen.
In 2007 is veel capaciteit gestoken in de voorbereiding van de invoering van FINAD. De gesignaleerde risico’s hebben ertoe geleid dat de invoering voor heel Defensie op 1 januari 2008 is uitgesteld. Op 1 januari 2008 is op kleine schaal FINAD geïmplementeerd. In mei 2008 zal FINAD binnen de gehele defensieorganisatie ingevoerd worden.
Bij de behandeling van het jaarverslag 2006 van Defensie heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen over het proces van beperkte verificatie (31 031 X, nr. 16). Deze motie (het verlagen van het grensbedrag naar € 500) is door Defensie aangehouden.
In 2007 is een aantal maatregelen genomen om de problemen rond de beperkte verificatie op te lossen. Uit de resultaten van de steekproef tot en met de maand augustus blijkt dat de maatregelen niet hebben geleid tot een voldoende beheersing en acceptabele restrisico’s. Op basis van de positieve resultaten van de controle over het laatste kwartaal van 2007 (0,8% foutpercentage en 3,2% onzekerheidspercentage) is afgesproken de grens van € 1 250 voor het jaar 2008 te handhaven. Defensie zal wel aanvullende maatregelen nemen zoals het aanscherpen van procedures en het uitvoeren van extra controles. In het RJV 2008 zal de Algemene Rekenkamer een definitief oordeel geven over de beperkte verificatie.
Het niveau van het materieelbeheer is nauwelijks veranderd ten opzichte van het niveau van 2006. Er zijn hier en daar verbeteringen geconstateerd maar er is ook enige vertraging in de voortgang van verbeteringen gemeld.
Voor een deel worden de problemen pas opgelost met de invoering van het materieellogistieke deel in SAP (SPEER). SAP-matlog zal gefaseerd worden geïmplementeerd vanaf 2010. Afronding wordt voorzien in 2013. Tot die tijd zullen verschillen tussen administratieve voorraad en fysieke voorraad blijven bestaan. Er zijn wel maatregelen genomen om die verschillen zo klein mogelijk te houden.
In 2008 wordt begonnen met de implementatie van het door de DMO opgestelde nieuwe voorschrift Materieelbeheer Defensie.
Het wapenbeheer laat over het algemeen een stijgende lijn zien. Bij het CLAS, CLSK en CZSK voldoet het wapenbeheer aan de norm, bij het CKMar zijn duidelijke verbeteringen zichtbaar.
Bij munitiebeheer is het beeld zorgelijker. Als belangrijkste probleem wordt genoemd de invoer van Warehouse Management Systeem Klasse V. Het WMS Klasse V is een geautomatiseerd systeem specifiek voor munitie. De conversie vanuit bestaande systemen naar WMS gaat niet goed door systeemtechnische problemen. Alle defensieonderdelen hebben maatregelen genomen om de risico’s te beperken door extra (controle)capaciteit in te zetten. Ondanks deze genomen maatregelen blijven risico’s bestaan.
Toelichting per beleidsartikel
Het financieel- en materieelbeheer bij de defensieonderdelen maakt deel uit van het defensiebrede beheer. Op grond van de Rijksbegrotingvoorschriften worden de uitzonderingen op het ordelijke financieel- en materieelbeheer hieronder per beleidsartikel toegelicht.
Beleidsartikel 20 – Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties
Het materieelbeheer bij de Nederlandse eenheden in Afghanistan is in 2007 verbeterd.
Het financieel- en materieelbeheer bij Nederlandse eenheden wordt vaak onder moeilijke en complexe omstandigheden uitgevoerd waarin de standaardregelgeving vaak niet voorziet. Zo is het vervoeren van materieel naar Afghanistan door de moeilijke omstandigheden ter plaatse, een gecompliceerd proces.
De kwaliteit van het materieelbeheer bij het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties is van voldoende niveau.
Beleidsartikel 21 – Commando zeestrijdkrachten (CZSK)
Uit onderzoeken blijkt dat het munitiebeheer nog steeds een risicogebied is, voornamelijk omdat interne controlemaatregelen niet stringent worden nageleefd. Commandanten hebben opdracht gekregen aanvullende maatregelen te nemen.
Tekort aan (gekwalificeerd) personeel is een risico bij het CZSK. Door een combinatie van grote uitstroom, kleine instroom en grote niet-beschikbaarheid kampt het CZSK met een tekort aan personeel. Dit aandachtspunt is defensiebreed opgepakt.
Beleidsartikel 22 – Commando landstrijdkrachten (CLAS)
Door reorganisaties is veel kennis verloren gegaan en de werkzaamheden voor SAP/FINAD leggen een groot beslag op de capaciteiten van het CLAS ten koste van het reguliere proces.
De kwaliteit van het materieelbeheer wordt beïnvloed door uitzenddruk, kennis en ervaring van personeel en automatiseringsproblemen.
In januari 2007 is het munitiebeheer in WMS Klasse V uitgerold. Het systeem vertoont echter nog problemen die in december 2007 maar voor een deel zijn opgelost. Het munitiebeheer binnen het CLAS wordt hierdoor verstoord.
Beleidsartikel 23 – Commando luchtstrijdkrachten (CLSK)
In het financieel beheer zijn fouten en afwijkingen van AO/IC-procedures geconstateerd. Inmiddels is actie ondernomen door het uitvoeren van meer zelfcontrole en een beter toezicht van leidinggevenden.
De grootste risico’s in het munitiebeheer zijn thans de foutgevoeligheid van het WMS Klasse V systeem en onvoldoende opgeleide munitiebeheerders. Op beide gebieden zijn verbeteringen in gang gezet.
Beleidsartikel 24 – Commando Koninklijke marechaussee (CKmar)
De voortgang op het verbeterplan materieelbeheer ondervindt enige vertraging als gevolg van moeizame personele vulling.
Het beeld met betrekking tot wapen- en munitiebeheer is gematigd positief. De verwerving en plaatsing van gecombineerde wapen- en munitiekluisjes heeft vertraging opgelopen in verband met het verplicht Europees aanbesteden.
De vulling, het behoud en de doorstroom van specifiek personeel zijn, gegeven de situatie op de arbeidsmarkt, kwetsbaar. Dit aandachtpunt is defensiebreed opgepakt
Beleidsartikel 25 – Defensie materieelorganisatie (DMO)
Bij het financieel beheer blijft de kwalitatieve en kwantitatieve personeelsbezetting van financiële functies een punt van aandacht.
Bij de grote voorraadbedrijven AGB en KPU spelen al langer knelpunten en zijn meerjarige verbetertrajecten in gang gezet.
Verbetering van het materieelbeheer en in het bijzonder het voorraadbeheer is het belangrijkste aandachtspunt van de DMO voor 2008.
Beleidsartikel 26 – Commando Dienstencentra (CDC)
Om de beheersbaarheid van het betaalproces bij het Centraal Betaalkantoor Defensie te verbeteren was er een crisisteam verbeterplan CBD ingesteld. Inmiddels zijn alle geïdentificeerde maatregelen gereed, in een vergevorderd stadium en/of in de lijn belegd.
Bij de baten-lastendienst DTO is in het 4e kwartaal 2006 een programma gestart dat er toe moet leiden dat ultimo 2008 het werkplekkenbeheer als ordelijk kan worden aangemerkt. Aangezien het programma uit volgtijdelijke fasen bestaat, heeft een inventarisatie van de werkplekken per ultimo 2007, nog niet de gewenste betrouwbaarheid opgeleverd.
Niet-beleidsartikel 90 – Algemeen
Aandachtspunt in het financieel beheer is het niet tijdig aanbieden van dossiers voor voorafgaand toezicht. Voor de verbetering van het personeelsbeheer heeft het vaststellen en bijhouden van een handtekeningen- en bevoegdhedenregister prioriteit.
Vrijwel alle defensieonderdelen beschikken over milieuzorgsystemen, variërend van een gecertificeerd systeem bij het Commando Koninklijke marechaussee tot systemen in verschillende stadia van invoering bij de Defensie Materieelorganisatie, het Commando Dienstencentra en de Bestuursstaf.
In de bijlage Milieu is nadere informatie over de milieuprestaties en over de realisatie van de milieudoelstellingen opgenomen.
7.1. Departementale verantwoordingsstaat 2007 van het Ministerie van Defensie (X)
De financiele en niet-financiele toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.
Bedragen in € 1 000 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)–(1) | ||||||||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie t.o.v oorspronkelijk vastgestelde begroting | |||||||
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen1 | Uitgaven1 | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
TOTAAL | 7 911 655 | 385 895 | 8 387 515 | 604 352 | 475 860 | 218 457 | ||||
Beleidsartikelen | 6 256 632 | 167 449 | 6 684 832 | 176 151 | 428 200 | 8 702 | ||||
20 | Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties | 195 500 | 195 500 | 1 407 | 318 362 | 303 828 | 3 788 | 122 862 | 108 328 | 2 381 |
21 | Commando zeestrijdkrachten | 600 070 | 604 858 | 22 309 | 568 909 | 639 352 | 14 587 | – 31 161 | 34 494 | – 7 722 |
22 | Commando landstrijdkrachten | 1 329 593 | 1 387 039 | 18 215 | 1 159 964 | 1 333 774 | 32 651 | – 169 629 | – 53 265 | 14 436 |
23 | Commando luchtstrijdkrachten | 600 846 | 642 763 | 8 671 | 713 180 | 694 565 | 16 829 | 112 334 | 51 802 | 8 158 |
24 | Commando Koninklijke marechaussee | 356 453 | 363 941 | 7 254 | 311 429 | 373 113 | 4 940 | – 45 024 | 9 172 | – 2 314 |
25 | Defensie Materieelorganisatie | 2 991 514 | 2 307 493 | 79 741 | 2 379 718 | 2 452 161 | 44 717 | – 611 796 | 144 668 | – 35 024 |
26 | Commando Dienstencentra | 758 905 | 755 038 | 29 852 | 688 459 | 888 039 | 58 639 | – 70 446 | 133 001 | 28 787 |
Niet-beleidsartikelen | 1 655 023 | 218 446 | 1 702 683 | 428 201 | 47 660 | 209 755 | ||||
70 | Geheime uitgaven | 1 760 | 1 760 | 0 | 4 771 | 4 771 | 0 | 3 011 | 3 011 | 0 |
80 | Nominaal en onvoorzien | – 61 418 | – 61 418 | 0 | 0 | 0 | 0 | 61 418 | 61 418 | 0 |
90 | Algemeen | 1 717 372 | 1 714 681 | 218 446 | 1 625 811 | 1 697 912 | 428 201 | – 91 561 | – 16 769 | 209 755 |
1 De bedragen zijn steeds afgerond naar boven op € 1 000.
Mij bekend,
De minister van Defensie,
8. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2007 VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
1) | Uitgaven ten laste van de begroting | 8 387 511 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 604 352 | |
3) | Liquide middelen | 49 523 | 4a) | Rekening-courant RHB | 7 745 368 | |
4) | Rekening-courant RHB | 0 | 6) | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 139 943 | |
5) | Uitgaven buiten begrotingsverband | 52 629 | ||||
7) | Openstaande rechten | 0 | 7a) | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | |
8) | Extra-comptabele vorderingen | 1 194 743 | 8a) | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 1 194 743 | |
9a) | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 0 | 9) | Extra-comptabele schulden | 0 | |
10) | Voorschotten | 2 545 169 | 10a) | Tegenrekening voorschotten | 2 545 169 | |
11a) | Tegenrekening garantieverplichtingen | 0 | 11) | Garantieverplichtingen | 0 | |
12a) | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 5 933 017 | 12) | Openstaande verplichtin- gen | 5 933 017 | |
13) | Deelnemingen | 0 | 13a) | Tegenrekening deelnemingen | 0 | |
Totaal | 18 162 592 | Totaal | 18 162 592 |
Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie van Defensie per 31 december 2007 (alle bedragen x € 1 000).
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 49 523 en bestaat uit de volgende saldi:
Alle bedragen x € 1 000 | |
---|---|
Kasbeheerders | 26 835 |
Concernrekeningen | 0 |
Valutarekeningen | 22 688 |
Totaal | 49 523 |
De verdeling is als volgt:
Alle bedragen x € 1 000 | |
---|---|
Kas | 10 311 |
Bank | 39 212 |
Totaal | 49 523 |
ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 52 629.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > € 10 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie (alle bedragen x € 1 000).
Een contract met de baten-lastendienst DTO voor de salariskosten ten bedrage van € 11 000 te ontvangen per 31–12–2007. Het bedrag is intussen ontvangen.
ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld)
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 139 943.
Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten € 104 392, vooruitvangen gelden van derden € 24 822 voor nog te verrichten uitgaven (de zogenaamde negatieve derdenrekeningen-vorderingen) en het restant € 10 729 betreft gelden die aangehouden worden (bij onze kassiers) voor derden.
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Hiervoor wordt geen aparte administratie gevoerd.
ad 8. Extra-comptabele vorderingen.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 1 194 743.
Opgave van vorderingen per 31 december 2007:
Alle bedragen x € 1 000 | |
---|---|
Aard van de vordering | Bedrag |
Actief personeel | 14 715 |
Niet-actief personeel | 704 |
Baten-lastendiensten Defensie | 27 726 |
Belastingdienst teruggaaf btw | 5 162 |
CMH/MRC | 4 848 |
Diversen | 705 |
Exploitatiekosten buitenlandse mogendheden | 3 913 |
Facilitaire dienstverlening | 4 086 |
Infrastructuur | 3 190 |
Koninklijke Schelde Groep lening | 20 420 |
Materiële aanschaffingen | 28 750 |
Schadeverhaal | 582 |
Verkoop overtollige goederen | 1 106 134 |
Crisisbeheersingsoperaties | 4 660 |
Subtotaal | 1 225 595 |
Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, zg. derdenrekeningen | 30 852 |
Balanssaldo extra-comptabele vorderingen | 1 194 743 |
Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > € 10 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.
Uit hoofde van bestaande verkoopcontracten betreffende de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2008 tot en met 2015 via de Dienst der Domeinen (ministerie van Financiën) een bedrag van € 1 098 813 tegoed. De Dienst der Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.
Een vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. van € 20 420. Het betreft een vordering van een aan de Koninklijke Schelde Groep verstrekt krediet. Dit krediet dient ter (gedeeltelijke) financiering van de investeringen (herinrichting/verhuizing) die noodzakelijk zijn voor een nieuwe bouwplaats voor marineactiviteiten op de Locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt per 31–07–2009.
Verdeling vorderingen naar ouderdom
De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven.
Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2007: € 95 930)
De verdeling naar ouderdom is exclusief verkoop overtollige goederen ad € 1 098 813, daar dit de verdeling van de vorderingen naar ouderdom teveel zou verstoren.
Vorderingen groter dan € 2 000 die zijn ingesteld vóór 2007 (alle bedragen x € 1 000). Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie (mits niet hierboven al opgenomen).
Een vordering op de belastingdienst van € 3 591. Het betreft teruggaaf betaalde BTW op NAVO-investeringsprojecten. Overleg tussen de ministeries van Defensie en Financiën hierover is gaande.
ad 9. Extra-comptabele schulden.
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 2 545 169. De voorschotten zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende koers.
De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.
Alle bedragen x € 1 000 | |
---|---|
Jaar van ontstaan | Bedrag |
<2003 | 186 084 |
2004 | 277 853 |
2005 | 194 392 |
2006 | 220 073 |
2007 | 1 666 767 |
Totaal | 2 545 169 |
Van de verstrekte voorschotten van voor 1-1-2007 is in 2007 een bedrag verrekend van € 1 679 912. In 2007 zijn voorschotten verstrekt voor totaal € 1 722 124, waarvan in 2007 al € 55 356 werd verrekend. De totale mutatie in de voorschottenstand ten opzichte van 2006 komt daardoor uit op – €13 144.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van voorschotten geldt een grensbedrag van > € 25 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, een specificatie.
De declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven zijn in 2007 voor een bedrag van € 956 767 betaald en in de financiële verantwoording 2007 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.
Een voorschot van € 194 600 is verstrekt voor de productie en levering van NH-90 helikopters. Het leverschema is gewijzigd in 2007; levering en verrekening van het verstrekte voorschot vindt plaats in de jaren 2009 t/m 2013.
Een voorschot van € 190 200 betreft de aanschaf van 184 infanteriegevechtsvoertuigen (IGV).
Vervanging F-16 (JSF). Dit betreft openstaande voorschotten voor een totaalbedrag van € 166 800 voor de deelname aan de SDD-fase van het JSF-programma.
ad 11. Garantieverplichtingen.
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Voor de garantieverplichtingen wordt geen separate administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».
Per 31 december 2007 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars inzake verzekerbaarheid personeel. Sinds de ondertekening van deze overeenkomst in 1998 is er geen aanspraak op gemaakt. De looptijd is onbepaald.
ad 12. Openstaande verplichtingen.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 5 933 017. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers.
De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen een koers van € 0,83.
Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen. Daar waar nieuw aangegane verplichtingen negatief zouden uitvallen is deze stand op nihil gesteld, waardoor voor die artikelen (op VBTB-niveau) wel een negatieve bijstelling is opgenomen (heeft zich niet voorgedaan in 2007).
Alle bedragen x € 1 000 | |
---|---|
Verplichtingen 1/1/2007 | 6 555 605 |
Aangegane verplichtingen in verslagjaar | 8 120 566 |
Subtotaal | 14 676 171 |
Tot betaling gekomen in verslagjaar | 8 743 154 |
Openstaande verplichtingen per 31/12/2007 | 5 933 017 |
Als criterium voor de toelichting naar grootte van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van > € 100 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, een specificatie.
Een openstaande verplichting van € 366 400 voor het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De leverancier is NHI en de levering vindt plaats in de jaren 2009 tot en met 2012.
Een verplichting van € 608 800 betreft de levering van 184 stuks Infanteriegevechtsvoertuigen (IGV) inclusief munitie door Lands Systems Hägglunds AB uit Zweden, levering vindt plaats in de jaren tot en met 2010.
Een verplichting van € 158 500 betreft de levering van 25 stuks Pantzer Haubitze (PzH) door Krauss Maffei Wegmann inclusief munitie. De levering vindt plaats in de jaren 2008 en 2009.
Vervanging F-16. De Nederlandse bijdrage aan de SDD-fase van het JSF-programma bedraagt US$ 800 000. Van deze bijdrage wordt US$ 750 000 rechtstreeks aan de Amerikaanse overheid betaald en US$ 50 000 aan leveranciers die rechtstreeks door Nederland worden ingeschakeld voor JSF-gerelateerde opdrachten. De (openstaande) verplichting ad € 97 000 (prijspeil 2006) wordt in de jaren 2008 t/m 2012 betaald.
Vervanging F-16. Met het Memorandum of Understanding (MOU) voor de Production, Sustainment & Follow on Development(PSFD) wordt de samenwerking tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika voortgezet. De MOU heeft een geldigheid van 45 jaar en heeft tot doel de operationele inzetbaarheid van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het afspraken over het management van het PSFD-programma en over de financiële, contractuele en industriële verplichtingen. De openstaande verplichting ad € 153 600 wordt in de jaren 2007 tot en met 2046 betaald (de betaalreeks beslaat 40 jaar).
De verplichting van € 577 900 betreft de aanschaf van 200 stuks groot pantserwielvoertuig (Boxer) in diverse uitvoeringen inclusief toebehoren, training, documentatie en reservedelen. De leveringen en betalingen vinden plaats in de jaren 2011 tot en met 2016.
De verplichting van € 197 400 betreft de aanschaf van 6 stuks CH-47F Chinook transporthelikopters. De leveringen en betalingen vinden plaats in de jaren 2009 en 2010.
De verplichting van € 125 200 betreft de aanschaf van het Integrated Sensor and Communication Suite, inclusief Integrated Logistic Support, Gun Interface Cabinet en beeldkastensubsysteem door de firma Thales Nederland BV. De levering en betaling vinden plaats in 2012.
De verplichting van € 240 000 betreft de aanschaf van 4 patrouilleschepen en ILS door de firma Schelde Marinebouw BV. De leveringen en betalingen vinden plaats in de jaren 2011en 2012.
Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.
9. DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENDIENSTEN
Bedragen in EUR1000 | ||||
---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3=2–1 | ||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
01 | Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie | |||
Totale baten | 297 338 | 361 593 | 64 255 | |
Totale lasten | 323 962 | 335 281 | 11 319 | |
Saldo van baten en lasten | – 26 624 | 26 312 | 52 936 | |
Totale kapitaalontvangsten | 85 844 | 34 039 | – 51 805 | |
Totale kapitaaluitgaven | 113 904 | 120 433 | 6 529 | |
02 | Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie | |||
Totale baten | 233 600 | 248 240 | 14 640 | |
Totale lasten | 231 689 | 249 322 | 17 633 | |
Saldo van baten en lasten | 1 911 | – 1 082 | – 2 993 | |
Totale kapitaalontvangsten | 140 686 | 56 704 | – 83 982 | |
Totale kapitaaluitgaven | 142 551 | 63 362 | – 79 189 | |
03 | Baten-lastendienst Paresto | |||
Totale baten | 130 057 | 127 783 | – 2 274 | |
Totale lasten | 128 374 | 122 266 | – 6 108 | |
Saldo van baten en lasten | 1 683 | 5 517 | 3 834 | |
Totale kapitaalontvangsten | 600 | 8 555 | 7 955 | |
Totale kapitaaluitgaven | 1 915 | 2 144 | 229 |
Mij bekend,
De minister van Defensie,
10. BATEN-LASTENDIENST DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE
Bedragen in € 1 000 | ||
---|---|---|
Omschrijving | Stand 31-12-2007 | Stand 31-12-2006 |
Activa | ||
Immateriële activa | 7 833 | 7 827 |
Materiële activa | ||
– gebouwen en terreinen | 22 608 | 20 103 |
– machines en installaties | 12 176 | 10 318 |
– computerapparatuur | 122 939 | 135 172 |
– overige bedrijfsmiddelen | 2 733 | 2 095 |
Voorraden | 9 768 | 12 456 |
Debiteuren | 16 445 | 11 682 |
Nog te ontvangen/overlopende activa | 16 868 | 56 860 |
Liquide middelen | 46 874 | 43 405 |
Totaal activa | 258 244 | 299 918 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
– exploitatiereserve | – | – |
– verplichte reserves | – | – |
– onverdeeld resultaat | 26 312 | – 399 |
Leningen bij het ministerie van Financiën | 119 933 | 131 945 |
Voorzieningen | 5 855 | 7 491 |
Crediteuren | 24 469 | 38 589 |
Nog te betalen/overlopende passiva | 81 675 | 122 292 |
Totaal passiva | 258 244 | 299 918 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
opbrengst moederdepartement | 264 139 | 325 627 | 61 488 |
opbrengst overige departementen | 33 171 | 33 217 | 46 |
opbrengst derden | 28 | 109 | 81 |
rentebaten | – | 1 334 | 1 334 |
vrijval voorzieningen | – | 1 306 | 1 306 |
bijzondere baten | – | – | – |
Totaal baten | 297 338 | 361 593 | 64 255 |
Lasten | |||
apparaatskosten | |||
* personele kosten | 163 192 | 181 196 | 18 004 |
* materiële kosten | 102 735 | 100 681 | – 2 054 |
rentelasten | 8 881 | 6 577 | – 2 304 |
afschrijvingskosten | – | ||
* materieel | 46 207 | 43 495 | – 2 712 |
* immaterieel | 2 947 | 2 811 | – 136 |
overige lasten | – | ||
* dotaties voorzieningen | – | 521 | 521 |
* bijzondere lasten | – | – | – |
Totaal lasten | 323 962 | 335 281 | 11 319 |
Saldo van baten en lasten | – 26 624 | 26 312 | 52 936 |
De hogere realisatie van de personele lasten wordt veroorzaakt door een toename van de inhuuruitgaven met ongeveer € 11 miljoen en de gevolgen van het CAO-akkoord voor het DTO-personeel van ongeveer € 5 miljoen.
Het resultaat van de DTO over 2007 bedraagt € 26,3 miljoen. Het eigen vermogen is beperkt tot 5% van de gemiddelde omzet van de laatste drie jaar (€ 332,8 miljoen). 5% van de gemiddelde omzet over de laatste drie jaren is € 16,6 miljoen. Conform de regelgeving die voor de baten-lastendiensten geldt, wordt het surplus van € 9,7 miljoen afgedragen aan het moederdepartement.
De verloopstaat voor de voorzieningen
(bedragen x € 1 000) | Stand 31-12-2006 | Dotatie 2007 | Vrijval 2007 | Onttrekking 2007 | Stand 31-12-2007 |
---|---|---|---|---|---|
FPU57+ Wachtgelduitkeringen | 7 491 | 521 | 1 306 | 851 | 5 855 |
Totaal | 7 491 | 521 | 1 306 | 851 | 5 855 |
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2007 | 66 788 | 43 405 | – 23 383 |
2. Totaal operationele kasstroom | 21 058 | 89 863 | 68 805 |
Totaal investeringen (-/-) | – 60 000 | – 40 720 | 19 280 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | – | 1 640 | 1 640 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 60 000 | – 39 080 | 20 920 |
Eenmalige uitkering aan moeder-departement (-/-) | – | – | – |
Eenmalige storting door moeder-departement (+) | 25 844 | 399 | – 25 445 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 53 904 | – 79 713 | – 25 809 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 60 000 | 32 000 | – 28 000 |
4. Totaal financieringskasstroom | 31 940 | – 47 314 | – 79 254 |
5. Rekening-courant RHB 31 december 2007 | 59 786 | 46 874 | – 12 912 |
De toename van de operationele kasstroom is nagenoeg geheel toe te schrijven aan het behaalde netto resultaat en de post nog te factureren bedragen in de overlopende activa en kleine mutaties in kortlopende activa en passiva.
Doordat de voorbereiding van enkele grote investeringen op het gebied van technische infrastructuur en door sourcing-vraagstukken is vertraagd, is het gerealiseerde bedrag lager dan begroot.
In 2007 is een lager beroep gedaan op de leenfaciliteit dan oorspronkelijk begroot.
De aflossingen op leningen bij het ministerie van Financiën over het jaar 2007 zijn hoger dan in de begroting is geraamd.
De doelmatigheid van de DTO wordt gemeten door middel van een benchmark.
De tarieven van de DTO zijn in de afgelopen jaren steeds gedaald, maar doordat er steeds meer functionaliteiten aan het werkplekcontract zijn gekoppeld, bleken de huidge tarieven te laag ten opzichte van de kosten en ten opzichte van hetgeen in de markt gebruikelijk is. De tarieven zijn in de loop van 2007 verhoogd, waardoor het resultaat op de werkplekdienst aanzienlijk verbeterd is, maar nog steeds negatief is.
Ook is er een benchmark gehouden voor de logistieke processen. Dit heeft geresulteerd in een projectplan Best In Class Logistiek (BICL). Dit projectplan moet in 2008 concrete resultaten opleveren in de vorm van lagere kosten.
11. BATEN-LASTENDIENST DIENST VASTGOED DEFENSIE (DVD)
Balans per 31 december 2007 | ||
---|---|---|
(bedragen x € 1 000) | Stand 31-12-2007 | Stand 31-12-2006 |
ACTIVA | ||
Immateriële vaste activa | ||
Materiële vaste activa* | ||
– grond en gebouwen | 61 707 | 22 905 |
– gebouwen in aanbouw | 49 373 | 29 825 |
– transportmiddelen | 2 807 | 2 920 |
– overige | 1 057 | 1 471 |
Vlottende activa | ||
Onderhanden werk | 10 629 | 13 638 |
Debiteuren | 2 585 | 497 |
Overlopende activa | 47 771 | 53 804 |
Liquide middelen | 13 026 | 9 946 |
TOTAAL ACTIVA | 188 955 | 135 006 |
PASSIVA | ||
Eigen vermogen | ||
* exploitatiereserve | 12 718 | 8 987 |
* verplichte reserve | 0 | 0 |
* onverdeeld resultaat | – 1 082 | 4 110 |
Voorzieningen | 17 427 | 19 800 |
Leningen bij het ministerie van Financiën | 107 380 | 55 229 |
Crediteuren | 21 181 | 22 251 |
Overlopende activa/Nog te betalen | 31 331 | 24 629 |
TOTAAL PASSIVA | 188 955 | 135 006 |
* De vergelijkende cijfers (= 2006) zijn aangepast.
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
BATEN | |||
Opbrengst moederdepartement | 101 767 | 103 276 | 1 509 |
Opbrengsten huisvesting / leenfaciliteit | 0 | 445 | 445 |
Opbrensten inzake programmafacturen instandhouding | 125 000 | 140 122 | 15 122 |
Opbrengst overige departementen | 19 | 267 | 248 |
Opbrengst derden | 529 | 480 | – 49 |
Mutatie onderhanden werk | 0 | – 2 586 | – 2 586 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 2 471 | 2 471 |
Rentebaten | 100 | 594 | 494 |
Rentebaten huisvestingsactiviteiten | 6 160 | 1 497 | – 4 663 |
Bijzondere baten | 25 | 1 674 | 1 649 |
Totaal baten | 233 600 | 248 240 | 14 640 |
LASTEN | |||
Apparaatskosten: | |||
* personele kosten | 73 617 | 80 624 | 7 007 |
* uitbesteding | 9 255 | 2 301 | – 6 954 |
* materiële kosten | 12 592 | 12 802 | 210 |
* materieel kosten gebruiksvergoeding | 125 000 | 144 324 | 19 324 |
Rentelasten investeringen DVD | 1 479 | 1 411 | – 68 |
Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie | 6 160 | 1 468 | – 4 692 |
Afschrijvingskosten: | 0 | ||
* materieel | 2 085 | 1 365 | – 720 |
* materieel huisvestingsactiviteiten | 0 | 445 | 445 |
Overige lasten | |||
* dotaties voorzieningen | 1 101 | 3 573 | 2 472 |
* bijzondere lasten | 400 | 1 009 | 609 |
Totaal lasten | 231 689 | 249 322 | 17 633 |
Saldo van baten en lasten | 1 911 | – 1 082 | – 2 993 |
De hogere personele uitgaven worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de oprichting van de Directie Beveiliging Vastgoed (DBV) en het inleveren van flexibele personeelscapaciteit als gevolg van een sterke daling van de omzet voor nieuwbouw.
Het merendeel van de uitbestedingkosten hangt samen met nieuwbouwactiviteiten. Door uitstel of vertraging van de nieuwbouwactiviteiten is de realisatie lager dan de raming.
Materiële kosten programmafacturen/Instandhouding
De hogere realisatie is het gevolg van het feit dat in de oorspronkelijke raming geen rekening is gehouden met de overheveling van de budgetten Beveiliging/IVZ naar de DVD. De realisatie is toegenomen onder andere door het uitvoeren van meerwerk.
De rente die verschuldigd is voor de leningen voor de investeringen zijn inclusief de bouwrente voor de in aanbouw zijnde huisvesting en de opgeleverde gebouwen en terreinen. Als gevolg van de lagere dan geplande leningen zijn ook de rentelasten lager dan begroot.
Het eigen vermogen bedroeg op 1 januari 2007 € 13,1 miljoen. Het financiële resultaat van 2007 komt uit op een negatief bedrag van € 1,1 miljoen. Bovendien is door een stelselwijziging van de directe kosten naar de integrale kostprijs een bedrag van € 0,4 miljoen ten laste van het eigen vermogen gebracht. Het eigen vermogen op 31 december 2007 bedraagt hiermee € 11,6 miljoen. Op basis van 5% van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen drie aar bedraagt het maximaal toegestane eigen vermogen € 9,9 miljoen. Confom de regelgeving die voor de baten-lastendiensten geldt, wordt het surplus van € 1,7 miljoen afgedragen aan het moederdepartement.
De verloopstaat voor de voorzieningen:
(bedragen x € 1 000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Stand 31-dec-2006 | Dotatie | Onttrekking | Vrijval | Stand 31-dec-2007 | |
Wachtgelduitkeringen | 8 355 | 2 213 | – 102 | – 1 250 | 9 216 |
Groot onderhoud | 3 342 | 765 | – 578 | – 95 | 3 434 |
FPU 57+ voorziening | 5 843 | 70 | – 1 708 | – 158 | 4 047 |
Garantieverplichtingen | 1 880 | 525 | – 1 087 | – 768 | 550 |
Contractrisico’s | 380 | 0 | – 200 | 180 | |
Totaal | 19 800 | 3 573 | – 3 475 | – 2 471 | 17 427 |
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1. Rekening courant RHB 1 januari 2007 | 38 931 | 9 790 | – 29 141 |
2. Totaal operationele kasstroom | 3 996 | 9 882 | 5 886 |
Totaal investeringen | – 140 400 | – 60 504 | 79 896 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen | 150 | 871 | 721 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 140 250 | – 59 633 | 80 617 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 136 | 0 | – 136 |
Aflossing op leningen (-/-) | – 2 151 | – 2 858 | – 707 |
Beroep op leenfaciliteit (+/+) | 140 400 | 55 833 | – 84 567 |
4. Totaal financieringskasstroom | 138 385 | 52 975 | – 85 410 |
5. Rekening courant RHB 31 december 2007 | 41 062 | 13 014 | – 28 048 |
Kasstroom uit operationele activiteiten
De liquiditeit uit operationele activiteiten is gestegen ten opzichte van de begroting door de mutaties in het werkkapitaal onder andere veroorzaakt door de gestegen balanspost «overlopende activa/nog te betalen».
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Het grote verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de lagere afroep van de leenfaciliteit in verband met vertraging van projecten KMar opleidingscentrum en KMar Schiphol. De tweede reden is dat verbouwingen aan bestaande gebouwen bij het project Gilze Rijen uiteindelijk uit de defensiebegroting zijn gefinancierd in plaats van via de leenfaciliteit.
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
De mutaties in de kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn als gevolg van een kleiner beroep op de leenfaciliteit voor investeringen ook beduidend lager dan geraamd.
Kengetallen | ||
---|---|---|
2007 realisatie | 2006 realisatie | |
Productiviteit per directe medewerker (x € 1 000) | 201 | 239 |
Verhouding indirect/totaal | 15% | 20% |
Flexibiliteit (incl. uitbestedingsequivalent) | 24% | 29% |
Het kengetal voor de productiviteit is de som van de netto-omzet en de mutatie onderhanden werk gedeeld door gemiddeld aantal directe medewerkers uitgedrukt in vte’n. De directe medewerkers betreffen de vaste directe medewerkers, inhuurkrachten, tijdelijke medewerkers en de zogeheten uitbestedingequivalent (totaalrealisatie gemiddeld 988 vte’n in 2007). De productiviteit in 2007 komt lager uit dan de productiviteit in 2006, doordat minder nieuwbouwprojecten zijn gerealiseerd.
Verhouding indirect/totaal personeel
Dit kengetal geeft de verhouding weer van het aantal indirecte medewerkers ten opzichte van het totale personeel, beide uitgedrukt in vte’n. Het percentage indirect/totaal is licht lager dan begroot door een toename van direct personeel. De daling ten opzichte van de realisatie in 2006 heeft te maken met het feit dat met ingang van 2007 een andere definitie van het begrip «direct» is gehanteerd. In tegenstelling tot het verleden worden medewerkers uit de ondersteunende sfeer die direct betrokken zijn bij de projecten, als direct aangemerkt. Het gaat hierbij met name om verwervingsmedewerkers en medewerkers die in administratieve zin werkzaam zijn bij het inkoopproces (crediteurenadministratie).
Het kengetal van de flexibiliteit is gedefinieerd als het quotiënt van het aantal inhuurkrachten, uitzendkrachten, tijdelijk contractanten, het uitbestedingequivalent en het totale aantal directe medewerkers. Ten opzichte van het jaar 2006 is deze waarde stabiel gebleven.
12. BATEN-LASTENDIENST BEDRIJFSGROEP CATERING «PARESTO»
(bedragen x € 1 000) | ||
---|---|---|
31 december 2007 | 31 december 2006 | |
Activa | ||
Immateriële activa | – | – |
Materiële vaste activa | ||
* grond en gebouwen | – | – |
* installaties en inventarissen | 2 456 | 2 941 |
* overige materiële vaste activa | 116 | 280 |
Voorraden | 6 301 | 5 603 |
Debiteuren | 4 913 | 7 104 |
Nog te ontvangen | 5 026 | 11 152 |
Liquide middelen | 21 497 | 3 212 |
Totaal activa | 40 309 | 30 292 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
* exploitatiereserve | 1 752 | – |
* verplichte reserve | – | – |
* onverdeeld resultaat | 5 517 | 1 752 |
Voorzieningen | 5 972 | 1 868 |
Leningen bij het ministerie van Financiën | 1 224 | 2 641 |
Crediteuren | 14 998 | 15 342 |
Nog te betalen | 10 846 | 8 689 |
Totaal passiva | 40 309 | 30 292 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
BATEN | |||
Opbrengst moederdepartement | 126 000 | 122 458 | – 3 542 |
Opbrengsten overige departementen | – | – | – |
Opbrengst derden | 657 | 690 | 33 |
Overige opbrengsten | 3 000 | 3 232 | 232 |
Rentebaten | 400 | 327 | – 73 |
Bijzondere baten | – | 1 076 | 1 076 |
Totaal baten | 130 057 | 127 783 | – 2 274 |
LASTEN | |||
Apparaatskosten: | |||
* personele kosten | 72 905 | 66 141 | – 6 764 |
* materiële kosten | 53 975 | 50 398 | – 3 577 |
Rentelasten | 125 | 89 | – 36 |
Afschrijvingskosten | 1 369 | 1 095 | – 274 |
Overige lasten | |||
* dotaties voorzieningen | – | 4 104 | 4 104 |
* bijzondere lasten | – | 439 | 439 |
Totaal lasten | 128 374 | 122 266 | – 6 108 |
Saldo van baten en lasten | 1 683 | 5 517 | 3 834 |
Ten opzichte van de begroting 2007 is het aantal vte’n fors gedaald. In 2007 is het aantal inhuurkrachten gereduceerd door het meer efficiënt inzetten van personeel.
De daling van de materiële kosten ten opzichte van het budget is voor het overgrote deel te verklaren door de lagere omzet waardoor ook minder ingrediënten ingekocht zijn.
Deze lasten zijn onder te verdelen naar dotaties voorzieningen en bijzondere lasten. De dotatie voorzieningen betreft een dotatie ten behoeve van een wachtgeldvoorziening ter hoogte van € 4,1 miljoen (vorig jaar € 1,9 miljoen). De bijzondere lasten betreffen lasten uit de gewone bedrijfsvoering uit voorgaand boekjaar.
De grens voor het eigen vermogen voor 2007 is € 6,3 miljoen, te weten maximaal 5% over de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar. Van het resultaat over 2007 van € 5,5 miljoen wordt € 3,3 miljoen uitgekeerd aan het moederdepartement. Het restantbedrag van € 2,2 miljoen komt ten gunste van het eigen vermogen conform de regelgeving die voor de baten-lastendiensten geldt.
Verloopstaat voorzieningen | ||||
---|---|---|---|---|
(bedragen x € 1 000) | Stand 31-12-2006 | Dotatie | Onttrekking | Stand 31-12-2007 |
Wachtgelduitkeringen | 1 868 | 4 104 | – | 5 972 |
Totaal | 1 868 | 4 104 | – | 5 972 |
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2007 | 8 356 | 2 773 | – 5 583 |
2. Totaal operationele kasstroom | 2 636 | 11 944 | 9 308 |
Totaal investeringen (-/-) | – 600 | – 447 | 153 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | – | 1 | 1 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 600 | – 446 | 154 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | – | – | – |
Eenmalige storting door moederdepartement (+/+) | – | 8 275 | 8 275 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 1 315 | – 1 697 | – 382 |
Beroep op leenfaciliteit (+/+) | 600 | 280 | – 320 |
4. Totaal financieringskasstroom | – 715 | 6 858 | 7 573 |
5. Rekening-courant RHB 31 december 2007 | 9 677 | 21 129 | 11 452 |
Kasstroom uit operationele activiteiten
De kasstroom uit operationele activiteiten is aanzienlijk hoger dan begroot, voornamelijk als gevolg van de hoge positie per eind 2006 van de vlottende activa en de toename in de voorzieningen.
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Dit betreft de storting van het moederdepartement als gevolg van het negatieve eigen vermogen ultimo 2006. Daarnaast is hier de lening van het ministerie van Financiën opgenomen ter dekking van de investeringen in vaste activa. Doordat als gevolg van de sloop van de Kromhoutkazerne per eind vorig jaar extra afschrijvingen hebben plaatsgevonden lopen de afschrijvingen niet meer gelijk met de af te lossen bedragen.
Doelmatigheidsparagraaf | |||
---|---|---|---|
2005* | 2006* | 2007 | |
Afzet | |||
Aantal locaties | 128 | 135 | 141 |
Totaal omzet verkopen (x € 1 000) | 50 867 | 55 194 | 53 396 |
Personeel (in vte’n) | 1 811 | 1 707 | 1 582 |
– waarvan in eigen dienst | 1 465 | 1 454 | 1 398 |
– waarvan inhuur | 346 | 253 | 184 |
Productiviteit per medewerker (omzet per vte) | 28 088 | 32 334 | 33 752 |
% Ziekteverzuim | 11,0% | 9,2% | 8,8% |
% Bruto marge locaties | 6,5% | 19,0% | 21,0% |
Gasttevredenheid | 6,8 | 6,9 | 7,2 |
* Omzet exclusief BTW
Het overgrote deel van de kosten van Paresto (bijna 90%) bestaat uit personeels- en ingrediëntkosten.
De doelmatigheid van Paresto komt onder andere tot uitdrukking in een zo efficiënt mogelijke inzet van deze middelen. Twee belangrijke graadmeters daarvoor zijn de productiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).
Uit bovenstaand overzicht blijkt duidelijk dat beide indicatoren zich de afgelopen jaren positief hebben ontwikkeld. Door een sterke afname van het aantal vte’n (ten opzichte van 2005 waren er eind 2007 229 vte’n minder) is de productiviteit per medewerker gestegen en ook de brutomarge laat ten opzichte van 2005 een forse verbetering zien. De relatief lage stijging in de productiviteit van 2006 naar 2007 wordt verklaard door de BTW-plichtigheid per begin 2007.
Daarnaast laat ook de gasttevredenheid een positieve trend zien. Deze drie indicatoren samen geven aan dat Paresto de afgelopen jaren erin is geslaagd haar doelmatigheid sterk te verbeteren en tegelijkertijd een hogere gastwaardering te realiseren.
BIJLAGE 1 – TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S/RWT’S
Het ministerie van Defensie kent één ZBO, de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK). De SZVK is belast met de uitvoering van de ministeriële regeling «Ziektekostenverzekering militairen» die sinds 1995 van kracht is. De regeling strekt er toe de beroepsmilitairen in werkelijke dienst een ziektekostenverzekering te bieden.
Als gevolg van de wijziging van de Militaire Ambtenarenwet per 1 januari 2008 is wettelijk bepaald dat militairen verplicht zijn gebruik te maken van de Militair Geneeskundige Diensten. Daarom is de ZBO-status voor de SZVK niet meer noodzakelijk. Voor 2010 zal deze status worden beëindigd.
Vermogen 31–12 (x € 1 000) | 2006 | 2007* |
---|---|---|
Solvabiliteitsreserve | 3 100 | 3 620 |
Overige reserve | 2 000 | 6 074 |
Totale reserve | 5 100 | 9 694 |
* De bedragen over 2007 zijn voorlopig omdat de SZVK conform de vigerende overeenkomst uiterlijk 1 juni haar jaarverslag over het voorgaande kalenderjaar indient.
Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2007 vastgesteld op € 169 000,–. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.
Bedragen in €. | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Functie | Belastbaar jaarloon 2006 | Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2006 | Totaal 2006 | Belastbaar jaarloon 2007 | Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2007 | Totaal 2007 | Motivering | Opmerkingen |
Commandant der Strijdkrachten | 202 645 | 23 010 | 225 655 | 179 286 | 24 680 | 203 966 | 40-urige werkweek en bij functie passende emolumenten | Inkomsten betreffen niet alleen salaris: garantievliegtoelage € 14 136, emolument huisvesting t.b.v. representatief functioneren € 37 500 en 40-urige werkweek € 8 130. |
Een officier medisch specialist | 149 943 | 22 934 | 172 877 | 151 275 | 24 429 | 175 704 | Bij functie passende emolumenten | Inkomsten betreffen niet alleen salaris: toelage officieren-arts € 9 194, (aanvullende) toelage officieren-medisch specialist € 32 528 en bindingspremie € 16 289. |
Een jachtvlieger | 76 200 | 8 436 | 84 636 | 164 277 | 10 295 | 174 572 | 40-urige werkweek en gedeeltelijke uitkering van een meerjarige bindingspremie | Inkomsten betreffen niet alleen salaris: gedeeltelijke bindingspremie* jachtvlieger € 86 271, vliegtoelage € 19 589 en 40-urige werkweek € 2 579. |
* de bindingspremie strekt zich uit over een periode van 11 jaar en bedraagt in totaal ongeveer € 144 000,– Bij aanvang wordt 60% van het totale bedrag uitbetaald; na afloop de rest.
BIJLAGE 3 – TOEZEGGINGEN AAN DE ALGEMENE REKENKAMER
In onderstaande tabel wordt ingegaan op de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het Rapport bij het Jaarverslag Defensie 2006 en de getroffen maatregelen.
Toezegging | Resultaten 2007 |
Bezwaaronderzoek sturing en beheersingDe minister zal een gerichte bijdrage leveren aan het bezwaaronderzoek. | Het bezwaaronderzoek is uitgevoerd door de Algemene Rekenkamer in samenwerking met Defensie. De resultaten van het bezwaaronderzoek worden gepubliceerd in het RJV 2007. |
Financieel beheerDe onderliggende oorzaken van onder meer het gebrek aan administratieve discipline worden nader onderzocht, regelgeving wordt aangescherpt en waar mogelijk worden processen van aanvullende normering voorzien. | Het achterhalen van onderliggende oorzaken van onvolkomenheden in het financieel beheer maakt deel uit van het bezwaaronderzoek.De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het bezwaaronderzoek zullen met de hoogste prioriteit worden opgevolgd. |
MaterieelbeheerDe onderliggende oorzaken worden onderzocht. Toezicht op munitiebeheer wordt strikter en het controleregime van de CDS op het wapenbeheer blijft bestaan. De inzet van ROOT-teams ter ondersteuning van de rotaties blijft ook in 2007 bestaan. De reeds genomen maatregelen bij het beheer van centrale voorraden worden gecontinueerd en waar nodig uitgebreid. | Het achterhalen van de onderliggende oorzaken van onvolkomenheden van materieelbeheer maakt deel uit van het bezwaaronderzoek.De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het bezwaaronderzoek zullen met de hoogste prioriteit worden opgevolgd.De overige toezeggingen zijn uitgevoerd. |
Financieel beheer baten-lastendienst Paresto Vervolgacties die opgenomen zijn in het Verbeterplan 2007–2008, worden uitgevoerd. | De vervolgacties zijn uitgevoerd. Het financieel beheer bij Paresto voldoet in 2007 aan de te stellen eisen. |
Materieeladministratie baten-lastendienst DTO.Registratie werkplekdiensten niet voldoende in 2006.In 2007 is het doel om te komen tot een adequate waarborging van het beheer van werkplekdiensten. | Bij de DTO heeft de inventarisatie van werkplekken per ultimo 2007 nog niet de gewenste betrouwbaarheid opgeleverd.Er is een nieuw programma gestart BICL (Best In Class Logistics). Doelstelling is dat de DTO in 2 jaar tijd Best in Class wordt. Er is een aantal fasen benoemd en de uitvoering daarvan is gestart. De uitvoering van het programma loopt tot en met oktober 2008. |
Deskundigheid en beschikbare capaciteit IC-personeelUitgangspunt is: blijven investeren in de kwaliteit van het personeel en het op peil houden van de bezetting van de afdelingen. | Een tekort aan gekwalificeerd financieel-economisch personeel is inmiddels bij alle defensieonderdelen merkbaar. De inrichting van de controletoren wordt momenteel herzien. |
Informatievoorziening baten-lastendienst DTODe aanbeveling – in overleg met defensieonderdelen technische ruimtes op orde maken. De al genomen en nog benodigde maatregelen structureel waarborgen in de bedrijfsvoering van de DTO. – wordt opgevolgd. | De DTO heeft veel werk verzet om de bij eerdere audits geconstateerde manco’s weg te werken.Ondanks deze inspanningen worden door onvoldoende inrichting van de technische NAFIN-ruimtes risico’s gelopen met betrekking tot de beschikbaarheid van het netwerk. Op defensieniveau is de beschikbaarheid van het netwerk mede daardoor niet voldoende gegarandeerd. De DTO is als gastgebruiker van deze technische NAFIN-ruimtes afhankelijk van de medewerking van de defensie- onderdelen om deze ruimtes op orde te krijgen. Een DMP-procedure is gestart die er toe moet leiden dat medio 2009 deze problematiek verholpen is. |
BeleidsinformatieBinnen de bestaande mogelijkheden is de koppeling gemaximaliseerd. | Binnen de bestaande mogelijkheden is de koppeling gemaximaliseerd |
BIJLAGE 4 – UITGAVEN VOOR INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL (INHUUR EXTERNEN) CONFORM DE DEFINITIES UIT BIJLAGE 4 VAN HET INFORMATIESTATUUT 2007 VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES.
In onderstaande tabel zijn uitsluitend de uitgaven opgenomen die vallen onder bovenstaande definitie, die ten laste zijn gekomen van de beleids- en niet-beleidsartikelen. Analoog aan de niet-gedefinieerde categorie van inhuur voor «het ontwikkelen, bouwen, aanleggen, onderhouden en exploiteren van infrastructurele werken, inclusief ICT» betekent dit dat de inhuur voor de implementatie van projecten buiten beschouwing is gebleven.
Uitgaven (in € x 1 000) | ||
---|---|---|
Programma- en apparaatskosten | ||
1. Interim-management | 2 505 | |
2. Organisatie- en formatieadvies | 110 | |
3. Beleidsadvies | 2 312 | |
4. Communicatieadvisering | 358 | |
Beleidsgevoelig | 5 285 | |
5. Juridisch advies | 82 | |
6. Advisering opdrachtgevers automatisering | 3 606 | |
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie | 3 032 | |
(Beleids)ondersteunend | 6 720 | |
8. Uitzendkrachten (formatie en piek) | 45 466 | |
Ondersteuning bedrijfsvoering | 45 466 | |
Totaal uitgaven inhuur externen | 57 471 |
BIJLAGE 5 – OVERZICHT PERSONELE EN MATERIELE INZET BIJ CRISISBEHEERSINGSOPERATIES
De personele aantallen in onderstaande tabellen betreffen de gemiddelde bezetting voor de duur van de missie. Om deze functies permanent te vullen roteert het defensiepersoneel gedurende de loop van het jaar.
Bevordering internationale rechtsorde en stabiliteit c.q. deelname crisisbeheersingsoperaties
Operatie | Locatie | Periode | Bijdrage | Materieel | Personele aantallen |
---|---|---|---|---|---|
Middellandse Zee | |||||
Active Endeavour | Middellandse zeegebied | Wisselend | Maritieme patrouille | 1 x onderzeeboot(29/4 – 2/6/07) | 55 |
4 x fregat voor 2 dagen op (terug)weg MTF UNIFIL | 150 | ||||
Europa | |||||
EUFOR | Bosnië-Herzegovina | Geheel 2007 | National Support Element (NSE); Normal framework operations (NFO); Liaison Observation teams (LOT); CKmar-detache- ment (IPU). | Geen | 80 (vanaf april 2007) |
European Union Police Mission (EUPM) | Bosnië-Herzegovina | Geheel 2007 | Marechaussees | Geen | 4 |
EU Monitoring Mission (EUMM) | Servië/Kosovo/Albanië | Tot 01-08-2007 | Waarnemers | Geen | 3 |
Kosovo Force (KFOR) | Hoofd- kwartier Pristina | Geheel 2007 | Stafofficieren | Geen | 4 |
Midden-Oosten | |||||
NATO Training Mission Irak | Bagdad | Geheel 2007 | Stafofficieren | Geen | 7 |
UN Truce Supervision Organisation (UNTSO) | Israël/Syrië/Libanon | Geheel 2007 | Waarnemers | Geen | 12 |
EU BAM Rafah | Gazastrook | Geheel 2007 | 3 x monitor grenspost (KMAR) | Geen | 3 |
Unifil Libanon | Voor kust Libanon | Geheel 2007 | Maritieme Patrouille | Fregat | 158 |
Afghanistan | |||||
ISAF TFU | Afghanistan | Vanaf 01/08/06 | Task Force Uruzgan inclusief Apache-detache- ment | Patria, YPR, Fennek, Bushmaster, Pantserhouwitzer | 1 241 |
ISAF HQ RC(S) | Afghanistan | Tot 05/07 | Leiding over hoofdkwartier Regional Command South | Fennek, Bushmaster, Sperwer | 200 |
Van 02/07 tot 11/07 | Stafbijdrage aan GBR-geleid hoofdkwartier Regional Command South | 46 | |||
Vanaf 11/07 | Stafbijdrage aan composite hoofdkwartier Regional Command South | 82 | |||
ISAF ATF | Afghanistan | Tot 05/07 | Luchtondersteu- ning, zowel tac- tisch als logistiek van ISAF- operaties | 6 x F-166 x AH-64 Apache h/c5 x Cougar h/c | 255 |
Vanaf 05/07 | Luchtondersteu- ning, zowel tac- tisch als logistiek van ISAF- operaties | 6 x F-165 x AH-64 Apache h/c3 x CH-47 Chinook h/c | 255 | ||
ISAF Diverse | Afghanistan | Hele jaar | Deel uitmakend van het ISAF HQ en diverse andere ondersteuning aan ISAF (CONTCO, KMar, BSB, Cmd KAF, NIST etc.) | Diverse voertuigen | 121 |
Golfregio | |||||
TF-150/CFMCC | Bahrein | Geheel 2007 | Stafofficieren | Geen | 2 |
Afrika | |||||
EUFOR Tsjaad | Parijs | Vanaf 01-11-2007 | Augmentees t.b.v. OHQ en FHQ ter voorbereiding van EUFOR Tsjaad- missie | Geen | 4 |
BINUB en SSR Burundi | Bujumbura in Burundi | Vanaf 01-01-2007 | Stafofficieren VN- missie en SSR | Geen | 1 t.b.v. BINUB plus 2 t.b.v. SSR |
EUSEC in DRC (Congo) | Congo | Geheel 2007 | Stafofficier | Geen | 1 |
EUSEC FIN in DRC (Congo) | Congo | Geheel 2007 | Stafofficieren | Geen | 2 |
UNMIS | Soedan | Geheel 2007 | Waarnemers/Marechaussee | Geen | 32 |
LSP Dafur | Soedan | Vanaf 01-08-2007 | Stafofficieren | Geen | 2 |
Overige bijdrages en Noodhulp | |||||
Noodhulp Griekenland | Elefsis (Pelopon-nesos) | 26-08-07 t/m 07-09-07 | Blussen bos- branden | Cougar blushelikopters | 27 |
Noodhulp Nicaragua | Omgeving Puerto Cabezas | 07-09-07 t/m 12-09-07 | Verstrekking noodhulpgoede- ren i.v.m. orkaan Felix | M-fregat incl. Lynx-helikopter en ondersteu- nings-vaartuig | 150 |
BIJLAGE 6 – OVERZICHT KOSTEN KONINKLIJK HUIS
Kosten die samenhangen met het Koninklijk Huis over 2007 | |
---|---|
Onderwerp | kosten |
Beveiliging CKmar | 26 453 592 |
Inzet personeel | 2 037 599 |
Vlieguren | 406 051 |
Onderhoud Groene Draeck | 104 315 |
Centraal Militair Hospitaal | 9 920 |
Totaal | 29 011 477 |
De milieubelasting door Defensie neemt op bijna alle fronten af. Het energieverbruik en daarmee de CO2-uitstoot vertoont al enkele jaren een dalende trend. Het percentage groene stroom neemt jaarlijks toe. Ook het waterverbruik neemt af en oude bodemverontreinigingen worden opgeruimd. Alleen de hoeveelheid afval neemt toe; het scheidingspercentage daarentegen ligt wel hoog.
Het algemene beeld van de realisatie van de milieudoelstellingen is dat de achterstanden uit 2005 langzaam worden ingelopen. De kwaliteit van het informatievoorzieningproces geeft ook in 2007 nog reden tot zorg. Hoewel hier en daar interne controles op gang beginnen te komen, is dat nog onvoldoende om van voldoende betrouwbare milieugegevens te kunnen spreken.
De voortgang van de verschillende programma’s vertoont het volgende beeld.
Op schema zijn het verbeteren van de energie-efficiency van gebouwen, de inkoop van duurzame elektriciteit, het onderzoek naar het voorkomen van fijn stof, het opstellen van bodem- en waterbeheerplannen, de sanering van bodemverontreiniging en het vaststellen van de scheidingspercentages en de reductiedoelstellingen voor afval.
Achterstand is er nog bij het energetisch doorrekenen van gebouwen, het opstellen van lijsten met gevaarlijke stoffen ten behoeve van het verwervingsproces, het opstellen van natuurbeheerplannen en het toepassen van duurzaam bouwen maatregelen bij groot onderhoud van gebouwen.
Vrijwel alle defensieonderdelen beschikken over milieuzorgsystemen, variërend van een gecertificeerd systeem bij het Commando Koninklijke marechaussee tot systemen in verschillende stadia van invoering bij de Defensie Materieelorganisatie, het Commando Dienstencentra en de Bestuursstaf. Uit onderzoek van de Auditdienst Defensie blijkt dat de meeste milieuzorgsystemen niet volledig aan de gestelde eisen voldoen. Als belangrijke oorzaken daarvoor worden reorganisaties, gebrek aan personele capaciteit en prioriteitsstelling genoemd. Het inzicht in de toepassing van milieuzorg tijdens oefeningen en operaties is nog onvoldoende.
Defensie meet en registreert continue de milieubelasting ten gevolge van haar activiteiten. Hierbij spelen energieverbruik, luchtverontreiniging, geluidemissie, milieugevaarlijke stoffen, bodemverontreiniging, afvalreductie en natuurwaarden een rol. Tegelijkertijd wordt de realisatie van de milieudoelstellingen zoals opgenomen in de Defensie Milieubeleidsnota 2004 gevolgd. Deze informatie wordt zowel voor verantwoording gebruikt in de vorm van dit jaarverslag, als voor bijsturing van de defensieactiviteiten.
De belasting van het milieu wordt per milieuthema met behulp van indicatoren in beeld gebracht. Daarbij staan steeds de doelstellingen uit het milieubeleid en de realisatie daarvan vermeld alsmede achtergronden en ontwikkelingen van het afgelopen jaar. Aan het slot van deze milieubijlage is een overzicht met alle indicatoren opgenomen.
De energiedoelstellingen van Defensie zijn gebaseerd op de Europese richtlijn betreffende energieprestatie van gebouwen (2002), de energiebesparingnota van Economische Zaken van 1998, het vierde Nationale Milieubeleidsplan (2001) en de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (het BLOW-convenant). De belangrijkste indicatoren voor de prestaties op energiegebied zijn het totale energieverbruik van Defensie en de energie-efficiency van gebouwen.
Figuur 1 Totaal energieverbruik (in 1000 GJ) van Defensie, onderverdeeld in het energieverbruik roerende- en onroerende zaken
Het totale energieverbruik van Defensie is ten opzichte van 2006 met 14% gedaald.
Het energieverbruik van het materieel is met 12% gedaald ten opzichte van 2006; bij het onroerend goed is de daling van het verbruik 17%; de afstoting van een aantal kazernes en de zachte winter hebben daaraan bijgedragen. In 2007 heeft de defensieorganisatie in totaal 152 miljoen liter aan brandstoffen verbruikt.
De belangrijkste indicatoren voor de invloed van defensieactiviteiten op het klimaat zijn de emissies van broeikasgassen (met name CO2), verzurende stoffen en ozonlaagaantastende stoffen.
Figuur 2 Emissie koolstofdioxide (CO2) van Defensie (in ton), onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende- en onroerende zaken (exclusief elektriciteitsverbruik)
De emissie van broeikasgassen en verzurende stoffen is gerelateerd aan het energieverbruik en afhankelijk van de onderlinge verhouding van de verschillende brandstoffen. De emissie van koolstofdioxide (CO2) is in het verslagjaar met 13% gedaald. De afname bij het onroerend goed was 18%, terwijl de afname van het verwarmd oppervlak slechts 11 % bedroeg. Door de afname van het brandstofverbruik voor materieel zijn de emissies van koolmonoxide, stikstofoxiden en zwaveldioxide in 2007 eveneens tussen de 10% en 18% gedaald.
Lekverliezen bij koelinstallaties en activering van brandblusinstallaties veroorzaken emissies van ozonlaagaantastende stoffen zoals halonen, HCFK’s en CFK’s. Deze emissies zijn omgerekend naar CFK-equivalenten.
Figuur 3 Ozonlaagaantastend effect (in kg CFK equivalent) van Defensie
De rapportagemomenten van dit jaarverslag en de verplichte halonenrapportage aan de EU lopen niet synchroon. Hierdoor is de inventarisatie van de ozonlaagaantastende stoffen nog niet volledig; deze zal in het volgende jaarverslag worden opgenomen. Door een verlate halonen-rapportage in het vorige jaar is de hoeveelheid in 2006 geëmitteerde CFK-equivalenten bijgesteld naar 3200 kg. Dit geeft een verslechtering ten opzichte van 2005 van 19%.
Doelstellingen energie | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
1. Eind 2006 zijn al verwarmde defensiegebouwen met een vloeroppervlak groter dan 1000 vierkante meter energetisch doorgerekend en eind 2008 is de energie-efficiency van de verwarmde gebouwen van Defensie voor het deel verwarming met 15% t.o.v. 1999 verbeterd. | 2006 2008 | Achter op schema Op schema |
2. Eind 2008 wordt 75% van het elektriciteitsverbruik van Defensie duurzaam opgewekt. | 2008 | Op schema |
3. Defensie werkt mee aan de plaatsing van 20MW aan windturbines op defensieterreinen voor 2010. | 2010 | Op schema |
De energieprestatie voor gebouwen groter dan 1000 m2 dient conform de bepalingen in de EU «Energy Performance of Buildings Directive» berekend te worden. Tot en met 2007 heeft Defensie 86% van de 1105 relevante gebouwen energetisch doorgerekend. De afronding van het project is wederom vertraagd en zal in 2008 plaatsvinden.
Figuur 4 Energie-efficiency onroerende zaken t.b.v. ruimteverwarming (excl. elektriciteit) van Defensie
De energie-efficiency op het gebied van ruimteverwarming van het gebouwenbestand van Defensie is ten opzichte van 2006 gelijk gebleven. Door een sterke verbetering van de energie-efficiency coëfficiënt in 2006 ligt deze doelstelling nog steeds op schema.
Defensie geeft invulling aan de doelstelling door «groene» stroom in te kopen en op kleine schaal duurzame energie op te wekken met behulp van zonneboilers en zonnecollectoren. Het aandeel in te kopen duurzame energie wordt jaarlijks stapsgewijs verhoogd om zodoende de beoogde 75% in 2008 te bereiken. Door de inkoop van garantie van oorsprong certificaten is 83% van het elektriciteitsverbruik van Defensie in 2007 duurzaam opgewekt. De doelstelling ligt daarmee voor op schema.
Defensie werkt aan de voorbereiding van een eigen windturbinepark bij de defensielocatie te Coevorden. In 2007 is hiervoor de bouwvergunning aangevraagd en de aansluiting op het elektriciteitsnet zeker gesteld. De beperkte capaciteit van het lokale elektriciteitsnetwerk heeft er toe geleid dat slechts 10 MW aangesloten kan worden. Defensie heeft haar ambitie voor het windturbinepark daarom moeten bijstellen van 15MW naar 10MW.
Doelstellingen geluid | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
4. Defensie draagt bij aan het ontwikkelen van kennis ten aanzien van geluid van militaire activiteiten waarvoor geen beoordelingsmaat voorhanden is, en aan het volledig maken van het wettelijk instrumentarium. | Op schema | |
5. Defensie brengt uiterlijk in 2008 voor alle Wm- vergunde inrichtingen het indirecte ruimtebeslag in kaart en bekijkt vervolgens per object, gekoppeld aan de actualisatie van de Wm-vergunning of de geluidszone, c.q. de geluidscontour, moet worden geactualiseerd. Uiterlijk 5 jaar nadat daarvoor het wettelijk instrumentarium beschikbaar is, zal het indirecte ruimtebeslag rond oefenterreinen in kaart worden gebracht. | 2008 | Op schema |
6. Defensie laat het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag in Nederland – vanaf het moment dat dit oppervlak is vastgesteld – bij ongewijzigd nationaal geluidbeleid niet stijgen. | Nog niet van toepassing |
De door Defensie ontwikkelde rekenmethodiek voor de beoordeling van schietgeluid is aan het ministerie van VROM aangeleverd, waar de vertaling naar een wettelijk instrumentarium zal plaatsvinden. Momenteel wordt deze rekenmethodiek door het ministerie van VROM beoordeeld.
Na enige aanloopproblemen is het in kaart brengen van de geluidscontouren van Wm-inrichtingen in 2007 voortvarend opgepakt. De berekenen van het indirecte ruimtebeslag door Wm-inrichtingen en vliegvelden zal naar verwachting tijdig (in 2008) zijn afgerond.
Voor oefen- en schietterreinen is nog geen wettelijk instrumentarium voorhanden. Zodra dat er wel is worden ook deze terreinen in kaart gebracht.
Het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag is nog niet vastgesteld. Hiervoor moeten eerst de doelstellingen 4 en 5 zijn afgerond. Deze doestelling is daarom nog niet van toepassing.
Doelstellingen gevaarlijke stoffen | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
7. In 2004 heeft Defensie lijsten van stoffen opgesteld, die door alle defensieonderdelen bij het verwer- vingsproces worden gebruikt. Deze lijsten worden jaarlijks geactualiseerd. | 2004 | Achter op schema |
8. Defensie heeft uiterlijk in 2008 de potentiële blootstellingen aan emissies van PBT-stoffen in beeld gebracht. | 2008 | Gekoppeld aan REACH |
9. Uiterlijk 2005 is er een inventarisatie uitgevoerd naar de belangrijkste veroorzakers van de uitstoot van fijn stof bij Defensie. | 2005 | Afgerond in 2006 |
10. Uiterlijk 2006 is er een studie uitgevoerd naar de technische mogelijkheden om voor het materieel met een hoge uitstoot van fijn stof emissiereducties te realiseren. | 2006 | Afgerond in 2007 |
In 2006 is door Defensie een eerste stoffenlijst opgesteld. Deze lijst is opgenomen in het Handboek Arbo- en Milieumanagementsysteem van de materieelorganisatie van Defensie. In 2007 is de lijst verder geactualiseerd. De vaststelling van een definitieve lijst staat voor 2008 gepland.
Het omgaan met Persistente Bioaccumulatieve en Toxische (PBT) stoffen wordt geregeld in de Europese verordening «Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperkingen van Chemische stoffen» (REACH). Defensie heeft daarom in 2006 besloten de PBT-doelstelling te koppelen aan het REACH-traject. Defensie is in 2007 gestart met het voorbereiden van de defensieorganisatie op de implementatie van REACH.
De doelstellingen 9 en 10 met betrekking tot fijn stof zijn inmiddels afgerond. De resultaten van de studie naar technische maatregelen voor emissiereductie zijn voor het behoeftestellen van nieuw materieel bekend gesteld.
Defensie werkt sinds 1991 aan haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte plekken en nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht. Ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst.
Met een actief bodembeheerplan wordt de lokale bodemkwaliteit vastgelegd, waardoor grondverzet met minder administratieve lasten kan worden gerealiseerd. Uitgangspunt daarbij is dat de bodemkwaliteit op die locatie door het grondverzet niet verslechtert.
Doelstellingen bodem | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
11. Defensie zal uiterlijk in 2023 alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen saneren of beheersen. | 2023 | Voor op schema |
12. Defensie zal in 2008 actief bodembeheerplannen gereed hebben voor de 50 meest relevante defensieobjecten. | 2008 | Op schema |
Eind 2007 was 82% van de ruim 3700 onderzochte locaties van het bodemprogramma van Defensie gereed. Dat wil zeggen dat uit onderzoek bleek dat de locatie schoon was, of dat de noodzakelijke sanering is afgerond. De komende jaren moet nog 4% van de locaties worden onderzocht. Defensie ligt daarmee enigszins voor op schema om uiterlijk in 2023 alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen gesaneerd of beheerst te hebben.
Figuur 5 Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie over 2000 t/m 2007 gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 1991 en 2023
Tot en met 2007 is voor 40 van de 50 relevante defensieobjecten een actief bodembeheerplan opgesteld. Met de implementatie van die plannen is een aanvang gemaakt.
Om bodemverontreiniging in de baanzool en de kogelvanger op schietbanen te verminderen of te voorkomen loopt er een TNO-onderzoek naar het gebruik van «groene munitie» voor oefendoeleinden. De inventarisatiefase is afgerond. Na levering van een aantal partijen munitie zullen ballistische proeven in 2008 moeten uitwijzen of de «groene munitie» geschikt is.
Waterbeheerplannen geven een beeld van alle hemel-, grond- en drinkwaterstromen op een defensieterrein en doen aanbevelingen voor maatregelen om tot waterbesparing te komen en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze plannen op in nauw overleg met gemeenten, drinkwaterbedrijven, provincies en overige belanghebbenden. Bij de aanbevelingen wordt een afweging gemaakt tussen wettelijke, bedrijfsmatige, economische en ecologische aspecten.
Figuur 6 Totaal waterverbruik (in 1000 m3) van Defensie, onderverdeeld in leidingdrinkwater- en grondwaterverbruik
Het leidingwaterverbruik bij Defensie is sinds de eerste metingen in 1999 vrij constant gebleven op circa 2 miljoen m3 per jaar. In 2007 is een daling te zien naar 1,6 miljoen m3. Het verbruik per medewerker bedraagt momenteel 23 m3 per jaar. De onttrekking van grondwater is in 2007 voor het vijfde achtereenvolgende jaar gedaald.
Doelstelling water | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
13. Defensie stelt uiterlijk in 2008 integrale waterbeheerplannen op voor 20 grote objecten en voert de daaruit voortvloeiende kosteneffectieve maatregelen uit. Gedurende de beleidsperiode zal worden bezien welke standaard beheersmaatregelen kunnen worden vastgesteld. | 2008 | Op schema |
Tot en met 2007 zijn de waterbeheerplannen van 15 van de 20 geselecteerde kazernes en vliegbases afgerond. Waterbesparende voorzieningen, zoals waterbesparende toiletten en douchekoppen en bemetering, worden bij het reguliere onderhoud aangebracht. De uitvoering van de doelstelling voor het opstellen van integraal waterbeheerplannen ligt op schema.
Doelstellingen afval | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
14. Defensie stelt met ingang van 2004 de hoeveelheden en de afvalscheidingpercentages van de defensieafvalstromen vast.Uiterlijk 2006 worden per afvalstroom reductiedoelstellingen geformuleerd. De krijgsmachtdelen dienen deze percentages dan te halen. | 2004 2006 | Op schema Afgerond |
15. Vanaf 2004 zal Defensie het scheidingsproces monitoren, de kosten van afvalverwijdering registreren en de meest rendabele reductiemogelijkheden in beeld brengen. | Op schema |
Defensie heeft gekozen voor het maximaal scheiden van afval in afzonderlijke deelstromen en daardoor het restafval te reduceren. Eveneens worden preventie en hergebruik van afval gestimuleerd. In 2007 zijn de volgende aanvullende beleidsrichtlijnen van kracht geworden:
• Vanaf 2008 wordt minimaal 60% van het bedrijfsafval gescheiden in de afzonderlijke deelstromen.
• In 2008 wordt voor elk defensieobject een afvalreductieplan opgesteld.
Figuur 7 De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval
In 2007 is zowel de afgevoerde hoeveelheid bedrijfsafval als de afgevoerde hoeveelheid gevaarlijk afval gestegen. Er is een stijgende trend waarneembaar in de hoeveelheden afval. In 2007 werd de totaalhoeveelheid afval in 12 aparte substromen gescheiden. Het scheidingspercentage was 68%.
Conform de defensiebrede contracten voor bedrijfsafval en gevaarlijk afval worden de kosten en hoeveelheden van het afgevoerde afval in het arbo- en milieu-informatiesysteem geregistreerd.
Doelstelling externe veiligheid | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
16. In 2005 rondt Defensie het programma «Risicoanalyses munitieopslag Defensie» af; daarna zal worden bezien of het in de nota Van Houwelingen vastgelegde beleid aanpassing behoeft. | 2005 | Afgerond |
De risicoanalyses van de munitieopslagen van Defensie zijn in 2006 afgerond. Besloten is dat het in de nota Van Houwelingen vastgelegde beleid door middel van AMvB’s op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zal worden aangepast. Hiermee wordt in 2008 gestart.
Doelstellingen biodiversiteit en natuur | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
17. In 2004 zal het bestaande monitoringsysteem worden uitgebreid met soorten genoemd in de Habitat- en Vogelrichtlijn en de Flora- en Faunawet. | 2004 | Achter op schema |
18. In 2006 zullen -behoudens eventuele langdurige juridische procedures- voor alle relevant defensieterreinen de beheersplannen gereed zijn. | 2006 | Achter op schema |
Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden. Afstemming tussen het militaire gebruik en de natuurfunctie van de defensieterreinen dient op een zodanige wijze plaats te vinden dat de operationele commando’s in staat worden gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken en behouden. De defensieterreinen worden al vele jaren op natuurwaarden geïnventariseerd. De basisinventarisatie is voor 71 militaire terreinen gereed. 43 van deze terreinen zijn in navolging daarop gemonitord. Vanaf 2004 is de transformatie van het monitoringssysteem in gang gezet, waarbij dit systeem wordt aangevuld met de soorten genoemd in de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en Faunawet. Deze transformatie zal naar verwachting in 2008 afgerond worden.
Per 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet (Nb-wet) in werking getreden. Daaruit volgt dat Defensie als een van de terreinbeherende instanties Natura 2000 beheerplannen zal moeten opstellen. In deze beheerplannen worden de doelstellingen voor instandhouding van belangrijke natuurwaarden beschreven en wordt het gebruik in die gebieden aan deze doelstellingen getoetst. De twee pilotbeheerplannen van het Infanterie Schietkamp te Oldenbroek en de Joost Dourleinkazerne op Texel zijn eind 2007 gereed gekomen. De volgende stap is dat het ministerie van LNV de speciale beschermingszones, de Natura 2000 gebieden, definitief aanwijst. Deze aanwijzingsbesluiten zijn de juridische basis voor de beheerplannen en zij worden medio 2008 door de minister van LNV genomen. Aangezien de beheerplannen drie jaar na aanwijzing van de gebieden gereed moeten zijn, blijft Defensie binnen de wettelijke termijn voor het opstellen van de beheerplannen Natura 2000.
Goedwerkende milieuzorgsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de milieudoelen. De milieuzorgsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14 000 norm voldoen. De defensieonderdelen mogen de milieuzorgsystemen extern laten certificeren, maar dit is niet verplicht. De Auditdienst Defensie toetst driejaarlijks de niet gecertificeerde milieuzorgsystemen.
Goedwerkende, systematische milieuzorg draagt bij aan een verantwoorde bedrijfsvoering voor Defensie.
Figuur 8 Handhavingsresultaten van inspecties bij Defensie
De VROM-inspectie is bij de grotere inrichtingen van Defensie verantwoordelijk voor de handhaving van de milieuvergunningen. VROM-inspecteurs bezoeken deze inrichtingen en maken melding van geconstateerde tekortkomingen. Afhankelijk van de aard en ernst van deze tekorten wordt door de handhaver aan het tijdig opheffen een dwangsom verbonden.
In 2007 zijn 64 inspectiebezoeken uitgevoerd en is in 19 gevallen een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. In twee gevallen heeft dit tot een dwangsombeschikking geleid. Door tijdig herstel van de tekortkomingen is geen dwangsom geïnd.
Doelstellingen milieuzorg | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
19. Alle defensieonderdelen beschikken aan het begin van de beleidsperiode voor al hun processen over een goedwerkend milieuzorgsysteem. De Koninklijke landmacht en de Centrale organisatie bereiken die situatie eind 2004. | 2004 | Achter op schema |
20. Voor 31 december 2005 heeft de Auditdienst Defensie alle niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen beoordeeld op basis van de ISO 14 000- norm en de SCCM-richtlijnen. Daarna wordt een driejaarlijkse herhalingstoets uitgevoerd. | 2005 | Achter op schema |
De Marechaussee beschikt sinds 1 januari 2000 over een gecertificeerd milieuzorgsysteem. In 2006 is bij de verlengingsaudit het certificaat wederom uitgereikt. De afzonderlijke luchtmachtbases hebben ieder een zelfstandig milieuzorgsysteem, waarvan er één extern is gecertificeerd. In 2006 zijn interne kwaliteitsaudits bij drie luchtmachtonderdelen uitgevoerd, die hebben geleid tot een verbeterslag van de milieuaspectenregisters. Daarnaast is een aantal openstaande milieuvacatures gevuld. De Marine heeft in 2006 de grondig aangepaste systeemdocumentatie voor haar arbo- en milieumanagementsysteem gepubliceerd. Uit interne audits is gebleken dat er nog tekortkomingen zijn bij de invoering van het aangepaste systeem, waarop verbeteracties zijn uitgezet. Het milieuzorgsysteem van de Landmacht is geïmplementeerd en eind 2006 door de Auditdienst Defensie getoetst. Het aandachtspunt: borgen van het register wet- en regelgeving is in 2007 op het niveau van de Bestuurstaf opgepakt. Een tweede bemerking betrof het uitvoeren van de directiebeoordeling.
De Defensie Materieelorganisatie werkt aan de invoering van het handboek voor het milieuzorgsysteem en aan de integratie van de milieuzorgsystemen van de individuele bedrijven. Eind 2007 is dat proces voor 75% afgerond. Het Commando Dienstencentra bestaande uit verschillende bedrijfsgroepen heeft in 2007 het Handboek voor het centrale arbo- en milieumanagementsysteem ingevoerd. De Bestuursstaf heeft een milieuzorgsysteem voor de facilitaire diensten. Voor de primaire processen wordt een milieuzorgsysteem ontwikkeld.
De Auditdienst Defensie heeft in 2007 het milieuzorgsysteem van het Commando Landstrijdkrachten en de Defensie Materieelorganisatie getoetst. Het milieuzorgsystemen van de Bestuursstaf is niet getoetst omdat dit hiervoor nog onvoldoende is geïmplementeerd.
Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties
Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in de planningsfase in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu. Tijdens de voorbereiding van de operaties en oefeningen wordt in principe door een verkenning een inschatting gemaakt van de lokale milieusituatie en worden de mogelijke milieueffecten van de operatie in kaart gebracht. Defensie heeft in 2007 opgetreden in onder andere Afghanistan en de Balkan.
Doelstelling milieuzorg tijdens oefeningen en operaties | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
21. De NAVO-procedure STANAG 7141EP zal worden gehanteerd bij de planning van alle grotere oefeningen en operaties. Op alle niveaus in de organisatie zullen daartoe milieuaspecten worden geïntegreerd in de relevante operationele plannings- procedures en -documenten | vanaf 2004 | Ingevoerd |
De NAVO Standardisation Agreement (STANAG) 7141EP over milieuzorg tijdens operaties en oefeningen is bij Defensie van kracht en wordt als basis gebruikt bij de operatieplanning. In de toepassing van het juiste niveau van milieuzorg tijdens operaties is momenteel onvoldoende inzicht. Gedurende 2008 moet daar meer zicht op komen.
Beleids-, planning- en begrotingsprocedure
Doelstelling beleids-, planning- en begrotingsprocedure | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
22. De Auditdienst Defensie voert jaarlijks een toetsing uit op realisatie van de doelstellingen van de DMB2004 en valideert jaarlijks de kwaliteit van de milieugegevens ten behoeve van het milieujaar- verslag en de VBTB-rapportage. | jaarlijks | Op schema |
De Auditdienst Defensie heeft in 2007 de uitvoering van doelstelling 24 (het gebruik van energielabels, erkende milieukeurmerken en milieuzorgcertificaten bij de aanschaf van handelsgebruikelijke goederen en diensten) en van doelstelling 17 (het uitbreiden van het monitoringsysteem van natuurterreinen) geaudit.
Sinds 2006 brengt Defensie geen separaat milieujaarverslag meer uit, maar maakt de milieurapportage deel uit van het departementale jaarverslag. De milieu-informatie wordt daarom door de Auditdienst Defensie conform de daarvoor gebruikelijke regelingen getoetst.
Doelstellingen materieelkeuzeproces | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
23. In 2004 ontwikkelt Defensie een defensiebreed afwegingskader voor milieuaspecten in het Defensie Materieelkeuze Proces. | 2004 | Ingevoerd |
24. Defensie maakt gedurende de beleidsperiode bij de aanschaf van handelsgebruikelijke goederen en diensten gebruik van energielabels, erkende milieukeurmerken en milieuzorgcertificaten als gunningcriterium. | vanaf 2004 | Ingevoerd |
In 2006 heeft Defensie het «Handboek Verwerving Defensie» vastgesteld. Dit handboek geeft de invulling aan de defensiebrede milieueisen voor verwerving van materiele zaken en diensten, ook voor de handelsgebruikelijke. In 2007 heeft de Auditdienst Defensie de uitvoering van deze doelstelling onderzocht en geconcludeerd dat het handboek niet volledig in overeenstemming met de doelstelling is en dat er nog onvoldoende uitwerking aan gegeven is. Tevens concludeert de Auditdienst Defensie dat de doelstelling zoals thans geformuleerd niet goed uitvoerbaar en effectief wordt geacht. De mate van realisatie van de doelstelling kon niet worden vastgesteld. Aanbevolen is de gesignaleerde knelpunten mee te nemen bij de implementatie van het Programma Duurzame Bedrijfsvoering Rijksoverheid binnen Defensie.
Defensie is beheerder van een groot aantal terreinen met verschillende functies. Op de vliegbases, kazernes, vlootbases en logistieke inrichtingen staan zo’n 13 000 gebouwen. Defensie is verantwoordelijk voor deze infrastructuur en is opdrachtgever voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden. Zowel in de nieuwbouw- als exploitatiefase worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat er bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen (Dubo) zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij toiletten en douches), hergebruik van materialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout). In de Vastgoednormen van Defensie, die in 2006 van kracht zijn geworden, is het aspect duurzaam bouwen dwingend voorgeschreven.
Doelstelling infrastructuur | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
25. Defensie hanteert vanaf 2004 het basisniveau van het Nationaal Pakket Dubo Utiliteitsbouw voor alle nieuwbouw en groot-onderhoudsprojecten. | vanaf 2004 | Achter op schema |
Naar aanleiding van indicaties in 2005 is in 2006 en 2007 nauwkeuriger gekeken naar de toepassing van het Dubo-pakket bij nieuwbouw en grootonderhoud. Hieruit is naar voren gekomen dat bij nieuwbouw de maatregelen uit het Nationale pakket redelijk consequent worden toegepast, maar dat dit in het geval van groot onderhoud niet structureel gebeurt. Dit resulteert in een toepassing van slechts 30% van de mogelijke maatregelen. Daarnaast wordt sinds 2004 een stagnatie geconstateerd in de vervanging van verwarmingsketels door HR-ketels.
Doelstelling communicatie | Eindjaar | Realisatie 2007 |
---|---|---|
26. Defensie brengt jaarlijks voor 1 juni een milieujaarverslag uit. | Jaarlijks | Opgenomen in Defensieverslag |
Defensie rapporteert tegen de achtergrond van integratie van milieu in de normale bedrijfsvoering vanaf verslagjaar 2006 over milieu in het departementale jaarverslag en brengt geen afzonderlijk milieujaarverslag meer uit.
Nummer | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | Eenheid | Verschil 2005/2006 | Toelichting | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
I.010 | totaal aantal ongewone voorvallen | 146 | 385 | 395 | 250 | 393 | 376 | 192 | stuks | – 49% | ongewone voorvallen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) zijn onderverdeeld in 3 categorieën, gekoppeld aan de ernst van de situatie |
I.020 | percentage aantal voornemens tot dwangsom t.o.v. aantal handhavingsbezoeken | – | – | – | – | – | 30 | 30 | % | 0% | percentage van aantal voornemens tot dwangsom ten opzichte van aantal handhavingsbezoeken in het kader van de milieuvergunning |
I.030 | totaal aantal milieuklachten | 3 200 | 2 660 | 3 408 | 2 147 | 3 504 | 2 598 | 3 333 | stuks | 28% | aantal geluidgebonden en algemene milieuklachten |
I.100 | waterverbruik | 3 400 | 3 400 | 3 200 | 2 300 | 2 600 | 2 400 | 1 900 | 1 000 m3 | – 24% | som van grondwateronttrekking en leidingwaterverbruik |
I.101 | relatief leidingdrinkwaterverbruik | 30 | 27 | 29 | 25 | 31 | 29 | 23 | m3/pers | – 21% | leidingdrinkwaterverbruik per persoon (uitgedrukt in fte) |
I.102 | percentage integraal waterbeheersplannen gereed | – | – | – | – | 20 | 40 | 75 | % | 35% | percentage gereed zijnde waterbeheerplannen, gericht op een duurzaam waterbeheersysteem |
I.200 | ozonlaagaantastend effect | 12 000 | 4 000 | 2 000 | 11 000 | 2 700 | 3 200 | 100 | kg cfk equivalent | – 97% | kilogrammen werkzame stoffen in producten die schadelijk zijn voor de ozonlaag |
I.201 | koolstofdioxide-emissie | 678 000 | 714 000 | 680 000 | 641 000 | 561 000 | 564 000 | 492 000 | ton | – 13% | emissie van CO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) |
I.202 | koolmonoxide-emissie | 1 800 | 2 000 | 1 900 | 2 000 | 1 600 | 1 700 | 1 500 | ton | – 10% | emissie van CO in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) |
I.203 | distikstofoxide-emissie | 66 | 77 | 67 | 68 | 59 | 62 | 55 | ton | – 12% | emissie van N2O in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) |
I.204 | emissie zwaveldioxide | 1 428 | 1 650 | 1 282 | 1 257 | 1 139 | 1 181 | 973 | ton | – 18% | emissie van SO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) |
I.205 | emissie stikstofoxiden | 4 800 | 5 600 | 4 900 | 4 900 | 4 300 | 4 500 | 4 000 | ton | – 12% | emissie van NOx in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) |
I.206 | totale emissie vluchtige organische stoffen | 192 | 175 | 207 | 148 | 133 | 8 | 25 | ton | 197% | emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) in kilogrammen als gevolg van gebruik van oplosmiddelhoudende producten zoals verf, tectyl en benzine |
I.207 | percentage verlies ozonlaag afbrekende stoffen onroerende zaken | – | – | – | – | 5 | 5 | 7 | % | 1% | percentuele aanduiding van de lekdichtheid van de vastgoed-installaties die ozonlaag afbrekende stoffen bevatten |
I.208 | percentage verlies ozonlaag afbrekende stoffen roerende zaken | – | – | – | – | – | – | 1 | % | 0% | percentuele aanduiding van de lekdichtheid van de installaties in defensiematerieel die ozonlaag afbrekende stoffen bevatten |
I.300 | totale hoeveelheid afval | 17 000 | 26 000 | 25 000 | 27 000 | 27 000 | 24 000 | 36 000 | ton | 49% | totale hoeveelheid afgevoerde afvalstoffen in tonnen, verkregen door optelling van afvoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen |
I.301 | inzamelstructuur gescheiden afval | 8 | 8 | 11 | 11 | 11 | 12 | 12 | aantal | – 8% | aantal (soorten) afvalstromen dat gescheiden wordt afgevoerd |
I.302 | lozing afvalwater op oppervlaktewater | 500 | 400 | 500 | 300 | 300 | 200 | 270 | ve | 26% | aantal vervuilingseenheden van afvalwater, dat bij processen anders dan huishoudelijk gebruik vrijkomt, dat wordt geloosd op het oppervlaktewater |
I.303 | percentage afvalscheiding | – | – | – | – | 64 | 63 | 68 | % | 5% | percentage van de som van de afgevoerde hoeveelheden afvalstoffen (excl. restafval) ten opzichte van totaal hoeveelheid afval |
I.400 | totaal energieverbruik | 13 700 | 15 500 | 14 900 | 13 500 | 12 400 | 12 300 | 10 600 | 1 000 GJ | – 14% | totaal verbruik van energie. Dit betreft een optelling van de energie omgerekend naar GJ, die moeten worden opgewekt of wordt verbruikt door roerende en onroerende zaken |
I.401 | energieverbruik roerende zaken | 6 800 | 7 700 | 7 900 | 7 600 | 6 500 | 6 700 | 6 000 | 1 000 GJ | – 12% | totale energieverbruik van het roerend goed. Dit betreft een omrekening naar GJ van totaalverbruik aan brandstoffen voor roerende zaken |
I.402 | energieverbruik onroerende zaken | 7 000 | 7 900 | 6 900 | 5 900 | 5 800 | 5 500 | 4 600 | 1 000 GJ | – 17% | totale energieverbruik van het onroerende zaken. Dit betreft een omrekening naar GJ van energie die wordt gebruikt of moet worden opgewekt voor onroerende zaken |
I.403 | energie-efficiency onroerende zaken t.b.v. ruimteverwarming | 0,201 | 0,207 | 0,177 | 0,162 | 0,171 | 0,150 | 0,150 | MJ/m2.graaddag | 0% | energie-efficiency onroerende zaken (exclusief elektriciteit), berekend met totale energieverbruik onroerend goed, netto vloeroppervlakte en graaddagen |
I.404 | energie-efficiency verwarmingsketels | 80 | 80 | 81 | 81 | 82 | 82 | 82 | % | 0% | gemiddeld rendement van alle opgestelde verwarmingsketels, uitgaande van een rendement van HR, VR en conventioneel van resp. 85, 80 en 70% |
I.405 | percentage duurzame energie van energieverbruik onroerende zaken | 0 | 4 | 4 | 11 | 12 | 14 | 19 | % | 5% | percentage totale hoeveelheid opgewekte en ingekochte duurzame energieverbruik (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor onroerende zaken (I.402) |
I.406 | totaal elektriciteitsverbruik | 356 000 | 413 000 | 420 000 | 357 000 | 355 000 | 347 000 | 290 000 | MWh | – 16% | totale verbruikte hoeveelheid elektriciteit, inclusief duurzaam opgewekte elektriciteit d.m.v. eigen opwekking of inkoop |
I.407 | percentage «groene» elektriciteit van het totaal elektriciteitsverbruik | 1 | 20 | 20 | 49 | 56 | 63 | 83 | % | 20% | percentage totale hoeveelheid duurzaam opgewekte electriciteit (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor totaal electriciteitsverbruik (I.406) |
I.408 | energie-efficiency voertuigen – motor- en bromfietsen | 5,0 | 5,1 | 5,1 | 5,6 | 6,0 | 6,1 | 6,3 | liter/100km | 4% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van alle motor- en bromfietsen |
I.409 | energie-efficiency voertuigen – personenauto’s | 6,4 | 8,7 | 6,8 | 6,0 | 6,0 | 7,4 | 7,3 | liter/100km | – 1% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van personenauto’s |
I.410 | energie-efficiency voertuigen – lichte bedrijfsvoertuigen | 11,6 | 12,0 | 12,2 | 11,7 | 11,0 | 11,3 | 11,3 | liter/100km | 0% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van lichte bedrijfsvoertuigen, bv bestelbusjes (gewicht < 3500 kg) |
I.411 | energie-efficiency voertuigen – zware bedrijfsvoertuigen | 45,3 | 45,5 | 45,1 | 45,5 | 48,0 | 43,8 | 41,3 | liter/100km | – 6% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van zware bedrijfsvoertuigen, bv bussen en vrachtauto’s (gewicht > 3500 kg) |
I.413 | energie-efficiency vliegtuigen – helikopters | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,4 | 0,5 | m3/vlieguur | 19% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van helikopters |
I.414 | energie-efficiency vliegtuigen – jachtvliegtuigen | 3,1 | 2,8 | 4,1 | 3,5 | 3,7 | 3,7 | 3,7 | m3/vlieguur | 1% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van jachtvliegtuigen |
I.415 | energie-efficiency vliegtuigen – transport vliegtuigen | 1,2 | 1,3 | 1,5 | 1,6 | 1,5 | 2,1 | 1,9 | m3/vlieguur | – 7% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van transport vliegtuigen |
I.416 | energie-efficiency vliegtuigen – patrouille vliegtuigen | 2,9 | 2,8 | 2,7 | 2,8 | 2,8 | – | – | m3/vlieguur | gemiddeld (theoretisch) verbruik van patrouille vliegtuigen | |
I.417 | energie-efficiency vaartuigen – mijnendienst | 6,8 | 5,0 | 6,0 | 7,8 | 5,9 | 3,8 | 7,2 | m3/vaardag | 89% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse mijnendienst |
I.418 | energie-efficiency vaartuigen – onderzeedienst | 7,0 | 8,0 | 7,4 | 6,2 | 6,6 | 8,5 | 7,8 | m3/vaardag | – 8% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse onderzeedienst |
I.419 | energie-efficiency vaartuigen – Groep Escorte Schepen | 37,2 | 33,0 | 36,2 | 38,1 | 25,7 | 19,7 | 10,7 | m3/vaardag | – 46% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van groep escorte schepen |
I.421 | percentage (opgesteld) vermogen HR-ketels van totaal | 19 | 17 | 33 | 36 | 38 | 42 | 41 | % | – 1% | percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van hoogrendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van opgesteld vermogen van HR, VR en conventionele ketels) |
I.422 | percentage (opgesteld) vermogen VR-ketels van totaal | 63 | 78 | 62 | 60 | 60 | 56 | 57 | % | 1% | percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van verbeterd-rendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels) |
I.423 | percentage (opgesteld) vermogen conventionele ketels van totaal | 19 | 6 | 5 | 3 | 2 | 2 | 3 | % | 0% | percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van conventionele verwarmingsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels) |
I.424 | energie-efficiency onroerende zaken (inclusief elektriciteit) | – | – | – | – | 0,396 | 0,364 | 0,362 | MJ/m2. graaddag | – 1% | energie-efficiency onroerende zaken, berekend met totale energieverbruik onroerend goed (inclusief elektriciteit), netto vloeroppervlakte en graaddagen |
I.425 | opgesteld vermogen windenergie op defensieterreinen | – | – | – | – | 0 | 0 | 0 | MW | totaal vermogen windenergie opgesteld op defensieterreinen (uitgedrukt in MW) | |
I.426 | percentage energetisch doorgerekende gebouwen | – | – | – | – | 25 | 39 | 86 | % | 47% | percentage aantal energetisch doorgerekende gebouwen ten opzichte van totaal aantal verwarmde gebouwen met oppervlakte > 1000 m2 |
I.490 | percentage toepassing Nationale Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen | – | – | – | – | – | 38 | 30 | % | – 8% | gemiddeld percentage toepassing Nationale Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen |
I.500 | aantal geluidgehinderden | 619 | 499 | 444 | 453 | 435 | 432 | 481 | aantal | 11% | aantal personen in woningen waaraan (nog) geen geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht in het kader van het Defensie geluidsisolatieprogramma Luchtvaartwet (deze personen kunnen in theorie gehinderd kan worden door vliegtuiggeluid) |
I.501 | percentage Wm-inrichtingen met vergunning ingediend bij bevoegd gezag | – | – | – | – | 10 | 8 | 6 | % | – 1% | percentage Wm-inrichtingen met vergunning ingediend bij bevoegd gezag, waarvan indirect ruimtebeslag als gevolg van de geluidsproductie in kaart is gebracht |
I.600 | totaal aantal bodemlocaties (vanaf 1991) | 3 802 | 3 322 | 3 476 | 3 557 | 3 646 | 3 680 | 3 733 | aantal | 1% | totaal aantal verdachte locaties dat sinds 1991 is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma Defensie |
I.601 | percentage bodemlocaties gereed | 68 | 70 | 73 | 74 | 76 | 81 | 82 | % | 1% | percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat gesaneerd is (of waarvan de verontreiniging via een monitoringsprogramma beheerst wordt) of waar na onderzoek geen verdere actie noodzakelijk bleek |
I.602 | percentage nog te onderzoeken bodemlocaties | 8 | 9 | 6 | 6 | 6 | 5 | 4 | % | 0% | percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat nog moet worden onderzocht |
I.603 | percentage bodemlocaties in onderzoek | 19 | 17 | 16 | 14 | 13 | 10 | 10 | % | 0% | percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in onderzoek is |
I.604 | percentage bodemlocaties onder sanering | 5 | 5 | 5 | 6 | 5 | 4 | 4 | % | 0% | percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in sanering is |
I.605 | percentage «ernstig» van de lopende of voltooide saneringen | 60 | 61 | 60 | 61 | 61 | 61 | 60 | % | 0% | percentage locaties (ten opzichte van totaal dat gesaneerd of in sanering is) waarbij het een ernstig geval van bodemverontreiniging betrof |
I.606 | percentage actief bodembeheerplannen gereed | – | – | – | – | 54 | 68 | 80 | % | 18% | percentage gereed zijnde bodembeheerplannen van defensielokaties, waar regelmatig bouwactiviteiten plaats vinden of waar vanwege de daar aanwezige activiteiten extra risico’s voor bodemverontreiniging zijn |
I.700 | verbruik chemische onkruidbestrijdingsmiddelen | 744 | 249 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | kg | verbruik in kilogrammen werkzame stof van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen | |
I.800 | percentage monitoring natuurwaarden defensieterreinen gereed | 83 | 97 | 99 | 100 | 100 | 100 | 61 | % | – 39% | percentage defensieterreinen (ten opzichte van totaal aantal te monitoren terreinen) dat wordt gemonitoord |
I.801 | percentage natuurbos | 17 | 20 | 19 | 27 | 26 | 24 | 20 | % | – 4% | percentage hectaren bos (ten opzichte van totaal hectaren bos) dat natuurtechnisch wordt beheerd |
I.802 | percentage beheerplannen gereed | – | – | – | – | 0 | 0 | 29 | % | 29% | percentage gereed zijnde beheerplannen gedaan in het kader van de Vogel- en Habitat Richtlijnen en Natuurbeschermingswet |
I.910 | percentage risicoanalyses ingediend bij bevoegd gezag | – | – | – | – | 100 | 100 | 100 | % | 0% | percentage risicoanalyses ingediend bij bevoegd gezag (VROM) ten opzichte van het aantal relevante objecten risicoanalyses munitieopslag (in het kader van het programma «Risicoanalyses munitieopslag Defensie») |
I.920 | percentage niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen ge(her)audit | – | – | – | – | 67 | 67 | 100 | % | 33% | percentage aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen waarvan de audit niet langer dan 3 jaar geleden heeft plaatsgevonden ten opzichte van totaal aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen |
Opmerking: in dit schema zijn naar duizendtallen afgeronde waarden gerapporteerd; de verschilpercentages zijn op basis van de feitelijke waarden |
BIJLAGE 8 – LIJST MET AFKORTINGEN
ABP | = | Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds |
AD | = | Algemene Dienst |
AGS | = | Alliance Ground Surveillance |
AMB | = | Air Manoeuvre Brigade |
AMVB | = | Algemene Maatregel van Bestuur |
AOE | = | Aanhoudings- en Ondersteuningseenheid |
ATF | = | Air Task Force |
BBC | = | Basisvoorziening Betrouwbare Communicatie |
BBLV | = | Beveiliging Burgerluchtvaart |
BE | = | Bijstandseenheid |
BG | = | Battle Group |
BICL | = | Best In Class Logistiek |
BINUB | = | Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi |
BKS | = | Beleidsraad Kennis en Strategie |
BMS | = | Battlefield Management System |
BS | = | Bestuursstaf |
BTW | = | Belasting Toegevoegde Waarde |
BVM | = | Besluitvormingsmemorandum |
C2 | = | Command and Control |
CARIB | = | Caribisch Gebied |
CBD | = | Centraal Betaalkantoor Defensie |
CDC | = | Commando Dienstencentra |
CDS | = | Commandant der Strijdkrachten |
CFMCC | = | Combined Force Maritime Component Command |
CIMIC | = | Civil-military Cooperation |
CIS | = | Communicatie- en Informatiesystemen |
CKMAR | = | Commando Koninklijke marechaussee |
CLAS | = | Commando landstrijdkrachten |
CLSK | = | Commando luchtstrijdkrachten |
CMBA | = | Civiel-Militaire Bestuursafspraken |
CMH | = | Centraal Militair Hospitaal |
COMNLMARFOR | = | Commander Netherlands Maritime Force |
COMUKMARFOR | = | Commander United Kingdom Maritime Force |
COTS | = | Commercial of the Shelf |
CRO | = | Crisis Response Force |
CTF | = | Commander Task Force |
CZSK | = | Commando zeestrijdkrachten |
DCHR | = | Dienstencentrum Human Resource |
DCMO | = | Datacommunicatie Mobiel Optreden |
DDG | = | Duik- en Demonteergroep |
DDR | = | Disarmament, Demobilisation and Reintegration |
DGI | = | Defensiegerelateerde Industrie |
DIS | = | Defensie-industrie Strategie |
DLBE | = | District Landelijke en Buitenlandse Eenheden |
DMO | = | Defensie Materieelorganisatie |
DMP | = | Defensiematerieelkeuze Proces |
DNB | = | De Nederlandsche Bank |
DR&D | = | Defence Research and Development |
DRC | = | Democratische Republiek Congo |
DSI | = | Dienst Speciale Interventie |
DTO | = | Defensie Telematica Organisatie |
DVD | = | Dienst Vastgoed Defensie |
EDA | = | Europees Defensie Agentschap |
EGF | = | European Gendarmerie Force |
EOCKL | = | Explosievenopruimingscommando Koninklijke landmacht |
EOD(D) | = | Explosievenopruimingsdienst (Defensie) |
EPM | = | Electronic Protected Measures |
ERP | = | Enterprise Resource Planning |
EU | = | Europese Unie |
EUBG | = | EU Battle Group |
EUFOR | = | European Force |
EUMM | = | European Union Monitor Mission |
EUPM | = | European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina) |
EUPOL | = | European Police |
EUSEC | = | European Security |
EVDB | = | Europees Veiligheids- en Defensiebeleid |
FHQ | = | Field Headquarters |
FINAD | = | Financiële Administratie |
FMS | = | Foreign Military Sales |
FPS | = | Flexibel Personeelssysteem |
FTD | = | Fast Track Development |
FTP | = | Fast Track Procurement |
GBA | = | Gemeentelijke Basisadministratie |
GGZ | = | Geestelijke Gezondheidszorg |
GPV | = | Groot Pantser Wielvoertuig |
GTI | = | Grote Technologische Instituten |
HGIS | = | Homogene Groep Internationale Samenwerking |
HLD | = | High Level Design |
HQ | = | Headquarter |
HR | = | Human Resource |
HRF(L)HQ | = | High Readiness Forces (Land) Headquarters |
ICMS | = | Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking |
ICT | = | Informatie- en Communicatietechnologie |
IDL | = | Instituut Defensieleergangen |
IED | = | Improvised Explosive Devices |
IGV | = | Infanterie Gevechtsvoertuig |
ILS | = | Integrated Logistic Support |
IMPD | = | Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie |
ISAF | = | International Security Assistance Force |
ISTAR | = | Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance |
IV | = | Informatievoorziening |
JADC | = | Joint Air Defence Centre |
JSF | = | Joint Strike Fighter |
KenI | = | Kennis en Innovatieland |
KFOR | = | Kosovo Force |
KLPD | = | Korps Landelijke Politiediensten |
KMA | = | Koninklijke Militaire Academie |
KPU | = | Kleding en Persoonlijke Uitrusting |
KWNA&A | = | Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba |
LBB | = | Landelijk Bevoorradingsbedrijf |
LCF | = | Luchtverdedigings- en Commandofregat |
LCW | = | Logistiek Centrum Woensdrecht |
LNV | = | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
LOKKMAR | = | Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR |
LOT | = | Liasion and Observation Team |
LPD | = | Landing Platform Dock |
LSP | = | Light Support Mission |
LVB | = | Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig |
MALE | = | Medium Altitude Long Endurance |
MARIN | = | Maritiem Research Instituut Nederland |
MAS | = | Materieel Autorisatie Staat |
MATLOG(MB) | = | Materieel Logistiek (Marinebedrijf) |
MB | = | Marinebedrijf |
MBV | = | Mijnenbestrijdingsvaartuig |
MCC | = | Maritime Component Commander |
ME | = | Mobiele eenheid |
MECHBRIG | = | Gemechaniseerde Brigade |
MILSATCOM | = | Militaire Satellietcommunicatie |
MIVD | = | Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
MOTS | = | Military of the Shelf |
MOU | = | Memorandum of Understanding |
MPO | = | Materieelprojectenoverzicht |
MRAT | = | Medium Range Anti-Tank |
MRC | = | Militair Revalidatie Centrum |
MTF | = | Maritime Task Force |
MULAN | = | Meer Uitgebreid Local Arial Network |
NATO | = | North Atlantic Trust Organisation |
NAVO | = | Noord-Atlantische Verdragsorganisatie |
NBC | = | Nucleair-, Biologisch en Chemisch |
NCTb | = | Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding |
NEC | = | Network Enabled Capabilities |
NIMCIS | = | Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem |
NLDA | = | Nederlandse Defensie Academie |
NLMARFOR | = | Netherlands Maritime Forces |
NLR | = | Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium |
NOI | = | Nederland Ondernemend Innovatieland |
NRF | = | NATO Response Force |
NSE | = | National Support Element |
NTM-I | = | NATO Training Mission Iraque |
OC | = | Operationeel Commando |
OCW | = | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen |
OD | = | Operationele doelstelling |
OEF | = | Operation Enduring Freedom |
OGRV | = | Object Grondverdediging |
OHQ | = | Operationel Headquarters |
OM | = | Openbaar Ministerie |
ONUB | = | Opération des Nations Unies au Burundi |
PAC | = | Patriot Advanced Capability |
PALS | = | Project Aanpassingen Legacy SPEER |
PKI | = | Public Key Infrastructuur |
POMS | = | Prepositional Organizational Material Site |
PPS | = | Publiek Private Samenwerking |
PRT | = | Provincial Reconstruction Team (Afghanistan) |
PSFD | = | Production, Sustainment and Follow-on Development |
PSO | = | Peace Support Operations (oud, nu CRO) |
PVO | = | Plan Versterking Opsporing |
PWV | = | Pantserwielvoertuig |
PZH | = | Pantzerhaubitze |
RAZEB | = | Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen |
RBV | = | Rijksbegrotingsvoorschriften |
RCS | = | Regional Command South |
RMC | = | Regionaal Militair Commando |
RWT | = | Rechtspersoon met een wettelijke taak |
SAR | = | Search and Rescue |
SBIR | = | Small BusinessInnovation Research |
SBK | = | Sociaal Beleidskader |
SDD | = | System Development and Demonstration |
SFIR | = | Stabilization Force Iraq |
SFOR | = | Stabilization Force (Bosnië-Herzegovina) |
SFTU | = | Special Forces Task Force Uruzgan |
SHF | = | Super High Frequency |
SKA | = | Strategie- en Kennis Agenda |
SNMCMG | = | Standing NRF MCM Group |
SNMG | = | Standing NRF Maritime Group |
SPEER | = | Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering |
SRF | = | Strategic Reserve Force |
SSR | = | Security Sector Reform |
SZVK | = | Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht |
SZW | = | Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
TACP | = | Tactical Control Party |
TACTOM | = | Tactical Tomahawks |
TF | = | Task Force |
TFU | = | Task Force Uruzgan |
THG | = | Tactische Helikoptergroep |
TNO | = | Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek |
UAV | = | Unmanned Aerial Vehicle |
UCBO | = | Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties |
UKW | = | Uitkeringswet (gewezen militairen) |
UNAMID | = | United Nations African Union Mission in Dafur |
UNFAS | = | UN Stand-by Forces Agreement System |
UNIFIL | = | United Nations Interim Forces in Lebanon |
UNMIK | = | United Nations Interim Administration Mission in Kosovo |
UNMIS | = | United Nations Mission in Sudan |
UNMO | = | United Nations Military Observers |
UNPOL | = | United Nations Police |
UNTSO | = | United Nations Truce Supervision Organisation |
VBTB | = | Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording |
VN | = | Verenigde Naties |
VROM | = | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
VRS | = | Veteranen Registratie Systeem |
VWNR | - | Voorwaartse Waarnemer |
WAO | = | Wet Arbeidsongeschiktheid |
WIA | = | Wet Inkomen en Arbeid |
WMS | = | Warehouse Management System |
WOTS | = | Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen |
WSM | = | Wapensysteemmanagement |
ZBO | = | Zelfstandig Bestuursorgaan |
Voor het volledige en gedetailleerde overzicht van de inzet van de Nederlandse krijgsmacht in 2007 wordt verwezen naar bijlage 5 «Overzicht personele en materiële inzet bij crisisbeheersingsoperaties».
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31444-X-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.