31 444 V
Slotwet en jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken 2007

nr. 1-3
VOORSTEL VAN WET

Aangeboden 21 mei 2008

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de noodzaak is gebleken van een wijziging van de begrotingsstaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2007;

Zo is het, dat Wij, met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

De slotwetmutaties in de begrotingsstaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2007 worden vastgesteld als volgt:

A. Departementale begrotingsstaat
Art.no.ArtikelomschrijvingSlotwetmutatiesSlotwetmutatiesSlotwetmutaties
  VerplichtingenUitgavenOntvangsten
  x EUR1000x EUR1000x EUR1000
1Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten– 14 795– 5 699 
2Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur105 78249 611407
3Versterkte Europese samenwerking500 215499 85338 505
4Meer welvaart en minder armoede– 117 29711 456553
5Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling– 494 65818 033 
6Beter beschermd en verbeterd milieu– 154 664– 15 193 
7Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer– 8 124– 1 2069 477
8Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland– 11 7322 890– 12
9Geheim   
10Nominaal en onvoorzien– 52– 52 
11Algemeen– 35 609– 49 57787 127
B. Baten-lastendiensten
Baten-lastendienstenSlotwetmutatiesSlotwetmutaties
 Baten (x EUR1000)Kapitaalontvangsten (x EUR1000)
CBI1 802n.v.t.
 Lasten 
CBI1 656n.v.t.
 Saldo 
CBI146n.v.t

Artikel 2

1. In afwijking van artikel 54, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001 geldt voor het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2007, dat het in dat artikellid bedoelde inzicht per beleidsartikel in de toelichting bij de verantwoordingsstaat beperkt kan blijven tot de onderdelen c tot en met f van dat artikellid.

2. In afwijking van artikel 54, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt in het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2007 de informatie, bedoeld in dat artikellid, niet per beleidsartikel opgenomen. Deze informatie wordt in het jaarverslag gekoppeld aan door onze minister van Buitenlandse Zaken aangewezen beleidsprioriteiten.

Artikel 3

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 31 december van het onderhavige begrotingsjaar.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister van Buitenlandse Zaken

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Vaststelling van de slotwetmutaties in de begrotingsstaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2007

A. Memorie van toelichting

Met het vaststellen van de slotwetmutaties worden de begrotingsbedragen in de betrokken begrotingsstaten zodanig gewijzigd dat de som van bedragen, vastgesteld bij de betrokken ontwerp-begrotingen, de betrokken wijzigingsbegrotingen samenhangende met de Voorjaarsnota en de Najaarsnota en de onderhavige slotwet, gelijk zal zijn aan het gerealiseerde bedrag zoals dat uit het bijgevoegde jaarverslag blijkt.

Voor zover een slotwetmutatie voorvloeit uit een beleidsmatige beslissing dan wel anderszins een toelichting behoeft, wordt de mutatie toegelicht bij de tabel inzake de budgettaire gevolgen van beleid in het jaarverslag.

Wetsartikel 2

Na een overleg met de Tweede Kamer aan de hand van de brief van de minister van Financiën van 19 december 2007 (Kamerstukken II, 2007/2008, 31 031, nr. 19) is besloten tot een pilot ter verbetering van de (politieke) verantwoording aan de hand van de jaarverslagen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De pilot betreft de jaren 2007 tot en met 2009. Ten behoeve van de pilot is het noodzakelijk voor die jaren af te wijken van een aantal bepalingen in de Comptabiliteitswet 2001 met betrekking tot de inrichting van het departementale jaarverslag. Het onderhavige wetsartikel regelt die afwijking voor het jaarverslag 2007 van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

De pilot heeft inhoudelijke betrekking op de volgende verantwoordingsaspecten:

1. het integreren van de Slotwet en het Jaarverslag.

2. het toespitsen van de beleidsmatige verantwoording over de realisatie van de (politiek) belangrijkste beleidsprioriteiten van het Kabinet in het beleidsverslag. Er wordt niet meer standaard bij alle beleidsartikelen verantwoordingsinformatie – in termen van aan de operationele doelstellingen te koppelen prestaties en effecten – over het beleid opgenomen.

3. de in het beleidsverslag op te nemen beleidsverantwoordingsinformatie zal in elke geval worden verstrekt over de realisatie van de doelstellingen/prioriteiten uit het Beleidsprogramma van het kabinet (Kamerstukken II, 2006/07, 31 070, nr. 1), aangevuld met enkele andere doelstellingen die door de betrokken minister beleidsmatig van groot belang worden geacht.

4. de verantwoordingsinformatie bij de beleids- en niet-beleidsartikelen zal slechts financieel van karakter zijn (louter financiële verantwoording).

De minister van Buitenlandse Zaken,

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Leeswijzer BZ jaarverslag 2007

Inleiding

In het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken verantwoordt de regering het grootste deel van de uitgaven ten behoeve van het Nederlandse buitenlandbeleid. Een overzicht van alle uitgaven van het buitenlandbeleid is te vinden in het HGIS-jaarverslag. De HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking) omvat naast het grootste gedeelte van de BZ-uitgaven ook de uitgaven van de overige departementen op het gebied van buitenlandbeleid. Het HGIS-jaarverslag wordt u gelijk met de departementale jaarverslagen aangeboden. In de tweejaarlijkse rapportage «Resultaten in Ontwikkeling» wordt in aanvulling op dit jaarverslag meer gedetailleerd ingegaan op de resultaten van het beleid van ontwikkelingssamenwerking (OS).

Toelichting experiment jaarverslag

Het ministerie van Buitenlandse Zaken maakt dit jaar deel uit van een experiment om het departementaal jaarverslag een meer politieke focus te geven met minder verantwoordingslasten. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd tijdens een Algemeen Overleg op 6 februari 2008. De grotere politieke focus is bereikt door het beleidsverslag in te delen volgens de beleidsprioriteiten van het kabinet en daarover te rapporteren. De verantwoordingslasten nemen af door de beleidsmatige verantwoording te beperken tot het beleidsverslag. Dit heeft geresulteerd in een flinke reductie in de omvang van het jaarverslag in vergelijking met voorgaande jaren. In de nieuwe opzet zijn de slotwet en het jaarverslag geïntegreerd tot één document. De gegevens in de slotwetstaat betreffen budgettaire gegevens die geautoriseerd moeten worden. De slotwet maakt net als in voorgaande jaren geen onderdeel uit van de accountantscontrole. Slotwetmutaties en overige mutaties zijn in de financiële toelichtingen apart zichtbaar.

Het experiment duurt twee jaar en betreft naast de jaarverslagen 2007 en 2008 ook de begroting 2009. Omdat de begroting 2007 is opgesteld vóór het verschijnen van het beleidsprogramma en dit programma nog niet volledig verwerkt kon worden in de begroting 2008, zijn de jaren 2007 en 2008 zijn overgangsjaren.

Beleidsverslag

In de nieuwe opzet staan de prioriteiten uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» van het kabinet centraal. Voor BZ gaat het om de tien doelstellingen uit pijler 1, «Een actieve internationale en Europese rol» en het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij». Voor doelstellingen vier en acht geldt dat ook respectievelijk Defensie en VROM hierover verantwoording zullen afleggen in hun jaarverslag. Doelstellingen vijf, zes en zeven zijn in 2007 verder uitgewerkt in de beleidsnotities «Een zaak van iedereen, investeren in ontwikkeling in een veranderende wereld» en «Naar een menswaardig bestaan, een mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid».

In het beleidsverslag wordt inhoudelijk verslag gedaan van de voortgang op de tien doelstellingen en het project. Meer politieke focus wordt ook verkregen door alleen de meest aansprekende resultaten te rapporteren. Dit betekent dat niet alle bereikte resultaten en behaalde doelen in het jaarverslag staan vermeld. Bovendien is de gedetailleerde beleidsmatige toelichting in de artikelen komen te vervallen. Dit impliceert dat in het jaarverslag over 2007 niet systematisch wordt teruggekomen op de «na te streven resultaten» uit de begroting 2007, omdat deze gedeeltelijk gedetailleerde beleidsresultaten betreffen. Om de voortgang op de doelstellingen van het beleidsprogramma te laten zien zijn naast beschrijvende teksten, waar zinvol en haalbaar, ook kwantitatieve indicatoren opgenomen. Sommige indicatoren met betrekking tot de Millennium Ontwikkelingsdoelen, die in deze rapportage zijn opgenomen, zijn in internationaal verband geherdefinieerd vanwege voortschrijdend inzicht in de wijze van meten van deze indicatoren. Waar van toepassing, wordt dit in de tekst aangegeven. Om de internationale vergelijkbaarheid te waarborgen zijn in een aantal gevallen indicatoren ook onderhevig aan – in internationaal verband overeengekomen kleine bijstellingen in de uitgangswaarden. Ten behoeve van de uniformiteit en consistentie van begroting en jaarverslag gaat dit verslag echter, daar waar mogelijk, uit van de uitgangswaarden zoals opgenomen in de BZ-begroting voor het jaar 2007. In een aantal gevallen is de systematiek van meten dusdanig aangepast dat ook de uitgangswaarden en tussenstanden aanzienlijk zijn gewijzigd.

Door de nieuwe opzet is de aansluiting tussen de begroting 2007 en het jaarverslag 2007 lastiger en niet meer volledig te leggen. Om het leesgemak te vergroten is aan het eind van deze leeswijzer een tabel opgenomen waarin staat welke «oude» operationele doelstellingen corresponderen met de nu opgenomen doelstellingen uit het beleidsprogramma. Zo kan ook de relatie worden gelegd tussen beleidsdoelen en uitgegeven middelen. Uit de tabel wordt duidelijk dat over een beperkt aantal operationele doelstellingen niet beleidsinhoudelijk wordt verantwoord in het beleidsverslag. Dit betreft de operationele doelstellingen 2.1–2.3 (op het gebied van veiligheid en terrorisme), 3.5 (Raad van Europa) en 7.2 (vreemdelingenbeleid). Operationele Doelstellingen 8.1–8.3 (cultuurdoelstellingen en draagvlak Nederlands buitenlandbeleid), komen kort aan bod aan het eind van het beleidsverslag in verband met het ondersteunende karakter en politieke belang voor het gehele buitenlandbeleid.

Beleidsartikelen

Per beleidsartikel wordt ingegaan op de financiële verantwoording. De opmerkelijke verschillen tussen begroting en realisatie worden toegelicht evenals de belangrijkste slotwetmutaties. Aan het eind van elk artikel wordt ingegaan op de voor afronding in 2007 geprogrammeerde evaluatieonderzoeken. In deze sectie wordt waar nodig een toelichting gegeven op het al dan niet realiseren van het betreffende beleidsonderzoek. De tabel wijkt af van het model zoals aangegeven in de Rijksbegrotingsvoorschriften om zo eenduidig mogelijk te zijn met de begroting van 2007. Nadere informatie, inclusief de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in de BZ-evaluatieprogrammering.

Accountantsverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst van het ministerie jaarlijks een accountantsverklaring af bij het departementale jaarverslag. Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om de totstandkoming van de niet-financiële informatie alsmede het gevoerde financieel en materieel beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken – alsmede van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering – brengt de auditdienst verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de accountantsverklaring.

Voor de uitkomsten van de hiervoor bedoelde audit wordt verwezen naar het accountantsrapport over 2007 van de auditdienst dat behoort bij dit jaarverslag.

Indeling van het jaarverslag

Het jaarverslag omvat drie delen en een aantal bijlagen. Het eerste (algemene) deel bestaat uit de toelichting op de wetsartikelen en betreft de slotwet. Het tweede deel bestaat uit deze leeswijzer, het verzoek om dechargeverlening, het beleidsverslag, de financiële toelichting op beleidsartikelen- en niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf. De jaarrekening is het laatste deel. Hierin zijn de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het ministerie opgenomen. Ook het jaarverslag van het Centrum voor Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI) valt hier onder. De bijlagen betreffen de toezeggingen aan de AR, informatie over sancties en malversaties, de afkortingenlijst en het trefwoordenregister.

Doelstellingen beleidsprogramma 2007–20111

Pijler 1 Een actieve internationale en Europese rol
Doelstellingen beleidsprogrammaOperationele doelstellingen
1. Een Europa, met een stevig draagvlak onder de burgers, dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen. 2.8 / 3.1 / 3.2 / 3.3 / 3.4
2. Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast.3.2
3. Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten. 2.5 / 2.6 / 2.7
4. Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.2.5
5. Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten.1.1 / 2.4 / 2.5 / 2.7 / 4.4
6. Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij». 4.1 / 4.2 / 4.3 / 4.4 / 5.1 / 5.2 / 5.3 / 5.4 / 5.5 / 5.6 / 6.1 / 6.2
7. Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld. 1.1 / 1.2 / 1.3
8. Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012. 6.1 / 6.2 / 2.9
9. Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland.7.1 / 4.5
10. Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen. 1.3 / 8.4

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de minister van Buitenlandse Zaken aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal

Hierbij bieden wij, mede namens de staatssecretaris voor Europese Zaken, het departementale jaarverslag over het jaar 2007 van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan.

• Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2007 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

• het gevoerde financieel en materieelbeheer;

• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

• de financiële informatie in het jaarverslag;

• de departementale saldibalans;

• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

• Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2007; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

• De slotwet van het ministerie van Buitenlandse Zaken over het jaar 2007; de slotwet is geïntegreerd met het onderhavige jaarverslag. Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet/slotwetten is/zijn aangenomen.

• Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2007 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

• De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2007 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2007, alsmede met betrekking tot de saldibalans van het Rijk over 2007 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001); het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de minister van Financiën.

BELEIDSVERSLAG

Inleiding

De wereld wordt kleiner en rijker, maar tegelijkertijd zet globalisering verhoudingen op scherp. Economisch, politiek en cultureel. Een actieve internationale en Europese rol, de eerste pijler uit het beleidsprogramma, is rechtstreeks in het belang van Nederlandse burgers. Met een internationale opstelling kunnen we de voordelen die globalisering biedt voor onze eigen bevolking vergroten en de negatieve gevolgen verkleinen. Dat levert meer veiligheid, meer banen en een gezonder milieu op. Daarnaast dient ons buitenlandbeleid als middel om onze boodschap, onze normen en waarden over de grenzen uit te dragen: diplomatie en internationale samenwerking als bruggenbouwer. Tot slot ondersteunen we met het buitenlandbeleid Nederlanders die de grenzen over willen, als reiziger, investeerder of koopman. We beschouwen het als een belangrijke opdracht Nederlanders de meerwaarde van een actief buitenlandbeleid te laten zien.

Een steviger binnenlands fundament onder het buitenlandbeleid, daar hebben we in 2007 werk van gemaakt. Draagvlak onder Nederlanders voor wat er in de wereld gebeurt en hoe Nederland zich daarin actief opstelt vinden wij essentieel – of het nu gaat om verdergaande Europese samenwerking, de aanwezigheid van Nederlandse militairen in Afghanistan of onze bijdrage aan de bestrijding van extreme armoede en klimaatverandering. Ook na de periode van 100 dagen hebben we daarom een gerichte dialoog met de samenleving gevoerd. We kenden al een specifiek draagvlakbeleid voor ontwikkelingssamenwerking en voor Europa. Daarnaast hebben we in 2007 een begin gemaakt met de versterking van het draagvlak voor het Nederlands buitenlandbeleid in brede zin. We hebben laten zien waar Nederland voor staat en wat Nederland bereikt in het buitenland onder andere door jongeren mee te nemen op buitenlandse reizen en een goed bezochte nieuwssite bij te houden. We hebben met burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en journalisten gesproken over het belang van Europa, grensoverschrijdende samenwerking, mensenrechten, de missie in Afghanistan, het Midden-Oosten vredesproces en energie. Op 30 juni werden tijdens de grote publieksmanifestatie «Het Akkoord van Schokland» 36 akkoorden getekend met bedrijven en organisaties uit Nederland èn uit ontwikkelingslanden voor concrete projecten om het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen dichterbij te brengen. Ontwikkelingssamenwerking is immers een zaak van iedereen. Via onze publieksdiplomatie werken we ook aan een betere beeldvorming over Nederland in andere landen, bijvoorbeeld in de Arabische wereld en de Verenigde Staten.

Op een aantal prioritaire beleidsterreinen werden goede resultaten geboekt. Wij noemen de belangrijkste:

In 2007 werd een stevige basis gelegd onder de toekomstige Europese samenwerking: het Verdrag van Lissabon werd uitonderhandeld èn ondertekend, en ligt nu ter ratificatie voor. Het Verdrag maakt de Unie democratischer en effectiever. De regering is met «Lissabon» tegemoet gekomen aan de belangrijkste zorgen van de Nederlandse bevolking: Europa heeft niet de vorm van een superstaat aangenomen, maar is nu wel beter toegerust op de toekomst, doordat een aantal institutionele knelpunten is opgelost. Op terreinen die belangrijk zijn voor onze burgers – klimaat, asiel en migratie, terrorismebestrijding – is een belangrijke impuls gegeven aan de samenwerking tussen 27 lidstaten. Ook het feit dat de Kopenhagen criteria voor toetreding zijn verankerd in het Verdrag, is belangrijk. Het is een weerslag van het Nederlandse verlangen om de waarden die de Europese Unie uitdraagt en haar geloofwaardigheid in ere te houden: gemaakte afspraken moeten worden nagekomen. Dit beginsel is bijvoorbeeld ook leidend geweest in de discussie omtrent het aangaan van een Stabilisatie- en Associatieakkoord met Servië. Nederland heeft hiervan gezegd dat eerst aan alle voorwaarden voldaan moet zijn alvorens zo’n stap genomen kan worden. Dat betekent dat Servië eerst volledig zal moeten meewerken met het Joegoslavië-tribunaal.

In 2007 zette de EU belangrijke stappen op het gebied vanklimaat en duurzaamheid. Tijdens de Voorjaarsraad werd overeenstemming bereikt over ambitieuze doelstellingen op het gebied van reductie van broeikasgassen en het aandeel van hernieuwbare energie in de energiemix. Dit stelde de EU duidelijk in staat een voortrekkersrol te vervullen in de internationale discussie over de aanpak van klimaatverandering, zoals op de Klimaattop in Bali. Nederland heeft hier gepleit voor wereldwijde toepassing van het principe «de vervuiler betaalt». Tijdens de top is overeenstemming bereikt over de «Bali Routekaart», een besluit waarmee de onderhandelingen over de opvolger van het Kyoto protocol kunnen beginnen. Nederland kondigde bovendien een initiatief aan om te investeren in oerbossen, de longen van de planeet en er is een «initiatief voor duurzame handel» geïntroduceerd op basis van een Schoklandakkoord.

Mensenrechten gelden voor iedereen, overal en altijd. Het zijn de spelregels van hoe we in een beschaafde samenleving met elkaar om horen te gaan. Zij weerspiegelen de «waarden van de wereld», die, waar zij onder druk staan, hoog gehouden moeten worden. Om die reden kregen mensenrechten in 2007 een centrale plaats in het buitenlands beleid. In november werd de mensenrechtenstrategie «Naar een Menswaardig Bestaan» gepresenteerd, die een intensivering van beleid over de volle breedte in gang heeft gezet. Dit betekent onder andere dat Nederland in al zijn contacten het onderwerp van mensenrechtenschendingen aan de orde stelt. Ook binnen de Europese Unie heeft Nederland de rol van aanjager op zich genomen, om zo een actiever Europees mensenrechtenbeleid tot stand te brengen. De eerste resultaten van deze geïntensiveerde inspanningen werden in 2007 zichtbaar, bijvoorbeeld op het terrein van kinderrechten en mensenrechtenverdedigers. Nederland kondigde aan binnen de EU het initiatief te zullen nemen om te komen tot een verbod op de verkoop van producten die tot stand zijn gekomen door de ergste vormen van kinderarbeid. Er werd een nieuw «Mensenrechtenfonds» in het leven geroepen en wij stelden een jaarlijkse onderscheiding in als eerbetoon en steunbetuiging aan mensen die in moeilijke omstandigheden de moed hebben op te komen voor mensenrechten: «de Mensenrechten Tulp». Nederland werd herkozen als lid van de VN-Mensenrechtenraad, en zal gedurende één jaar het vice-voorzitterschap bekleden. Binnen de VN-Mensenrechtenraad heeft Nederland zich sterk gemaakt voor een universeel review-mechanisme waaraan ons land in april 2008 zal worden onderworpen. Met een actief mensenrechtenbeleid proberen we ook de toon van het debat in Nederland te beïnvloeden, bijvoorbeeld waar het gaat om de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. Wij hebben internationaal bepleit dat het recht op vrijheid van meningsuiting niet gelijk staat aan het beledigen of kwetsen van anderen, en dat dialoog het aangewezen instrument is om bruggen te slaan tussen culturen en godsdiensten, uitgaande van universele normen.

Hoewel de wereld steeds rijker wordt, leven er nog altijd bijna 1 miljard mensen in extreme armoede. De kloof tussen arm en rijk groeit en ook de verdeling van veiligheid is ongelijk. Klimaatverandering is immers het sterkst merkbaar in landen die zelf nauwelijks hebben bijgedragen aan de CO2 uitstoot. De prioriteiten voor de Nederlandse Ontwikkelingssamenwerking werden gepresenterd in de brief «Een Zaak van Iedereen: investeren in ontwikkeling in een veranderende wereld». In deze brief worden beleidsintensiveringen aangekondigd op vier gebieden: (1) fragiele staten waar de allerarmsten wonen; (2) gelijke rechten en kansen voor vrouwen; (3) groei en verdeling van groei en (4) duurzaamheid, klimaat en energie en ontwikkeling. Aan al deze zaken werken wij samen met bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Nationaal en internationaal. Onze aanpak daarbij is politiek: ontwikkelingssamenwerking kan alleen leiden tot veranderingen in landen als er een scherpe politieke dialoog wordt gevoerd. Als onderdeel van het geïntegreerd buitenlands beleid spreken zowel de minister van Buitenlandse Zaken als de minister voor Ontwikkelingssamenwerking met regeringen en mensenrechtenactivisten over de politieke instabiliteit en mensenrechten, bijvoorbeeld in Afghanistan, Zimbabwe, Pakistan, Guatemala, Sudan en Kenia. Met de leiders in Nicaragua en Congo werd gesproken over de rechten van vrouwen, zoals het recht op veilige abortus. In het buitenland voeren we een intensieve dialoog over democratisering en mensenrechten. Diplomatie en financiële prikkels gaan hierbij in onze partnerlanden hand in hand.

De regering maakte ook werk van een geïntegreerde aanpak van veiligheid, ontwikkeling en diplomatie in Afghanistan. In 2007 nam de regering het besluit om de Nederlandse deelname aan de ISAF-missie in Uruzgan te verlengen tot 2010. De regering heeft met succes vijf nieuwe landen, waaronder Frankrijk, betrokken bij de missie in Uruzgan. Ondanks de moeilijke veiligheidsomstandigheden en de lage lokale capaciteit, heeft Nederland voor ruim 75 miljoen euro aan projecten en programma’s toegewezen voor Uruzgan. Daardoor is de Afghaanse regering in staat gebleken om onderwijs- en gezondheidszorgprogramma’s in Uruzgan uit te rollen en werden NGO’s en bedrijfsleven betrokken bij de opbouw, ondermeer via een saffraanproject dat Afghaanse boeren een alternatief levensonderhoud biedt in plaats van de papaverteelt. Ook zette Nederland zich in voor mensenrechten en de opbouw van de rechtsstaat in Afghanistan, ondermeer door steun te geven bij de opbouw, training en hervorming van de Afghaanse politie en de Afghaanse mensenrechtenorganisatie te steunen.

Nederland heeft zich in 2007 ingespannen een oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten dichterbij te brengen. Er is veel energie gestoken in het opbouwen van een vertrouwensband met Israëlische en Palestijnse gesprekspartners en het aanspreken van buurlanden op hun verantwoordelijkheid, met als doel het in Annapolis op gang gebrachte vredesproces effectief te kunnen ondersteunen, zowel bilateraal als in EU-verband. Het Speciaal Tribunaal voor Libanon zal in Nederland worden gevestigd, op vezoek van de Verenigde Naties. Hiermee draagt Nederland, in lijn met de reputatie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld, bij aan de bestrijding van terrorisme en straffeloosheid.

De veranderende wereld en betere kennis zorgen ervoor dat we ons beleid permanent moeten ijken aan de realiteit: is wat we doen effectief? Of kan het beter? Al met al was 2007 een jaar waarin wij nieuwe beleidsaccenten hebben bepaald, en op belangrijke terreinen bepaalde intensiveringen in gang hebben gezet. In 2008 zullen wij op de ingeslagen weg voortgaan, met in ons achterhoofd altijd het belang van de Nederlandse burgers. To be continued, dus.

Doelstelling 1:

Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen.

Europa is voor Nederland een belangrijk instrument om onze belangen en waarden in een veranderende wereld zeker te stellen. Zowel onze machtspositie als onze welwaart zijn bij voortschrijdende Europese integratie gebaat. Nederland moet de EU gebruiken om zijn strategische belangen te behartigen ten op zichte van andere wereldspelers. De vuist die 27 lidstaten kunnen maken om in internationale fora hun beleid kracht bij te zetten, of om waar nodig tegenwicht te bieden, is vele malen groter dan het klein duimpje dat Nederland vertegenwoordigt. De EU is het meest logische en meest realistische verlengstuk van de Nederlandse stem in de wereld. We kunnen grensoverschrijdende uitdagingen niet in ons eentje te lijf. We hebben de EU en haar interne markt hard nodig om internationaal te kunnen blijven concurreren. In het nieuwe Verdrag van Lissabon is duidelijk aan de Nederlandse inzet tegemoet gekomen: geen grondwettelijke elementen, een duidelijker verdeling van bevoegdheden, strikte toepassing van de uitbreidingscriteria en meer democratische controle door het Europees Parlement en de nationale parlementen. En geen Brusselse bemoeienis met zaken die we prima zelf kunnen regelen, zoals onze pensioenvoorziening, onze hypotheekrenteaftrek, onze gezondheidszorg en ons onderwijsstelsel.

Verdrag van Lissabon

In december 2007 is het zgn. wijzigingsverdrag – het Verdrag van Lissabon – ondertekend door alle EU-lidstaten. Door dit verdrag wordt de EU democratischer en effectiever. Nationale parlementen krijgen een rol in de Europese besluitvorming en de rechten van de burgers worden stevig verankerd door een juridisch bindende verwijzing naar het Handvest Grondrechten. De mogelijkheden voor meerderheidsbesluitvorming worden verruimd. Van sluipende uitbreiding van Europese bevoegdheden kan geen sprake meer zijn: de bevoegdheden van Europa en de lidstaten zijn helder afgebakend. Nationale parlementen hebben een steviger vinger in de pap bij het bepalen of iets vraagt om een Europees antwoord. Voorts is in het verdrag de positie van publieke diensten verduidelijkt, waarmee Nederland zoveel mogelijk wil voorkomen dat de maatschappelijke functie van zulke diensten in aanvaring kan komen met Brusselse concurrentieregels.

Ook met het Verdrag van Lissabon zullen Brusselse bevoegdheden en nationale bevoegdheden op een groot aantal terreinen naast elkaar bestaan. Om de betrokkenheid van burgers en de rol van het nationale parlement te vergroten is het dan ook belangrijk om in een vroeg stadium van Europese besluitvorming per onderwerp na te gaan of gemeenschappelijk optreden toegevoegde waarde heeft en zo ja, welke vorm dat gemeenschappelijke optreden dan zou moeten hebben. Nieuwe voorstellen van de Europese Commissie worden daarom getoetst aan de principes van subsidiariteit en proportionaliteit. In Nederland is hiervoor begin 2007 een nieuwe opzet gemaakt. De resultaten van die toets en de bijbehorende argumentatie van het kabinet worden wekelijks gedeeld met Eerste en Tweede Kamer. Zo wordt in de beoordeling van de Mededeling van de Commissie over de EU-alcoholstrategie bijvoorbeeld aangegeven dat Nederland het onwenselijk vindt dat op Europees niveau wordt bepaald of en zo ja, hoe/wat er op nationaal niveau wordt geregeld. Nederland wil dat bevestigd wordt dat dit ook geldt ten aanzien van de (zelf)regulering van de commerciële communicatie over alcoholbeleid.

Op Nederlands initiatief is de betrokkenheid en de invloed van de nationale parlementen bij de Europese besluitvorming aanzienlijk vergroot. In het Verdrag van Lissabon is dankzij Nederlandse inzet bepaald dat een meerderheid van nationale parlementen via een meerderheid in de Raad of in het Europees Parlement ervoor zorgt dat bepaalde voorstellen niet verder in behandeling worden genomen.

Er is een begin gemaakt met minder en betere regelgeving op Europees niveau. Zo is bijvoorbeeld de begrotingsprocedure versimpeld. Eveneens zijn afspraken gemaakt over transparantie van Europese besluiten die hebben geleid tot meer openbaarheid. Zo is – op Nederlands initiatief – in het verdrag bepaald dat de Raad van ministers over alle wetgevingsvoorstellen in het openbaar vergadert.

In het afgelopen jaar is een rechtvaardiger Europese begroting tot stand gekomen, die heeft geleid tot een eerlijker lastenverdeling tussen de lidstaten. Nederland heeft het voortouw genomen bij de verbetering van de controle op het EU-geld, door als eerste EU-lidstaat een «nationale verklaring» in te voeren. In deze verklaring staat waaraan Europese fondsen in Nederland zijn besteed.

In het Verdrag van Lissabon is vastgelegd dat de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor het Buitenlands Beleid ook vice-president van de Commissie is en het overleg van de lidstaten over het buitenlandse beleid zal voorzitten. Daarmee kan de slagvaardigheid van het Europese buitenlandse beleid worden vergroot. Nederland onderstreept het belang van een prominente plaats van mensenrechten in het Europese buitenlands beleid (zie ook doelstelling 7).

Energiebeleid

Nederland is voorstander van een sterk extern energiebeleid voor de EU dat de drie doelen van voorzieningszekerheid, duurzaamheid en concurrentiekracht nastreeft. Nederland zet hier actief op in. De ministeries van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken trekken op dit onderwerp samen op. De verantwoordelijkheid voor het energiebeleid inclusief de internationale component berust bij EZ, terwijl Buitenlandse Zaken betrokken is op grond van zijn geopolitieke, veiligheidspolitieke en ontwikkelingspolitieke vraagstukken. Daarnaast is Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor de algehele samenhang in het Nederlands buitenlandbeleid. De ministers van Buitenlandse Zaken van de Benelux hebben in het voorjaar van 2007 een notitie «Een extern energiebeleid voor Europa» gepresenteerd, waarin de Benelux pleit voor een krachtiger extern energiebeleid voor de EU. De minister van Economische Zaken werkt in de Energieraad en in pentalateraal verband aan integratie en optimale ordening van energiemarkten. Bij gelegenheid van het 50-jarig jubileum van de Internationale Atoomgemeenschap (IAEA) heeft Nederland samen met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een verklaring uitgebracht over nucleaire brandstof. In de verklaring wordt benadrukt dat de drie Urenco-landen internationaal groot belang hechten aan in alle opzichten veilig gebruik van kernenergie, en zich inzetten om de risico’s van proliferatie zoveel mogelijk in te perken, indachtig het NPV (non-proliferatie verdrag).

Om de energievoorzieningszekerheid te bevorderen benutte Nederland in 2007 Europese en andere multilaterale kanalen (bijv. het Internationaal Energie Agentschap en het Internationaal Energie Forum, WTO) en de bilaterale betrekkingen (door bilaterale investeringsovereenkomsten af te sluiten en de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland meer bij deze thematiek te betrekken). Nederland heeft een lijst opgesteld met landen die voor onze energievoorziening prioritair zijn. De belangrijkste daarvan zijn Rusland, Kazachstan, Algerije en Saudi-Arabië. Onder meer met deze landen wordt een structurele energiedialoog opgezet. Nederland is tevens betrokken bij de Gulf of Guinea Energy Security Strategy Group (GGESS), een ad-hoc multilateraal initiatief gericht op de veiligheid in de Golf van Guinee. In juli 2007 is een GGESS-bijeenkomst in Nederland georganiseerd met het doel de partijen nader tot elkaar te brengen. Dat is gelukt: de dialoog is weer op gang gebracht en in 2008 wordt in Nigeria een follow-upbijeenkomst georganiseerd.

Nederland streeft ernaar de bilaterale betrekkingen met de belangrijkste energieproducerende landen te intensiveren. Zo is de Nederlandse regering betrokken bij het faciliteren van de betrekkingen tussen bedrijven uit de Nederlandse energiesector en bedrijven uit producentenlanden. De Nederlandse regering heeft Gasunie ondersteund bij de onderhandelingen over participatie in de Nord Stream-pijpleiding, waarover tijdens het bezoek van MP Balkenende aan Rusland in november 2007 een akkoord is getekend tussen Gasunie en Gazprom.

Het EU-beleid inzake energie, klimaat en duurzaamheid komt aan de orde bij doelstelling 8.

EU-ontwikkelingsbeleid

De centrale doelstelling van het EU-beleid voor ontwikkelingssamenwerking is, evenals het Nederlandse beleid, de duurzame vermindering van armoede. De EU stelt zich sinds 2005 op het standpunt dat onder meer het bereiken van de Millennium Development Goals (MDG’s) daarbij het voornaamste doel is (het gehele EU-ontwikkelingskader is gebaseerd op het halen van de MDG’s). De EU wil voorts de duurzame integratie in de wereldeconomie van landen bevorderen. Ook het bevorderen van rechtstaat en democratie staat centraal. De EU heeft met de Gedragscode voor werkverdeling en complementariteit van mei 2007 handen en voeten gegeven aan de eigen implementatie van harmonisatie en «alignment» (het aansluiten bij beleid en procedures van ontwikkelingslanden zelf). De hulp van de commissie is nu gebundeld in het Instrument voor Ontwikkelingshulp en het Europese Ontwikkelingsfonds. Er is meer en meer sprake van gemeenschappelijke programmering tussen de Commissie en de lidstaten, zowel in het veld als in Brussel.

Nederland heeft er aan bijgedragen dat het belang van beleidscoherentie voor ontwikkeling op de Brusselse agenda staat. Door een rollend werkprogramma wordt invulling gegeven aan concrete coherentiedossiers, bijvoorbeeld op het gebied van handel. Hierbij spelen de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met ontwikkelingslanden een belangrijke rol. Daarnaast gaat het om coherentie op het gebied van veiligheid (o.a. fragiele staten), migratie, klimaat, energie, landbouw en visserij.

De dialoog tussen de EU en Afrika is in 2007 versterkt. Dit is mede te danken aan de EU-Afrikatop die op 8 en 9 december 2007 in Lissabon werd gehouden. Daar kon een open dialoog op het allerhoogste niveau plaatsvinden. Onder andere door Nederland is daar in aanwezigheid van de Zimbabwaanse president Mugabe kritiek gegeven op de slechte mensenrechtensituatie in Zimbabwe. Ook is in Lissabon de EU-Afrikastrategie aangenomen. Hierin is vastgelegd dat de EU en Afrika door acht partnerschappen (o.a. vrede en veiligheid, mensenrechten, energie en klimaatverandering) intensiever met elkaar samenwerken. Verder is afgesproken dat de Europese en Afrikaanse ministeriële trojka’s (twee keer per jaar) en de Commissies van de EU en de Afrikaanse Unie (eens per jaar) bij elkaar komen om de versterkte dialoog in stand te houden en de uitvoering van de EU-Afrika-strategie te bevorderen. Los van de EU-Afrikastrategie zijn door de EU richtlijnen aangenomen om de politieke dialoog tussen de EU en Afrikaanse landen in sub-Sahara Afrika beter te structureren.

EU-veiligheidsbeleid

Alle lidstaten zijn het erover eens dat een gezamenlijke aanpak en een intensieve samenwerking op veiligheidsgebied nodig zijn. In 2007 zijn concrete resultaten geboekt bij terrorismebestrijding en drugs- en mensenhandel. Zo is het Maritime Analysis and Operation Center Narcotics (MAOC-N) opgericht: zeven lidstaten, waaronder Nederland, werken binnen deze in Lissabon opgerichte organisatie samen teneinde drugsstromen vanuit Zuid-Amerika richting West-Afrika en Europa tegen te houden.Ook is de praktische en operationele politie- en justitiesamenwerking tussen de lidstaten en met Europol, Eurojust en Frontex verder uitgebouwd en verdiept. Zo kunnen politiebestanden binnen de EU aan elkaar worden gekoppeld en zijn afspraken gemaakt over de samenstelling van een pool (mensen en materieel) die kan worden ingezet bij migratiecrises in de zuidelijke lidstaten (van de Canarische Eilanden tot Griekenland).

Bilaterale samenwerking met EU-lidstaten

In de EU van 27 lidstaten wordt de uiteindelijke besluitvorming in toenemende mate omgeven door allerlei contacten buiten de vergaderzalen. Door een sterke bilaterale inzet, onder meer door coalitievorming met andere lidstaten, heeft Nederland zijn positie duidelijk overgebracht. Zo heeft Nederland in de aanloop naar het Verdrag van Lissabon met veel Europese hoofdsteden op diverse Europese dossiers bilateraal onderhandeld.

Ook in het afgelopen jaar is intensief bilateraal overleg gehouden, bijvoorbeeld door talrijke bezoeken over en weer van en aan Europese ministers. Eveneens vond uitwisseling plaats van ambtelijke expertise en werd financieel bijgedragen aan projecten gericht op de intensivering van de bilaterale betrekkingen met een aantal landen. Zo zijn diverse conferenties, seminars en workshops georganiseerd dan wel voorbereid voor begin 2008, met name met de landen Duitsland, Frankrijk, België, het VK, Spanje, Italië en Polen. Voorbeelden zijn o.a. een seminar over euthanasie met Italië, een «Apeldoorn»-conferentie met het VK over het veiligstellen van een duurzame toekomst, een Ronde Tafel Conferentie met Frankrijk over klimaat en energie en een bijeenkomst met 50 jonge talenten uit Nederland en Frankrijk over duurzaam ondernemen. Verder zijn Matra-middelen aangewend voor partnerschappen met nieuwe EU-lidstaten en zijn grensoverschrijdende activiteiten met Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen georganiseerd.

Doelstelling 2:

Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast.

Europa heeft duidelijke voorwaarden waaraan landen moeten voldoen willen ze lid kunnen worden van de Unie: de Kopenhagen-criteria. De Europese Unie moet deze eigen criteria voor toetreding van nieuwe landen serieus nemen. Dankzij Nederlandse inzet zijn de (strikte) criteria voor toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU nu opgenomen in het Verdrag van Lissabon en wordt de Unie alleen uitgebreid met landen die er echt klaar voor zijn.

In december 2006 heeft de EU goede afspraken gemaakt over hoe in de toekomst wordt omgegaan met verdere uitbreiding. Dankzij Nederlandse inzet zijn de (strikte) criteria voor toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU voor het eerst rechtstreeks in een verdrag opgenomen (in het Verdrag van Lissabon, december 2007). Voor de huidige kandidaat-lidstaten geldt dat een toetredingsdatum pas wordt genoemd op het moment dat aan alleKopenhagen-criteria is voldaan. Wie lid wil worden, moet van tevoren onomstotelijk duidelijk maken volledig achter Europese normen en waarden te staan, anders kan toetreding niet aan de orde zijn. Ook de economische Kopenhagen-criteria en de onderhandelingen over de overname van het acquis door de kandidaat-lidstaten spelen een belangrijke rol. Een proces van toetredingsonderhandelingen is gestart met Kroatië en Turkije.

De Nederlandse aandacht gaat bij de toetredingsonderhandelingen vooral uit naar de politieke criteria: democratie, rechtsstaat, mensenrechten, rechten van minderheden, corruptie en bestrijding van georganiseerde misdaad. Bij twee al toegetreden landen Roemenië en Bulgarije werd ook in 2007 via een monitoringssysteem nauwgezet oog gehouden op de noodzakelijke voortgang bij onderwerpen als bijvoorbeeld corruptiebestrijding. In december 2006 besloot de EU de onderhandelingen met Turkije op een aantal hoofdstukken niet te openen, omdat Turkije het zgn. Ankara-protocol (douane-unie met 10 nieuwe lidstaten) niet had geïmplementeerd. Deze situatie bleef in 2007 onveranderd.

Nederland heeft in 2007 duidelijk gemaakt dat het de parafering van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO) met Servië door de Commissie betreurt, aangezien er geen sprake is van volledige samenwerking van Belgrado met het Joegoslavië-tribunaal (ICTY). Nederland zal geen SAO ondertekenen zolang Servië niet volledig samenwerkt met het ICTY.

Doelstelling 3:

Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten.

Voor bijdragen aan oplossingen voor de conflicten in het Midden-Oosten moet idealisme gekoppeld worden aan realisme. Het realisme houdt in dat Nederland oog heeft voor onze positie en de per definitie beperkte mogelijkheden in verhouding met andere spelers. Desalniettemin kan Nederland een constructieve, degelijke bijdrage leveren. Geen betweterige speeches houden aan de zijlijn, maar serieus werk maken van analyse, bijdragen aan oplossingen bezien, bilaterale en multilaterale partners identificeren en uiteindelijk vooral met geduld en verstand stug blijven werken. Daarbij is er niet alleen aandacht voor grote, internationale gebeurtenissen als de conferentie in Annapolis, maar evenzeer voor meer specifieke zaken, zoals het versterken van Iraakse veiligheidsinstanties.

Israëlisch-Palestijns conflict

Eén van de belangrijkste uitdagingen in het Midden-Oosten is het zoeken naar een duurzame en rechtvaardige oplossing voor het slepende conflict tussen Israël en de Palestijnen. Nederland heeft zich, zowel in bilateraal als in EU-verband, sterk gemaakt voor effectieve steun aan het opgeleefde Midden-Oosten vredesproces en terzake nauw contact onderhouden met de belangrijkste regionale spelers. De minister van Buitenlandse Zaken bracht in dat kader in juni 2007 een bezoek aan Egypte, Israël en de Palestijnse Gebieden.

De aandacht ging daarbij onder meer uit naar bevordering van samenwerking en dialoog tussen Israëliërs en Palestijnen. Daaraan werd onder meer bijgedragen door financiering van een bloemenproject in Gaza waarin Palestijnse bloemenkwekers en Israëlische exporteurs samenwerkten. Mede door intensieve bemiddeling van de minister van Buitenlandse Zaken werd openstelling van de grens voor export van bloemen uit Gaza bewerkstelligd. De regering steunde tevens een vertrouwelijk project waarin een klein team van goed ingevoerde Israëliërs en Palestijnen voorstellen ontwikkelde ter ondersteuning van de Israëlisch-Palestijnse besprekingen.

Op 27 november 2007 vond op initiatief van de Amerikaanse regering een Midden-Oosten conferentie plaats in Annapolis. Namens de Nederlandse regering nam de staatssecretaris voor Europese Zaken hieraan deel. Resultaat van deze bijeenkomst was een door de Israëlische en de Palestijnse regering overeengekomen «joint understanding» over vredesonderhandelingen die vóór eind 2008 tot een akkoord zouden moeten leiden.

Tijdens de daaropvolgende succesvolle donorconferentie voor de Palestijnse Gebieden die in december van 2007 in Parijs plaatsvond, heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking een extra bijdrage van EUR 10 miljoen toegezegd om de Palestijnse Autoriteit te steunen in de uitvoering van het Palestinian Reform and Development Plan. Deze bijdrage is een aanvulling op het reguliere hulpprogramma voor de Palestijnse Gebieden waarin steun voor economische opbouw en opbouw van de Palestijnse instituties prioriteit hebben. Daarbij is gewezen op de noodzaak grensbelemmeringen zoveel mogelijk te verkleinen, zodat de economische perspectieven vergroot worden. Dit laatste kreeg onder meer vorm door een bijdrage aan de Europees Veiligheids en Defensie Beleid-missie (EVDB) ter ondersteuning van de Palestijnse politie, de EU-monitoringsmissie bij de grensovergang Rafah en projecten ter ondersteuning van de veiligheidssector en de rechterlijke macht.

Ter bevordering van het Annapolis-proces achtte de regering naast de genoemde substantiële bijdrage aan de Palestijnse (weder)opbouw ook een politieke bijdrage richting Israël van groot belang. Nederland heeft zich daarom in EU-kader sterk gemaakt voor verbreding en verdieping van de samenwerking tussen Israël en de EU op politiek, economisch en technologisch gebied. Gesprekken tussen de EU en met Israël zijn in 2007 in gang gezet.

Helaas vond de hervatting van vredesonderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen gelijktijdig plaats met een ernstige verslechtering van de humanitaire situatie in de Gazastrook na de machtsovername door Hamas. De resultaten uit 2007 zijn derhalve geen afgerond geheel, maar vormen deel van onderling samenhangende uitdagingen voor het komende jaar met betrekking tot Israëlisch-Palestijns conflict, zoals het bewaken en bevorderen van het proces dat met Annapolis in gang is gezet.

Irak

Ook in 2007 ging veel aandacht uit naar de situatie in Irak. Nederland heeft zich bilateraal, maar met name ook in EU-verband, ingespannen om een bijdrage te leveren aan het herstel van veiligheid en stabiliteit. De Iraakse regering is gesteund met hulp bij de wederopbouw en met het verstrekken van humanitaire hulp aan vluchtelingen en intern ontheemden. Daarnaast is er via diplomatieke kanalen bij de Iraakse regering op aangedrongen om vooruitgang te boeken in het politieke proces en de nationale verzoening te bevorderen. Daarbij is ook nadrukkelijk aandacht besteed aan de mensenrechtensituatie, waaronder de positie van etnische en religieuze minderheden. Gedurende het jaar leverde Nederland bovendien een zevental marechaussees aan de NAVO-trainingsmissie ter versterking van de Iraakse veiligheidsinstanties (NMT-I). In Benelux-verband werden twee succesvolle trainingen georganiseerd voor politie en rechters uit Irak.

Libanon

Het jaar 2007 heeft in Libanon in het teken gestaan van de politieke impasse om te komen tot een acceptabele machtsverdeling in een nieuw te vormen kabinet. Nederland heeft de internationale bemiddelingspogingen gesteund om de politieke crisis te beëindigen, alhoewel concrete resultaten bemoeilijkt werden door een onvoldoende constructieve opstelling van de regionale grootmachten. In lijn met VN resoluties 1559 en 1701 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de internationale inspanningen om de Libanese strijdkrachten op termijn in staat te stellen de veiligheidstaken over te nemen die nu door de VN-missie UNIFIL worden uitgeoefend. Zo heeft Nederland een SSR-project (Security Sector Reform) uitgewerkt waarin een bijdrage wordt verleend aan het versterken van de logistieke capaciteit van het Libanese leger. Ook nam Nederland gedurende het jaar met een fregat deel aan het maritieme deel van UNIFIL. Op verzoek van de onafhankelijke VN-commissie in Libanon (UNIIIC) heeft Nederland forensische expertise beschikbaar gesteld om te assisteren in het onderzoek naar de reeks van onopgeloste bomaanslagen. Hiermee wil Nederland bijdragen aan de pogingen om het aangetaste vertrouwen van de Libanese burgers in de rechtstaat te herstellen.

Op 30 mei 2007 aanvaardde de VN-Veiligheidsraad resolutie 1757 betreffende de oprichting het Speciaal Tribunaal voor Libanon (STL). Het tribunaal is opgericht om de daders te berechten van de aanslag op de voormalige Libanese premier Rafik Hariri op 14 februari 2005. Het tribunaal heeft tevens rechtsmacht om personen te berechten die betrokken zijn geweest bij andere aanslagen in Libanon, voor zover er een verband bestaat met de aanslag op Hariri. Nederland reageerde positief op het verzoek van de VN om het STL in Nederland te vestigen. Met de vestiging van het tribunaal draagt Nederland concreet bij aan de bevordering van de internationale rechtsorde, aan de bestrijding van terrorisme en straffeloosheid, en tevens aan de versterking van de positie van Nederland als vestigingsplaats van internationale organisaties.

Iran

Het nucleaire programma van Iran hield de internationale gemoederen ook in 2007 sterk bezig. Ondanks de aanname van een tweede sanctieresolutie van de VN-Veiligheidsraad in 2007 heeft Iran zijn nucleaire activiteiten in 2007 niet opgeschort of stopgezet. Nederland heeft in 2007 actief invulling gegeven aan het EU-tweesporenbeleid, gericht op strenge naleving van de eisen van de VN-Veiligheidsraad ten aanzien van het nucleaire- en ballistische raketten-programma van Iran enerzijds, en het blijven voeren van de dialoog anderzijds. Zo heeft de minister van Buitenlandse Zaken tijdens bilaterale ontmoetingen aan zijn Iraanse ambtgenoot de Nederlandse zorgen overgebracht over het Iraanse nucleaire programma, evenals de zorgen over de Iraanse opstelling inzake het Midden-Oosten vredesproces, terrorisme en de mensenrechten. Deze onderwerpen kwamen eveneens aan bod tijdens het bezoek van de hoogste politiek adviseur van de minister van Buitenlandse Zaken aan Iran. Een Nederlands vertegenwoordiger heeft en marge van dit bezoek kunnen spreken met Abdullah Al Mansouri die in Iran gevangen zit op beschuldiging van terroristische activiteiten. Al Mansouri heeft zowel de Nederlandse als Iraanse nationaliteit. De Nederlandse regering wil er van verzekerd zijn dat Abdullah Al Mansouri een eerlijk proces krijgt en heeft Iran dringend verzocht de eerdere toezegging na te komen dat een officiële Nederlandse vertegenwoordiger aanwezig kan zijn bij de verdere rechtsgang. De regering besteedde in 2007 bijzondere aandacht aan de bevordering van mediapluriformiteit in Iran, als uitvoering van de motie Van Baalen-Karimi.

Doelstelling 4:

Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.

De krijgsmacht is niet langer alleen voor de verdediging van onze landsgrenzen. Juist in de context van globalisering kunnen conflicten die zich ver buiten onze grenzen afspelen, toch consequenties hebben voor onze eigen veiligheid. De afweging of en waar de regering Nederlandse militairen inzet, maakt daarom deel uit van de kern van het buitenlands beleid. In het geval van crisisbeheersingsoperaties is het ook een uiting van het Nederlandse streven de internationale rechtsorde te bevorderen, zoals verankerd in artikel 90 van de Grondwet. Onze aanwezigheid in Afghanistan is daarvan een voorbeeld. Niet alleen levert het een bijdrage aan veiligheid van de Afghanen en onze nationale veiligheid, maar ook aan het herstel van de mensenrechtensituatie na het Taliban-regime en aan de condities waarin duurzame ontwikkeling mogelijk gemaakt kan worden.

Het streven naar een expeditionaire krijgsmacht die toegerust is op crisisbeheersingstaken is in 2007 verder vormgegeven met het verschijnen van de notitie «Wereldwijd Dienstbaar». Deze nota van het ministerie van Defensie is, in lijn met het streven naar een geïntegreerd buitenlands-, veiligheids- en ontwikkelingsbeleid, tot stand gekomen in nauw overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Nederlandse bijdrage aan crisisbeheersingsoperaties/Afghanistan

Ook in 2007 droeg Nederland bij aan crisisbeheersingsoperaties en wederopbouw, met de missie in Uruzgan als speerpunt. De Nederlandse betrokkenheid bij Afghanistan werd in 2007 nogmaals bevestigd toen de regering op 30 november het besluit nam een nieuwe bijdrage te leveren aan de International Security Assistance Force-operatie in Uruzgan. Dit besluit kwam tot stand in goed overleg met de NAVO-partners en overige partnerlanden, waarmee gedurende het jaar nauwe contacten werden onderhouden. Het debat in de Kamer op 19 december liet ruime steun zien voor het besluit.

De voortzetting van de Nederlandse betrokkenheid is gebaseerd op een aantal hoofdredenen die ook de inzet in 2007 kenmerkten, waaronder het versterken van de mensenrechtensituatie, het bestrijden van armoede en het verbeteren van de veiligheid. Afghanistan mag niet meer terugglijden naar een situatie als onder de Taliban, waar mensenrechten met de voeten werden getreden. In combinatie met grote armoede en een gebrek aan toekomstperspectief bood dit een voedingsbodem voor extremisme en verwerd Afghanistan onder de Taliban tot een veilige haven voor internationale terroristische groeperingen. Een herhaling van die situatie moet voorkomen worden, ook omdat daarmee de Nederlandse veiligheid in het geding is. In de huidige, geglobaliseerde wereld is de nationale veiligheid niet meer beperkt tot het eigen grondgebied.

Nederland staat niet alleen in Afghanistan. In 2007 participeerden 37 000 troepen van alle 26 NAVO-lidstaten en van 15 niet-NAVO-lidstaten binnen ISAF. De strategie en doelstellingen van de Internationale Gemeenschap zijn vastgelegd in VN-veiligheidsresoluties, het Afghanistan Compact, het ISAF-operatieplan, en de eigen Nederlandse uitwerkingen daarvan. Het zijn geen statische documenten, maar documenten die ontwikkeld en aangepast worden naar aanleiding van de voortschrijdende «situational awareness». Nederland stond in 2007 in voortdurend contact met bondgenoten, de NAVO, de VN, de EU, de Afghaanse regering en NGO’s om de plannen voor Afghanistan te bespreken en, waar nodig, aan te passen. Hiervoor werden speciale bijeenkomsten belegd, waaronder een ontmoeting tussen ministers van Buitenlandse Zaken van de landen in het ISAF «Regional Command-South» en marge van de jaarvergadering van de Verenigde Naties. Daarnaast werd in 2007, mede door Nederlandse inspanning, de aanzet gegeven voor een bijgesteld politiek-militair plan van de NAVO. Naar verwachting wordt dit plan in 2008 aangenomen tijdens de NAVO-top in Boekarest. Ook heeft Nederland zich actief ingespannen voor een Europese assistentiemissie voor de Afghaanse politie, EUPOL, die in 2007 van start ging. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft zich ingezet voor verdere donorcoördinatie ten bate van de ontwikkelingssamenwerking met Afghanistan.

Ook in Uruzgan staat Nederland niet alleen. De samenwerking met partner Australië verliep goed en wordt steeds hechter. Mede door inspanningen van Nederland en de NAVO hebben in 2007 Frankrijk, Slowakije, Tsjechië en Hongarije toegezegd een bijdrage aan de nieuwe missie te zullen leveren.

Nederlandse bijdragen aan crisisbeheeringsoperaties/ overig

Naast de verrichtingen in Afghanistan leverde Nederland in 2007 onder andere bijdragen aan de maritieme component van de VN-missie in Libanon (UNIFIL) en de VN-missie in Sudan (UNMIS). Ook werd dit jaar onderzoek gedaan naar de wenselijkheid en de mogelijkheid om een verdere bijdrage aan crisisbeheersingsoperaties in Afrika te leveren. Tevens werd de stationering van een Nederlandse militair en politiefunctionaris bij het Burundese ministerie van Defensie, respectievelijk politie, voortgezet, evenals de deelname van enkele Nederlanders bij de Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheids Beleid-operaties (GBVB) in de Democratische Republiek Congo (EUSEC en EUPOL).

kst-31444-V-1-1.gif

Het versterken van multilaterale samenwerking bij crisisbeheersingsoperaties heeft in 2007 een verdere impuls gekregen, alhoewel dit onderwerp ook de komende jaren nog prominent op de agenda zal blijven staan. Bij de Europese Unie is de «Civilian Planning Conduct Capability» opgericht, die moet leiden tot betere voorbereiding en aansturing van civiele EVDB-missies. Ook kan Nederland terugkijken op een succesvol voorzitterschap van de European Gendarmerie Force. In de NAVO lag de nadruk op implementatie van de besluiten van de top in Riga en voorbereiding van de top in Boekarest in 2008, waarbij Nederland consistent aandacht vroeg voor verbeterde samenwerking met andere internationale organisaties als de VN en de EU. Op het multilaterale toneel van de wapenbeheersing, non-proliferatie en ontwapening wordt Nederland gezien als relevante speler, waarbij ons land veelvuldig wordt benaderd voor consultatie. Er is sprake van enig nieuw elan op dat gebied. Zo heeft Nederland in 2007 een impuls gegeven aan het overleg tussen NAVO-lidstaten op het gebied van non-proliferatie. Ook nam Nederland actief deel aan onderhandelingen om die clusterwapens te verbieden die onaanvaardbaar humanitair leed veroorzaken, en droeg Nederland bij aan pogingen een wereldwijd wapenhandelsverdrag te bewerkstelligen. Door de complexiteit van deze dossiers en de veelheid aan multilaterale belangen bij de onderhandelingen zijn tastbare resultaten pas over enige tijd te verwachten.

Stabiliteitsfonds

Vanzelfsprekend moeten landen uiteindelijk zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun veiligheid. Onder andere met inzet van het Stabiliteitsfonds ondersteunt Nederland in verschillende landen de opbouw en versterking van het veiligheidsapparaat («Security Sector Reform»). Het stabiliteitsfonds draagt ook bij aan het bereiken van doelstelling 5, met name waar het gaat om uitvoering van geïntegreerd beleid. Er werden in 2007 bijna 80 projecten gefinancierd door het Stabiliteitsfonds, voor ongeveer EUR 100 miljoen Zo werd de Afghaanse politie ondersteund met een bijdrage van ruim EUR 10 miljoen aan het «Law and Order Trustfund Afghanistan». Voor de Democratische Republiek Congo werd ruim EUR 32 miljoen gecommitteerd voor de uitvoering van een stabiliteitsplan voor Oost-DRC (o.a. Kivu) en versterking van de veiligheid van burgers in de DRC door het trainen van militairen, aanleg van goede trainingsfaciliteiten en hervormingen van het militair-juridisch systeem.

Ook werd afgelopen jaar een evaluatie van het Stabiliteitsfonds uitgevoerd, met overwegend positieve bevindingen. Naar aanleiding van de evaluatie is een aantal maatregelen genomen om een snelle en flexibele inzet en een strategische inzet van het fonds verder te bevorderen. Zo zijn de procedures gestroomlijnd, is voor ambassades in prioritaire landen de mogelijkheid gecreëerd te beschikken over gedelegeerde middelen voor snelle financiering van relatief kleine activiteiten, en kunnen maatschappelijke organisaties onder bepaalde voorwaarden financiering uit het fonds ontvangen.

Ook buiten het Stabiliteitsfonds werd in 2007 ruim aandacht gegeven aan SSR. Zo werd het door Nederland geïnitieerde «Handbook on SSR» door de OESO/DAC High Level Meeting goedgekeurd waarna het in verschillende internationale fora werd gepresenteerd, zoals VN, EU en NAVO. Het Handbook wordt internationaal reeds aangemerkt als standaardwerk op dit terrein. Organisaties als de VN en de EU hebben hun SSR-beleid inmiddels gebaseerd op de beginselen uit het Handbook. Om ervoor te zorgen dat ook «het veld» op de hoogte is, werd begonnen met een serie in country consultations voor uitvoerders van SSR, ondermeer in Burundi, DRC en de Centraal Afrikaanse Republiek. Nederland is als voorzitter van het OESO/DAC Task Team on SSR sturend in al deze activiteiten. Om ook in Nederland de principes van geïntegreerd beleid voor veiligheid en ontwikkeling te vertalen naar de praktijk werd in oktober een succesvolle interdepartementale conferentie georganiseerd over een regeringsbrede aanpak van SSR.

Voorbeelden van activiteiten gefinancierd uit het stabiliteitsfonds:

Landspecifieke bijdragen

AfghanistanLaw and Order Trust Fund for Afghanistan (LOTFA fase IV) ten behoeve van politie in Uruzgan.
IrakHet verzorgen van cursussen ten behoeve van Irakese functionarissen van de politieke, rechterlijke macht en het gevangeniswezen.
ColombiaSteun aan de Organisation of American States (OAS) missie gericht op ondersteuning van het vredesproces in Colombia middels monitoring en verificatie van de demobilisatie en reïntegratie van ex strijders.
AfrikaTrainingen van Afrikaanse peacekeepers van de African Standby Force via het Amerikaanse African Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA) programma.
Democratic Republic of Congo (DRC)– UNDP –MONUC (Mission de l’ONU en République démocratique du Congo) programma voor versterking van de veiligheid van burgers in de DRC door training militairen, opvang van hun families, aanleg trainingsfaciliteiten en hervormingen van het militair- juridisch systeem.– Stabiliteitsplan Oostelijke DRC: vooral rehabilitatie van barakken, gevangenissen en infrastructuur.
Zuid AfrikaTwee projecten van de Zuid- Afrikaanse overheid om het vredesproces van Burundi te ondersteunen.
  
Bijdragen aan Internationale organisaties
UNDPActiviteiten in de eerste fase van wederopbouw en ondersteuning van wederopbouwactiviteiten in landen waar geen Multi Donor Trust Fund (MDTF) is opgezet
WereldbankRegionale en wereldwijde activiteiten die door de Wereldbank (WB) worden uitgevoerd of die door de WB worden beheerd.
  
Bijdragen voor ontmijning
VN/UNMASOntmijningin Afghanistan en wereldwijd via United Nations Mine Action Service (UNMAS)
Halo TrustGeoormerkte bijdrage voor ontmijningsoperaties tussen 2004 en 2007 in Afghanistan, Angola, Azerbeidjaan, Georgië, Cambodja, Mozambique en Somalië.

Doelstelling 5: Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten.

Internationale vraagstukken, vooral op het gebied van crisisbeheersing, vragen om de inzet van een gevarieerd instrumentarium. Nederland hanteert daarbij de zogenaamde 3D benadering: integratie van diplomatie, defensie en ontwikkeling (development). Het waarborgen van vrede en stabiliteit gaat hand in hand met het verbeteren van sociale en economische perspectieven. De inzet werpt vruchten af en de verdere integratie van veiligheids- en ontwikkelingsbeleid is als één van de vier speerpunten benoemd in de beleidsbrief «Een Zaak van Iedereen».

In 2007 is op drie niveaus gewerkt aan verdere integratie van veiligheids- en ontwikkelingsbeleid: (1) flexibilisering en stroomlijning van samenwerking binnen het ministerie, interdepartementaal en met niet-gouvernementele actoren; (2) verbeterde samenwerking tussen VN, EU, NAVO en OVSE, vooral in de operatiegebieden en (3) de uitvoering van het beleid, door inzet van financiële instrumenten (zoals het Stabiliteitsfonds; zie ook doelstelling 4), maar ook door uitzending van meer Nederlandse civiele specialisten, ook van departementen als BZK en Justitie.

Inter- en intra-departementale samenwerking

Wat betreft het eerste niveau is in 2007 de nadruk gelegd op betere interdepartementale samenwerking, vooral bij de voorbereiding en de uitvoering van operaties en bij de vormgeving en uitvoering van Security Sector Reform-beleid. Zo nam het ministerie van Landbouw in februari deel aan een expertmissie naar Afghanistan om de mogelijkheden voor alternatieve bestaanswijzen voor papaverboeren in Uruzgan te onderzoeken. De ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie zijn nauw betrokken bij de voorbereidingen op de EVDB-missie in Kosovo. Een OS-bewustwordingscursus is in de loop van 2007 onderdeel geworden van de opleidingscyclus voor militairen die deel gaan uitmaken van het Provincial Reconstruction Team (PRT) Uruzgan. Wat betreft de intradepartementale integratie van veiligheids- en OS-beleid is op basis van «Een Zaak van Iedereen» een strategie geïnitieerd voor vredesopbouw en ontwikkeling in fragiele samenlevingen. Bovendien werden voorbereidingen getroffen voor de oprichting van een eenheid die binnen het departement zal worden belast met de coördinatie en uitvoering van die strategie. De eenheid zal in 2008 van start gaan. In de brief werd verder aangekondigd dat er in de komende jaren additionele middelen voor fragiele staten beschikbaar zullen komen (EUR 15 miljoen in 2008, EUR 25 miljoen in 2009, EUR 35 miljoen in 2010).

Samenwerking tussen internationale organisaties

Verbeterde samenwerking in het veld tussen internationale organisaties als VN, EU en NAVO was ook in 2007 een belangrijk punt van aandacht. Daarbij blijkt de ISAF-operatie in Afghanistan steeds vaker een motor voor aanpak van dergelijke bredere transformatie-onderwerpen, zoals de veelvuldige bespreking van de door Nederland gepropageerde «comprehensive approach», en het zoeken naar versterking van de capaciteiten op dat vlak. In Europese context werd en marge van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) in november voor het eerst een gemeenschappelijke vergadering georganiseerd van de ministers van Defensie en Ontwikkelingssamenwerking. In januari organiseerde Nederland een geslaagd internationaal «high level» seminar in Rotterdam over geïntegreerd beleid. Een voorbeeld van samenwerking met andere donoren in het veld is Zuid Sudan, waar Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Noorwegen en Canada gezamenlijk werken aan wederopbouw via een Joint Donor Team.

Uitvoering van geïntegreerd beleid

Wat betreft de uitvoering van geïntegreerd beleid was de missie in Afghanistan in 2007 het voornaamste voorbeeld. Op politiek vlak was er zeer regelmatig dialoog met president Karzai en zijn ministers over mensenrechten, de democratische ontwikkeling en de rechterlijke macht. Met name op het gebied van persvrijheid in relatie tot de nieuwe mediawet en inzake het moratorium op de doodstraf en het tegengaan van straffeloosheid werd er door Nederland intensief geïntervenieerd. Ook de ontplooiing van een Afghaanse legerbrigade in Uruzgan en de uitrol van nationale ontwikkelingsprogramma’s in Uruzgan vloeien voort uit deze dialoog. Ook was er sprake van intensief contact met de provinciale autoriteiten van Uruzgan. Voor wat betreft ontwikkelingsgerelateerde activiteiten zijn in 2007 steeds meer NGO’s en IO’s bereid gevonden voor het oppakken van activiteiten in Uruzgan. Zo werd onder andere subsidie verstrekt voor een saffraanproject van een Nederlands bedrijf voor het verstrekken van alternatieve bestaanswijzen voor papaverboeren. Aan de Duitse ontwikkelingsorganisatie GTZ is subsidie verleend om in Uruzgan een ontwikkelingsprogramma te gaan uitvoeren voor EUR 34 miljoen voor drie jaar. Nederland ondersteunde ook kleinere programma’s, die sneller voor de bevolking zichtbare resultaten opleveren. Het gaat hierbij om meer dan 300 activiteiten die verspreid over de provincie worden uitgevoerd, zoals het verbeteren van landwegen, irrigatiekanalen en watertoevoer. Momenteel zijn daarbij in totaal zo’n 23 000 gezinnen of 160 000 mensen betrokken; naar schatting de helft van de bevolking van de provincie.

Ook werd het aantal ontwikkelingsadviseurs in Uruzgan uitgebreid. Sinds mei 2007 is een Civiel Vertegenwoordiger toegevoegd aan de staf van het PRT. Deze zogenaamde CivRep zorgt onder meer voor optimale afstemming tussen civiele en militaire activiteiten. Voor wat betreft de uitrol van nationale programma’s naar Uruzgan zijn de meest aansprekende voorbeelden daarvan de uitvoering van het onderwijsprogramma Education Quality Improvement Programme (EQUIP) en het gezondheidsvoorzieningenprogramma Basic Package of Health Services. Door substantiële Nederlandse bijdragen aan deze programma’s is het aantal scholen in Uruzgan inmiddels bijna verdubbeld (van 25 naar 43) en heeft nagenoeg de hele bevolking inmiddels toegang tot enige vorm van gezondheidsvoorziening.

Ook in Afrika begint het geïntegreerde beleid steeds meer vorm te krijgen. Een goed voorbeeld hiervan is het programma in Burundi. Ter ondersteuning van de nieuw gekozen regering zet Nederland, zoveel mogelijk samen met andere donoren, in op alle drie dimensies van het wederopbouwproces: politieke transitie en opbouw van de staat, sociaal-economische wederopbouw, en verbetering van de veiligheid. Wat betreft de veiligheid leverde Nederland veiligheidsadviseurs voor het leger, de politie en de geïntegreerde VN-missie in Burundi. Samen met de Burundese regering wordt gewerkt aan de hervorming van de veiligheidssector en worden activiteiten in dat verband financieel ondersteund. Zo zijn kazernes en trainingsfaciliteiten gebouwd. Een ander voorbeeld is de Democratische Republiek Congo. Daar staat de samenwerking met name in het kader van het verbeteren van de stabiliteit, waarbij Nederland een belangrijke donor is van in VN-verband uitgevoerde activiteiten. Tegelijkertijd is hard gewerkt aan het op gang brengen van een constructieve dialoog met de regering Kabila met als doel afspraken te kunnen maken over (steun aan) duurzame wederopbouw.

Verder werd in 2007 speciale aandacht besteed aan de problematiek van de kleine wapens. In februari 2007 verscheen de beleidsnotitie «Kleine en Lichte Wapens» waarin het thema «gewapend geweld en ontwikkeling» centraal staat. Nederland heeft in de uitvoering van dit beleid tijdens het afgelopen jaar een actieve rol gespeeld als lid van de kerngroep van de Geneva Declaration on Armed Violence and Development. Daarnaast is sterk de nadruk gelegd op bilaterale steun aan landen die de capaciteit missen om de internationaal of regionaal gemaakte afspraken te implementeren. Zo zijn er in 2007 intensieve consultaties geweest met Uganda en Burundi om die landen structureel te steunen in hun plannen om de kleine wapensproblematiek te integreren in hun bredere ontwikkelingsstrategieën.

Doelstelling 6:

Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij».

In het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» krijgt ontwikkelingssamenwerking een specifieke plaats met het expliciete streven naar duurzame economische ontwikkeling, armoedebestrijding en het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij». Dit beleidsverslag gaat in op resultaten van beleid in uitvoering én de eerste resultaten van in 2007 gemaakte beleidskeuzes, in het bijzonder de beleidsintensiveringen ten aanzien van «groei en verdeling», «gender en seksuele en reproductieve gezondheid» (beide doelstelling 6), «veiligheid en ontwikkeling» (doelstelling 5) en «klimaat, duurzaamheid en energie» (doelstelling 8). Deze beleidsprioriteiten zijn verwoord in de beleidsnota «Een zaak van iedereen», die in oktober 2007 aan de Kamer werd aangeboden.

Project 2015 «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij» en de Akkoorden van Schokland

In de eerste honderd dagen na het aantreden van het kabinet heeft er een intensieve dialoog plaatsgevonden met actoren in de Nederlandse samenleving en daarbuiten over de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s):

In 2015...

MDG1 zijn extreme armoede en honger uitgebannen

MDG2 gaan alle jongens en meisjes naar school

MDG3 hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten

MDG4 is kindersterfte sterk afgenomen

MDG5 sterven er minder vrouwen door zwangerschap

MDG6 is de verspreiding van ziektes als aids en malaria gestopt

MDG7 leven meer mensen in een duurzaam leefmilieu

MDG 8 is er meer eerlijke handel, schuldverlichting en hulp.

Het eerste project uit het Coalitieakkoord, «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij» had tot doel met publieke en private partners in Nederland een strategie te ontwikkelingen en concrete initiatieven te ondernemen om de achterstanden bij het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen te verkleinen.

Op 30 juni 2007, tijdens de publieksmanifestatie «Het Akkoord van Schokland», werden 36 akkoorden getekend. Bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, particulieren en ministers en staatssecretarissen ondertekenden een eigen of een gezamenlijk akkoord en zegden geld toe. Ieder akkoord behelst een concrete afspraak of plan voor hun inzet op één of meerdere MDG’s. De akkoorden waarbij het ministerie betrokken is, hebben na de manifestatie concretere vorm gekregen om voor het merendeel in 2008 tot uitvoering te komen. Het subsidiekader voor het Schoklandfonds is in december 2007 gepubliceerd.

De nota «Een zaak van iedereen» was een verdere uitwerking van de Kabinetsagenda 2015, waarin de Kabinetsbrede inzet op de MDG’s was neergelegd. Aan deze agenda lag de publicatie «Nederlandse ontwikkelingssamenwerking en de Millennium Ontwikkelingsdoelen» ten grondslag. De praktische uitvoering van de Kabinetsagenda 2015 is van start gegaan met de Akkoorden van Schokland. In aansluiting op de nota «Een zaak van iedereen» werd in 2007 ook de Kabinetsvisie op maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de Kamer aangeboden. Tevens werd samen met het ministerie van VWS een nieuwe notitie geschreven over «Sport en Ontwikkeling» die in februari 2008 aan de Kamer is aangeboden. Nederland beoogt de waarde van sport internationaal beter te benutten en op een bescheiden maar katalyserende wijze bij te laten dragen aan armoedebestrijding, welzijn en vredesopbouw in ontwikkelingslanden.

Naast het departementaal jaarverslag rapporteert het ministerie tweejaarlijks over de behaalde resultaten in de partnerlanden in de publicatie «Resultaten in Ontwikkeling». In mei bood de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dit rapport over de periode 2005/2006 aan de Kamer aan.

Intensiveren op Groei en Verdeling

Het bevorderen van een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet discriminerend handels- en financieel systeem werd in 2007 gedomineerd door de onderhandelingen over de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met de landen in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan (de zogenaamde ACS-landen). Nederland heeft voortdurend gewezen op de noodzaak van een duidelijke ontwikkelingsdimensie in de beoogde WTO-conforme akkoorden. Mede door Nederlandse druk heeft de EU de ACS-landen die een EPA aangaan volledig vrije markttoegang geboden vanaf 1 januari 2008, met alleen overgangsperiodes voor suiker en rijst. Ook is het gelukt om de oorsprongregels voor deze landen te versoepelen. Aan hun kant mogen de ACS-landen een belangrijk deel van hun gevoelige sectoren (zoals landbouw) buiten de liberaliseringsafspraken houden.

Omdat de onderhandelingen met de ACS-regio’s zeer moeizaam verliepen heeft Nederland steeds gepleit voor een noodoplossing voor niet-MOL’s (Minst Ontwikkelde Landen); voor deze categorie landen dreigde bij gebrek aan een handelsakkoord een aanzienlijke handelsverslechtering op 1 januari 2008, het moment waarop het Cotonou handelsregime afliep. Door een gezamenlijke inspanning zijn eind 2007 op de valreep met de meeste niet-MOL’s voorlopige (interim) EPA’s afgesloten, waarmee hun toegang tot de EU-markt veilig werd gesteld. De Caraïben sloot als enige regio een volledige EPA met de EU af. De meeste MOL’s zijn tot nu toe echter buiten deze (voorlopige) akkoorden gebleven, ook in situaties waarbij enkele van hun directe buren als niet-MOL wel een voorlopig akkoord afsloten. Met name in Afrikaanse regio’s dreigt het proces van regionale economische integratie daardoor te worden verzwakt. Nederland wil dat dit probleem in het vervolg van de EPA-onderhandelingen wordt aangepakt op basis van de wensen en mogelijkheden van de betrokken landen zelf.

Zie voor MDG 8, doelstellingen 12–15 de tabel in de bijlage bij het beleidsverslag.

Nederland heeft zich actief ingezet voor een spoedige hervatting van de Doha-ronde. Eind 2007 zijn de onderhandelingen, na een opschorting van juli 2006 tot eind 2006, in de eindfase terecht gekomen. De focus ligt voor Nederland nog steeds op landbouw, niet agrarische markttoegang en diensten, maar tot op heden zijn geen doorbraken gerealiseerd als gevolg van onvoldoende flexibiliteit bij de grote WTO-leden. Om problemen die het gevolg zijn van onder andere liberalisering het hoofd te bieden werkt Nederland aan effectieve Aid for Trade programma’s in Europees verband. In 2007 is een gezamenlijke Europese strategie afgesproken. Bij de implementatie van deze strategie op landenniveau staat voor Nederland voorop dat de Europese donoren vraaggestuurd werken en hun activiteiten onderling goed afstemmen.

MDG1, het uitroeien van extreme armoede en honger

Doelstelling 1: Het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2001Tussenstand 2004Doel 2015Categorie
% van de bevolking dat minder dan $ 1 per dag te besteden heeft29,0%23,4%18,0%14,5%Ontwikkelingslanden
Armoedekloof-ratio (omvang x omvang van armoede)19,5%20,5%17,5%9,75%Sub Sahara Afrika

Bron: Global Monitoring Report 2007 (IMF en Wereld Bank).

Zie voor MDG 1, doelstelling 2 de tabel in de bijlage bij het beleidsverslag.

In het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) «Private Sector Ontwikkeling en Armoedebestrijding» wordt terecht gewezen op de relatie tussen economische groei en armoedevermindering en de wijze waarop pro-poor groei bevorderd kan worden. Een gezonde ontwikkeling van de private sector is hierbij cruciaal. Een belangrijke factor hierbij is de kwaliteit van de binnenlandse instituties. Het beleid is licht bijgestuurd en meer gericht op het bevorderen van «inclusieve» economische groei, waarbij ook onderwerpen als (beroeps)onderwijs, gezondheid en rechtzekerheid inclusief aandacht voor «decent work» aandacht verdienen. De betrokkenheid van het bedrijfsleven zal worden vergroot om optimaal gebruik te maken van de kennis en kunde. Een goed voorbeeld van een dergelijk publiek-privaat partnerschap is het Schokland-akkoord Gezondheidsverzekeringsfonds voor Afrika. Dit akkoord richt zich op het ontwikkelen van systemen van ziektekostenverzekeringen in Afrikaanse landen.

Akkoord van Schokland: The Currency Exchange Fund

Ondernemers en publieke nutsbedrijven op het gebied van infrastructuur en water in ontwikkelingslanden zijn vaak aangewezen op leningen in euro’s of dollars. Omdat ze inkomsten ontvangen in lokale valuta zijn ze kwetsbaar voor devaluaties en valutacrises. Met de oprichting van het Schokland-akkoord The Currency Exchange Fund (TCX) biedt FMO, in samenwerking met de Nederlandse overheid en tien medefinanciers, als eerste ter wereld een oplossing voor dit probleem. TCX is het eerste valuta fonds voor ontwikkelingslanden dat de risico’s voor bank, ondernemer en nutsbedrijf zodanig reduceert dat het verstrekken van leningen in lokale valuta een aantrekkelijke optie wordt voor alle betrokkenen.

Voor de bestaande Programma Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties-regeling (ORET) is in 2007 een subsidieplafond vastgesteld, omdat de uitgaven de komende jaren tegen budgettaire grenzen aan dreigden te lopen. De indieningstermijn voor nieuwe aanvragen is daarom ook per 1 augustus 2007 gesloten. Zoals eerder aangekondigd wordt op basis van de beschikbare evaluaties gewerkt aan een nieuwe regeling die de bestaande ORET-regeling zal vervangen. De belangrijkste conclusie van de evaluaties is dat de ORET-projecten in het algemeen goed zijn uitgevoerd, maar dat de projecten minder goed scoren op armoedebestrijding en de relevantie voor het exporterende bedrijfsleven in de vorm van vervolgorders. In het Coalitieakkoord is vastgelegd het instrument ontwikkelingsrelevanter en toegankelijker te maken voor het MKB in Nederland én in ontwikkelingslanden. Dit aangepaste instrument zal toegankelijk blijven voor Nederlandse bedrijven, met name op gebieden waarbij er sprake is van onderscheidende en concurrerende kennis van het Nederlandse bedrijfsleven. Het is de bedoeling een nieuwe regeling in de loop van 2008 te presenteren.

Doelstelling: Een beter ondernemingsklimaat
Indicatoren200420072015Categorie
De tijd die moet worden doorlopen om een bedrijf op te starten65,8 dagen59 dagenAfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om eigendom te registreren99,6 dagen125 dagenAfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om een contract te laten nakomen416 dagen572 dagenAfnameLage inkomenslanden

Bron: Wereldbank 2007; World Development Indicators

In december is de kabinetsvisie «Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen» aan de Kamer aangeboden. Het motto van deze kabinetsvisie is «inspireren, innoveren, integreren». Doel is dat iedere ondernemer maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) in zijn kernactiviteiten integreert. MVO biedt immers kansen: in het buitenland is er bijvoorbeeld grote interesse in Nederlandse expertise op terreinen als waterbeheer en duurzame energie.

Intensiveren op MDG 3: Gelijke rechten voor mannen en vrouwen

Vrouwen spelen een belangrijke rol bij de oplossing van conflicten en bij de wederopbouw van hun land. Zonder hun bijdrage is geen duurzame vrede mogelijk. Samen met vijftien maatschappelijke organisaties – en in aanwezigheid van vier ministers – is op 4 december een Nationaal Actieplan gepresenteerd om de positie van vrouwen in conflictgebieden te verbeteren op grond van VN Veiligheidsraad Resolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid. Het plan omvat acties ter ondersteuning van de rol van vrouwen bij het oplossen van conflicten en bij wederopbouw. Het Nationaal Actieplan biedt meisjes en vrouwen in conflictgebieden daarnaast meer kans op onderwijs en het recht op ontwikkeling.

Een fonds voor activiteiten op het gebied van MDG 3

In 2007 is overeenstemming bereikt over de oprichting en invulling van een nieuw MDG 3 fonds op basis van een Schoklandakkoord. (Vrouwen)organisaties die de laatste jaren te kampen hadden met teruglopende financiële mogelijkheden om de positie van vrouwen te verbeteren kunnen in 2008 een subsidieaanvraag indienen. Activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie moeten een bijdrage leveren aan gendergelijkheid, bijvoorbeeld op het terrein van eigendoms- en erfrecht voor vrouwen, werkgelegenheid voor vrouwen en gelijke kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt, deelname en vertegenwoordiging van vrouwen in politiek en bestuur en de aanpak van geweld tegen vrouwen.

De intensivering ten aanzien van MDG 3 wordt ook vormgegeven via multilaterale organisaties. Nederland heeft besloten om EUR vier miljoen bij te dragen aan een speciaal fonds van de Verenigde Naties (in beheer bij UNIFEM), dat is gericht op het bestrijden van geweld tegen vrouwen. Daarnaast is Nederland de grootste donor van het «United Nations Population Fund» (UNFPA).

In 2007 zijn daarnaast afspraken gemaakt om de komende jaren in negen landen bilateraal de aanpak van het geweld tegen vrouwen te zullen steunen. In vijf van deze landen, Bangladesh, Ghana, Mozambique, Guatemala en Ethiopië zal in 2008 worden begonnen; een jaar later zullen Zuid-Afrika, DRC, Macedonië en Nicaragua zich hierbij voegen. Dit is een intensivering van de Nederlandse inzet op de bescherming van vrouwenrechten in partnerschap met het Nederlandse maatschappelijk middenveld. Verder werd in 2007 ook middels lopende programma’s geweld tegen vrouwen aangepakt in verschillende landen. Zo werd in Bangladesh de Acid Survivors Foundation gesteund die opvang van slachtoffers combineert met bewustmakingacties en stafbaarstelling en vervolging van daders. In de Democratische Republiek Congo ondersteunt Nederland verschillende activiteiten tegen seksueel geweld tegen vrouwen (van de financiering van een documentaire, vertaling van wetteksten tot gendertraining van militairen). Andere landen waar programma’s worden gesteund om geweld tegen vrouwen aan te pakken zijn Ethiopië, Guatemala en Nicaragua.

MDG 3, stimuleren van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en vergroten van de zeggenschap van vrouwen, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 4: Wegwerken van genderongelijkheid in het basis- en voortgezet onderwijs, bij voorkeur al te realiseren in 2005, en uiterlijk in 2015 op alle onderwijsniveaus.
IndicatorenSituatie 1990TussenstandTussenstandDoel 2015Categorie
Verhouding van het aantal meisjes t.o.v. jongens in het basis- en middelbaar onderwijs87%92% (2001–2002)94% (2005)100% (in 2005)Ontwikkelingslanden
Verhouding van het aantal meisjes t.o.v. jongens in het hoger onderwijs78% (1999)89% (2001–2002)91% (2005)100%Ontwikkelingslanden
Verhouding van het aantal geletterde vrouwen t.o.v. mannen tussen 15 en 24 jaar88%91% (2002–2004)92% (2006)*100%Lage inkomenslanden*

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

* Wereldbank Data & Statistics website; www.worldbank.org

Intensiveren op MDG 5: Verbetering van de gezondheid van moeders

Nederland heeft naast MDG 3 ook MDG 5 als beleidsprioriteit benoemd. De conferenties Women Deliver en Global Safe Abortion, die eind oktober 2007 in Londen plaatsvonden en waaraan Nederland actief bijgedragen heeft, benadrukten de noodzaak voor intensievere actie op het gebied van MDG 5. Voor een daadwerkelijke verbetering van de cijfers zijn forse investeringen nodig op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief family planning; professionele begeleiding tijdens zwangerschap en bevalling; en spoedeisende verloskundige zorg.

kst-31444-V-1-2.gif

Nederland heeft in 2007 met vier internationale NGO’s een nieuwe fase van strategische samenwerking uitgewerkt door de uitbreiding van de «Strategische Allianties met Internationale NGO’s» (SALIN). Diverse Nederlandse partners hebben Akkoorden van Schokland ondertekend, ondermeer voor de verbetering van de toegang tot vrouwencondooms.

Doelstelling van MDG 5 verruimd

MDG 5 kende oorspronkelijk alleen de doelstelling «vermindering van moedersterfte». Na jaren van Nederlandse politieke druk en strategische samenwerking met VN-organisaties en anderen is het in 2007 gelukt MDG 5 uit te breiden met de additionele doelstelling «toegang voor iedereen tot reproductieve gezondheid in 2015». Hierdoor wordt meer recht gedaan aan de brede ICPD/Caïro agenda van 1994. Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten kunnen nu hoger op de politieke agenda komen ook al zal het onderwerp altijd zware oppositie ondervinden. Dankzij deze extra doelstellingen zal politieke inzet voor SRGR ook na 2007 steeds nodig blijven.

kst-31444-V-1-3.gif

Voortgang op de gezondheid MDG’s (MDG 4, 5 en 6) is sterk afhankelijk van de verbetering van de kwaliteit van gezondheidssystemen in brede zin. Nederland heeft via bilaterale programma’s in twaalf partnerlanden de gezondheidssector steun verleend. Het in 2007 getekendeInternational Health Partnership beoogt meer inzet en betere samenwerking om de achterstanden in het bereiken van de MDG’s op het gebied van gezondheid in te halen. Nederland ziet dit partnerschap als een belangrijke stap om tot betere afspraken en een meer effectieve inzet op landenniveau te komen. De gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een «compact» (overeenkomst) dat is ondertekend door de ministers van Gezondheid van acht ontwikkelingslanden (waaronder de vier Nederlandse partnerlanden Ethiopië, Mozambique, Zambia en Mali), de hoofden van de belangrijkste internationale gezondheidsorganisaties en bilaterale donoren. Daarnaast werden in Uganda en Guatemala activiteiten gesteund die verbeterde dienstverlening en verbeterde SRGR-wetgeving nastreven. Verder ondersteunt Nederland multilaterale organisaties en internationale NGO’s om SRGR beleid en programma’s ten aanzien van jongeren te ontwikkelen en uit te voeren in een groot aantal landen, waar onder Bangladesh, Burundi, Cambodja, Indonesië, Ethiopië, Malawi, Rwanda en Vietnam.

De beleidsdoorlichting inzake «hiv/aids, malaria en andere levensbedreigende ziekten» en «seksuele en reproductieve gezondheid en rechten» is door het ministerie positief ontvangen. Het beleid op deze terreinen is over het algemeen goed tot zeer goed, maar de uitvoering en toepassing verdienen nog meer aandacht. Het centraal stellen van het bereiken van de MDG-doelstellingen in het kabinetsbeleid is een belangrijke stap. De uitkomsten van de beleidsdoorlichting zijn behulpzaam bij het verder vormgeven van de agenda op deze terreinen. Verder heeft Nederland in 2007 toegezegd om vanaf 2009 de bijdrage aan het Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM) structureel te verhogen.

kst-31444-V-1-4.gif

Zie voor MDG 6, doelstellingen 7 en 8 de tabellen in de bijlage bij het beleidsverslag.

De Nederlandse inzet voor beter onderwijs wordt voortgezet

Uit de publicatie «Nederlandse ontwikkelingssamenwerking en de Millennium Ontwikkelingsdoelen» komt duidelijk het beeld naar voren dat de voortgang op MDG 2 – toegang tot basisonderwijs – overwegend positief is. De kwaliteit en de gendergelijkheid in het onderwijs blijven punten van aandacht. Als gevolg van het toenemende aantal kinderen dat het basisonderwijs voltooide en een toenemende vraag naar meer gekwalificeerde arbeidskrachten, neemt het belang van kwalitatief goed voortgezet, beroeps en hoger onderwijs toe. Nederland heeft in 2007 een flinke aanzet gegeven voor verhoogde aandacht voor met name beroepsonderwijs o.a. in de partnerlanden, via een inventarisatie van ervaringen op dit terrein. Daarnaast is tijdens de Schokland-manifestatie op 30 juni tussen BZ, EZ en een groot aantal maatschappelijke organisaties een samenwerkingsovereenkomst getekend om de toegang tot goed beroepsonderwijs te vergroten.

kst-31444-V-1-5.gif

Zie voor MDG 2, doelstelling 3 de tabel in de bijlage bij het beleidsverslag.

In 2007 is de evaluatie van de hoger onderwijsprogramma’s Netherlands Programme for institutional strengthening of post-secondary education and Training capacity (NPT) en het Netherlands Fellowship Programme (NFP) afgerond. Deze programma’s hadden tot doel om een bijdrage te leveren aan de opheffing van zowel kwantitatieve als kwalitatieve tekorten aan geschoold middenkader in ontwikkelingslanden, in de context van duurzame capaciteitsopbouw in het kader van armoedebestrijding in ontwikkelingslanden. De overkoepelende conclusie van de evaluatie is dat goede voortgang is geboekt met de uitvoering van de programma’s. Tevens liggen er goede kansen voor verbeteringen in de uitvoering. Er komt een helderder onderscheid tussen NFP en NPT. NFP zal zich exclusiever gaan richten op de kernactiviteit: individuele beursverlening. In het NPT zal meer aandacht worden besteed aan (hoger) beroepsonderwijs en aan gelijke rechten en kansen voor vrouwen. Beide programma’s worden uitgebreid met een aantal fragiele staten.

Met de sterke verankering van de onderwijsdoelstellingen in het ontwikkelingsbeleid vervulde Nederland ook het afgelopen jaar binnen de donorgemeenschap een voorbeeld- en voortrekkersfunctie. Dit geldt niet alleen voor onderwijsspecifieke zaken als kwaliteit van onderwijs, voorschoolse ontwikkeling, HIV/AIDS-preventie via onderwijs en de (weder)opbouw van onderwijssystemen in (post)conflictgebieden, maar ook voor zaken als donorcoördinatie en -harmonisatie, financieringsmodaliteiten en samenwerking met het maatschappelijk middenveld.

MDG 2 en 3 dichterbij

Het Education for All-Fast Track Initiative(FTI) heeft zich het afgelopen jaar mede onder Nederlands co-voorzitterschap verder ontwikkeld tot een internationaal geaccepteerd initiatief voor het bereiken van de onderwijsdoelstellingen. Het aantal ontwikkelingslanden met een FTI goedgekeurd onderwijsplan is het afgelopen jaar verder gestegen van 28 naar 33. Deze landen boeken duidelijke vooruitgang in het behalen van MDG 2 en MDG 3.

De door het parlement gevraagde toenemende prioriteit voor basisonderwijs heeft zijn budgettaire vertaling in het beschikbaar stellen van 15% van de ODA-middelen voor onderwijs in de begroting. De groei in uitgaven heeft met name plaatsgevonden in de 15 onderwijs partnerlanden. Deze 15% inputdoelstelling is in 2007 net niet gehaald. Een toelichting hierop staat vermeld bij de financiële toelichting op begrotingsartikel 5.1.

Onderwijs in (post)conflictgebieden

Het afgelopen jaar is gestart met het ondersteunen van onderwijs in (post) conflictgebieden. Meer dan de helft van de kinderen die wereldwijd niet naar school gaat leeft in deze gebieden. De ondersteuning krijgt onder andere vorm via het brede samenwerkingsverband met UNICEF met als doel om in 40 landen met conflicten en rampen meer kinderen op school te krijgen. Daarnaast hebben de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Defensie met negen maatschappelijke organisaties een Schokland-akkoord ondertekend. De ondertekenaars van het akkoord zijn overeengekomen dat zij de toegang tot en kwaliteit van onderwijs gaan bevorderen in Afghanistan, Colombia en Zuid-Sudan.

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van Ontwikkelingssamenwerking

Nederland eindigde in 2007 opnieuw op de eerste plaats op de coherentie-index van het onafhankelijke Center for Global Development. Ook bij de monitoring van «de Verklaring van Parijs» met doelstelling op het gebied van met name harmonisatie, alignment en verantwoording scoort Nederland redelijk goed. Het rapport Monitoring the Paris Declaration toont aan dat Nederland reeds vijf van de tien indicatoren heeft behaald. In 2007 heeft Nederland er aan bijgedragen dat de interpretaties van sommige definities zijn aangescherpt, waardoor de betrouwbaarheid van de gegevens is toegenomen. Dit resulteert in een verbeterde monitoring in 2008 over de gegevens van 2007.

De ondertekening van de EU-gedragscode voor donorgedrag is een belangrijke opening om de hulpinspanningen van Europese donoren effectiever en efficiënter te maken. De EU donoren gaan immers – zoveel mogelijk samen met andere donoren maar zonodig onderling – de taken verdelen in de partnerlanden. Het leiderschap én eigenaarschap voor deze taakverdeling ligt bij de regering van het ontvangende land. De belangrijkste elementen van de gedragscode zijn de beperking van het aantal sectoren waarin een EU donor actief mag zijn, het lead donorschap waarbij één EU donor namens meerdere donoren kan optreden in partnerlanden en in het verlengde hiervan de beperking van het aantal lidstaten dat actief aanwezig is in een sector van een partnerland. De EU is op het ogenblik het meest geschikte forum om een dergelijke ambitieuze agenda van donorharmonisatie uit te voeren. Nederland heeft de EU-gedragscode bij het opstellen van de meerjarige strategische planningen van de OS-ambassades reeds als uitgangspunt genomen.

Om het beoordelings- en monitoringsproces binnenshuis effectiever te laten functioneren werd in de zomer van 2007 het project «Stroomlijning planning, monitoring & evaluatie» afgerond, waardoor er meer nadruk is komen te liggen op analyse ten behoeve van ex ante beleidsafwegingen in plaats van ex post analyse en controle. Er is meer samenhang tussen en een beter en eenvoudiger gebruik van de interne instrumenten voor planning, monitoring en evaluatie gekomen. Voorts is er een systeem van Maatgesneden Monitoring voor de MFS-organisaties, SNV en PSO opgezet en zijn de beleidsdialogen met deze organisaties op gestructureerde wijze vormgegeven.

Intensiveren via het multilaterale kanaal: een voorbeeld

Het verloop en de uitkomst van de dit jaar gevoerde beleidsdiscussies met de Wereldbank over fragiele staten en de gevolgen van klimaatverandering hebben er toe geleid dat de bijdrage aan het zachte leningenloket van de Wereldbank (IDA) in totaal met 25% is toegenomen ten opzichte van de vorige bijdrage in 2005. Daarnaast gaf de door Nederland gesteunde strategie van de nieuwe president van de Wereldbank reden om de bijdrage van Nederland te verhogen, aangezien de strategie zich onder andere duidelijk uitspreekt voor steun aan de allerarmsten en een geïntegreerde, meer flexibele benadering ten aanzien van fragiele staten. In totaal heeft Nederland een bedrage van EUR 697,6 miljoen toegezegd. Ook de jongste onderhandelingsronde van het zachte leningenloket van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDF-11) is succesvol verlopen. Nederland draagt EUR 225,4 miljoen bij aan het AfDF-11 (2008–2011). Een voor Nederland belangrijke uitkomst was dat er middelen speciaal gereserveerd werden voor interventies in fragiele staten en voor regionale operaties. Tenslotte zijn er heldere kaders voor het monitoren en rapporteren van resultaten afgesproken.

VN-hervormingen

Hervorming van de Verenigde Naties, ook op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, is voor Nederland steeds een prioriteit geweest. Om ontwikkelingssamenwerking via de VN effectiever en efficiënter te laten verlopen, is stroomlijning van de VN noodzakelijk. Nederland spant zich daarom in om opvolging te laten geven aan de aanbevelingen die zijn neergelegd in het rapport «Delivering as One» dat in november 2006 werd gepresenteerd. De belangrijkste aanbeveling van het panel is dat de VN in alle landen volgens het concept van de «four ones» moet gaan werken. Dit betekent dat de VN-organisaties in het veld voortaan samengebracht worden onder één leider, één budget, één gezamenlijk programma, dat in nauw overleg met het land zelf wordt opgesteld en waar mogelijk in één kantoor. In acht landen (Vietnam, Pakistan, Kaapverdië, Mozambique, Tanzania, Rwanda, Albanië en Uruguay) is inmiddels een pilot gestart. Deze landen zijn gaan werken op basis van de Four Ones. Deze pilots tonen nu al aan dat er grote voordelen te behalen zijn: er is meer ownership bij het ontvangende land en meer leiderschap bij de VN. Zowel in Rwanda als in Vietnam werd bijvoorbeeld besloten welke prioriteiten moesten worden aangebracht in het gezamenlijke VN-programma ter plaatse en dus ook wat de VN niet meer zou doen.

Nederland voert actief campagne voor de VN-hervormingen

In samenwerking met andere donoren is Nederland een intensieve informatiecampagne gestart om de bekendheid met en de steun voor de hervormingsplannen te vergroten. Het belangrijkste doel van deze campagne is ontwikkelingslanden in staat te stellen zich een eigen mening te vormen over de plannen. In het kader van deze campagne organiseerde Nederland in juni 2007 een grote regionale conferentie in Nicaragua, waar alle landen uit de Latijns-Amerikaanse en Caribische regio aan deelnamen.

Doelstelling 7:

Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld.

Hoewel het in 2008 60 jaar geleden is dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd aangenomen, zijn mensenrechten nog altijd niet vanzelfsprekend – in sommige opzichten staan ze zelfs méér onder druk. Des te meer reden om mensenrechten hoog in het vaandel van ons buitenlandbeleid te voeren. Fundamentele waarden als gerechtigheid, rechtvaardigheid, vrijheid, respect en solidariteit gelden voor ieder mens ter wereld en overstijgen grenzen. Ze gelden voor iedereen, altijd en overal. Voortdurende schendingen van deze rechten tast de stabiliteit in landen aan, wat gevolgen kan hebben voor onze eigen veiligheid en welvaart. Mensenrechtenschendingen zijn dan ook niet los te zien van de dreigingen van vandaag – terrorisme, gedwongen migratie, internationale criminaliteit.

In de mensenrechtenstrategie «Naar een menswaardig bestaan», die in november werd gepresenteerd, is uiteengezet hoe Nederland de komende jaren extra aandacht wil besteden aan de naleving van mensenrechten. Naast de aankondiging van verdere intensivering van bilaterale en multilaterale inspanningen, werd in 2007 het nieuwe Mensenrechtenfonds in het leven geroepen. Komend jaar is EUR 20 miljoen beschikbaar voor dit fonds, waaruit wereldwijd mensenrechtenprojecten in niet-OS-partnerlanden kunnen worden ondersteund. Als eerbetoon aan mensen die de moed hebben hun stem voor mensenrechten te laten horen, stelde de minister van Buitenlandse Zaken in 2007 een jaarlijkse onderscheiding in: de Mensenrechtentulp.

«Van woord naar daad» is de rode draad in de nieuwe mensenrechtenstrategie «Naar een menswaardig bestaan». Om die reden wordt ieder hoofdstuk of deelhoofdstuk afgesloten met de «strategische inzet» die Nederland voor ogen heeft. In totaal zijn in de mensenrechtenstrategie 102 concrete initiatieven of doelen onder deze noemer opgenomen. Zij geven aan op welke manier en met welke middelen Nederland de komende jaren voor de prioritaire thema’s een verschil zal trachten te maken. Soms gebeurt dit door het organiseren van een conferentie, in andere gevallen door inzet van diplomatieke middelen. Voor een aantal thema’s is al sprake van internationale actie en kan Nederland inzetten op een intensivering ervan, in andere gevallen begeeft Nederland zich op «onontgonnen terrein» en zal al voortschrijdend duidelijk worden welke weg we moeten bewandelen. Deze variatie is noodzakelijk, aangezien niet alle onderwerpen op dezelfde wijze kunnen worden behandeld.

Op multilateraal vlak boekte Nederland een belangrijk succes door herkozen te worden als lid van de Mensenrechtenraad voor de periode 2007–2010, waarbij Nederland één jaar lang het vice-voorzitterschap zal bekleden. Gedurende het jaar is deze raad, na een moeizame start, in beter vaarwater terecht gekomen. De onderhandelingen over de institutionele inrichting van de Raad zijn in juni 2007 afgerond. De VN-Mensenrechtenraad heeft daarmee een belangrijk besluit genomen over de wijze waarop het werk van de Raad de komende jaren zal worden vormgegeven en de instrumenten waarmee dit werk kan worden uitgevoerd. Het is positief dat het systeem van Speciale Rapporteurs, inclusief hun onafhankelijkheid is behouden, dat NGO’s een belangrijke bijdrage kunnen blijven leveren aan het werk van de Raad en dat urgente landensituaties een apart punt zijn op de agenda van de Mensenrechtenraad. Ook heeft de Raad een besluit genomen over een transparant en potentieel effectief nieuw systeem van «Universal Periodic Review». Nederland betreurt het dat de landenmandaten voor Cuba en Belarus niet verlengd zijn. Dit betekent echter niet dat er geen aandacht meer wordt besteed aan de mensenrechtensituatie in deze landen. Nederland heeft zich vrijwillig opgeworpen om als eerste het landenexamen te ondergaan in de eerste zitting van de UPR werkgroep op 16 april 2008.

Tegen de stroom in, en mede dankzij een sterke Nederlandse lobby, is een aantal belangrijke landenmandaten verlengd (Burundi, Haiti, Sudan, Liberia). Hiermee worden speciale rapporteurs ingesteld die de mensenrechtensituatie in de desbetreffende landen volgen en daarover rapporteren aan de Mensenrechtenraad. Nederland heeft zich ingezet tegen de exclusieve aandacht die de Raad had voor Israël. De EU-leden van de Raad, waaronder Nederland, onthielden zich van stemming op de onevenwichtige resoluties over het Midden Oosten. Nederland heeft zich verzet zich tegen pogingen van leden van de Raad om sommige landensituaties onbespreekbaar te maken. Nederland heeft zich ingezet om de mensenrechtensituatie in Zimbabwe, Sudan en Birma te bespreken in de Mensenrechtenraad. Zo heeft mede dankzij Nederlandse inzet bijvoorbeeld een speciale zitting over de ernstige situatie in Birma plaats gevonden. Ook heeft Nederland, als lid van de EU-taakgroep over dit thema, actief bijgedragen aan een initiatief over een moratorium op de doodstraf in de Derde Commissie van de AVVN. Het mag een groot succes heten dat deze resolutie, na een zeer intensieve lobby, met een meerderheid van stemmen is aangenomen.

Op initiatief van Nederland stond het onderwerp vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing op de agenda van zowel de Mensenrechtenraad als de Derde Commissie van de AVVN. De EU heeft in beide organen een resolutie ingediend over dit onderwerp. Deze resoluties herbevestigen dat iedereen het recht heeft op vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, inclusief het recht om van religie te veranderen en het recht om alleen of in gemeenschap zijn of haar godsdienst of overtuiging vrij te belijden, zonder inmenging van staatswege. Tevens is dankzij de resolutie in de Mensenrechtenraad het mandaat verlengd van de VN Speciaal Rapporteur inzake vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, mw Asma Jahangir. Om het belang van dit onderwerp te onderstrepen, heeft Nederland en marge van de zesde zitting van de Mensenrechtenraad een bijeenkomst georganiseerd over vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing met deelname van de Speciaal Rapporteur. Nederland heeft zich ook ingespannen om de aandacht voor dit onderwerp binnen het externe beleid van de EU te vergroten door mee te werken aan de totstandkoming van een EU-non paper over vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing.

Wat betreft het versterken van vrouwenrechten is in 2007 financiële steun gegeven aan de VN om een databank op te richten met gegevens en «best practices» over (de bestrijding van) geweld tegen vrouwen wereldwijd. In de Derde Commissie van de AVVN heeft Nederland een resolutie over de bestrijding van geweld tegen vrouwen ingediend. De resolutie, die de VN oproept zijn inspanningen op dit terrein te versterken en beter te coördineren, werd met consensus aangenomen. Noemenswaardig is de lof van de VN-Speciaal Rapporteur inzake geweld tegen vrouwen, mw Yakin Ertürk, voor de internationale voortrekkersrol van ons land op het thema geweld tegen vrouwen, zowel binnen de VN als via ontwikkelingssamenwerking.

In de Raad van Europa heeft Nederland zich ingezet bij de totstandkoming van twee belangrijke verdragen die de rechten van kinderen versterken, namelijk het verdrag ter bestrijding van de seksuele uitbuiting van kinderen (door Nederland getekend op 25 oktober 2007) en het verdrag over de adoptie van kinderen (zal in de loop van 2008 gereed komen). Ook heeft Nederland bijgedragen aan het bureau van de mensenrechtencommissaris door de financiering van een medewerker, die zich onder andere richt op non-discriminatie van homoseksuelen in de lidstaten van de Raad van Europa.

Het afgelopen jaar is in de partnerlanden meer aandacht besteed aan mensenrechten, zowel aan politieke dialoog als activiteiten. In het bijzonder besteedden de ambassades in deze posten aandacht aan identificatie van problemen rond strafbaarstelling en/of discriminatie van homoseksuelen. Ook in de nieuwe mensenrechtenstrategie is expliciet aandacht besteed aan de verdere integratie van mensenrechten in ontwikkelingssamenwerking, onder meer door koppeling van mensenrechten aan de milleniumdoelstellingen en door in verbetering van mensenrechten te investeren. De ambassades in de partnerlanden zullen mensenrechten in de meerjarenstrategieën opnemen.

Om de naleving van mensenrechtenstandaarden bij de bestrijding van terrorisme te bevorderen, werd in april 2007 een internationale en multi-disciplinaire expertbijeenkomst in Oud-Poelgeest gehouden inzake de juridische uitdagingen in de strijd tegen het internationale terrorisme. Ook werd gesproken over de uitdagingen in het kader van bestrijding van terrorisme, de juridische mogelijkheden om zich daartegen te verdedigen en het voorkomen van straffeloosheid. Hierbij moet gedacht worden aan moeilijkheden in de relatie tussen de verschillende rechtssystemen. Ook bereidheid van staten om terroristische activiteiten vanaf hun grondgebied te voorkomen en de wijze om hiertegen op te treden, kreeg veel aandacht.

De activiteiten van de VN-Speciale Rapporteur voor mensenrechten en anti-terrorisme, Martin Scheinin, werden eveneens door Nederland ondersteund door middel van financiering van een bijeenkomst van de Speciaal Rapporteur en zijn team van adviseurs. Nederland is tevens mede-financier van een project van de International Commission of Jurists (ICJ). Dit betreft het Global Security and Rule of Law Programme, waarbij eminente internationale juristen en experts wereldwijd nationale anti-terrorismewetgeving evalueren en op grond daarvan komen met aanbevelingen voor politici en beleidsmakers.

Doelstelling: bescherming van de rechten van de mens
IndicatorStand van zakenresultaat eind 2007
(gedeeltelijke) afschaffing van de doodstraf voor alle misdrijven86 landen (2006)101 landen
Partijen bij het VN-antimartelverdrag141 landen (2006)145 landen
Partijen bij het optioneel protocol bij het VN-antimartelverdrag20 landen (2005)34 landen

Bronnen: Amnesty International en www.ohchr.org

Nederland heeft in de mensenrechtenstrategie aangekondigd een initiatief binnen de EU te nemen om te komen tot een EU-verbod op import van producten die door de ergste vormen van kinderarbeid tot stand zijn gekomen. Voorbereidingen voor concrete actie zijn getroffen, waaronder de planning voor gesprekken met Commissaris Mandelson en internationale organisaties (WTO, OHCHR, ILO). Tevens heeft de minister van Buitenlandse Zaken en marge van het staatsbezoek aan India de Nederlandse zorgen over kinderarbeid in India aan de orde gesteld. Nederland heeft het initiatief genomen om de bestrijding van kinderarbeid onderdeel te maken van de EU-dialoog met Oezbekistan.

Nederland heeft verder financiële steun gegeven aan een groot aantal mensenrechtenprojecten van NGO’s. Zo heeft Nederland een meerjarige subsidie verstrekt aan een Zwitserse NGO die regeringen door middel van technische assistentie ondersteuning verleent bij de implementatie van het Optioneel Protocol bij het Anti-Folterverdrag. Dit voorziet in het oprichten van een nationaal toezichtsmechanisme. Ook worden diverse NGO’s ondersteund die zich richten op de verbetering van de mediadiversiteit in Iran. Tevens financiert Nederland een project in het Grote Meren-gebied dat tot doel heeft een maatschappelijke discussie over afschaffing van de doodstraf op gang te brengen.

Nederland heeft actief bijgedragen aan inspanningen van de Europese Unie om de mensenrechten wereldwijd te verbeteren. Zo heeft Nederland deelgenomen aan een taakgroep die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de EU-richtlijnen inzake kinderrechten. Ook is Nederland door het Portugese Voorzitterschap gevraagd om plannen te formuleren voor de implementatie van de EU-richtlijnen inzake mensenrechtenverdedigers. Verder heeft Nederland herhaaldelijk gepleit voor betere integratie van mensenrechten in het buitenlands beleid van de Unie. Zo drong Nederland aan op duidelijke agendering van mensenrechten tijdens de EU-toppen met de Afrikaanse Unie, China en India, maar ook blijft Nederland de uitlevering van door het Joegoslavië-tribunaal gezochte verdachten als voorwaarde stellen voor voortgang in de toetredingsonderhandelingen van Servië met de Europese Unie.

De minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking hebben tijdens hun reizen of ontmoetingen met hun gesprekspartners consequent de naleving van mensenrechten aan de orde gesteld.

Tijdens zijn reis naar het Midden-Oosten heeft de minister van Buitenlandse Zaken onder andere zijn zorg uitgesproken over het gebruik van administratieve detentie in Israël en bepleitte hij het belang van een behoorlijk proces. In gesprekken met de Palestijnse Autoriteit is het belang van vertrouwenwekkende maatregelen ten opzichte van Israël onder de aandacht gebracht en benadrukte hij het belang van de vrijlating van korporaal Shalit.

Op 2 april 2007 heeft de minister van Buitenlandse Zaken zijn zorgen over de situatie in Guantánamo Bay uitgesproken in een gesprek met de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken in Washington. Hierbij heeft hij nadrukkelijk gepleit voor sluiting van Guantánamo Bay. Ook op ambtelijk niveau is de VS in 2007 zowel bilateraal als in EU-verband aangesproken op sluiting.

Tijdens het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan China heeft hij bij zijn Chinese ambtgenoot uitgebreid aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie. Hij heeft zijn zorgen uitgesproken over de verslechterde positie van mensenrechtenverdedigers, alsmede over de ontwikkelingen met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing en de situatie in Tibet. Hij gaf aan dat tijdens de Olympische Spelen in 2008 de ogen van de wereld ook op de mensenrechtensituatie in China gericht zouden zijn. Na afloop van zijn reis heeft de Nederlandse ambassade in Peking een aantal individuele gevallen onder de aandacht van de Chinese autoriteiten gebracht. De mensenrechtenambassadeur heeft in december 2007 bilaterale mensenrechtenconsultaties gevoerd met China, tijdens welke eveneens individuele gevallen zijn opgebracht, waaronder van mensenrechtenverdediger Hu Jia.

In de vele bilaterale contacten met de Turkse overheid, zoals bijvoorbeeld tijdens het staatsbezoek van eind februari/begin maart 2007, heeft de Nederlandse regering aangedrongen op hervormingen die nodig zijn op het gebied van de mensenrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing en de positie van minderheden. Ook in EU-gesprekken en onderhandelingen met Turkije, was dit een vast agendapunt.

Tijdens een open debat van de VN Veiligheidsraad over «Women, Peace and Security» in oktober 2007 heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking gewezen op de cruciale rol die de Veiligheidsraad kan spelen om geweld tegen vrouwen in (post-)conflictsituaties aan te pakken, onder meer door gevallen waarin verkrachting is ingezet als oorlogswapen, te verwijzen naar het Internationaal Strafhof. Hij kondigde daar voorts een speciaal fonds aan voor versterking van vrouwenrechten en een intensivering van middelen om te komen tot opbouw van vrede en democratie in post-conflictlanden. Het is essentieel daarbij vrouwen te betrekken.

Tijdens de EU-Afrika Top in december 2007 in Lissabon hebben mensenrechten op initiatief van Nederland deel uitgemaakt van de agenda, waaronder de situatie in Zimbabwe. En marge van de Top heeft de minister van Buitenlandse Zaken de regering van Sudan opgeroepen Haroun voor berechting uit te leveren aan het ICC.

Naast aandacht in multilaterale fora is het onderwerp vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing veelvuldig aan de orde gekomen tijdens bezoeken en gesprekken van de minister van Buitenlandse Zaken alsmede van de mensenrechtenambassadeur. Nederland heeft diverse malen, zowel bilateraal bij de Iraakse autoriteiten als in EU verband, aandacht gevraagd voor de moeilijke situatie van christenen en andere minderheden in Irak. Zo heeft de minister van Buitenlandse Zaken dit onderwerp in november aan de orde gesteld toen de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken te gast was bij de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB). Schending van vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing van christenen in Eritrea werd aan de orde gesteld door Nederland tijdens de vierde zitting van de Mensenrechtenraad. Ook de mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn reis naar Eritrea in april 2007 zijn zorgen uitgesproken over de positie van religieuze minderheden in dat land. Tijdens het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan China is uitgebreid aandacht besteed aan de positie van christelijke minderheden en de beperkingen die christelijke huiskerken worden opgelegd.

Nederland heeft Iran, zowel bilateraal als in EU-verband, herhaaldelijk aangesproken op mensenrechtenschendingen, de toepassing van de doodstraf, steniging, amputaties, arrestaties en intimidatie van mensenrechtenverdedigers, de positie van homoseksuelen en de situatie van etnische en religieuze minderheden. Ook werd protest aangetekend tegen de sluiting van NGO’s. Deze zorgen zijn ook door de minister van Buitenlandse Zaken overgebracht aan zijn Iraanse ambtgenoot en marge van de 62e zitting van de AVVN in New York.

Tijdens zijn bezoek aan Saudi-Arabië, heeft de mensenrechtenambassadeur onderwerpen als de positie van de vrouw, vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, de toepassing van de doodstraf en de slechte omstandigheden van immigranten aan de orde gesteld.

Nederland veroordeelde het arrest van het Saudische Hoger Gerechtshof dat een slachtoffer van groepsverkrachting een straf oplegde van zes maanden cel en tweehonderd zweepslagen.

Nederland heeft zich gedurende het jaar actief ingezet voor het lot van individuele gevallen in derde landen. Zo werden er in veel landen op instigatie van Nederland demarches ondernomen door de EU voor het lot van mensenrechtenverdedigers of individuen die in de ogen van de EU geen eerlijke rechtsgang hadden. Het betrof onder andere personen in China, Zimbabwe, Cuba, El Salvador, Oezbekistan, Russische Federatie, Tunesië, Iran, Saudi-Arabië en Sri Lanka.

Doelstelling 8:

Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012.

EU-beleid inzake Duurzaamheid, klimaat en energie

Nederland vermag in zijn eentje niets tegen smeltende ijskappen. We hebben elkaar nodig om effectieve maatregelen te treffen. Daarom moeten we internationale afspraken maken. De doelstellingen die de Europese leiders in maart 2007 zijn overeengekomen over de 20%-reductie van de uitstoot van broeikasgassen voor 2020, zijn een voorbeeld van leiderschap dat navolging verdient. Nederland zet daarom hoog in tijdens de onderhandelingen over een post-Kyoto regime. Klimaatverandering brengt ons ook op de vraag waar we onze energie vandaan halen. Onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen moet zeker aan de orde worden gesteld, omdat fossiele energiebronnen eindig zijn. We willen omschakelen naar een energiehuishouding die minder afhankelijk is van fossiele energie en alternatieve, duurzame energiebronnen aanboren.

Tijdens de Voorjaarsraad van 8 en 9 maart 2007, die vooral in het teken van energie en klimaat stond, zijn door de EU flinke stappen vooruit gezet. De Europese Raad hechtte zijn goedkeuring aan een alomvattend actieplan voor energie voor de periode 2007–2009 («Een energiebeleid voor Europa»). De EU heeft zich aan een unilateraal reductiepercentage van 20% voor de uitstoot van broeikasgassen gecommitteerd. De EU heeft zich daarnaast bereid verklaard deze doelstelling op te hogen tot 30% als andere ontwikkelde landen zich aan een vergelijkbare inspanning committeren en de meest ontwikkelde ontwikkelingslanden ook hun steentje bijdragen. Ook zal het aandeel van hernieuwbare energie in het totale energieverbruik in 2020 20% moeten bedragen en zal het energieverbruik in 2020 met 20% verminderd moeten zijn. Verder moeten lidstaten in 2020 verplicht een aandeel van 10% biobrandstoffen in hun totale transportbrandstoffenverbruik behalen. De Nederlandse inzet was te komen tot een unilaterale reductiedoelstelling voor de uitstoot van broeikasgassen van 30%, waarvoor te weinig draagvlak onder de andere lidstaten bestond. Voor de overige tijdens de Voorjaarsraad overeengekomen afspraken geldt dat deze corresponderen met de Nederlandse inzet.

Intensiveren op Duurzaamheid, klimaat en energie

Klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit, energieschaarste en slecht waterbeheer vormen – versterkt door hoge bevolkingsgroei – in toenemende mate een bedreiging voor het menselijk welzijn. Vooral de armsten in droge gebieden zijn het slachtoffer van de achteruitgang van natuurlijke hulpbronnen. De toenemende globalisering van productketens gaat gepaard met vraag naar land, water en grondstoffen. Dit zet het streven om milieudegradatie te keren en armoede te bestrijden onder druk. De toenemende vraag naar landbouwproducten, waaronder ook steeds meer biobrandstoffen, zal steeds meer beslag leggen op schaarse natuurlijke hulpbronnen en de toegang van de armen tot die hulpbronnen beperken. Honderden miljoenen mensen zullen te maken krijgen met ondervoeding, waterschaarste, ecologische bedreigingen en verlies aan middelen van bestaan.

Klimaattop Bali

Tijdens de klimaattop op Bali is er na lange onderhandelingen een moeizame overeenstemming bereikt over de Bali Routekaart, een besluit waarmee de onderhandelingen over de opvolger van het Kyoto Protocol kunnen beginnen. Vanuit het perspectief van ontwikkelingssamenwerking heeft Nederland hierbij vooral het belang van aandacht voor adaptatie, het vergroten van inzicht in kosten en baten van adaptatie, voorkoming van ontbossing en de bevordering van duurzame biomassa bepleit. Tijdens deze top tekenden de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister van VROM met de Indonesische overheid een Letter of Intent over samenwerking op het gebied van duurzame biomassa voor energiedoeleinden. Deze samenwerking is onderdeel van de inzet van de Nederlandse regering om mondiaal de duurzame productie van biobrandstoffen te stimuleren. Dit doet Nederland door het ontwikkelen en toepassen van een toetsingskader, inclusief duurzaamheidscriteria, om uiteindelijk tot een breed geaccepteerde en toepasbare standaard te komen en de productie van duurzaam geproduceerde biomassa te ondersteunen. Daarnaast lanceerde de minister voor Ontwikkelingssamenwerking tezamen met het Verenigd Koninkrijk een studie naar de kosten en baten van aanpassing aan klimaatverandering. Dit onderzoek zal leiden tot beter inzicht in kosten en baten van adaptatie, betere besluitvorming over de te nemen maatregelen en het stimuleren van actie.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking wil hiermee actief bijdragen aan de totstandkoming van een ambitieus internationaal klimaat- en duurzaamheidsbeleid. Hiermee geeft hij mede invulling aan zijn verantwoordelijkheid voor de coördinatie van internationale duurzaamheid binnen het kabinet.

MDG 7, waarborgen van een duurzame leefomgeving, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 9: Integreren van de beginselen van duurzame ontwikkeling in nationaal beleid en nationale programma’s en het keren van het verlies van natuurlijke hulpbronnen
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1Tussenstand 2Categorie
Aandeel land dat bedekt is met bos (%)31,3%30,6% (2000)30,3% (2005)Wereldwijd
     
Aandeel gebied dat beschermd wordt voor het in stand houden van biodiversiteit (%)6,9%9,7% (2000)10,4% (2006)Ontwikkelingslanden
     
Energiegebruik per eenheid BNP269 kg (kg. olie per $ 1000 BNP)217 kg (2002)Geen dataOntwikkelingslanden
     
Kooldioxide-uitstoot (per hoofd)1,68 (metrische tonnen CO2)2,07 (2002)2,4 (2004)Ontwikkelingslanden
     
Aandeel bevolking met biomassa als brandstofGeen gegevens54 (1996/2003)Geen dataWereldwijd

Bron: Milennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

Veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

Het Nederlandse beleid ten aanzien van drinkwater en sanitaire voorzieningen is gericht op het vergroten van de beschikbaarheid en toegang van veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen voor 50 miljoen armen in 2015. Op basis van de tot nu toe afgesloten overeenkomsten en van toerekening aan algemene begrotingssteun en bijdragen aan de IFI’s (voor de gehele periode 2004–2015) zal drinkwatervoorziening voor 26,1 miljoen mensen en sanitaire voorzieningen voor 28,9 miljoen mensen worden gerealiseerd.

IOB heeft in 2007 een impact studie afgerond naar het Shinyanga drinkwaterprogramma in Tanzania dat al sinds 1971 door Nederland wordt ondersteund. Dit programma maakt onderdeel uit van de «50 miljoen doelstelling» drinkwater en sanitaire voorzieningen. De evaluatie toont aan dat de hulpinspanning in deze periode heeft geresulteerd in een sterk verbeterde toegang tot verbeterde waterbronnen (voornamelijk waterputten met handpompen) in het Shinyanga gebied. Het programma heeft bijgedragen aan een aanzienlijke vermindering van de tijd die vooral vrouwen en meisjes besteden aan het halen van water, een nagenoeg gelijke deelname van vrouwen en mannen aan de lokale watergebruiksgroepen en de afname van ziektes. Activiteiten gericht op verbetering van sanitaire voorzieningen en goede hygiëne hebben geleid tot bewustwording van de bevolking maar nog niet tot goede praktijken op alle voor de gezondheid belangrijke momenten. Een belangrijk ingrediënt voor de behaalde resultaten was de actieve betrokkenheid van gebruikers bij de totstandkoming en het beheer van de faciliteiten.

kst-31444-V-1-6.gif

Zie voor MDG 7, doelstellingen 10 en 11, de tabellen in de bijlage bij het beleidsverslag.

Energie en ontwikkelingssamenwerking

De doelstelling om per 2015 10 miljoen mensen te voorzien van duurzame toegang tot moderne energiediensten is verder ingevuld; op basis van bestaande contracten zullen 6 miljoen mensen toegang krijgen tot windenergie, zonne-energie, biogas en verbeterde kooktoestellen. In 2007 is de uitvoering van het Schoklandakkoord met Philips en GTZ gestart dat arme mensen in Sub-Sahara Afrika van verlichting zal voorzien.

In 2007 werd de «Evaluatieve Inventarisatie Energie & Ontwikkelingssamenwerking» over de periode 1999–2006 uitgevoerd. De doelstelling van deze inventarisatie was inzicht te krijgen in de resultaten van het gevoerde beleid op het gebied van energie in ontwikkelingslanden. De conclusie hiervan was dat de notitie «Sustainable Energy Economy» uit 1993 grotendeels relevant is gebleven. De Nederlandse inspanningen hebben zich in hoofdzaak gericht op capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden, toegang tot energie en duurzame energie voorzieningen, en vergroening van de portfolio van de ontwikkelingsbanken via speciale programma’s en multi-donor trust funds.

Coördinatie internationaal milieubeleid

BZ heeft in 2007 opnieuw actief invulling gegeven aan zijn coördinerende rol op het terrein van het internationale milieubeleid (CIM). Bij de formatie van het nieuwe kabinet is bevestigd dat BZ deze bevoegdheid behoudt. De bevoegdheid is door de minister aan de staatssecretaris van Europese Zaken gedelegeerd. Met de vakministeries zijn afspraken gemaakt over een strategische versterking van de CIM-coördinatie; deze worden met ingang van januari 2008 geïmplementeerd. De belangrijkste politieke dossiers voor het CIM waren in 2007 de kaderrichtlijn bodemkwaliteit, de richtlijn luchtkwaliteit, de richtlijn emissiehandel/luchtvaart en de voorbereidende discussies over het wetgevingspakket klimaat en energie. Met betrekking tot de richtlijn emissiehandel/luchtvaart organiseerde BZ in het voorjaar een seminar voor alle Nederlandse stakeholders. Wat betreft de richtlijn luchtkwaliteit geldt dat Nederland heeft voorkomen dat hier te strenge Europese normen zouden worden gehanteerd. Zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor de gezondheid van de Nederlandse bevolking. Verder heeft Nederland tijdens de Milieuraad van december 2007 samen met andere EU-lidstaten een politiek akkoord tegengehouden over de bodemrichtlijn. Nederland vond dit akkoord niet nodig omdat het in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel. Er werd toen wel een politiek akkoord bereikt over de opname van de luchtvaartsector in het emissiehandelsysteem.

Doelstelling 9:

Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland.

Mede met het oog op de verwachte groei in het aantal Nederlanders dat een beroep zal doen op de Nederlandse ambassades en consulaten, zet het kabinet zich in om de dienstverlening in het buitenland verder te verbeteren. Belangrijke doelgroepen voor deze dienstverlening zijn Nederlandse burgers die in verband met hun werk of hun vakantie in het buitenland verblijven. Ook de grote groep Nederlandse gevangenen in het buitenland vergt continu onze aandacht. Om de dienstverlening verder te verbeteren is in 2007 een scala aan activiteiten gerealiseerd.

Consulaire dienstverlening

In mei 2007 verzorgde minister Verhagen persoonlijk de aftrap van de nieuwe Wijs-op-Reis campagne op Schiphol. En marge van deze campagne vond voor het eerst een netwerkbijeenkomst plaats met de reisbranche en hulporganisaties. Een tweede bijeenkomst volgde in november. Tijdens deze halfjaarlijkse bijeenkomsten werd het winter- respectievelijk het zomerseizoen geëvalueerd en werden mogelijkheden voor verbetering van de onderlinge afstemming en samenwerking besproken. Bovendien is er in overleg met de reiswereld een begin gemaakt met de herziening van de voor reisadviezen gehanteerde reikwijdte, terminologie en media.

Op 4 december 2007 is de Tweede Kamer schriftelijk geïnformeerd over de nieuwste beleidsontwikkelingen ten aanzien van consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. In de brief wordt onder andere in gegaan op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over de bezoekfrequentie en maandelijkse gift aan gedetineerden. Ook wordt de beleidskeuze toegelicht voor het bieden van meer maatwerk om met beperkte middelen aan een groeiend aantal gedetineerden consulaire bijstand te kunnen geven. Het ministerie van Buitenlandse Zaken besteedt bovendien veel aandacht aan preventie om te voorkomen dat Nederlanders in het buitenland in aanraking komen met Justitie. Het televisieprogramma «Vreemde Tralies» van de EO werd in coproductie met het ministerie gemaakt en trok meer kijkers dan verwacht. SBS6 startte op eigen initiatief de serie «Gevangen in het buitenland», waarbij ook het ministerie betrokken werd, en haalde hoge kijkcijfers. In beide series stond het verhaal van Nederlandse gedetineerden in het buitenland centraal en kwam de rol van departement en posten voor het voetlicht.

BZ heeft, tenslotte, een actieve bijdrage geleverd aan de formulering van het nieuwe WOTS (Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen)-beleid van de minister van Justitie, dat medio november aan de Kamer werd aangeboden. Met Reclassering Nederland zijn voorts in een convenant afspraken gemaakt over uitwisseling van gedetineerdengegevens.

Om de consulaire bijstand aan Nederlanders in het buitenland te ondersteunen zijn het afgelopen jaar 20 medewerkers van het ministerie getraind voor het «Snel Inzetbaar Consulair Ondersteunings Team» (SCOT). De SCOT’s kunnen in het buitenland worden ingezet in het geval van een crisissituatie, zoals een (natuur-)ramp of een aanslag. SCOT werd ter ondersteuning van het Honorair Consulaat in februari 2007 ingezet in Guinee-Conakry toen daar de spanning opliep. De posten zijn er, in het kader van consulaire dienstverlening, ook op gewezen contactgegevens van Nederlanders en calamiteiten- cq. evacuatieplannen te actualiseren.

Dienstverlening aan bedrijven

Door het bedrijfsleven wordt steeds meer nadruk gelegd op het economische belang van Nederland in het buitenland. Samen met het ministerie van Economische Zaken werkt Buitenlandse Zaken doorlopend aan het scheppen van gunstige voorwaarden voor Nederlandse bedrijven op buitenlandse markten. In 2007 is besloten de economische functie op een vijftal prioritaire posten met een lokale economische medewerker te versterken en is een Netherlands Business Support Office (NBSO) geopend in Jekatarineburg. Bovendien is in 2007 door de EVD een begin gemaakt met de uitrol van het geavanceerde klantbeheersysteem TradeConnect, dat moet bijdragen aan verdere effectiviteit en efficiency van de economische dienstverlening op prioritaire economische posten.

Visumverlening

In 2007 hebben posten verdere maatregelen genomen om visumverlening aan bonafide zakenmensen efficiënter te laten verlopen. Het aantal klachten dat het departement over visumverlening aan zakenlieden ter behandeling ontving, liep van 35 in 2006 terug tot 15 in 2007. Het grootste deel van de klachten bleek na onderzoek ongegrond.

Door uitbesteding op enkele grote visumposten van het front office deel van het visumproces kan efficiënter worden ingespeeld op de daar groeiende aantallen visumaanvragen. De klantgerichtheid neemt toe. Zo kan men bijvoorbeeld telefonisch informatie ontvangen of een afspraak maken via een callcenter waardoor grote rijen voor ambassades en consulaten-generaal verdwijnen. Op de posten kan men zich vervolgens concentreren op het beslisproces. Tegelijkertijd werd ingezet op nauwere visumsamenwerking tussen Schengenpartners.

De invoering in de EU van biometrie in reisdocumenten en in visa zal vrijwel gelijktijdig plaatsvinden in het voorjaar van 2009. Eind juli 2007 is de vervanging van de Reisdocumenten Aanvraag- en Archief Station (RAAS)-infrastructuur op de posten en het departement met succes voltooid. Het vernieuwde RAAS is in staat de in 2009 voorziene toepassingen van biometrie in het reisdocumentenproces op te vangen.

Buitenlandse Zaken heeft een actieve bijdrage geleverd aan de formulering van het wetsontwerp «wijziging paspoortwet» om voor niet ingezeten Nederlanders de mogelijkheden uit te breiden een paspoort in Nederland aan te vragen. De uitbreiding van deze dienstverlening compenseert voor een deel het vervallen in 2009 van aanvraagmogelijkheden op de meeste honoraire consulaten, als gevolg van de invoering van biometrie in reisdocumenten. Het Nieuwe Visum Informatie Systeem (NVIS), dat in 2007 reeds op een groot aantal posten is uitgerold en dat een grote verbetering is voor het visumverleningsproces, zal eveneens de afname van biometrische kenmerken gaan ondersteunen.

Doelstelling 10:

Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen.

Nederland heeft in 2007 de dienstverlening aan internationale organisaties en bedrijven verder verbeterd door concrete resultaten te boeken op het gebied van zetelovereenkomsten, fiscale privileges, communicatie en informatievoorziening en huisvesting. In 2007 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een strategische visie op Nederland Gastland.

Internationale organisaties

De harmonisatie van zetelovereenkomsten is in 2007 zo goed als voltooid. Er zijn zetelovereenkomsten gesloten met het Internationaal Strafhof en met de BOIE (Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom). Tevens is in december 2007 de zetelovereenkomst met het nieuw in Nederland te vestigen Libanon-tribunaal getekend. Een nieuwe zetelovereenkomst met ESA/ESTEC (European Space Research Technology Centre van de European Space Agency) is eind 2007 door de ministerraad goedgekeurd.

Voor werving en opvang van internationale organisaties luidt het kabinetsstandpunt dat fiscale gelijkschakeling van internationale ambtenaren in Nederland met diplomaten van vergelijkbare rang zoveel mogelijk bevorderd dient te worden. In 2007 hebben Eurojust en Europol het gelijkschakelingspakket geaccepteerd, waarmee het aantal organisaties op 26 van de 32 is gekomen.

De intensivering van de communicatie met de internationale organisaties heeft op verschillende manieren gestalte gekregen. Op het hoogste niveau zijn de contacten aangehaald door de in 2006 aangetreden ambassadeur voor Internationale Organisaties. Met zijn team brengt hij tegenwoordig regelmatig locatiebezoeken aan alle organisaties om uitvoeringskwesties betreffende de zetelovereenkomst te bespreken. Met de grote organisaties, zoals het Europees Octrooi Bureau en de OPCW, vindt daarnaast frequent werkoverleg plaats. Tevens belegt BZ sinds 2007 regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten bij internationale organisaties over zaken als privileges en immuniteiten, toegang en verblijf en sociale zekerheid. BZ doet dit samen met uitvoerende diensten als de Belastingdienst, de IND en het ministerie van SZW. Deze dienstverlening wordt door de organisaties zeer gewaardeerd.

Dienstverlening Expats

BZ heeft in 2007 samen met EZ een begin gemaakt met het project «My first month in the Netherlands», dat knelpunten bij overheidsinstanties en dienstverlenende bedrijven in beeld brengt die de vestiging van expats in Nederland vertragen of bemoeilijken. Uiteindelijk doel is concrete verbeteringen in de dienstverlening tot stand te brengen en daardoor het welkomstgevoel onder expats in Nederland verder te versterken.

Stuurgroep Nederland Gastland

De Stuurgroep Nederland Gastland, waarin departementen en de gemeente Den Haag zijn vertegenwoordigd, coördineert het beleid om tot betere dienstverlening aan internationale organisaties te komen. De Stuurgroep komt halfjaarlijks bijeen onder voorzitterschap van de SG van BZ. De internationale waardering voor de rol van Nederland als gastheer zal in 2008 in kaart worden gebracht middels de geplande beleidsdoorlichting.

Nieuwbouw Internationaal Strafhof

Het project voor de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof staat goed op de rails, nadat BZ zich interdepartementaal sterk heeft ingezet voor de verkrijging van het gehele terrein van de Alexanderkazerne. De Vergadering van Statenpartijen van het Strafhof van december 2007 heeft het Nederlandse aanbod geaccepteerd en tevens de door BZ ingestoken uitgangspunten voor projectorganisatie en financiering geaccordeerd. BZ heeft daardoor nog in 2007 kunnen starten met de voorbereidingen voor het architectenconcours en de projectplanning.

Den Haag «legal capital of the world»

Samen met de ministeries van EZ, Justitie en OCW is BZ in 2007 begonnen met de ontwikkeling van een beleid gericht op de versterking van het internationale cluster recht, vrede en veiligheid, dat aansluit bij de ambitie om Den Haag als «legal capital of the world» te profileren. De instellingen die zich hebben verenigd in The Hague Academic Coalition zijn hier nauw bij betrokken. In 2007 heeft Nederland positief gereageerd op een verzoek van de VN om het Speciaal Tribunaal voor Libanon in Nederland te vestigen. Dit betekent een verdere versterking van de positie van Nederland als vestigingsplaats voor internationale organisaties.

Twee dwarsdoorsnijdende thema’s voor het buitenlandbeleid: draagvlak Nederlands buitenlandbeleid en internationaal cultuurbeleid

Draagvlak Nederlands buitenlandbeleid

BZ is in 2007 uitdrukkelijk meer naar buiten getreden met het buitenlandbeleid door actief de dialoog met de samenleving op te zoeken. Zo werden Nederlandse scholieren via ondersteuning van de multimediale voorstelling «breekbaar nieuws» op een beeldende wijze in aanraking gebracht met de leefwereld van hun Afghaanse leeftijdsgenoten. Studenten hebben kennis kunnen maken met mensenrechten in de praktijk toen zij minister Verhagen vergezelden op een reis in het Midden-Oosten. Daarnaast heeft minister Verhagen met burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en journalisten discussies gevoerd over onder meer het belang van Europa, grensoverschrijdende samenwerking, mensenrechten, de missie in Afghanistan, het Midden-Oosten vredesproces en energie. Ook de dialoog gericht op de beeldvorming over Nederland in het buitenland is in de vorm van publieksdiplomatie geïntensiveerd. Vooral via het netwerk van diplomatieke vertegenwoordigingen is Nederland in het buitenland steeds meer geëngageerd in maatschappelijke discussies over onderwerpen die ons raken en wordt de positieve bijdrage die Nederland daarbij kan leveren benadrukt. Zo organiseerde de ambassade in Rome samen met het Italiaans Olympisch Comité een bijeenkomst over de rol van sport in het integratiedebat. Nederland kreeg meer zichtbaarheid in Italië door de inhoudelijke inbreng van Clarence Seedorf in dat debat.

Op meerdere manieren is in 2007 het debat over Europa gestimuleerd. Zo was er speciale aandacht voor de viering van 50 jaar Europese samenwerking. Op 9 mei werd voor het eerst de «Nacht van Europa» georganiseerd. Door middel van een aanpassing van de website«www.nederlandineuropa.nl»is deze verder uitgegroeid tot een goedbezocht platform voor discussie over Europa. Staatssecretaris Timmermans houdt zeer regelmatig een weblog bij, waar bezoekers ook op kunnen reageren.

In de communicatie over het Nederlandse OS-beleid stond in 2007 het eerste project uit het Coalitieakkoord «De Millennium Ontwikkelingsdoelen dichterbij» centraal. Minister Koenders heeft via een serie van zes consultaties, internet en speeches aandacht gevraagd voor dit project en met de Nederlandse samenleving gedebatteerd over de invulling daarvan. Dit resulteerde in de organisatie van een grote publieksmanifestatie «Het akkoord van Schokland» op 30 juni 2007 en de ondertekening van 36 akkoorden. De akkoorden zijn de basis voor het idee dat iedereen betrokken kan en moet zijn bij dit project. Via een speciale internetsite over het akkoord van Schokland wordt gecommuniceerd over de voortgang van de akkoorden («www.hetakkoordvanschokland.nl»). Ook burgers kunnen akkoorden sluiten en daarmee bijdragen aan de MDG’s.

Ook op het gebied van consulaire dienstverlening zoekt Buitenlandse Zaken steeds meer de rechtstreekse dialoog met de Nederlander. Op Schiphol is minister Verhagen in discussie gegaan met de Nederlandse vakantieganger over hun voorbereidingen op hun vakantie. Wat kan Buitenlandse Zaken doen, maar wat ook niet, voor de Nederlander die in het buitenland in de problemen raakt. Door co-financiering van de reeds genoemde televisie-serie «Vreemde tralies» werd op soms confronterende wijze in beeld gebracht dat in het buitenland streng en zwaar gestraft wordt voor drugssmokkel. De impact van deze serie bleek uit de vele online reacties van kijkers.

Internationaal Cultuurbeleid

Nederland heeft het Internationaal Cultuurbeleid ingezet voor het buitenlandbeleid door in te spelen op politieke en economische lange termijnontwikkelingen. Dit heeft geleid tot verdieping van de (culturele) betrekkingen met specifieke landen en regio’s zoals China en de Arabische en Mediterrane Wereld, en bleek een stimulans voor meer wederzijds begrip. De China Stichting werd opgericht om de contacten tussen het Chinese en Nederlandse culturele veld te verstevigen. Op overheidsniveau zijn diverse ambtelijke en ministeriële missies naar China gereisd. Beoogde resultaten voor 2008–2010 zijn extra zichtbaarheid van Nederland in China en duurzame netwerken. Voor de Arabische en Mediterrane wereld heeft de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA) een opdracht uitgevoerd om de wederzijdse culturele velden met elkaar in contact te brengen en werd het Europees Jaar voor de Interculturele dialoog (2008) voorbereid. Het Huis der Culturele Dialoog Kosmopolis is opgericht.

Het gezamenlijke subsidieloket van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd per 1 oktober 2007 gesloten. Het OCW-gedeelte van de HGIS/Cultuurmiddelen wordt nu ingezet via de cultuurfondsen en het BZ-gedeelte wordt strategisch ingezet. In het laatste jaar waarin de HGIS-Cultuurcommissie oude stijl functioneerde was er een grote vraag naar subsidiëring van internationale culturele projecten. Om aan de vele aanvragen tegemoet te komen en om de overgang van het oude systeem naar het nieuwe soepel te laten verlopen, is in 2007 door beide departementen samen ruim EUR 7 miljoen aan het budget toegevoegd. Voor het beleidsterrein Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (GCE) is er een aanvang gemaakt met het opstellen van een nieuw beleidskader en wordt met HGIS/Cultuurmiddelen de bouw van een database c.q. digitaal kennisplatform gefinancierd. Ook leverde BZ een bijdrage aan de totstandkoming van goede samenwerking tussen veldorganisaties.

Cultuur en ontwikkeling

Zeventien Nederlandse culturele organisaties kwamen op Schokland overeen hun inzet op het gebied van cultuur en ontwikkelingssamenwerking te verdubbelen en vroegen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat ook te doen. In samenwerking met het Prins Claus Fonds kwam nieuw beleid op het gebied van cultuur in conflictgebieden tot stand en werden nieuwe cultuurprojecten in Afghanistan gesteund.

Bijlage bij het beleidsverslag met MDG-indicatoren

MDG1, het uitroeien van extreme armoede en honger:

Doelstelling 2: Het percentage mensen dat honger lijdt, moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1Tussenstand 2Doel 2015Categorie
% kinderen met ondergewicht (jonger dan 5 jaar)33%28% (2003)27% (2005)16,5%Ontwikkelingslanden
% van de bevolking onder minimumniveau van energie-inname uit voedselconsumptie20%17% (2000–2002)17% (2001–2003)10%Ontwikkelingslanden

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

MDG 2, basisonderwijs voor alle kinderen, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 3: In 2015 moeten alle kinderen in alle landen, zowel jongens als meisjes, de mogelijkheid hebben volledig basisonderwijs te doorlopen
IndicatorenUitgangssituatieTussenstand 1Tussenstand 2Doel 2015Categorie
% kinderennaar basisschool van totaal aantal kinderen80,2% (1991)83,2% (1999)87,9% (2005)100%Ontwikkelingslanden
% kinderen dat basisschool afmaakt80,7% (1990)80,4% (1999) 86% (2005)100%Ontwikkelingslanden

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

MDG 6, een halt toeroepen aan Hiv/aids, malaria en andere ziekten, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 7: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van Hiv/aids, en beginnen met de terugdringing ervan
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1 Tussenstand 2Doel 2015Categorie
Aantal aids-doden in miljoenen0,25 miljoen3,1 miljoen (2004)Geen dataMinder dan 3,1Sub Sahara Afrika
% vrouwen(15–25 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruiktNiet bekend25% (1999–2003)28% (1999–2005)Meer dan 25%Sub Sahara Afrika
% mannen (15–25 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruiktNiet bekend43%43% (1999–2005)Meer dan 43%Sub Sahara Afrika

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

Doelstelling 8: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van malaria en andere levensbedreigende ziekten, en beginnen met de terugdringing ervan
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1Tussenstand 2Doel 2015Categorie
Aantal doden per 100 000 t.g.v. malariaNiet bekend166 (2003)Geen dataMinder dan 166Ontwikkelingslanden
Aantal doden per 100 000 t.g.v. tuberculose3431 (2000)25 (2005)Minder dan 31Ontwikkelingslanden
% tuberculose gediagnostiseerd met de DOTS-methode29% (2000)46% (2003)61% (2005)Meer dan 46%Ontwikkelingslanden
% tuberculose genezen met de DOTS-methode81% (1999)82% (2002)84% (2004)Meer dan 82%Ontwikkelingslanden

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

MDG 7, waarborgen van een duurzame leefomgeving, kent een doelstelling voor drinkwater en sanitaire voorzieningen:

Doelstelling 10: Het percentage mensen dat geen duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2002Tussenstand 2004Doel 2015Categorie
% van de bevolking met duurzame toegang tot sanitaire voorzieningen34,0%49,0%50%67,0%Ontwikkelingslanden (zowel urbaan als ruraal)

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

Doelstelling 11: In 2020 moet het leven van 100 miljoen bewoners van sloppenwijken aanzienlijk verbeterd zijn
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2001Tussenstand 2005Categorie
Aandeel stadsbevolking dat in sloppenwijken woont (%)47,0%43,3%36,5%Ontwikkelingslanden
Aantal sloppenwijkinwoners (miljoen)660,9 miljoen860,1 miljoenGeen dataOntwikkelingslanden

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem

Het kader voor deze operationele doelstelling wordt met name gevormd door MDG 8:

MDG8: Ontwikkelen van een wereldwijd samenwerkingsverband voor ontwikkeling (doelstelling 12–15)
Indicatoren:19901996200020022005Doel 2015
% EU-importen (in waarde) met tariefvrije markttoegang, uitgezonderd wapens en olie, uit:      
Ontwikkelingslanden41,556,366,275Geen mondiale streefwaarde, toename
Minst ontwikkelde landen94,297,596,279 
       
Gemiddelde EU-tarief op landbouwproducten uit:      
Ontwikkelingslanden      
– MFN16,513,314,28,9Geen mondiale streefwaarde, afname
– Preferentieel13.311,712,3  
Minst ontwikkelde landen      
– Preferentieel3,63,14,73,1 
       
Gemiddelde EU-tarief op kleding uit:      
Ontwikkelingslanden      
– MFN12,712,112,08.9Geen mondiale streef-
– Preferentieel9,69,28,8 waarde, afname
Minst ontwikkelde landen      
– Preferentieel0,00,01,06,6 
       
Steun aan agrarische producenten binnen de EU (PSE), in waarde (USD mld)329 (1990) 350 (2003)378 (2004)385 (2005)Geen mondiale streefwaarde, afname

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

FINANCIËLE TOELICHTINGEN JAARVERSLAG 2007

Beleidsartikel 1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en mensenrechten (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgest elde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
Verplichtingen88 82556 48791 20798 61961 19037 429
       
Uitgaven:      
Programma-uitgaven totaal87 84380 46078 80592 46777 79714 670
       
1.1 Internationale rechtsorde38 61543 05037 23746 26732 00314 264
1.2 Mensenrechten30 38328 50232 36637 07929 0598 020
1.3 Internationale juridische instellingen18 8458 9089 2029 12116 735– 7 614

Verplichtingen

In totaal vindt op dit artikel een verhoging van de verplichtingen plaats van ruim EUR 37,4 miljoen. Er is sprake van een verhoging van het verplichtingenbudget met EUR 14,3 miljoen voor onder meer een hogere verplichte contributie aan het Capital Masterplan (dit betreft de verbouw van het VN-hoofdkantoor) en een verhoging van het regulier budget van de VN, de bijdrage aan het working capital van de VN en een verhoogde procentuele Nederlandse bijdrage aan de Verenigde Naties door een wijziging in de contributieschalen. Verder werden voor mensenrechtenprogramma’s meer middelen beschikbaar gesteld (EUR 18,1 miljoen). Het betreft hier met name middelen voor de Nederlandse vertegenwoordigingen (programma’s in Sri Lanka, Burkina Faso en de Palestijnse Gebieden). Ten slotte werden voor het Internationaal Strafhof EUR 5 miljoen verplichtingen meer aangegaan dan geraamd. De oorzaak hiervan ligt vooral bij de inhuur van tijdelijke huisvesting voor het Hof.

Uitgaven

Artikel 1.1 Internationale rechtsorde

De verhoging van de uitgaven met EUR 14,3 miljoen is met name het gevolg van de verplichte contributie aan het Capital Masterplan (dit betreft de verbouw van het VN-hoofdkantoor) en een verhoogde procentuele Nederlandse bijdrage aan de Verenigde Naties door een wijziging in de contributieschalen.

Artikel 1.2 Mensenrechten

In totaal werd EUR 8 miljoen meer uitgegeven voor resultaten op het gebied van mensenrechten. Het FSA-mensenrechtenprogramma werd opgehoogd. Dit programma gaat per 2008 op in het nieuwe Mensenrechtenfonds. Ook werden in 2007 werden meer middelen beschikbaar gesteld voor mensenrechtenprogramma’s in partnerlanden als Burkina Faso, Sri Lanka en de Palestijnse Autoriteiten. Tot slot werden extra middelen uitgegeven voor programma’s onder het Medefinancieringsstelsel.

Artikel 1.3 Internationale juridische instellingen

Op dit sub-artikel werd EUR 7,6 miljoen minder uitgegeven dan geraamd. De oorzaak hiervan ligt vooral bij twee grote uitgaven die zijn uitgesteld tot 2008. Het gaat om de kosten voor de verbouwing van de panden voor tijdelijke huisvesting van het Internationaal Strafhof en de kosten die samenhangen met de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof. Daarnaast viel de bouw van de nieuwe rechtszaal EUR 1 miljoen goedkoper uit.

Slotwet

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechtenVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007113 414
Mutaties Slotwet 2007– 14 795
Stand Slotwet 2007 (realisatie)98 619

Verplichtingen

Door vertraging bij de uitvoering van enkele activiteiten en dankzij meevallers bij de verbouwing van de panden voor tijdelijke huisvesting van het Internationale Strafhof is er uiteindelijk een bedrag van EUR 22 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan dan was voorzien bij Najaarsnota. Daarnaast is er EUR 8 miljoen aan verplichtingen aangegaan voor de Faciliteit Strategische Activiteiten dat per 2008 opgaat in het mensenrechtenfonds.

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechtenUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 200798 166
Mutaties Slotwet 2007– 5 699
Stand Slotwet 2007 (realisatie)92 467

Uitgaven

De onderuitputting op dit artikel wordt grotendeels verklaard door de vertraging bij de uitvoering van enkele activiteiten en een meevaller bij de verbouwing van de rechtszaal van het Internationale Strafhof. Hierdoor is er sprake van een onderuitputting van zo’n EUR 4,7 miljoen, zoals grotendeels vermeld in de Decemberbrief.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht m.b.t. onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2007

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
  
 Effectenonderzoekex post 
  
 Overig evaluatieonderzoek 
1.2Iranmediakader2007

Algemene toelichting: nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deBZ-Evaluatieprogrammering.

Beleidsartikel 2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgest elde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
Verplichtingen589 168910 955846 9421 156 510676 591479 919
       
Uitgaven:      
Programma-uitgaven totaal545 208744 939790 934915 165762 747152 418
       
2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid14 53711 82910 52714 17413 477697
2.2 Bestrijding internationaal terrorisme000000
2.3 Non-proliferatieen ontwapening8 0178 1708 2658 4808 588– 108
2.4 Conventionele wapenbeheersing000000
2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing92 176284 999274 381396 083330 14565 938
2.6 Humanitaire hulpverlening253 977313 746345 701328 135244 48183 654
2.7 Goed bestuur176 501126 195150 060161 359166 056– 4 697
2.8 Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid  0000
2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie  2 0006 93406 934
       
Ontvangsten1351 6531 1071 9522241 728
2.10 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid135016298135163
2.70 Humanitaire hulpverlening01 6531 0911 654891 565

Verplichtingen

In totaal vindt op dit artikel een verhoging van het verplichtingenbudget plaats van bijna EUR 480 miljoen. Op het terrein van de humanitaire hulpverlening is sprake van een hogere realisatie van EUR 244 miljoen. Het leeuwendeel hiervan betrof noodhulp, onder andere ten behoeve van activiteiten in Sudan (Darfur), Afghanistan, Tsjaad, de Centraal Afrikaanse Republiek, Indonesië (overstroming Jakarta en aardbeving Sumatra), Bangladesh (cycloon), Irak (vluchtelingen). Verder werd een nieuw meerjarige verplichting aangegaan voor het wereldvoedselprogramma.

Voor goed bestuur werden nieuwe meerjarige verplichtingen aangegaan van EUR 63,7 miljoen. Dit komt voornamelijk door intensiveringen op het terrein van democratisering, stimulering van de rechtstaat en corruptiebestrijding (onder meer landenprogramma’s in Kenia en Benin). Verder heeft er een intensivering plaatsgevonden van het programma met de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

Op het terrein van ecologische veiligheid werd een regionaal milieuprogramma gestart in de Grote Meren regio. Het totaal aan aangegane verplichtingen bedraagt EUR 21,7 miljoen.

Verder is sprake van extra verplichtingen voor de nieuwbouw van het NAVO-hoofdkantoor. Deze kosten worden volgens een vaste formule doorberekend aan de NAVO-lidstaten. Daarnaast zijn voor het Stabiliteitsfonds extra verplichtingen aangegaan van ruim EUR 60 miljoen. De verplichtingenrealisatie bedroeg in totaal EUR 139 miljoen, 62 miljoen meer dan het bedrag in de ontwerpbegroting van EUR 77 miljoen. Verder zijn er voor wederopbouw-activiteiten (merendeels in Afghanistan en Sudan) extra verplichtingen aangegaan. Er is meer geld bestemd voor VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties (EUR 21 miljoen).

Uitgaven

Artikel 2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

De verhoging van de uitgaven van EUR 700 000 komt met name door de extra kosten voor de nieuwbouw van het NAVO-hoofdkantoor van EUR 300 000. Deze kosten worden volgens een vaste formule doorberekend aan de NAVO-lidstaten. Daarnaast zijn er meeruitgaven van EUR 400 000 voor het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB), voor wat betreft Veiligheidsbeleid.

Artikel 2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing

In totaal vindt op dit sub-artikel een verhoging plaats van ruim EUR 65 miljoen. Dit wordt onder meer veroorzaakt door extra uitgaven aan VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties (EUR 21 miljoen). Daarnaast zijn extra middelen ter beschikking gesteld voor wederopbouw-activiteiten in Afghanistan, onder meer voor het Uruzgan Provincial Development Project (EUR 2 miljoen). Ook werden extra uitgaven gedaan uit het Stabiliteitsfonds, onder meer voor het Multicountry Demobilization and Reintegration programma in de Grote Meren regio.

Artikel 2.6 Humanitaire hulpverlening

In 2007 was er sprake van een hogere realisatie van EUR 83 miljoen voor wat betreft noodhulp. Deze extra middelen werden onder andere aangewend ten behoeve van Sudan (Darfur), Afghanistan, Tsjaad, de Centraal Afrikaanse Republiek, Indonesie (overstroming Jakarta en aardbeving Sumatra), Bangladesh (cycloon), Irak (vluchtelingen). Daarnaast werd de bijdrage aan het Common Humanitarian Fund in Sudan verhoogd. Ook werd het World Food Program ondersteund voor activiteiten in Colombia..

In december werd een bijdrage gegeven aan de 3FM actie «Het Glazen Huis».

Artikel 2.7 Goed bestuur

Per saldo werd op dit sub-artikel EUR 4,7 miljoen minder uitgegeven dan geraamd. Enerzijds zijn, zoals in eerste suppletoire wet gemeld, de uitgaven voor landenprogramma’s in onder andere Kenia en Benin verhoogd en heeft er een intensivering plaatsgevonden van het programma met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Anderzijds zijn er lagere uitgaven door vertragingen in landenprogramma’s voor goed bestuur in met name Afghanistan, Suriname, Mali en de Palestijnse Gebieden.

Artikel 2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie

Op dit sub-artikel konden bij het schrijven van de begroting 2007 nog geen ramingen worden gemaakt. In de loop van 2007 was het beleid zover uitgewerkt dat dit wel mogelijk was. De Kamer werd hierover per eerste suppletoire wet geïnformeerd. Zo werd een regionaal milieuprogramma gestart in de Grote Meren regio (circa EUR 4 miljoen). De middelen voor de regionale milieuprogramma’s op de Westelijke Balkan en in het Congo Bekken werden overgeheveld naar dit sub-artikel. Overigens werd een deel van de oorspronkelijk geraamde uitgaven voor het milieuprogramma op de Westelijke Balkan verschoven naar 2008.

Ontvangsten

Artikel 2.70 Humanitaire hulpverlening

Op dit artikel zijn meerontvangsten van EUR 1,6 miljoen door hoger dan verwachte restituties van bijdragen aan internationale organisaties.

Slotwet

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuurVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 20071 050 728
Mutaties Slotwet 2007105 782
Stand Slotwet 2007 (realisatie)1 156 510

Verplichtingen

De verhoging van de verplichtingen van ruim EUR 105 miljoen is opgebouwd uit een groot aantal mutaties. De belangrijkste daarvan worden hieronder genoemd. Ten eerste is het verplichtingbudget voor VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties verhoogd met EUR 13 miljoen in verband met een hogere rekening ingediend door de VN. Ten tweede zijn er op het terrein van wederopbouw voor EUR 33 miljoen meer verplichtingen aangegaan dan was geraamd. Een deel hiervan werd al gemeld in de Decemberbrief. Het gaat hier vooral om activiteiten in Afghanistan. Ten derde zijn extra verplichtingen aangegaan, EUR 38 miljoen, voor humanitaire hulp.

Een verlaging vond plaats ten aanzien van de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier.

In de loop van 2007 werd duidelijk dat de totale kosten hoger gaan vallen en dus ook het aandeel van Nederland daarin. Daarom is het verplichtingenbudget bij Najaarsnota verhoogd tot EUR 14 miljoen. Uiteindelijk is daarvan iets minder dan EUR 10 miljoen daadwerkelijk aangegaan. Een andere verlaging werd veroorzaakt door het verschuiven van voorgenomen verplichtingen voor MDTF Sudan (EUR 4 miljoen) en het regionale milieuprogramma Balkan (EUR 9 miljoen) naar 2008.

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuurUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007865 554
Mutaties Slotwet 200749 611
Stand Slotwet 2007 (realisatie)915 165

Uitgaven

De verhoging met EUR 49 miljoen op dit artikel betreft een aantal extra uitgaven waarvan de omvangrijkste hieronder worden genoemd. Er vond een verhoging plaats van EUR 13,5 miljoen voor VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties. Deze werden al toegelicht bij Decemberbrief.

Er werden extra uitgaven gedaan uit het Stabiliteitsfonds van bijna EUR 20 miljoen, onder meer voor het «Multicountry Demobilization and Reintegration Programme» in de Grote Meren regio en het «Bureau for Crisis Prevention and Recovery» van UNDP. Het budget van het Stabiliteitsfonds was in verband met de verwachte vertraging bij 2e suppletoire wet naar beneden bijgesteld. Tegen de verwachting in heeft een aantal grote prioritaire projecten toch doorgang kunnen vinden. Hierdoor is de uiteindelijke realisatie uitgekomen op het bij 1e suppletoire wet verwachte niveau.

Het noodhulpbudget is verhoogd met EUR 14,5 miljoen voor extra noodhulp onder meer ten behoeve van de slachtoffers van de cycloon in Bangladesh, voor een verhoging van de bijdrage aan het Common Humanitarian Fund in Sudan en voor hulp aan ontheemden in Irak. Ook werden WFP-activiteiten in Colombia ondersteund.

Voor activiteiten in Afghanistan vond een verhoging plaats van circa EUR 2,5 miljoen onder meer voor een programma ter ondersteuning van het Independent Directorate for Local Governance (IDLG), het programme Afghanistan Electoral Support en een activiteit van de Afghan Independent Human Rights Commission (AIHRC). Tenslotte was er een verlaging voor in totaal EUR 3,9 miljoen vanwege vertragingen bij goed bestuur programma’s in partnerlanden, met name in de Palestijnse gebieden en Mali.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht m.b.t. onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2007

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
2.91. Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen2010
 Effectenonderzoekex-post 
2.42. Conventionele wapenbeheersing2008
2.53. Afrikabeleid2008
2.54. Stabiliteitsfonds2007
2.95. Effectiviteit internationale ontwikkelingssamenwerking t.b.v. duurzame ontwikkeling
 Overig evaluatieonderzoek 
2.56. Review Multi Donor Trust Funds (MDTFs) in post-conflict situaties2007
2.67. Financiering van ontmijningsprogramma’s via NGO’s2007

Algemene toelichting: nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deBZ-Evaluatieprogrammering.

Specifieke toelichting:

ad 1. Uitvoering van deze beleidsdoorlichting is uitgesteld tot 2010.

ad 2. Afronding van deze IOB-evaluatie is voorzien voor het eerste kwartaal van 2008.

ad 3. De IOB-evaluatie van het Afrikabeleid werd in januari 2008 afgerond.

ad 5. Dit betrof een voorgenomen onderzoek door de Algemene Rekenkamer. Besloten is het onderzoek in deze vorm niet uit te voeren.

Beleidsartikel 3

Versterkte Europese Samenwerking

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
Verplichtingen5 535 9686 691 1656 858 9527 971 3247 026 591944 733
       
Uitgaven:      
Programma-uitgaven totaal5 661 4046 802 2727 011 5327 032 2387 213 261– 181 023
       
3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU5 498 8996 638 0836 846 9266 858 6257 014 198– 155 573
3.2 Ondersteuning bij pre- en post-accessie14 94211 89912 81411 28811 800– 512
3.3 EOFEuropees ontwikkelingsfonds122 148137 808139 374149 580174 870– 25 290
3.4 Nederlandse positie in de EU16 5955 8913 4103 4423 38557
3.5 Raad van Europa8 8208 5919 0089 3039 008295
       
Ontvangsten466 384511 559560 253627 005611 40015 605
3.10 Perceptiekostenvergoedingen466 384511 542560 253627 005611 40015 605
3.40 Restitutie Raad van Europa0170000

Verplichtingen

De verhoging van de verplichtingenstand met EUR 945 miljoen wordt grotendeels veroorzaakt door een nieuwe meerjarige verplichting voor het Europese Ontwikkelingsfonds (EOF-10).

Uitgaven

Uitsplitsing van EU-afdrachten in 2007 (bedragen in EUR1000)
 BegrotingRealisatieVerschil
Uitgaven:   
Vierde eigen middelEU3 659 6763 332 580327 096
BTW-afdrachten908 9221 028 752– 119 830
Landbouwheffingen405 333336 47568 858
Invoerrechten2 040 2672 160 818– 120 551
Totaal uitgaven7 014 1986 858 625155 573

Artikel 3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU

Er deden zich in 2007 een aantal ontwikkelingen voor m.b.t. de afdrachten aan de Unie. Het saldo van het totaal van deze mutaties bedraagt EUR 155 miljoen. Er deed zich in het begin van 2007 om technische redenen een meevaller uit 2006 voor (die het gevolg was van lagere uitgaven). Eenzelfde beweging over de jaargrens deed zich aan het einde van 2007 voor. Het saldo van beide mutaties is een tegenvaller van EUR 160 miljoen.

Daarnaast zijn de BTW- en BNI-cijfers herijkt over de periode 1989–2006. Doordat over die periode meer ontvangen en minder is uitgegeven dan geraamd, zijn de afdrachten van Nederland voor 2007 verlaagd met EUR 310 miljoen. Ook vielen de invoerrechten hoger uit dan geraamd. De invoerrechten zijn moeilijk te voorspellen omdat het relatief onvoorspelbaar is in welk EU-land hoeveel import wordt ingeklaard, en daarmee waar de invoerrechten terechtkomen.

Artikel 3.3 EOF Europees ontwikkelingsfonds

De Europese Commissie heeft op grond van bijgestelde ramingen EUR 25,3 miljoen minder afgeroepen dan was begroot.

Ontvangsten

Artikel 3.1 Perceptiekostenvergoedingen

 BegrotingRealisatiesVerschil
Ontvangsten:   
Vergoeding voor inning landbouwheffingen101 333 00084 118 646– 17 214 354
Vergoeding voor inning invoerrechten510 067 000542 886 44032 819 440
Totaal ontvangsten611 400 000627 005 08615 605 086

Aan de ontvangstenkant is een hogere inningsvergoeding van EUR 17 miljoen het resultaat van hogere invoerrechten van EUR 34 miljoen en een tegenvaller van EUR 17 miljoen voor de ontvangstenvergoeding landbouwheffing.

Nederland ontvangt een vergoeding ter grootte van 25% van de landbouwheffingen en invoerrechten. De feitelijke realisaties zijn evenwel hoger omdat Duitsland de perceptiekostenvergoeding over door Nederlandse bedrijven in Duitsland afgedragen invoerrechten doorsluist naar Nederland.

Slotwet

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerkingVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 20077 471 109
Mutaties Slotwet 2007500 215
Stand Slotwet 2007 (realisatie)7 971 324

Verplichtingen

Zie onder uitgaven.

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerkingUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 20076 532 385
Mutaties Slotwet 2007499 853
Stand Slotwet 2007 (realisatie)7 032 238

Uitgaven

In de raming van de kasuitgaven over 2007 was rekening gehouden met een meevaller van circa EUR 270 miljoen die is ontstaan als gevolg van hogere economische groei en lagere uitgaven over 2007. Om technische redenen vindt de verwerking van deze meevaller plaats in 2008. Daarnaast vallen de invoerrechten circa EUR 150 miljoen hoger uit en is er circa EUR 70 miljoen meer BTW afgedragen dan eerder werd geraamd. De invoerrechten zijn moeilijk te voorspellen omdat het relatief onvoorspelbaar is in welk EU-land hoeveel import wordt ingeklaard, en daarmee waar de invoerrechten terechtkomen.

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerkingOntvangsten x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007588 500
Mutaties Slotwet 200738 505
Stand Slotwet 2007 (realisatie)627 005

Ontvangsten

Aan de ontvangstenkant is een hogere inningsvergoeding het directe resultaat van de hogere invoerrechten.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht m.b.t. onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2007

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
  
 Effectenonderzoekex-post 
3.3Coördinatie, complementariteit en coherentie (de drie C’s) van het verdrag van Maastricht2007
3.4Evaluatieeffectiviteit Nederlandse EU voorzitterschap2007

Algemene toelichting: nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deBZ-Evaluatieprogrammering.

Beleidsartikel 4

Meer welvaart en minder armoede

Beleidsartikel 4 Meer welvaart en minder armoede (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgest elde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
Verplichtingen– 41 7301 041 3941 882 9911 012 701456 199556 502
       
Uitgaven:      
Programma-uitgaven totaal871 311827 5391 018 179959 751690 297269 454
       
4.1 Handels- en financieel systeem32 49130 41524 41118 86761 569– 42 702
4.2 Armoedevermindering492 686492 604465 229528 765222 036306 729
4.3 Ondernemingsklimaatontwikkelingslanden321 639277 146504 420390 577385 4275 150
4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking21 86423 53518 68516 28616 000286
4.5 Nederlandse handels- en investeringsbevordering2 6313 8395 4345 2565 265– 9
       
Ontvangsten64 82415 23139 72989 94234 77655 166
4.10 Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties64 82415 23139 72989 94234 77655 166

Verplichtingen

De verhoging van het verplichtingenbudget op dit artikel wordt veroorzaakt door een groot aantal mutaties. Zoals gemeld in de eerste suppletoire wet zijn onder andere nieuwe committeringen aangegaan ten behoeve van Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM), het Programma Uitzending Managers (PUM) en het Nederlandse Investering Matching Fonds (NIMF). Daarnaast zijn er extra verplichtingen aangegaan voor de bijdragen aan UNDP, ten behoeve van schuldverlichtingsinitiatieven via de African Development Bank (AfDB) en een bijdrage aan het EU-Africa Infrastructure Partnership Trustfund. In de tweede suppletoire wet werd toegelicht dat verplichtingen zijn aangegaan voor programma’s bij de African Development Bank en voor het Unicef programma Day for Change dat is gericht op microkredieten (EUR 8 miljoen). Ook is het verplichtingenbudget verhoogd ten behoeve van de Investment Climate Facility ter verbetering van het ondernemingsklimaat in Afrika, en ten behoeve van de meerjarige verplichting voor het TCX-programma (The Currency Exchange – EUR 50 miljoen). Daarnaast zijn extra verplichtingen aangegaan ten behoeve van de Nederlandse IFAD/HIPC-bijdrage (International Fund for Agricultural Development/Heavily Indebted Poor Countries). Voor het ORET-programma zijn extra verplichtingen aangegaan als gevolg van de overeenkomst met als uitvoerder van dit programma Price Waterhouse Coopers(EUR 200 miljoen). Naast deze mutaties zijn een aantal verlagingen doorgevoerd, bijvoorbeeld omdat er geen meerjarige verplichting kon worden aangegaan met de International Finance Corporation (IFC).

Uitgaven

4.1 Handels- en financieel systeem

De verlaging op dit subartikel wordt grotendeels veroorzaakt door de lage rentestand en de afnemende leningenportefeuille van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO). Daarnaast heeft de NIO minder aanspraak gemaakt op de post garanties «internationale samenwerking».

4.2 Overige armoedebestrijding

De hogere uitgaven op dit sub-artikel (EUR 300 miljoen) betreffen een saldo. Hier onder worden de belangrijkste opwaartse en neerwaartse mutaties genoemd.

Binnen enkele exit-programma’s, vooral in Europa en Centraal-Azie, werd minder uitgegeven dan verwacht. Bovendien is de geplande begrotingssteun aan Macedonië niet doorgegaan. In 2007 zijn, vooruitlopend op een scherpere analyse op de dimensie Goed Bestuur, de Track Records hierop zwaarder beoordeeld. Dit heeft er toe geleid dat voor zeven landen die reeds enkele jaren begrotingssteun kregen (Armenië, Georgië, Moldavië, Mozambique, Tanzania, Uganda en Vietnam) een nadere politieke afweging noodzakelijk was. Die heeft er toe geleid dat voor Vietnam en Georgië een korting is toegepast. Daarnaast is de reeds eerder toegepaste korting op de begrotingssteun voor Uganda voor het Ugandese fiscale jaar 2006–2007 gehandhaafd, zoals vermeld in de brief aan de Kamer van 8 juni 2007. Die korting is ook voor het Ugandese begrotingsjaar 2007–2008 doorgevoerd.

De belangrijkste verhogingen betreffen extra middelen beschikbaar gesteld aan UNDP, ten behoeve van 8 One-UN pilots (EUR 5 miljoen). Verder zijn er extra middelen ter beschikking gesteld voor schuldverlichting, grotendeels via de Nederlandse bijdrage aan het HIPC-initiatief (EUR 4,5 miljoen). Ook zijn extra middelen uitgegeven voor het programma voor institutionele ontwikkeling via de African Capacity Building Foundation. Bovendien is, zoals vermeld in brieven aan de Kamer (van: 12 juni 2007 en 25 januari 2008) de nog uitstaande oude NIO-lening uit 2001 van EUR 72,5 miljoen door Suriname vervroegd afgelost lastens de resterende Verdragsmiddelen. De transactie bespaart Suriname rentebetalingen over de resterende looptijd van deze lening, het verbetert de internationale kredietwaardigheid van Suriname en schept meerjarig ruimte op de Surinaamse begroting voor onder meer de aanleg van dijken

Ten slotte wordt de omvang van de mutatie beïnvloed door het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel.

4.3 Ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden

De stijging op dit sub-artikel betreft een saldo van in totaal EUR 5,1 miljoen. Dit saldo betreft een aantal verlagingen en verhogingen waarvan de grootste hier worden toegelicht.

Ten eerste waren de uitgaven aan het fonds voor Minst Ontwikkelde Landen bij de FMO waren in 2007 EUR 29 miljoen lager dan voorzien. Door een betaling laat in 2006 was al grotendeels voorzien in de liquiditeitsbehoefte van het fonds. Daarnaast is EUR 10 miljoen minder uitgegeven voor centrale programma’s ter verbetering van infrastructuur in OS-landen. Verder zijn er in 2007 minder middelen ter beschikking gesteld voor het versterken van het ondernemingsklimaat in partnerlanden (EUR 4 miljoen). Hier was vaak sprake van vertragingen in de landenprogramma’s. Voor ORET zijn ook minder middelen uitgegeven (EUR 1,4 miljoen).

De belangrijkste verhoging betreft additionele uitgaven voor PSOM voor een bedrag van ruim EUR 17 miljoen. Daarnaast is er voor EUR 14 miljoen meer uitgegeven aan MFS-programma’s voor duurzame economische ontwikkeling. Verder is er EUR 6 miljoen extra ter beschikking gesteld voor programma’s op het gebied van marktontwikkeling en EUR 5 miljoen voor de International Finance Cooperation. Tenslotte is EUR 3,5 miljoen extra uitgegeven voor speciale FMO-programma’s.

Ontvangsten

Artikel 4.1 Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties

De meerontvangsten zijn met name het gevolg van een schuldenterugbetaling door Angola.

Slotwet

Beleidsartikel 4 Meer welvaart en minder armoedeVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 20071 129 998
Mutaties Slotwet 2007– 117 297
Stand Slotwet 2007 (realisatie)1 012 701

Verplichtingen

De verlaging van de verplichtingen van ruim EUR 117 miljoen wordt grotendeels verklaard uit de onderstaande mutaties. Er zijn extra verplichtingen aangegaan voor het ORET-programma in verband met de verlenging van de overeenkomst met de uitvoerder (EUR 200 miljoen). Daartegenover stonden verlagingen van verplichtingen door aflossing van garanties door onder meer Suriname (EUR 37 miljoen) en Indonesië (EUR 69 miljoen) en door verlagingen bij programma’s ter bevordering van het ondernemingsklimaat, bijvoorbeeld het Programma Uitzending Managers (EUR 30 miljoen). Verder zijn minder verplichtingen aangegaan voor PSOM (EUR 46 miljoen), infrastructuur (EUR 19 miljoen), marktontwikkeling (EUR 14 miljoen), exit programma’s (EUR 10 miljoen), structurele macrosteun (EUR 8 miljoen), UNDP (EUR 5 miljoen), plattelandsontwikkeling (EUR 9 miljoen) en het assistent-deskundigen programma (EUR 21 miljoen). Tenslotte is er nog een groot aantal relatief kleine neerwaartse mutaties.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart en minder armoedeUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007948 295
Mutaties Slotwet 200711 456
Stand Slotwet 2007 (realisatie)959 751

Uitgaven

De per saldo verhoging van EUR 11 miljoen is het resultaat van enkele verhogingen en verlagingen. In de Decemberbrief werden verlagingen in de uitgaven aangegeven voor onder meer UNIFEM (EUR 7 miljoen) en begrotingssteun Macedonië (EUR 4 miljoen). Daarnaast werden op dit artikel meer uitgaven gedaan op het gebied van ondernemingsklimaat in het landenprogramma voor Rwanda (EUR 1 miljoen) en voor PSOM (EUR 10 miljoen).

Daarnaast is er minder uitgegeven voor het CBI-programma en het MOL-fonds (EUR 7 miljoen). Daarnaast hangt de omvang van deze mutatie samen met het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart en minder armoedeOntvangsten x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 200789 389
Mutaties Slotwet 2007553
Stand Slotwet 2007 (realisatie)89 942

Ontvangsten

De restituties door de NIO op in het verleden ontvangen garantiebetalingen zijn EUR 0,5 miljoen hoger uitgekomen dan ten tijde van de Najaarsnota werd geraamd.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht m.b.t. onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2007

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
4.21. Effectiviteit armoedebestrijding bilaterale ontwikkelingssamenwerking2010
 Effectenonderzoekex-post 
4.12. Afrikabeleid2008
4.23. Stedelijke armoedebestrijding2008
4.24. Onafhankelijke evaluatie FAO2007
4.55. Netherlands Business Support Offices (NBSO) netwerk in samenhang met het Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO) netwerk2007
 Overig evaluatieonderzoek 
4.16. Rapportage Europese coherentiebeleid (monitoringssysteem)2007
4.37. Opbouw handelscapaciteit op het gebied van Sanitary en Phytosanitary Standards (SPS)2008/2009
4.38. OnderzoekMVO-criteria in buitenlandinstrumenten2007
4.49. Exitstrategieën (in Nordic+ verband)2008
4.410. Resultaten in ontwikkeling (monitoringssysteem)2007

Algemene toelichting: nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deBZ-Evaluatieprogrammering.

Specifieke toelichting:

ad 1. Uitvoering van deze beleidsdoorlichting is uitgesteld tot 2010.

ad 2. De IOB-evaluatie van het Afrikabeleid werd in januari 2008 afgerond.

ad 3. Afronding van deze IOB-evaluatie is voorzien voor het eerste kwartaal van 2008.

ad 7. Uitvoering van het evaluatie-onderzoek is uitgesteld tot 2008 of 2009 aangezien het aantal projecten en programma’s op SPS terrein beperkt was en nog te kort van start was gegaan om een onderzoek zinvol te laten zijn.

ad 9. Deze IOB-evaluatie (multidonor) zal naar verwachting in 2008 gereed komen.

Beleidsartikel 5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgest elde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
Verplichtingen721 223713 8954 727 790560 411572 196– 11 785
       
Uitgaven:      
Programma-uitgaven totaal1 216 3091 190 1211 653 3411 581 0351 634 316– 53 281
       
5.1 Onderwijs225 451218 573397 461464 919521 035– 56 116
5.2 Kennisontwikkeling114 333103 425120 379124 889130 126– 5 237
5.3 Gender3 2783 2662 7643 9384 722– 784
5.4 HIV/Aids225 916200 621277 873282 343272 24410 099
5.5 Reproductieve gezondheid96 00697 457114 087141 69893 71547 983
5.6 Participatie civil society551 325566 779740 777563 248612 474– 49 226

Verplichtingen

De verplichtingen op dit artikel zijn afgenomen met EUR 11,8 miljoen. Deze verlaging betreft een saldo van verhogingen en verlagingen, waarvan de meest omvangrijke hieronder worden toegelicht. Ten eerste werd er voor de Global Alliance for Vaccines and Immunisation (GAVI) een extra verplichting aangegaan van EUR 100 miljoen. Daarnaast is een aantal ambassades verplichtingen aangegaan voor per saldo ruim EUR 100 miljoen. Een andere belangrijke verhoging betreft een additionele verplichting van EUR 60 miljoen ten behoeve van de afbouwsubsidie voor Plan.

De verlaging in de committering vloeit onder meer voort uit het programmavoorstel van UNICEF voor Early Childhood Development dat is aangehouden, waardoor er voor EUR 60 miljoen minder is gecommitteerd. Ook is de besluitvorming over het EFA/FTI Catalytic Fund vertraagd waardoor er EUR 82 miljoen minder is verplicht. Verder zijn bij centrale internationaal onderwijsprogramma’s voor EUR 69 miljoen minder verplichtingen aangegaan dan begroot. Bij overige onderwijsprogramma’s is voor ca. EUR 30 miljoen minder verplichtingen aangegaan op thema basisonderwijs. Tenslotte werd er voor EUR 30 miljoen minder verplicht bij Hiv/Aids programma’s (waaronder EUR 10 miljoen voor het Health Insurance Fund) omdat de verplichtingen initieel te hoog waren ingeschat.

Uitgaven

5.1 Onderwijs

Op dit sub-artikel wordt per saldo ruim EUR 56 miljoen minder uitgegeven dan voorzien. De lagere uitgaven hebben onder andere te maken met vertragingen in landenprogramma’s voor onderwijs, met name in Zuid-Afrika, Rwanda en Ghana. Het onderwijsprogramma in Pakistan is in 2007 met ruim EUR 13 miljoen verlaagd. Dit had mede te maken met het besluit om de hulp aan dit land op te schorten. Verder is een programmavoorstel van UNICEF voor Early Childhood Development aangehouden. Tenslotte werden de ramingen voor MFS-programma’s op het gebied van onderwijs met EUR 7 miljoen neerwaarts bijgesteld op basis van de goedkeuringen binnen het medefinancieringsstelsel.

5.2 Kennisontwikkeling

De neerwaartse mutatie van EUR 5,2 miljoen op dit sub-artikel wordt grotendeels veroorzaakt door teruggave op het onderzoeksprogramma (EUR 8 miljoen) door vertraging in de activiteiten. Daarnaast is er ruim EUR 4 miljoen extra uitgegeven voor landenprogramma’s die zich richten op de versterking van hoger onderwijs.

5.3 Gender

Per saldo werd op dit sub-artikel EUR 0,8 miljoen minder uitgegeven dan geraamd. Het gaat hier om een aantal relatief kleine mutaties. Onder meer zijn minder uitgaven gedaan aan organisaties (waaronder Femmes Afriques Solidarité en Wide) die een lagere liquiditeitsbehoefte hadden dan voorzien.

5.4 Hiv/Aids

De uitgaven voor Hiv/Aids programma’s vielen per saldo ruim EUR 10 miljoen hoger uit dan oorspronkelijk geraamd. De belangrijkste verhogingen betroffen een extra bijdrage van EUR 15 miljoen aan het Global Fund to fight Aids Tuberculosis and Malaria(GFATM) en meer middelen voor productontwikkeling op het gebied van medicijnen via organisaties als Find en Aeras EUR 8 miljoen. Hier tegenover stonden lager dan verwachte uitgaven in landenprogramma’s voor Hiv/aids, deels veroorzaakt door vertraging in de uitvoering, deels door technische overheveling naar artikel 5.5. Het betreft hier ondermeer Zambia (EUR 5 miljoen), Zuid-Afrika (1,5 miljoen) en Burkina Faso (EUR 1,2 miljoen).

5.5 Reproductieve gezondheidszorg

Per saldo werd in 2007 bijna EUR 48 miljoen meer uitgegeven aan programma’s voor de verbetering van de reproductieve gezondheidszorg, één van de prioritaire thema’s uit de beleidsbrief «Een zaak van Iedereen». De extra uitgaven zijn met name bestemd voor landenprogramma’s op het gebied van (reproductieve) gezondheidszorg via de ambassades. Voorbeelden zijn Ethiopië (EUR 4 miljoen) en Mozambique (EUR 2,5 miljoen). Daarnaast is er een verhoging van de bijdrage aan de Global Alliance for Vaccines and Immunisation (GAVI) met 20 miljoen.

5.6 Participatie Civil Society

De verlaging van EUR 49 miljoen op dit subartikel betreft een saldo. De belangrijkste mutaties die binnen dit subartikel hebben plaatsgehad, worden hier toegelicht.

Allereerst is er een verlaging van dit sub-artikel met ruim EUR 90 miljoen door herallocatie van middelen van het oude medefinancieringsprogramma (MFP) naar het nieuwe medefinancieringsstelsel (MFS). Na toekenning zijn de middelen thematisch gealloceerd over corresponderende sub-artikelen waar de betreffende activiteiten bij passen. Tevens is sprake van een verlaging van het SNV-programma met EUR 5 miljoen door vertraging in de programma’s.

Daarnaast zijn er additionele middelen toegekend voor de afbouwsubsidie voor organisaties die geen subsidie onder het MFS hebben gekregen. Verder heeft er bevoorschotting van ruim EUR 40 miljoen plaatsgevonden van enkele organisaties die een subsidie krijgen onder het MFS.

Slotwet

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkelingVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 20071 055 069
Mutaties Slotwet 2007– 494 658
Stand Slotwet 2007 (realisatie)560 411

Verplichtingen

De verplichtingenstand wordt verlaagd met bijna EUR 495 miljoen. De grootste mutaties (verlagingen en verhogingen) worden hieronder toegelicht.

Door vertragingen zijn minder verplichtingen aangegaan voor landenprogramma’s voor onderwijs (EUR 69 miljoen) en centrale onderwijsprogramma’s (EUR 66 miljoen) en het internationaal onderwijs programma (EUR 70 miljoen). Verder is het programmavoorstel van UNICEF voor Early Childhood Development aangehouden, waardoor er voor EUR 60 miljoen minder is verplicht. Door een wijziging in de committering aan het Global Fund to fight Aids Tuberculosis and Malaria(GFATM) is een verplichting van EUR 120 miljoen doorgeschoven naar 2008. Tot slot vond een verlaging plaats voor landenprogramma’s op het gebied van (reproductieve) gezondheid (EUR 71 miljoen) en SALIN (EUR 30 miljoen).

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkelingUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 20071 563 002
Mutaties Slotwet 200718 033
Stand Slotwet 2007 (realisatie)1 581 035

Uitgaven

In de Decemberbrief werd op dit artikel een verhoging gemeld van een saldo van EUR 14 miljoen. Het betrof vooral vertragingen op het gebied van onderwijs en bij SNV. Daarnaast werd melding gemaakt van bevoorschotting van organisaties onder het Medefinancieringsstelsel. De uitgaven ten opzichte van de Decemberbrief zijn met EUR 4 miljoen toegenomen. Dit heeft vooral te maken met en aantal voorschotten aan organisaties die subsidie krijgen onder het Medefinancieringsstelsel.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht m.b.t. onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2007

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
5.4 en 5.51. Hiv/aids en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR)2007
 Effectenonderzoekex-post 
5.12. Impactevaluatiebasisonderwijs in Zambia2008
5.13. Impactevaluatie basisonderwijs in Uganda2008
5.24. Tussentijdse evaluatie programma’s internationaal onderwijs(NFP en NPT)2007
5.25. Onderzoeksbeleid 1992–20052007
5.56. Gezondheidssector Tanzania2007
5.67. IOB-evaluaties MFP-breed2007
5.68. VakbondsMedefinancieringsProgramma (VMP)2007
5.69. Prins Claus fonds2007
 Overig evaluatieonderzoek 
5.610. Xplore2008
5.611. Beleidskaders/voortraject MFS2008

Algemene toelichting: nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deBZ-Evaluatieprogrammering.

Specifieke toelichting:

ad 2 en 3. Afronding van deze IOB-evaluaties is voorzien voor het eerste kwartaal van 2008.

ad 10. Afronding van deze IOB-evaluatie is voorzien voor begin 2008.

ad 11. Afronding is voorzien voor begin 2008.

Beleidsartikel 6

Beter beschermd en verbeterd milieu

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgest elde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
Verplichtingen278 019289 705738 726347 629180 432167 197
       
Uitgaven:      
Programma-uitgaven totaal286 671282 676336 253356 008371 339– 15 331
       
6.1 Milieuen water232 618215 651242 243244 682237 4097 273
6.2 Water en stedelijke ontwikkeling54 05367 02594 010111 326133 930– 22 604

Verplichtingen

Per saldo is in 2007 sprake van een verhoging van de verplichtingen met EUR 167 miljoen. De verhoging van verplichtingen in 2007 wordt vooral veroorzaakt door nieuwe committeringen voor landenprogramma’s ter grootte van circa EUR 104 miljoen. Het gaat hierbij onder meer om programma’s in Ghana, Indonesië, Kenia en Suriname. Ook zijn additionele verplichtingen aangegaan in het kader van bijdragen aan SALIN-organisaties (circa EUR 7,5 miljoen). Daarnaast zijn op centraal niveau verplichtingen aangegaan voor onder meer programma’s voor biodiversiteit en bossen (circa EUR 18 miljoen), voor nieuwe programma’s op het gebied van integraal waterbeheer (EUR 12,5 miljoen) en voor bijdragen op het gebied van internationaal milieubeleid (circa EUR 25 miljoen).

Uitgaven

6.1 Milieu en Water

De stijging in 2007 met ruim EUR 7 miljoen betreft een saldo. De belangrijkste verhogingen betreffen onder meer extra uitgaven van circa EUR 15 miljoen aan de Global Environment Facility(GEF), extra uitgaven bij centrale programma’s op het gebied van biodiversiteit en bossen (circa EUR 5 miljoen) en extra uitgaven voor MFS-organisaties (circa EUR 18 miljoen). Daarnaast is sprake van lagere uitgaven van circa EUR 13 miljoen bij een aantal landenprogramma’s voor milieu, onder andere in Bangladesh, Bolivia en Suriname. Ook is onderuitputting opgetreden ter grootte van circa EUR 15 miljoen bij centrale activiteiten voor de bevordering van duurzame energie in ontwikkelingslanden. Het starten van deze nieuwe activiteiten, onder meer in het kader van Clean Energy Investment Framework, neemt meer tijd in beslag dan gepland.

6.2 Water en Stedelijke Ontwikkeling

Per saldo wordt op dit sub-artikel EUR 22,6 miljoen minder uitgegeven dan geraamd. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door vertragingen in zowel centrale programma’s op het gebied van drinkwater en sanitaire voorzieningen (ruim EUR 7 miljoen) als bij landenprogramma’s op dit gebied in onder meer Mozambique, Senegal, Indonesië en Kenia (ruim EUR 14 miljoen).

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieuVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007502 293
Mutaties Slotwet 2007– 154 664
Stand Slotwet 2007 (realisatie)347 629

Verplichtingen

Van de verlaging van de verplichtingenstand van ruim EUR 154 miljoen worden hieronder de belangrijkste mutaties toegelicht.

De overeenkomsten met de Wereldbank (Clean Energy Investment Framework – EUR 45 miljoen) en het UNESCO-IHE Institute for water education (EUR 20 miljoen) zullen pas in 2008 worden afgesloten. Ook is sprake van verlagingen bij landenprogramma’s ter grootte van ca. EUR 70 miljoen door vertragingen bij het opzetten van deze programma’s. Het gaat hierbij onder meer om programma’s in Ghana (verlaging EUR 30 miljoen), Mali (verlaging ruim EUR 6 miljoen), Vietnam (EUR 5 miljoen) en Bolivia (EUR 3 miljoen).

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieuUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007371 201
Mutaties Slotwet 2007– 15 193
Stand Slotwet 2007 (realisatie)356 008

Uitgaven

Bij Decemberbrief was reeds aangegeven dat er onderuitputting van circa EUR 3,4 miljoen heeft plaatsgevonden bij landenprogramma’s voor milieu en water in onder meer Vietnam en Ghana. Daarbovenop is ook onderuitputting opgetreden bij centrale activiteiten voor de bevordering van duurzame energie in ontwikkelingslanden. Het starten van deze nieuwe activiteiten, onder meer in het kader van Clean Energy Investment Framework, neemt meer tijd in beslag dan gepland. Verder zorgde de vertragingen bij de uitvoering van centrale programma’s op het gebied van drinkwater en sanitaire voorzieningen voor een neerwaartse bijstelling van EUR 2,5 miljoen.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht m.b.t. onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2007

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
  
 Effectenonderzoekex-post 
6.11. Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR)2008
6.12. Energie en ontwikkelingssamenwerking2007
6.13. Clean Development Mechanism (CDM)2007
6.24. Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Tanzania2007
6.25. Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Jemen2008
6.26. Sectorale benadering in de sector water2008
 Overig evaluatieonderzoek 
6.17. Public Private Partnerships (review)2008

Algemene toelichting: nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deBZ-Evaluatieprogrammering.

Specifieke toelichting:

ad 1, 5 en 6. Afronding van deze IOB-evaluaties is voorzien voor het eerste kwartaal van 2008.

ad 7. Dit onderzoek zal naar verwachting in de loop van 2008 worden afgerond.

Beleidsartikel 7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgest elde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
Verplichtingen114 40486 623108 139104 763106 053– 1 290
       
Uitgaven:      
Programma-uitgaven totaal106 06886 903104 127111 681106 0535 628
       
7.1 Consulaire dienstverlening5 7019 88112 88015 27612 4702 806
7.2 Vreemdelingenbeleid100 36777 02291 24796 40593 5832 822
       
Ontvangsten25 69625 19328 19141 12726 54314 584
7.10 Consulaire dienstverlening25 69625 19328 19141 12726 54314 584

Verplichtingen

De belangrijkste mutaties hebben te maken met de uitgaven zoals hieronder beschreven.

Uitgaven

Artikel 7.1 Consulaire dienstverlening

Op dit sub-artikel werd per saldo EUR 2,8 miljoen meer uitgegeven dan geraamd. Dit werd grotendeels veroorzaakt door een stijging van de kostprijs van reisdocumenten (EUR 1 miljoen) en door de nagekomen kosten uit 2001 tot en met 2006 (noodpaspoorten en laissez passers EUR 0,3 miljoen). Verder bracht de uitvoering van het NVIS-project (Nieuw Visum Informatie Systeem) reeds aan het begin van 2007 onvoorziene extra uitgaven met zich mee. Inmiddels is het systeem op een deel van de ambassades in productie genomen.

Artikel 7.2 Vreemdelingenbeleid

Op dit sub-artikel werd per saldo EUR 2,8 miljoen meer uitgegeven dan geraamd. Mede vanwege een groter dan geraamde instroom van asielzoekers valt de toerekening aan het OS-budget van de (eerstejaars)opvangkosten van asielzoekers uit DAC-landen hoger uit. Daarnaast hebben gemeenten minder beroep gedaan dan geraamd op de inzet van vertrouwens-advocaten in het kader van het legalisatie- en verificatiebeleid.

Ontvangsten

Artikel 7.1 Consulaire Dienstverlening

De ontvangsten op paspoortgelden, kanselarijrechten en in mindere mate legalisatierechten waren hoger dan geraamd. Dit wordt grotendeels verklaard door een verhoging van de visumleges van EUR 30 naar EUR 60. Daarnaast zijn er meer visumaanvragen in 2007 ingediend en betaald dan in 2006.

Slotwet

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeerVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007112 887
Mutaties Slotwet 2007– 8 124
Stand Slotwet 2007 (realisatie)104 763

Verplichtingen

Voor het overgrote deel is de neerwaartse bijstelling voornamelijk een gevolg van de vertragingen opgelopen bij het Nieuw Visum Informatie Systeem. Voor de opvang van asielzoekers is EUR 1,1 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan en voor de terugkeer van asielzoekers is EUR 2,9 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeerUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007112 887
Mutaties Slotwet 2007– 1 206
Stand Slotwet 2007 (realisatie)111 681

Uitgaven

De onderuitputting op dit artikel is voor het overgrote deel een gevolg van de vertragingen opgelopen bij de ontwikkeling van het Nieuw Visum Informatie Systeem en door minder uitgaven voor de opvang van asielzoekers (EUR 1 miljoen) en voor de terugkeer van asielzoekers (EUR 1,5 miljoen).

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeerOntvangsten x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 200731 650
Mutaties Slotwet 20079 477
Stand Slotwet 2007 (realisatie)41 127

Ontvangsten

Vooral een hogere afgifte van reisdocumenten en de toename van het aantal in behandeling genomen visumverzoeken hebben geleid tot hogere ontvangsten.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht m.b.t. onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2007

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
  
 Effectenonderzoekex-post 
7.11. Tussentijdse evaluatielegalisatie- en verificatiebeleid
 Overig evaluatieonderzoek 
7.12. Gedetineerdenbegeleiding 2007

Toelichting:

ad 1: In januari 2006 is de Kamer geïnformeerd over nieuwe beleidslijnen ten aanzien van de consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. In 2007 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de ervaringen opgedaan met deze beleidslijnen, zij het niet in de vorm van een formeel evaluatieonderzoek (toegelicht in TK 30 010, nr. 6).

ad 2: In mei 2007 is besloten af te zien van deze tussentijdse evaluatie (toegelicht in TK 29 831, nr. 5).

Beleidsartikel 8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
Verplichtingen62 23478 725185 20755 42246 5108 912
       
Uitgaven:      
Programma-uitgaven totaal77 22677 86586 97697 14686 10011 046
       
8.1 Nederlandse cultuur17 60814 22715 76820 28413 0507 234
8.2 Cultureel erfgoed4 5324 6315 2225 3794 971408
8.3 Draagvlak Nederlands buitenlands beleid55 08659 00765 98671 48368 0793 404
8.4 Vestigingsklimaat internationale organisaties in Nederland000000
       
Ontvangsten7557557567597554
8.10 Doorberekening Defensie diversen7557557567597554

Verplichtingen

De hogere realisatie van verplichtingen is voor het grootste deel (EUR 6,6 miljoen) toe te schrijven aan meerjarige verplichtingen die werden aangegaan ten opzichte van instituten, met name het Institut Neérlandais.

Uitgaven

8.1 Nederlandse cultuur

Op dit artikelonderdeel werd in het totaal EUR 7,2 miljoen meer uitgegeven, met name aan het HGIS-cultuurprogramma (EUR 3,2 miljoen) en programma’s op het gebied van cultuur onder het medefinancieringsstelsel (EUR 2,5 miljoen). Daarnaast was er sprake van hogere uitgaven op het programma culturele ambassadeprojecten en aan bijdragen aan instituten, tezamen EUR 1,3 miljoen.

8.3 Draagvlak Nederlands buitenlands beleid

De EUR 3,4 miljoen hogere uitgaven zijn toe te schrijven aan meeruitgaven op het stageprogramma (EUR 2,9 miljoen), Staatsbezoeken (EUR 2,2 miljoen) en het programma ondersteuning buitenlands beleid (POBB – EUR 1,5 miljoen). Daar tegenover stonden lagere uitgaven op diverse onderdelen, met name bij voorlichting (EUR 1,1 miljoen).

Slotwet

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten NederlandVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 200767 154
Mutaties Slotwet 2007– 11 732
Stand Slotwet 2007 (realisatie)55 422

Verplichtingen

De negatieve bijstelling is met name het gevolg van enkele technische neerwaartse bijstellingen bij Internationaal Cultuurbeleid en subsidies. Verder was er sprake van verlagingen op onderdelen die ook in de uitgaven een onderbesteding kenden (zie aldaar).

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten NederlandUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 200794 256
Mutaties Slotwet 20072 890
Stand Slotwet 2007 (realisatie)97 146

Uitgaven

Het grootste deel van de verhoging werd gemeld in de Decemberbrief en betreft EUR 2,3 miljoen uitgaven voor HGIS-cultuur, EUR 1 miljoen voor bevoorschotting van enkele MFS-activiteiten op het gebied van cultuur en EUR 2,8 miljoen voor het stageprogramma.

Daar staan lagere uitgaven tegenover op meerdere onderdelen binnen dit artikel zoals Staatsbezoeken (EUR 1,2 miljoen) en het Programma Kleine Ambassadeprojecten (EUR 1 miljoen).

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten NederlandOntvangsten x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007771
Mutaties Slotwet 2007– 12
Stand Slotwet 2007 (realisatie)759

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht m.b.t. onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2007

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
  
 Effectenonderzoekex-post 
8.11. Evaluatie HGIScultuurprogramma2007
8.12. EvaluatieHGIS bezoekersprogramma2007

Algemene toelichting: nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deBZ-Evaluatieprogrammering.

Specifieke toelichting:

ad 1 en 2. Tijdens de uitvoering is besloten deze twee onderzoeken tot één onderzoek te combineren.

Niet-beleidsartikel 9

Geheim

Niet-beleidsartikel 9 Geheim (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgest elde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
1. Verplichtingen000000
       
2. Uitgaven000000

Slotwet

Beleidsartikel 9 GeheimVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007pm
Mutaties Slotwet 20070
Stand Slotwet 2007 (realisatie)0

Niet-beleidsartikel 10

Nominaal en onvoorzien

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
1. Verplichtingen39151992392 254– 92 231
       
2. Uitgaven:39151992392 254– 92 231
       
10.1 Nominaal en onvoorzien39151992392 254– 92 231

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord die samenhangen met de HGIS-indexering en onvoorziene uitgaven.

Verplichtingen en uitgaven

Het grootste deel van dit artikel bestaat uit een voorziening voor HGIS/loon-, prijs- en koersontwikkelingen en onvoorzien. Via overboekingen naar HGIS-artikelen op diverse begrotingen werden middelen uit dit artikel voor deze doelen ingezet.

Slotwet

Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzienUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 200775
Mutaties Slotwet 2007– 52
Stand Slotwet 2007 (realisatie)23

Niet-beleidsartikel 11

Algemeen

Niet-beleidsartikel 11 Algemeen (x EUR1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200420052006200720072007
1. Verplichtingen664 202658 492648 113712 357684 51327 844
       
2. Uitgaven:662 810653 443650 211718 295688 72829 567
11.1 Apparaatsuitgaven662 810653 443650 211718 295688 72829 567
       
3. Ontvangsten145 31656 413275 938211 98050 833161 147
11.10 Apparaatsuitgaven70 90547 734211 26473 61950 83322 786
11.20 Koersverschillen74 4118 67964 674138 3610138 361

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie houdt verband met de opwaartse kasmutaties zoals hieronder beschreven.

Uitgaven

De meeruitgaven op dit artikel van circa EUR 30 miljoen is een saldo van verhogingen en verlagingen. De verhogingen hielden ondermeer verband met hogere beveiligingskosten van mensen en materieel in het buitenland (EUR 7 miljoen). Voorts is dit artikel verhoogd in verband met meevallers in de ontvangsten. Deze zijn onder meer aangewend voor de kosten van de fiscalisering van een deel van de buitenlandvergoedingen. Op het departement zijn noodzakelijke vervangingsinvesteringen in kantoormeubilair en inventaris gedaan (EUR 6 miljoen). Ook de bedrijfsvoeringskosten op de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland vielen hoger uit dan geraamd (EUR 11 miljoen). Verlagingen zijn ondermeer gelegen in een vertraging in de renovatie van de hoofdzetel van het ministerie en lagere investeringsuitgaven voor ambassadegebouwen en dienstwoningen. Ook zijn er meevallende uitgaven doordat loonontwikkeling en personeelsbezetting gedurende het jaar lager zijn uitgevallen dan eerder geraamd.

De totale loonkosten zijn in 2007 lager uitgevallen dan geraamd.

Dit wordt veroorzaakt door een daling van de bezetting, zowel op het departement als op de posten als door een daling van de gemiddelde prijs. Een belangrijke reden voor de dalende bezetting is een bij de ramingen achterblijvende instroom.

De relatief lage realisatie bij de themadeskundigen is vooral administratief-technisch van aard. De loonkosten van themadeskundigen zijn namelijk deels in de cijfers van de loonkosten op de posten verwerkt.

De gemiddelde kosten van de vergoedingen zijn exclusief de effecten van de naheffing 2001–2006 in het kader van de fiscalisering van het DBZ-Voorzieningenstelsel (2007) circa EUR 66 miljoen.

De stijging van het aantal lokale werknemers hangt samen met het beleid waar mogelijk uitgezonden personeel te vervangen door lokaal personeel.

De toename van de materieelkosten per medewerker is ondermeer gelegen in de hoger dan geraamde beveiligingskosten op de posten en bedrijfsvoeringskosten op het departement en de posten.

Ontvangsten

Artikel 11.1 Apparaatsuitgaven

De hogere ontvangsten zijn het gevolg van restitutie van restfondsen van multilaterale instellingen en de ontvangen bijdragen in de kosten van de bedrijfsvoering van het Joint Donor Office te Juba van enkele deelnemende landen. Daarnaast zijn er ontvangsten voor geleverde logistieke diensten van het ministerie en ontvangsten van andere departementen voor geleverde diensten van de Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (IPKD).

Artikel 11.2 Koersverschillen

De meevaller van EUR 138 miljoen op de koersverschillen wordt met name veroorzaakt door de daling van de dollarkoers en daaraan gerelateerde valuta’s ten opzichte van de gehanteerde corporate rate.

 begroting 2007realisatie 2007
Personeel  
Loonkosten departement  
Gemiddelde bezetting1 9051 876
Gemiddelde prijs67 00064 548
Toegelicht begrotingsbedrag127 631121 081
   
Loonkosten posten (excl. themadeskundigen)  
Gemiddelde bezetting1 2651 220
Gemiddelde prijs76 70072 024
Toegelicht begrotingsbedrag97 04487 862
   
Loonkosten themadeskundigen (posten)  
Gemiddelde bezetting4827
Gemiddelde prijs83 90075 547
Toegelicht begrotingsbedrag4 0002 044
   
Loonkosten  
Gemiddelde bezetting3 2183 123
Gemiddelde prijs71 06467 564
Toegelicht begrotingsbedrag228 675210 986
   
Vergoedingen  
Gemiddelde bezetting1 3131 247
Gemiddelde kosten57 51258 819
Toegelicht begrotingsbedrag75 50973 344
   
Lokaal personeel  
Gemiddelde bezetting2 0652 155
Gemiddelde prijs35 80037 224
Toegelicht begrotingsbedrag73 93580 217
   
Materieel  
Gemiddelde bezetting (incl att.)5 6235 670
Gemiddelde kosten44 95051 353
Toegelicht begrotingsbedrag252 757291 162
   
Totaal630 876655 709
   
Overige apparaatskosten57 85262 586
   
Totaal artikel 11688 728718 295

Slotwet

Beleidsartikel 11 AlgemeenVerplichtingen x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007747 966
Mutaties Slotwet 2007– 35 609
Stand Slotwet 2007 (realisatie)712 357

Verplichtingen

Zie toelichting uitgaven.

Beleidsartikel 11 AlgemeenUitgaven x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007767 872
Mutaties Slotwet 2007– 49 577
Stand Slotwet 2007 (realisatie)718 295

Uitgaven

Het overgrote deel van de onderuitputting is ontstaan als gevolg van het geen doorgang vinden van een begrotingsoverheveling van EUR 42 miljoen naar het ministerie van Defensie. Deze overheveling houdt verband met de beschikbaarstelling van het middenterrein van de Alexanderkazerne voor de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof en zal nu in 2008 plaatsvinden. Tenslotte wordt nog een deel van de onderuitputting verklaard door een administratieve correctie als gevolg van de hyperinflatie van de Zimbabwaanse Dollar.

Beleidsartikel 11 AlgemeenOntvangsten x EUR1000
Stand 2e suppletoire begroting 2007124 853
Mutaties Slotwet 200787 127
Stand Slotwet 2007 (realisatie)211 980

Ontvangsten

Als gevolg van een dalende dollarkoers ten opzichte van de gehanteerde corporate rate, ontstaat er een positief saldo koersverschillen. Vanwege het grote aantal USD-transacties binnen de ODA-uitgaven is een aanzienlijk deel daarvan ODA.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

Het ministerie van Buitenlandse Zaken besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de bestuurlijke informatievoorziening uit het management controlsysteem, waaronder de begrotings- en jaarplancyclus en de managementactiepuntenlijst, wordt bewaakt of de doelstellingen op doelmatige en rechtmatige wijze worden gerealiseerd. Waar nodig wordt bijgestuurd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringsvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan en waarvan informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt de financiële rechtmatigheid verstaan (rechtmatigheid van verplichtingen, uitgaven, ontvangsten en verantwoordingen).

De begrotingsuitvoering in 2007 is binnen de formele tolerantiegrenzen gerealiseerd. De omvang van de fouten is echter ten opzichte van vorig jaar toegenomen. Daar staat tegenover dat het volume van de afgewikkelde voorschotten met 1 miljard is toegenomen. Op basis van een foutenanalyse zullen de aard en aanleiding van de fouten worden bezien en zullen eventuele aanvullende beheersmaatregelen worden getroffen.

De totstandkoming van de beleidsinformatie

Het proces van de totstandkoming van de beleidsinformatie is vastgelegd in een algemene procesbeschrijving en in een instructie aan de redacteuren van het jaarverslag. De procesbeschrijving is in december 2006 door het Audit Committee vastgesteld. Per operationeel doel heeft de verantwoordelijke budgethouder een deelprocesbeschrijving opgesteld. Bij het indienen van de jaarplannen hebben budgethouders aangegeven dat de beleidsinformatie volgens dit proces tot stand is gekomen. In de nieuwe, experimentele opzet van het jaarverslag 2007 is het schrijfwerk geconcentreerd bij een redactieteam. Waar mogelijk hebben zij gebruik gemaakt van deze procesbeschrijvingen en de verslagdelen uit de jaarplannen.

Het financieel en materieel beheer

Het financieel en materieel beheer wordt binnen het ministerie vanuit een integrale visie op de bedrijfsvoering benaderd. De reikwijdte van de onderwerpen in deze paragraaf beperkt zich daarom niet tot het financieel en materieel beheer in enge zin. Aan de hand van de managementactiepuntenlijst (MAC-lijst) bewaakt het Audit Committee de kwaliteit van de bedrijfsvoering. In 2007 stonden onder meer de volgende aandachtspunten centraal: veiligheid, informatiesystemen, consulair, planning & control, voorschottenbeheer, archief- en dossierbeheer en huisvesting.

Veiligheid

Voor het toenemend aantal diplomaten dat in een risicovolle omgeving wordt ingezet, is de cursus «diplomaten in crisisgebieden» verder ontwikkeld en in 2007 driemaal georganiseerd. In nauwe samenwerking met de AIVD is voortgang geboekt met de vermindering van het aantal vertrouwensfuncties. De campagne «laat informatie niet lekken» is geactualiseerd en de rol van de informatiebeveiligingscoördinatoren op het departement is verder verstevigd.

Op het gebied van trainingen is een begin gemaakt om de diverse veiligheidsopleidingen (security, bedrijfshulpverlening, arbo) te integreren.

Informatiesystemen

De voorbereiding van de invoering van de e-module inkoop heeft in 2007 meer tijd gekost dan voorzien en is daarom niet gerealiseerd.

In 2007 is het technisch en applicatief beheer van het informatiesysteem voor de personele en financiële administratie uitbesteed aan een externe leverancier.

De koppeling van het informatiesysteem met P-direct voor de verwerking van de salarissen zal per 1 januari 2009 in gebruik worden genomen.

In 2007 is een «in-house shared service center» opgezet. Sinds het 2e kwartaal worden alle internationale betalingen centraal afgewikkeld. Deze centralisatie heeft tot doel om kwaliteit te waarborgen en beheerslast van de posten weg te nemen.

Consulair

In het kader van het digitaliseren van reisdocumenten werd in 2006 door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besloten het nieuwe reisdocument uitsluitend te voorzien van de verplichte chip. De geplande invoering van biometrie werd hiermee opgeschort naar een later moment, naar verwachting juni 2009. Met dit besluit werden ook de geplande veranderingen voor dit ministerie tijdelijk stopgezet. Deze zijn medio 2007 weer opgepakt.

Planning & control

– Jaarplancyclus

In 2007 is de jaarplancyclus verder vereenvoudigd en gedifferentieerd. De grote posten en de posten in de partnerlanden hebben meerjarige strategische plannen (MJSPs) opgesteld. De contextanalyse die hier onderdeel van is, maakt de risico’s in de uitvoering inzichtelijk.

– Planning, monitoring en evaluatie

Planning, monitoring en evaluatie spelen een belangrijke rol in het resultaatgerichte sturingsmodel van het ministerie. Sinds 2005 is de begroting ingedeeld volgens de beoogde beleidsmatige resultaten. De ervaringen met het gebruik van deze indeling waren, ook in 2007, positief; deze heeft in het bijzonder bijgedragen aan een betere evalueerbaarheid van het beleid.

In 2007 werd de stroomlijning afgerond van het planning-, monitoring- en evaluatie-instrumentarium (PM&E) met betrekking tot de bilaterale samenwerking met de partnerlanden. Door deze exercitie is er meer samenhang gekomen tussen de instrumenten voor PM&E en is het gebruik verbeterd en vereenvoudigd. Het betreft hier met name de introductie van een herzien Track Record (TR) en de introductie van het nieuwe Sector Track Record (STR). Het STR biedt een goed inzicht in de uitvoeringspraktijk van de bilaterale samenwerking in de verschillende sectoren en heeft de zogenoemde sectorwaarderingen vervangen. Uitvoering is gegeven aan de in 2007 aangenomen motie over onafhankelijke evaluatie en de rol van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB). Het ministerie hecht groot belang aan het waarborgen van een onafhankelijke oordeelsvorming bij het uitvoeren van evaluatieonderzoek. Ook heeft de IOB de mogelijkheid om op eigen initiatief evaluatieonderzoek te plannen en uit te voeren, in het bijzonder op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

Tevens is uitvoering gegeven aan de motie om in het jaarverslag systematisch aandacht te besteden aan de uitkomsten van evaluaties.

Voorschottenbeheer

In haar rapport over 2006 concludeerde de Algemene Rekenkamer (AR) dat het gevoerde voorschottenbeheer structureel onvoldoende was. Weliswaar constateerde de AR verbeteringen in het inzicht in de openstaande voorschotten en de mate waarin wordt gerappelleerd, maar in de juiste toepassing van sancties had het ministerie volgens de AR onvoldoende inzicht.

Op basis van een in overleg met de AR opgesteld plan van aanpak heeft het ministerie in 2007 belangrijke verbeteringen gerealiseerd. De managementinformatie over het uitsturen van rappellen ten aanzien van verantwoordingsinformatie en het opleggen van sanctiemaatregelen is gestructureerd. Op basis van deze managementinformatie werd in 2007 strikt toezicht gehouden op het tijdig uitsturen van rappelbrieven en het opleggen van sancties. Het aantal sancties dat is opgelegd en centraal geregistreerd is fors toegenomen in vergelijking met voorgaande jaren. Ook is in 2007 in een groter aantal gevallen, conform de geldende regelgeving, aan de departementsleiding ontheffing gevraagd en verleend voor het opleggen van sancties. Voor een adequaat beheer van de voorschotten is het belangrijk dat rappelbrieven tijdig worden verstuurd. Hierin zijn belangrijke verbeteringen gerealiseerd. Per eind 2007 waren er nauwelijks nog achterstanden in het uitsturen van rappelbrieven. In 2007 zijn structuren opgezet voor het leveren van managementinformatie en het houden van strikt toezicht. De inbedding daarvan in de organisatie verdient nog aandacht. Deze aanpak moet ervoor zorgen dat de tijdelijke achterstanden die in 2007 nog regelmatig ontstonden, beheersbaar worden.

In 2007 heeft het ministerie een groot deel van de oude voorschotten kunnen afwikkelen. Zoals eerder toegezegd zullen de resterende oude voorschotten in 2008 worden afgewikkeld. Enkele voorschotten die tot en met 2002 zijn verstrekt zullen niet afgewikkeld worden omdat deze terecht nog openstaan en de betreffende projecten of programma’s nog doorlopen. Deze voorschotten worden dan ook niet als «oud» gekwalificeerd. Door de vele maatregelen die ten aanzien van het voorschottenbeheer zijn genomen is de actualiteit van de totale voorschottenstand substantieel verbeterd.

De Tweede Kamer is geïnformeerd over het plan van aanpak en ontving twee voortgangsrapportages. Tevens werden Kamervragen beantwoord.

Archief- en dossierbeheer

Naar aanleiding van het Jaarverslag 2006 van de AR over archiefbeheer, werd in 2007 uitvoering gegeven aan de volgende vier toezeggingen die het ministerie aan de Tweede Kamer deed.

1. Om de kwaliteit en capaciteit van medewerkers te verhogen werden verschillende cursussen gehouden.

2. Vergroting van de bewustwording onder medewerkers werd ingevuld door regelmatige nieuwsbrieven, presentaties in de DG staven en modules in de cursus «de eerste 100 dagen op de post» voor Chefs de Poste.

3. In het kader van het beperken van het risico van kennisverlies zijn verschillende activiteiten uitgevoerd, zoals het opstellen van speciale instructies voor de dossiervorming rond de missie naar Afghanistan en het opstellen van lijsten met bijzondere gebeurtenissen die voor overdracht naar het nationaal archief in aanmerking komen.

4. Het toezicht op het archiefbeheer op posten is verbeterd door de introductie van een nieuwe checklist archiefbeheer en de actualisering van archiefplannen.

Huisvesting

De goede en veilige huisvesting van het postennet (werken en wonen) is een kritische factor voor het uitvoeren van de kerntaken. In 2007 zijn huisvestingsknelpunten opgelost. Er is extra aandacht gegeven aan beveiligingsprojecten voor kanselarijen.

De in 2004 doorgevoerde reorganisatie van het beheer en onderhoud van de panden in het buitenland is geëvalueerd.

Vanuit het perspectief van financieel en materieel beheer zijn de in 2006 door de AR gesignaleerde risico’s aangepakt. Zo is verduidelijkt dat de kaders voor huisvestingsprojecten in eerste instantie gevormd worden door de bouwnormen. Tevens is de naleving van de procedure bij dreigende overschrijdingen binnen huisvestingsprojecten verscherpt. Verder is door het standaardiseren van de inspecties op het terrein van beheer en onderhoud het risico van onvoorzien onderhoud verder afgenomen. In 2007 zijn 70 inspecties uitgevoerd. Hiermee is het inzicht op de stand van zaken van het onderhoud op de posten toegenomen. Tenslotte is voor dienstwoningen de toetsing van de toepassing van de richtlijnen explicieter gemaakt.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Taakstelling

In het kader van de Vernieuwing Rijksdienst en de hieruit voortvloeiende taakstelling voor het ministerie van Buitenlandse Zaken (391 fte), is een DG Taakstelling aangesteld. Deze programma DG heeft de opdracht gekregen om, samen met een viertal projectleiders, voorstellen te doen voor een kleiner en beter ministerie. Het programmateam Taakstelling heeft zich georiënteerd op de samenhang in beleidsdirecties, de consulaire en economische dienstverlening, de ondersteuning en het postennet. Eind 2007 zijn de eerste bevindingen en aanbevelingen besproken in de bestuursraad.

Personeelskosten

Naast mevrouw Herfkens heeft een beperkt aantal BZ-medewerkers, gedetacheerd op basis van buitengewoon verlof bij een internationale organisatie (w.o. de Verenigde Naties) een financiële vergoeding gekregen die strijdig is met de regelgeving van die organisatie. Voor de thans nog lopende detacheringen zijn de desbetreffende betalingen stopgezet. Ook zal de notitie «detacheringen: beleid en procedures» worden aangepast waardoor dit in het vervolg niet meer kan gebeuren.

Principle based regelgeving

In 2007 is de uitwerking van de managementvisie ter vermindering van de beheers- en beleidslast en meer ruimte voor kerntaken onverminderd voortgezet. Vanuit de gedachte van «principle based» regelgeving zijn reeds diverse eenvoudig door te voeren vereenvoudigingen in de regelgeving opgenomen.

Een start is gemaakt met een screening van alle beleids- en bedrijfsprocessen. De herziening van de regelgeving moet leiden tot vermindering van de (perceptie van) regeldruk. De nieuwe regelgeving zal gestalte krijgen vanuit een risico-georiënteerd en «principle based» perspectief, en wordt gepresenteerd in een meer toegankelijke en gebruikersvriendelijke vorm, onder andere door de introductie van portals.

Aanbestedingen

Er is sprake van toegenomen aandacht voor de regelgeving, hetgeen kan worden afgeleid van het sterk toegenomen aantal verzoeken om ondersteuning bij het voorbereiden en uitvoeren van aanbestedingen. De auditdienst heeft geen specifiek afzonderlijk onderzoek naar aanbestedingen gedaan, maar heeft dit aspect meegenomen in het reguliere onderzoek en constateert dat een enkele uitzondering daargelaten in 2007 de aanbestedingsregelgeving goed is nageleefd. De uitzondering betrof enkele incidentele gevallen voor een beperkt totaalbedrag.

Duurzame bedrijfsvoering: 9 thema’s, 1 doel

Met het motto «samen een duurzaam geheel» werkt het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de verduurzaming van de eigen organisatie in Nederland en op de posten.

Inzet is zoveel mogelijk klimaatneutraal werken. Ten opzichte van het peiljaar 2004 is het energieverbruik en de hoeveelheid afval aanzienlijk verminderd. Het ministerie heeft het milieucertificaat volgens de Internationale Standaardnorm ISO 14 001 met een hoge waardering verlengd gekregen tot en met 2009.

Het afsprakenkader 100% duurzaam inkopen (volgens de criteria van SenterNovem) is ondertekend door de directies met het hoogste inkoopvolume.

Ook in 2007 zijn de vliegreizen gecompenseerd voor CO2.

In het kader van e-learning zijn diverse opleidingenmodules gelanceerd.

Conclusie

Met inachtneming van de hierboven genoemde zaken, is bij het ministerie van Buitenlandse Zaken over het begrotingsjaar 2007 sprake geweest van beheerste bedrijfsprocessen. Deze bedrijfsprocessen voorzien tevens in waarborgen voor een rechtmatige begrotingsuitvoering. Voor wat betreft de hierboven genoemde kanttekeningen zijn maatregelen getroffen om de bedrijfsvoering te verbeteren.

Departementale verantwoordingsstaat

Departementale verantwoordingsstaat 2007 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (x EUR1000)
  (1)(2)(3)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  verplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangsten
 TOTAAL 11 722 892724 531 11 863 809972 765 140 917248 234
           
 Beleidsartikelen         
1Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten61 19077 797 98 61992 467 37 42914 670 
2Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur676 591762 7472241 156 510915 1651 952479 919152 4181 728
3Versterkte Europese samenwerking7 026 5917 213 261611 4007 971 3247 032 238627 005944 733– 181 02315 605
4Meer welvaart en minder armoede456 199690 29734 7761 012 701959 75189 942556 502269 45455 166
5Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling572 1961 634 316 560 4111 581 035 – 11 785– 53 281 
6Beter beschermd en verbeterd milieu180 432371 339 347 629356 008 167 197– 15 331 
7Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer106 053106 05326 543104 763111 68141 127– 1 2905 62814 584
8Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland46 51086 10075555 42297 1467598 91211 0464
           
 Niet-beleidsartikelen         
9Geheimpmpm 00 000
10Nominaal en onvoorzien92 25492 254 2323 – 92 231– 92 2310
11Algemeen684 513688 72850 833712 357718 295211 98027 84429 567161 147

Ons bekend,

De minister van Buitenlandse Zaken,

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Saldibalans per 31 december 2007 en toelichting

Ministerie van Buitenlandse Zaken (V)

I Saldibalans per 31 december 2007
  x EUR1000  x EUR1000
1Uitgaven ten laste van de begroting11 863 7932Ontvangsten ten gunste van de begroting972 764
      
3Liquide middelen46 0596aRekening-courant RHB10 942 007
      
8Intra-comptabele vorderingen16 9219Intra-comptabele schulden12 002
      
 Intra-comptabele activa11 926 773 Intra-comptabele passiva11 926 773
      
11Extra-comptabele vorderingen455 08011aT.r. extra-comptabele vorderingen455 080
      
13Voorschotten5 502 85613aT.r. voorschotten5 502 856
      
14aT.r. garantieverplichtingen418 65114Garantieverplichtingen418 651
      
15aT.r. openstaande verplichtingen10 184 25315Openstaande verplichtingen10 184 253
      
 Extra-comptabele activa16 560 840 Extra-comptabele passiva16 560 840
      
 Totaal activa28 487 613 Totaal passiva28 487 613

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extra comptabele rekeningen van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden verantwoord.

Het intra-comptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2007 die nog met het ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Onder het intra-comptabele deel zijn ook de liquide middelen van het ministerie opgenomen. De uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, zijn verantwoord onder de intra-comptabele vorderingen en schulden.

Het extra-comptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste c.q. ten gunste van de begrotingen van voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extra-comptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. Voor wat betreft de uitgaven in 2007 is 88% gerealiseerd in Euro, 9% in US dollar en 3% in circa 110 andere vreemde valuta. Voor wat betreft de verplichtingen ligt dit percentage gelijk.

Er is in deze jaarrekening een correctie doorgevoerd op de weergave van de realisatie van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in de valuta ZWD (Zimbabwaanse dollar). Door de hyperinflatie in Zimbabwe gaf de omrekening tegen corporate rate namelijk geen realistisch beeld meer.

De corporate rate 2007 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,81 Euro. Voor 2008 is dit 0,74.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd naar de corporate rate van het volgende boekjaar. Intra-comptabel betreft dit de liquide middelen, extra-comptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2007 (in EUR1000)

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 11 863 793 x EUR 1000)

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven in het jaar 2007 opgenomen. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verevend met het ministerie van Financiën.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 972 764 x EUR 1000)

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2007 opgenomen. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verevend met het ministerie van Financiën.

3 Liquide middelen (debet 46 059 x EUR 1000)

De liquide middelen omvatten girale en chartale gelden, alsmede gelden onderweg en hebben betrekking op het Departement en de Vertegenwoordigingen in het buitenland. Het treasurybeleid is er, met betrekking tot de gelden van Hoofdstuk V van de Rijksbegroting, op gericht te komen tot een optimale beheersing van de geldomvang en een kostenminimalisatie ten aanzien van bankkosten en rentederving. Hierbij spelen aspecten als liquiditeitenbeheer, valutarisicobeheer, debiteuren- en crediteurenbeheer een grote rol.

Specificatie x EUR100031 december 200731 december 2006
3.1 Kassaldi2 6142 357
3.2 Banksaldi45 38033 949
3.3 Girosaldi10072
3.4 Gelden onderweg– 2 035– 2 177
Totaal46 05934 201

3.1 Kassaldi (debet 2 614 x EUR 1000)

Uit oogpunt van een adequaat liquiditeitenbeheer wordt ernaar gestreefd de hoogte van de kassaldi zoveel mogelijk te beperken. Naast de normale kassaldi worden op 32 vertegenwoordigingen contanten in voorraad gehouden in verband met eventuele calamiteiten. Per 31 december 2007 bedroegen deze noodreserves EUR 1,3 miljoen. Enkele vertegenwoordigingen worden regelmatig voorzien van contanten omdat giraal bankverkeer niet mogelijk is. Het merendeel van de kassaldi wordt in vreemde valuta aangehouden.

3.2 Banksaldi (debet 45 380 x EUR 1000)

Specificatie x EUR100031 december 200731 december 2006
Banksaldi buitenland45 39532 827
Banksaldi binnenland– 151 122
Totaal45 38033 949

Van de in het buitenland aanwezige bankgelden bedroeg het tegoed EUR 17,1 miljoen en het equivalent van het saldo in vreemde valuta EUR 28,3 miljoen.

De forse toename van het banksaldo buitenland is ondermeer te verklaren uit het feit dat een aantal geplande betalingen eind december niet zijn doorgegaan.

3.4 Gelden onderweg (credit 2 035 x EUR 1000)

Specificatie x EUR100031 december 200731 december 2006
Kruisposten10152
Betalingsopdrachten Vertegenwoordigingen– 2 136– 2 229
Totaal– 2 035– 2 177

Betalingopdrachten Vertegenwoordigingen betreft uitgegeven cheques die per 31 december nog niet zijn afgeschreven van de bankrekeningen van de Vertegenwoordigingen.

6a Rekening-courant RHB (credit 10 942 007 x EUR 1000)

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

8 Intra-comptabele vorderingen (debet 16 921 x EUR 1000)

Onder deze post zijn de vorderingen opgenomen die zijn ontstaan als gevolg van uitgaven ten behoeve van derden.

Specificatie x EUR100031 december 200731 december 2006
8.1 ministeries9 32410 295
8.2 Persoonlijke rekeningen381539
8.3 Externe debiteuren4 2633 914
8.4 Overige vorderingen2 9533 236
Totaal16 92117 984

Onderstaand overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x EUR1000Totaal2007200620052004 en ouder
– Direct opeisbaar ministeries9 3249 135170145
– Direct opeisbaar persoonlijke rekeningen1541084600
– Direct opeisbaar externe debiteuren4 1821 80967982 208
– Direct opeisbaar overige vorderingen2 8702 8294100
Totaal direct opeisbare vorderingen16 53013 8813241122 213
Op termijn opeisbare vorderingen81    
Geconditioneerde vorderingen310    
Totaal16 921    

ministeries (debet 9 324 x EUR1000)

Specificatie x EUR100031 december 200731 december 2006
Ingevorderd6 8727 768
In te vorderen2 4522 527
Totaal9 32410 295

Het ingevorderde bedrag per 31 december 2007 betreft de volgende debiteuren:

– Defensie 2 315

– Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 884

– Economische Voorlichtingsdienst 861

– Sociale Zaken en Werkgelegenheid 802

– Overige ministeries 2 010

Totaal 6 872

Het nog in te vorderen bedrag per 31 december 2007 betreft de volgende ministeries:

– Defensie 720

– Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 444

– Economische Zaken (Economische Voorlichtingsdienst) 269

– Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 258

– Justitie 116

– Overige ministeries   645

Totaal 2 452

8.3 Externe debiteuren (debet 4 263 x EUR 1000)

Deze categorie vorderingen heeft betrekking op derden zoals particulieren, bedrijven en dergelijke. Het betreft onder meer vorderingen die ontstaan zijn met betrekking tot uitgaven in het kader van dienstverlening. Deze vorderingen ontstaan zowel op het departement als op de vertegenwoordigingen in het buitenland.

Specificatie x EUR100031 december 200731 december 2006
Ingevorderd3 1042 749
In te vorderen1 1591 165
Totaal4 2633 914

8.4 Overige vorderingen (debet 2 953 x EUR 1000)

Onder deze categorie worden vorderingen opgenomen die niet in de overige categorieën vallen. Hieronder vallen ook vorderingen ontstaan naar aanleiding van een uitgave die ter plaatse op de vertegenwoordiging verrekend wordt.

Specificatie x EUR100031 december 200731 december 2006
Te vorderen BTW1 9302 036
Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland7091 022
Diverse vorderingen314178
Totaal2 9533 236

9 Intra-comptabele schulden (credit 12 002 x EUR 1000)

Hieronder vallen schulden ontstaan door ontvangsten en inhoudingen die met derden verrekend zullen worden.

Specificatie x EUR100031 december 200731 december 2006
Nog af te dragen loonheffing en premies8 4120
Ter plaatse te verrekenen3 4356 727
Nog af te dragen aan Domeinen; verkoop onroerend goed31 111
Diverse overige schulden152600
Totaal12 0028 438

De nog af te dragen loonheffing en premies zijn begin 2008 afgedragen.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele schulden en de ouderdom.

Specificatie x EUR1000Totaal200720062005 en ouder
Direct opeisbare schulden12 00211 479398125

11 Extra-comptabele vorderingen (debet 455 080 x EUR 1000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Specificatie x EUR100031 december 200731 december 2006
Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen333 644361 549
Verrichte garantiebetalingen NIO59 591103 263
Diverse extra-comptabele vorderingen61 84571 943
Totaal455 080536 755

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x EUR1000Totaal2007200620052004 en ouder
– Op termijn opeisbaar begrotingsleningen333 6440069 643264 001
– Op termijn opeisbaar overige vorderingen2 9050002 905
Totaal op termijn opeisbare vorderingen336 5490069 643266 906
– Direct opeisbaar garantiebetalingen59 5914 6284 0177 19743 749
– Direct opeisbaar overige vorderingen36 96311 85511 9552 09411 059
Totaal direct opeisbare vorderingen96 55416 48315 9729 29154 808
Geconditioneerde vorderingen21 977    
Totaal455 080    

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Saldo per 1 januari 2007 361 549

Bij: Consolidaties 2007 0

Af: Aflossingen in 2007 27 905

Af: Kwijtscheldingen       0

Saldo per 31 december 2007 333 644

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. Overeenkomstig het in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema zal het saldo per 31 december 2007 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2008 29 836

2009 33 205

2010 13 307

2011 14 226

2012 14 218

Na 2013 228 852

  333 644

Verrichte garantiebetalingen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Saldo per 1 januari 2007 103 263

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties) in 2007 5 075

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties) in 2007 48 747

Af: Kwijtscheldingen in 2007 0

Af: Consolidaties       0

Saldo per 31 december 2007 59 591

Diverse extra-comptabele vorderingen

De post Diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

Restfondsen bij de Wereldbank en VN-organisaties 17 556

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO) 16 693

Stichting ECDPM (einddatum verlengd tot 31 december 2011) 18 378

Vorderingen RSS (uitstaand saldo per 31/12/2005) 2 905

(Huur)Waarborgsommen 3 276

Ingevorderde voorschotten 1 791

Buiteninvordering gestelde vorderingen 323

Overige    923

Saldo per 31 december 2007: 61 845

Het saldo restfondsen bij de Wereldbank en VN-organisaties betreft het daar fysiek aanwezige saldo.

Niet uit de saldibalans blijkende extra-comptabele vorderingen

Het ministerie stelt soms gelden beschikbaar voor de vorming van fondsen. Deze fondsen, onder meer ten behoeve van kredieten en participaties, dienen voor langetermijnfinanciering van OS-activiteiten. Bij beëindiging van het fonds vloeien de resterende middelen terug naar de staat. Aangezien momenteel de hoogte van de vorderingen op de einddatum van het fonds niet te bepalen is, worden deze niet in de saldibalans opgenomen.

13 Extra-comptabele voorschotten (debet 5 502 856 x EUR 1000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen.

Ouderdomsanalyse31 december 2007 (EUR x 1 000)31 december 2006 (EUR x 1 000)
Verstrekt in 2002 of eerder126 932455 112
Verstrekt in 2003102 440262 749
Verstrekt in 2004240 428659 025
Verstrekt in 2005576 6051 259 546
Verstrekt in 20061 589 9403 055 753
Verstrekt in 20072 866 5110
Totaal5 502 8565 692 185

De voorschotten verstrekt in 2002 en eerder zijn als volgt nader uit te splitsen.

Specificatie x EUR1000Totaal2002200120001999199819971996
Verstrekt in 2002 of eerder126 93278 00842 0275 708724385674

De opbouw van de stand per ultimo 2006 naar ultimo 2007 is als volgt:

Stand per 31 december 2006 5 692 185

Bij: Verstrekte voorschotten 2007 3 211 251

Af: Verantwoord in 2007 3 247 124

Herwaardering naar corporate rate 2008 – 153 456

Stand per 31 december 2007 5 502 856

Ten opzichte van 2006 is de voorschottenstand licht gedaald met EUR 189 miljoen (3%). Eén van de oorzaken hiervan is het feit dat het ministerie in 2007 veel aandacht heeft geschonken aan het opschonen van de oude voorschotten.

Herwaardering vindt plaats over de openstaande voorschotten in vreemde valuta. Van het openstaande saldo van EUR 5 503 miljoen staat het equivalent van EUR 1 894 miljoen uit in vreemde valuta. Dit betreft grotendeels USD voorschotten (tegenwaarde in EUR: 1 533 miljoen).

14 Openstaande garantieverplichtingen (credit 418 651 x EUR 1000)

Dit betreffen door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO) onder staatsgarantie verstrekte kapitaalmarktleningen aan ontwikkelingslanden.

Opbouw garantieverplichtingen:

Garantieverplichtingen per 1 januari 2007 553 968

Bij: Aangegane verplichtingen in 2007 347

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 2007 2 714

Aflossingen ontwikkelingslanden 60 084

Bijstelling Garantstelling Fokkers Ethiopië 4 003

Bijstelling Garantstelling ministerie van Financiën Suriname 68 863

132 950

Garantieverplichtingen per 31 december 2007 418 651

Het nog openstaande bedrag aan garantieverplichtingen per 31-12-2007 betreft Indonesië voor een bedrag van EUR 211 miljoen. De overige EUR 207,7 miljoen betreft nog 20 landen.

15 Openstaande verplichtingen (credit 10 184 253 x EUR 1000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Openstaande verplichtingen per 1 januari 2007 9 892 987

Bij: Aangegane verplichtingen in 2007 12 152 345

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 2007 11 861 079

Openstaande verplichtingen per 31 december 2007 10 184 253

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

– Rente/Aflossing leningenportefeuille NIO

De NIO financiert haar leningenportefeuille met opgenomen obligatieleningen, onderhandse leningen en «Medium Term Notes». De Staat der Nederlanden heeft zich garant gesteld voor de betaling van rente en aflossing. De nominale waarde hiervan bedroeg per 31 december 2007 EUR 583 miljoen (31 december 2006 EUR 793,2 miljoen). Deze verplichting is niet in de saldibalans opgenomen aangezien de door de NIO verstrekte leningen en de toekomstige rentesubsidies reeds als garantieverplichting respectievelijk als acute verplichting zijn opgenomen.

– Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname bedraagt per 31 december 2007 EUR 45,8 miljoen (EUR 48,5 miljoen per 31 december 2006). Voor dit restant zijn nog geen activiteiten gecommitteerd.

– Hervestigingsfonds

In 2002 is als gevolg van de vijfde kapitaalsuitbreiding van de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa het bedrag waarvoor Nederland garant staat, toegenomen tot EUR 119,3 miljoen. De ophoging is deels een overheveling uit de reserves van de Bank.

– Huisvesting OPCW

Het ministerie van Buitenlandse Zaken staat sedert 1998 garant voor een deel van de huisvesting OPCW. De garantie bedraagt per ultimo 2007 circa EUR 7,7 miljoen en duurt nog 5 jaar.

Mutatieoverzicht verplichtingen in EUR (x1 000)
SUBBELEIDSARTIKELOpenstaande verplichtingen 01-jan-2007Aangegane verplichtingen in 2007Uitgaven ten laste van de begroting 2007Openstaande verplichtingen per 31-dec-2007
 1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten    
01Internationale rechtsorde11 36642 11346 2677 212
02Mensenrechten44 54239 27837 07846 742
03Internationale juridische instellingen12 09017 2279 12020 197
 Totaal Beleidsartikel 167 99898 61892 46574 151
      
 2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur    
01Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid35 86421 77814 17443 468
03Non-proliferatieen ontwapening258 5288 47974
05Regionale stabiliteit en crisisbeheersing239 742438 223396 082281 883
06Humanitaire hulpverlening21 544488 228328 135181 637
07Goed bestuur281 732178 008161 359298 381
09Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie20 00021 7426 93434 808
 Totaal Beleidsartikel 2598 9071 156 507915 163840 251
      
 3. Versterkte Europese samenwerking    
01Nederlandse afdrachten aan de EU06 858 6246 858 6240
02Ondersteuning bij pre- en post-accessie31 526– 17711 28820 061
03EOFEuropees ontwikkelingsfonds772 0171 100 103149 5791 722 541
04Nederlandse positie in de EU53 4693 44232
05Raad van Europa09 3039 3030
 Totaal Beleidsartikel 3803 5487 971 3227 032 2361 742 634
      
 4. Meer welvaart en minder armoede    
01Handels- en financieel systeem (acute verplichtingen)94 0751 67216 15379 594
02Armoedebestrijding1 754 938392 978528 7651 619 151
03Ondernemingsklimaatontwikkelingslanden612 638740 908390 576962 970
04Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking25 8364 83516 28514 386
05Nederlandse handels- en investeringsbevordering1 5324 9085 2561 184
 Totaal Beleidsartikel 42 489 0191 145 301957 0352 677 285
 5. Toegenomen menselijke en sociale ontwikkeling    
01Onderwijs975 799200 291464 918711 172
02Kennisontwikkeling187 12736 182124 88898 421
03Gender13 9174 8223 93814 801
04HIV/Aids514 69175 259282 343307 607
05Reproductieve gezondheid263 796177 346141 697299 445
06Participatie civil society2 729 34166 508563 2482 232 601
 Totaal Beleidsartikel 54 684 671560 4081 581 0323 664 047
      
 6. Beter beschermd en verbeterd milieu    
01Milieu en Water617 591199 810244 681572 720
02Water en stedelijke ontwikkeling412 565147 817111 326449 056
 Totaal Beleidsartikel 61 030 156347 627356 0071 021 776
      
 7. Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer    
01Consulaire dienstverlening3 40113 09215 2751 218
02Vreemdelingenbeleid9 88691 67196 4055 152
 Totaal Beleidsartikel 713 287104 763111 6806 370
      
 8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland    
01Nederlandse cultuur14 91819 58120 28414 215
02Cultureel erfgoed7504 7315 379102
03Draagvlak Nederlands buitenlands beleid156 92631 10871 482116 552
 Totaal Beleidsartikel 8172 59455 42097 145130 869
      
 10. Nominaal en onvoorzien    
01Nominaal en onvoorzien022220
 Totaal Niet-Beleidsartikel 10022220
      
 11. Apparaatsuitgaven    
01Apparaatsuitgaven32 807712 357718 29426 870
 Totaal Niet-Beleidsartikel 1132 807712 357718 29426 870
 Totaal acute verplichtingen9 892 98712 152 34511 861 07910 184 253
      
 4. Meer welvaart en minder armoede    
 Garantieverplichtingen    
01Handels- en financieel systeem (garantie verplichtingen)553 968– 132 6032 714418 651
 Totaal Beleidsartikel 4553 968– 132 6032 714418 651
 Totaal garantieverplichtingen553 968– 132 6032 714418 651
 Totaal verplichtingen10 446 95512 019 74211 863 79310 602 904

Baten-lastendienst CBI

Baten-lastendienst CBI

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007

(x EUR 1000)

Bedragen in EUR1000
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
 Baten-lastendienst CBI   
     
 Totale baten25 87827 6801 802
 Totale lasten25 84827 5041 656
 Saldo van baten en lasten30176146
     
 Totale kapitaalontvangsten3000– 300
 Totale kapitaaluitgaven152400248

Ons bekend,

De minister van Buitenlandse Zaken,

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Baten-lastendienst CBI

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007 (x EUR1000)
 –1–2(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement25 59327 0631 470
Opbrengst overige departementen
Opbrengst derden275555280
Rentebaten106252
Buitengewone baten
Totaal baten25 87827 6801 802
    
Lasten   
Apparaatskosten   
– personele kosten3 6562 400– 1 256
– materiële kosten21 96124 9062 945
Rentelasten204– 16
Afschrijvingskosten   
– materieel206182– 24
– immaterieel0
Overige lasten   
– dotaties voorzieningen5127
– buitengewone lasten
Totaal lasten25 84827 5041 656
    
Saldo van baten en lasten30176146

Baten-lastendienst CBI

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2007 (x EUR1000)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting (1)Realisatie (2)Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2007143 2243 210
2. Totaal operationele kasstroom150670520
  Totaal investeringen (-/-)– 300– 307– 7
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
3. Totaal investeringskasstroom– 300– 307– 7
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+)
  Aflossingen op leningen (-/-)– 152– 9359
  Beroep op leenfaciliteit (+)300– 300
4. Totaal financieringskasstroom148– 93– 241
5. Rekening-courant RHB 31 december 2007(=1+2+3+4)123 4943 482

Baten-lastendienst CBI

Balans per 31 december 2007 (x EUR1000)
 Balans tBalans t-1
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa  
– grond en gebouwen00
– installaties en inventarissen543373
– overige materiële vaste activa69114
Debiteuren6630
Nog te ontvangen3 8113 647
Liquide middelen3 6643 299
Totaal activa:8 1537 463
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
– exploitatiereserve577398
– verplichte reserve00
– onverdeeld resultaat176172
Leningen bij het MvF67161
Saldo voorschot/onderhanden werk1 6911 301
Voorzieningen4633
Crediteuren1 4301 455
Nog te betalen4 1663 943
Totaal passiva8 1538 153
Kengetallen productie 2007 (P x 1 000)
 20072006
ProductPQP x Q   
Sectorale Export Ontwikkeling62,8830419 114143,341627 021
BSO Modules737,7764 427364,552729
Marktinformatie0,00 684491 3603 3610,00 684254 37721 714
Trainingen2,101 4803 1082,101 2762 679

1 Van het product Sectoraal Export Ontwikkeling is in 2003 reeds EUR 4 389 000 in rekening gebracht. Om die reden bedraagt de productie in 2007 EUR 14 275 000 (19 114 000 -/- EUR 4 389 000)

2 Van de productie in 2006 is in eerder jaar al EUR 26 000 bij de opdrachtgever in rekening gebracht.

Toelichting

Het Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden is sinds 1 januari 1998 een baten-lastendienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De hoofddoelstelling is het verrichten van diensten die de concurrentiepositie van exporteurs en producenten in ontwikkelingslanden op de internationale en met name de West Europese markt helpt versterken.

In 2006 werd, op aanwijzing van het ministerie van Financiën, gestart met de systematiek van vaste vooraf vastgestelde («ex-ante») prijzen. De opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken, namelijk het verrichten van bovengenoemde diensten, werd om die reden verdeeld in opdracht 1 (ex-post prijzen voor programma’s gestart voor 2006), opdracht 2 (ex-ante prijzen voor programma’s vanaf 2006) en het budgethouderschap betreffende het International Trade Centre. Het CBI heeft in dit verslagjaar de transformatie naar de nieuwe resultaatgerichte werkwijze met vooraf vastgelegde prijzen grotendeels voltooid. De organisatie is daarmee goed gepositioneerd om de in het kader van de taakstelling aangekondigde prijsverlagingen voor baten/lastendiensten te kunnen doorvoeren.

In 2007 zijn de jaarplancyclus en de offertecyclus ontkoppeld. De werkafspraken met de eigenaar (plvS) en de opdrachtgever (DGIS) zijn hierop aangepast. De ontkoppeling betekent dat de uitgewerkte offerte (productieafspraken) in april van jaar t-1 en de verantwoording over de productie in medio maart van jaar t+1 aan de opdrachtgever wordt aangeboden.

Aan de opdrachtgever wordt per kwartaal gerapporteerd op resultaat, effect en impact van de CBI-producten. Eind 2007 is de opdrachtgever akkoord gegaan met een bijstelling van de rapportage over de kwaliteitsindicatoren. Vanaf het eerste kwartaal 2008 zal het CBI conform het nieuwe format aan de opdrachtgever rapporteren.

Het boekjaar 2007 kan worden afgesloten met een batig saldo van ruim EUR 175 000. Daarmee is voor het derde jaar een batig saldo gerealiseerd na het verlies van 2004. Het vermogen blijft binnen de toegestane marges. De interne uurtarieven gaven voldoende dekking om de apparaatsuitgaven van het CBI te financieren.

• De voorzieningen voor het voorzienbare verlies op de overeenkomst met Asianinvest werd verhoogd met ruim EUR 13 000.

• In 2007 werd wederom geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. De omvang van het eigen vermogen en de liquiditeitspositie maakten het mogelijk de investering uit eigen middelen te financieren.

• Het Saldo voorschot/onderhanden werk is als passief op de balans opgenomen. Het van de opdrachtgever ontvangen voorschot overstijgt de waarde van het onderhanden werk.

Doelmatigheid (informatie over de productie)

Apparaat

De met de opdrachtgever afgesproken uurtarieven gaven voldoende dekking voor de apparaatsuitgaven. Rekeninghoudend met nog door te voeren efficiencymaatregelen kunnen ondanks loon- en prijsstijgingen deze tarieven voor het vierde achtereenvolgende jaar gehandhaafd blijven.

Opdracht 1

De stand op 31 december 2007 van de productie onder opdracht 1 blijft binnen de overeengekomen 25%-marges. In 2007 zijn 304 bedrijven en 6 (de laatste binnen opdracht 1) BSO-modules opgeleverd. Met de oplevering hiervan kan de totale opdracht onder opdracht 1 met ruim EUR 18,1 miljoen worden verlaagd tot EUR 17,7 miljoen.

Opdracht 2

Het ontwikkelen van het product BSOD is in 2007 meer voorspoedig verlopen dan verwacht. Er zijn 35 modules in uitvoering. De portefeuille is redelijk gevuld wat ook tot uiting komt in de operationele uitgaven.

In 2007 zijn 1480 personen getraind. Dit is 30 minder dan gepland en werd veroorzaakt door het wegvallen van een op het Pakistaanse bedrijfsleven gerichte training. Ondanks de lagere productie werd op dit product een positief resultaat behaald.

Het aantal geleverde marktinformatie eenheden bedroeg 491 360. Dit is meer dan de 444 663 eenheden die oorspronkelijk gepland stonden. De distributie van marktinformatie via het internet is verhoogd door verbeteringen van de zoekfunctie op de CBI website, een Google Adwords campagne en het ontwikkelen van een nieuw distributiekanaal (affiliatie) op de websites van partnerorganisaties in CBI doellanden.

Topinkomens

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2007 vastgesteld op EUR 169 000. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

FunctieBelastbaar jaarloon 2006Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2006Totaal 2006Belastbaar jaarloon 2007Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2007OntslagvergoedingTotaal 2007MotiveringOpmerkingen
n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen medewerkers in dienst die boven het normbedrag uitstijgen.

Inhuur externen

Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) (cf. definitie Informatiestatuut 2007 – bijlage 4)

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verslagjaar: 2007

 Uitgaven in 2007 (in EUR x 1 000)programma- en apparaatskosten
1. Interim-management232
2. Organisatie- en Formatieadvies0
3. Beleidsadvies2
4. Communicatieadvisering109
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)343
  
5. Juridisch Advies317
6. Advisering opdrachtgevers automatisering238
7. Accountancy, financiën en adminstratieve organisatie845
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)1 400
  
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)8 680
Ondersteuning bedrijfsvoering8 680
Totaal uitgaven inhuur externen10 423

Bijlage 1

Toezeggingen aan Algemene Rekenkamer

De aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer (AR) doet in haar Rapport bij het Jaarverslag 2006 Buitenlandse Zaken zijn deels onderschreven. De ministers hebben toezeggingen gedaan ten aanzien van het voorschottenbeheer OS-gelden, het departementale reviewbeleid, de informatiebeveiliging, de Wet bescherming persoonsgegevens, het subsidiebeheer, de personele kosten voor representatie en reizen posten, de beleidsinformatie, het archief- en dossierbeheer, integriteit en vertrouwensfuncties.

Voorschottenbeheer OS-gelden

In samenspraak met de AR is in 2007 een plan van aanpak opgesteld ter verdere verbetering van het voorschottenbeheer. Het plan is in 2007 uitgevoerd, waarbij de beoogde resultaten materieel gezien zijn gerealiseerd. In september 2007, november 2007 en in februari 2008 is de Kamer nader geïnformeerd over de voortgang in de uitvoering van het plan en de bereikte resultaten. In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt nader in gegaan op het voorschottenbeheer.

Departementaal reviewbeleid

Bij de beoordeling van een accountantsrapport moet worden beoordeeld of het wenselijk is om het werk van de auditor te onderwerpen aan een doorlichting. Om de kwaliteit van de beoordeling van accountantsrapporten te bevorderen wordt bij de opleiding van medewerkers van controle-eenheden hieraan aandacht besteed. In 2007 is aan medewerkers een workshop aangeboden en is daarnaast de proceduretekst opnieuw bezien en waarnodig herzien.

Informatiebeveiliging

Om het naleven van de beveiligingsmaatregelen te bevorderen zijn in 2007 voor alle dienstonderdelen informatiebeveiligingscoördinatoren aangewezen en opgeleid. Deze medewerkers zijn tevens ingezet bij de bewustwordingscampagne ten aanzien van informatiebeveiliging.

Wet bescherming persoonsgegevens

In 2007 is een functionaris gegevensbescherming benoemd. Met deze aanstelling is voldaan aan de toezegging aan de AR.

Subsidiebeheer

De AR constateerde dat in 2006 een deel van de verantwoordingen van subsidies niet binnen de termijn, die de Algemene wet bestuursrecht daarvoor stelt, was beoordeeld. Ter verbetering van de naleving van dit voorschrift beschikken budgethouders over een managementrapport om de tijdigheid van de afwikkeling van de rapportages te kunnen bewaken.

Integriteit

In 2007 is ruime aandacht gegeven aan voorlichting over integriteit en zijn de aanbevelingen op het terrein van de zorg voor integriteit bezien voor verdere verbeteringen.

Integriteitsaudits bevestigen dat de gedragscode Grensinzicht breed binnen de organisatie bekend is. Presentaties bij directies door de Centrale Coördinator Integriteit, integratie van het thema integriteit in cursussen en conferenties, een informatieve intranet-site en de ministeriebrede communicatie over de toepassing van het integriteitsbeleid hebben hieraan verder bijgedragen. Verdere interne communicatie en voorlichting over integriteitsschendingen en de daaraan verbonden consequenties moeten het bewustzijn onder medewerkers levend houden.

Personele kosten voor representatie en reizen posten

Het toezicht op de personele kosten is in 2007 gecontinueerd. Geconstateerde onvolkomenheden, die overwegend van administratieve aard zijn, zijn tijdig geadresseerd en daar waar nodig gecorrigeerd.

Beleidsinformatie

De aanbeveling om meer gebruik te maken van verwijzingen naar relevante beleidsdocumenten om de plausibiliteit van de relatie tussen de Nederlandse inzet en realisatie van internationale doelstellingen te onderbouwen is in de begroting voor 2008, waar dit zinvol was, opgevolgd. De toegezegde verwijzing onder beleidsartikel 4 naar de Resultatenrapportage en de MDG-8 rapportage is niet expliciet in de tekst opgenomen. Wel zijn de rapporten opgenomen in de tabel «Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid».

De Auditdienst concludeerde in haar rapport over 2006 dat nog een inspanning moest worden verricht om het proces van de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie structureel binnen het ministerie te borgen. Evenals de AR onderschreven de ministers deze conclusie. In overeenstemming met de gedane toezegging is in samenspraak met de Auditdienst het proces van de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie bezien en is de AO/IC geactualiseerd.

Overig

Op de onderwerpen archief- en dossierbeheer en vertrouwensfuncties (onder Veiligheid) wordt nader ingegaan in de bedrijfsvoeringparagraaf.

Sanctiebeleid en malversaties

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd (TK 25 860, nr. 1), is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over gevallen van malversatie en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen en opgelegde sancties waarbij een substantieel belang gemoeid was.

Malversaties

In 2007 zijn in totaal 16 gevallen van vermoedens van malversaties gemeld. Alle vermoedens van malversaties zijn of worden nog onderzocht. In de meeste gevallen is dit gedaan door middel van fraude forensisch onderzoek door een accountant. Tien meldingen zijn inmiddels afgehandeld. De zes overige meldingen worden nog onderzocht. Van de tien afgesloten meldingen is in vier gevallen geconcludeerd dat er geen malversatie heeft plaats gevonden met middelen van het ministerie.

In één geval is door de contractpartij een malversatie gesignaleerd maar is besloten om geen sanctie op te leggen. Het betrof hier een malversatie (fraude) die gepleegd was door een medewerker van een door het ministerie ondersteunde NGO in Zuid-Afrika. De medewerker is ontslagen en tegen hem is aangifte gedaan door de NGO. De NGO heeft maatregelen genomen om herhaling te voorkomen maar bleek niet instaat om het ontvreemde bedrag terug te vorderen (EUR 5 922). Een eventuele vordering van het ministerie op de NGO zou betekenen dat de NGO failliet zou gaan. Vanwege het belang van het werk van de NGO, het feit dat de NGO alles gedaan heeft om het geld terug te krijgen en de onwenselijkheid van een faillissement heeft het ministerie besloten geen sanctie op te leggen.

In één geval is besloten het openstaande voorschot buiten invordering te plaatsen. Het betrof hier een vordering van EUR 11 645 tegen een organisatie in Colombia. De vordering was ingesteld wegens vermeende fraude. In overleg met de Openbare Aanklager van Colombia is besloten de zaak te seponeren omdat de organisatie inmiddels niet meer bestaat en de voormalige directeur niet over voldoende financiële middelen beschikt om de vordering terug te betalen.

In één geval is een vordering ingesteld van USD 15 838 op een NGO in Zimbabwe. Bij de NGO waren illegale wisselpraktijken geconstateerd.

In één geval is door de betreffende NGO zelf geconcludeerd dat er door een medewerker fraude is gepleegd. Het betrof hier fraude bij de International Helsinki Federation for Human Rights in Wenen. Omdat het hier een instellingssubsidie betrof is niet vast te stellen welk gedeelte van de door het ministerie ter beschikking gestelde subsidie bij de fraudezaak betrokken is. Uit voorzorg is door het ministerie een vordering ingesteld gelijk aan het tot dusverre uitbetaalde bedrag (EUR 600 000). De afwikkeling van de vordering ligt bij de curator.

Zes meldingen worden nog onderzocht. Bij deze meldingen is nog niet vastgesteld of er een malversatie heeft plaats gevonden.

Opgelegde sancties

In totaal zijn er 33 (tijdelijke) sancties opgelegd in 2007. Sancties worden opgelegd omdat projectrapportages ondanks herhaaldelijk rappel niet (tijdig) zijn ontvangen, prestaties niet geleverd zijn of de beschikbare middelen anders zijn gebruikt dan contractueel is overeengekomen.

Sancties kunnen permanent en tijdelijk van aard zijn. Tijdelijke sancties kunnen bestaan uit het aanhouden van betalingen of het tijdelijk uitsluiten van organisaties tot aan de contractvoorwaarden is voldaan. Permanente sancties bestaan uit het terugvorderen van voorschotten en eventueel juridische stappen tegen een organisatie.

Conform de Nota Beheer en Toezicht worden hier alleen de opgelegde sancties genoemd waarmee een aanmerkelijk belang gemoeid was. Van een organisatie in Nederland is een bedrag van EUR 111 894,50 teruggevorderd wegens het niet nakomen van contractuele verplichtingen. Dit bedrag is inmiddels ontvangen.

In Rwanda is in totaal EUR 406 468 teruggevorderd van een organisatie wegens het niet nakomen van de contractverplichtingen en het anders gebruiken van middelen dan contractueel overeengekomen. In Zimbabwe is bij twee projecten (uitgevoerd door dezelfde organisatie) een bedrag van Euro 1 958 644 teruggevorderd wegens het anders gebruiken van middelen dan contractueel overeengekomen. Bij een andere organisatie is in hetzelfde land een bedrag van USD 913 598 teruggevorderd om dezelfde reden. Wegens het niet nakomen van rapportageverplichtingen heeft het ministerie een vordering opgelegd aan een organisatie in Zwitserland van Euro 855 719.

Ontheffing sanctiebeleid

In 2007 is in totaal 26 keer (tijdelijke) ontheffing van toepassing van het sanctiebeleid aangevraagd. Indien een contractpartij niet tijdig een gevraagd rapport inlevert is het ministerie verplicht een sanctie op te leggen na drie keer gerappelleerd te hebben. De rappelperioden staan vast (maximaal 3 maanden). Het kan echter voorkomen dat bekend is dat een rapport kort na het verstrijken van de uiterste rapportageperiode binnenkomt. In dit geval kan tijdelijk ontheffing verleend worden van het opleggen van een sanctie. Nadat het rapport is binnengekomen kan de activiteit regulier afgewikkeld worden. Als duidelijk is dat de contractpartij alsnog in gebreke blijft, kan alsnog een sanctie opgelegd worden.

Hieronder volgt een overzicht van de drie substantiële gevallen waarin is afgezien van het opleggen van een sanctie.

– Geen sanctie is opgelegd aan de African Union (AU) terwijl deze een rapportage-achterstand heeft bij het ministerie. De reden waarom geen sanctie is opgelegd is dat de AU een belangrijke rol speelt in het vredesproces in Afrika en omdat de AU capaciteit vrij heeft gemaakt voor het inhalen van de rapportage-achterstand. Onlangs heeft de AU een Director for Finance aangetrokken. Verder zijn de eerste rapportages inmiddels ontvangen.

– Er is afgezien van het opleggen van een sanctie in het kader van het project Mahila Samakhaya in India. Dit project is succesvol afgerond maar drie van de zeven deelstaten moesten nog hun door het parlement goedgekeurde eindrapportage inleveren. Omdat de rapportages nog in behandeling waren bij de betrokken parlementen had een sanctie opleggen geen toegevoegde waarde. Inmiddels zijn de rapportages ontvangen en is het voorschot afgeboekt.

– In Ethiopië is ontheffing verleend voor het opleggen van een sanctie aan het Ethiopisch ministerie van Financiën. In dit geval zou de audit over een aantal projecten uitgevoerd worden door de lokale rekenkamer. Omdat deze audit lang op zich liet wachten is door de ambassade in overleg met andere donoren en de Ethiopische overheid besloten om een externe auditor de audit te laten uitvoeren.

Afkortingenlijst

ACSLanden in Afrika, in het Caraïbisch gebied en in de Stille Oceaan
AfDF-11jongste onderhandelingsronde van het zachte leningenloket van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (African Development Bank)
AIHRCAfghan Independent Human Rights Commission
AIVAdviesraad Internationale Vraagstukken
AVVNAlgemene Vergadering Verenigde Naties
BNIBruto Nationaal Inkomen
BOIEBenelux Organisatie voor het Intellectuele Eigendom
BZBuitenlandse Zaken
CBICentrum voor de Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden
CDMClean Development Mechanism
CIMCoördinatie Internationaal Milieubeleid
DACDevelopment Assistance Committee
DRCDemocratische Republiek Congo
EFAEducation for All
EOEvangelische Omroep
EOFEuropees Ontwikkelingsfonds
EPAEconomic Partnership Agreement
EQUIPOnderwijsprogramma (in Uruzgan)
ESA/ESTECEuropean Space Research Technology/European Space Agency
EUEuropese Unie
EUFOREuropean Union Force
EUPOLEU Police Mission in the Palestinian Territories
EUSECEU security sector reform mission in the Democratic Republic of the Congo
EVDEconomische Voorlichtingsdienst
EVDBEuropees Veiligheids- en Defensiebeleid
EZEconomische Zaken
FAOFood and Agricultural Organisation
FMOFinancierings Maatschappij Ontwikkelingslanden
FSAFaciliteit Strategische Activiteiten mensenrechten en goed bestuur
FTIFast Track Initiative
GAVIGlobal Alliance for Vaccines and Immunisation
GBVBGemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
GCEGemeenschappelijk Cultureel Erfgoed
GEFGlobal Environment Facility
GFATMGlobal Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria
GTZDuitse Ontwikkelingsorganisatie
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
HIPC-initiatiefInternationaal instrument ter vermindering van de schuldenlast
IAEAInternational Atomic Energy Agency
ICJInternational Commission of Jurists
ICPDInternational Conference on Population and Development
IDAInternational Development Association
ICTYInternational Criminal Tribunal for former Yugoslavia
IDLGIndependent Directorate for Local Governance
IFAD/HIPCInternational Fund for Agricultural Development/Heavily Indebted Poor Countries
IFCInternational Finance Corporation
IFIInternationale Financiële Instelling
IMFInternationaal Monetair Fonds
INDImmigratie en Naturalisatie Dienst
IOBInspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie
IPKDInterdepartementale Post- en Koeriersdienst
ISAFInternational Security Assistance Force
MAOC-NMaritime Analysis and Operation Center Narcotics
MATRA(Programma) Maatschappelijke Transformatie
MDG’sMillennium Development Goal’s
MDTFMulti Donor Trust Fund
MFPMedefinancieringsprogramma
MFSMedefinancieringsstelsel
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MOLMinst Ontwikkeld Land
MVOMaatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NABSONetherlands Agricultural Business Support Office
NAVONoord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBSONetherlands Business Support Office
NFPNetherlands Fellowship Programme
NGONiet-Gouvernementale Organisatie
NIMFNederlands Investerings Matching Fonds
NIONederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden
NMT-1Iraakse veiligheidsinstanties
NPTNetherlands Programme for institutional strenghtening of post-secondary education and Training Capacity
NVISNieuw Visum Informatie Systeem
OCW(ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
ODAOfficial Development Assistance
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OHCHRHoge commissaris voor de Rechten van de Mens
OPCWOrganisation for the Prohibition of Chemical Weapons
ORETOntwikkelingsrelevante Exporttransacties
OSOntwikkelingssamenwerking
OVSEOrganisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
POBBProgramma Ondersteuning Buitenlands Beleid
PRSPPoverty Reduction Strategy Papers
PRTProvincial Reconstruction Team
PSOPartnerschap- en samenwerkingsovereenkomst
PSOProgramma Personele Samenwerking met Ontwikkelingslanden
PSOMProgramma Samenwerking Opkomende Markten
PUMProject Uitzending Managers
RAASReisdocumenten Aanvraag- en Archief Station
RAZEBRaad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
RBVRijksbegrotingvoorschriften
RTRRegeringsstandpunt Tropisch Regenwoud
SALINStrategische Allianties met Internationale NGO’s
SAOStabilisatie- en Associatieovereenkomst
SCOTSnel Inzetbaar Consulair Ondersteunings Team
SGSecretaris-Generaal
SGVNSecretaris-Generaal Verenigde Naties
SICAStichting Internationale Culturele Activiteiten
SNVNederlandse Ontwikkelingsorganisatie
SPSSanitary and Phytosanitary Standard
SRGRSeksuele en Reproductieve Gezondheid en- Rechten
SSRSecurity Sector Reform
STLSpeciaal Tribunaal voor Libanon
SZW(ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TCXThe Currency Exchange Fund
WTOWorld Trade Organization
UNAMIDVN-operatie in Sudan
UNDPUnited Nations Development Programme
UNEPUnited Nations Environment Programme
UNFPAUnited Nations Population Fund
UNICEFUnited Nations Children’s Fund
UNIFEMUnited Nations Development Fund for Women
UNIFILUnited Nations Interim Force in Lebanon
UNIIConafhankelijke VN-commissie in Libanon
UNMASUnited Nations Mine Action Service
VISVisum Informatie Systeem
VKVerenigd Koninkrijk
VNVerenigde Naties
WFPWorld Food Programme
VMPVakbonds Medefinancierings Programma
VROMVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
WOTSWet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen
WTOWorld Trade Organisation

Trefwoordenregister

ACS 34, 128

Afghanistan 13, 15, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 42, 59, 60, 67, 68, 69, 70, 101

Afrika 20, 26, 28, 29, 31, 34, 35, 37, 43, 48, 49, 61, 67, 68, 71, 76, 80, 126, 128

Agentschap 19

AIDS 40

Algemene Rekenkamer 8, 9, 55, 71, 101, 123

Apparaatsuitgaven 96, 97, 115, 119

Armoedebestrijding 7, 33, 34, 35, 36, 41, 77, 80, 114

Asiel 13

Asielzoekers 88, 89

Balkan 68, 69

Basisonderwijs 40, 42, 61, 81, 84

Bedrijfsleven 15, 35, 36, 56, 119

Bedrijfsvoering 6, 7, 8, 96, 97, 99, 102, 103, 122, 123, 124

Begrotingssteun 52, 77, 78

Beleidskaders 84

Beleidsprioriteiten 3, 4, 5, 33

Beroepsonderwijs 40, 41

Bilaterale betrekkingen 19, 20

Bilaterale ontwikkelingssamenwerking 80

Biodiversiteit 51, 52, 85

Biometrische kenmerken 56

Broeikasgassen 14, 51

Buitenlandbeleid 5, 6, 45, 59, 60

Burundi 28, 29, 31, 32, 39, 46

Caïro 38

Capaciteitsopbouw 41, 54

CBI 2, 7, 79, 116, 117, 118, 119, 120, 128

CDM 87, 128

China 48, 49, 50, 60

Clarence Seedorf 59

Coördinatie 30, 52, 54, 75, 128

Coherentie 19, 42, 75, 80

Consulaire bijstand 55, 90

Consulaire dienstverlening 55, 56, 59, 88, 115

Corruptie 21, 67

Crisisbeheersing 7, 25, 26, 27, 30, 67, 68, 69, 114

Cultureel erfgoed 91, 115

Cultureel profiel 2, 91, 92, 104, 115

Cultuur 6, 60, 91, 92, 93, 115, 129

DAC 28, 88, 128

Democratisering 15, 67

Discriminatie 47

Donorcoördinatie 26, 42

Drinkwater 52, 53, 62, 85, 86

Duitsland 18, 20, 73

Duurzaamheid 14, 15, 18, 19, 33, 51, 52

Duurzame ontwikkeling 25, 52, 71

Ecologische veiligheid 67

Ecosystemen 71

Education for All 42, 128

Energiebronnen 51

Energiehuishouding 51

Energie 13, 14, 15, 18, 19, 20, 33, 36, 51, 52, 53, 54, 59, 61, 85, 86, 87, 103

Energievoorzieningszekerheid 19, 67

EOF 72, 73, 114, 128

EU-afdrachten 72

Eurojust 20, 57

Europa 7, 13, 17, 18, 20, 21, 51, 59, 77, 129

Europese Commissie 17, 73

Europese integratie 17

Europese Raad 51

Europese Unie 14, 21, 27, 48, 128

Europol 20, 57

Evaluatieprogrammering 6, 66, 71, 75, 80, 84, 87, 93

Evaluatie 6, 28, 35, 41, 43, 53, 54, 66, 71, 75, 80, 84, 87, 90, 93, 100, 129

EVDB 23, 27, 30, 128

EVD 56, 128

EZ 41, 57, 58, 128

FAO 80, 128

FMO 35, 77, 78, 128

FTI 42, 81, 128

Garanties 77, 78, 111

GBVB 26, 128

GCE 60, 128

Gedetineerdenbegeleiding 90

Geïntegreerd buitenlands beleid 15

GEF 85, 128

Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed 60, 128

Gendergelijkheid 36, 40

Gender 33, 37, 48, 81, 82, 115

Gezondheidszorg 17, 82

GFATM 40, 82, 83, 128

Goed bestuur 2, 67, 68, 69, 70, 104, 114, 128

Grote Meren 48, 67, 68, 69

Harmonisatie 19, 42, 43, 57

Het Verenigd Koninkrijk 31

HGIS-C 60

HGIS 5, 60, 91, 92, 93, 95, 128

Hiv/aids 40, 42, 61, 82

HIV 81, 115

Humanitaire hulp 23, 69

Humanitaire hulpverlening 2, 67, 68, 69, 104, 114

ICC 49

ICPD 38, 128

ICTY 21, 128

IDA 43, 128

IFC 76, 129

ILO 48

IMF 35, 129

Indonesië 39, 67, 85, 113

Infrastructuur 29, 35, 56, 77, 78

Institutionele ontwikkeling 77

Integriteit 123, 124

Internationaal cultuurbeleid 59, 60

Internationaal onderwijsprogramma 81

Internationaal onderwijs 83, 84

Internationaal Strafhof 49, 57, 58, 64, 65, 98

Internationale organisaties 7, 24, 27, 29, 30, 48, 57, 58, 69, 91

Interne markt 17

IOB 53, 71, 80, 84, 87, 100, 129

Irak 23, 28, 49, 67, 68, 70

Iran 24, 48, 50, 66

ISAF 15, 25, 26, 30, 129

Israël 22, 23, 46, 48

Jaarplancyclus 99, 100, 119

Joegoslavië-tribunaal 14, 21, 48

Justitie 20, 30, 55, 58, 109

Kandidaat-lidstaten 21

Kanselarijrechten 88

Kenia 15, 67, 68, 85

Kinderen 40, 42, 47, 61

Klimaatverandering 13, 14, 15, 20, 43, 51, 52

Kosovo 30

Libanon 15, 23, 24, 26, 57, 58, 130

Maatschappelijk middenveld 37, 42

Maatschappelijk verantwoord ondernemen 33, 36

Maatschappelijk 13, 15, 17, 28, 33, 36, 41, 42, 48, 59, 129

Markttoegang 34, 63

Matra 20, 67, 68

MATRA 129

MDG 19, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 52, 53, 59, 61, 62, 63, 124, 129

Medefinanciering 64, 82, 83, 84, 91, 129, 130

Medefinancieringsprogramma 129

Medefinancieringsprogram 82

Menselijke ontplooiing 2, 81, 83, 104

Mensenrechtenbeleid 14

Mensenrechten 2, 5, 7, 13, 14, 15, 18, 20, 21, 23, 24, 25, 31, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 59, 64, 65, 104, 114, 128

MFP 82, 84, 129

MFS 43, 78, 81, 82, 84, 85, 92, 129

Migratie 13, 19, 20, 45, 129

Milieu 2, 13, 33, 51, 54, 67, 68, 69, 71, 85, 86, 103, 104, 114, 115, 128, 130

Millennium Development Goals 37, 61, 62, 63

MJSP 100

Multilateraal 19, 45

Natuurlijke hulpbronnen 51, 52

NAVO 23, 25, 26, 27, 28, 30, 67, 68, 69, 129

NBSO 56, 80, 129

Nederland 2, 5, 6, 7, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 64, 67, 68, 69, 72, 73, 75, 76, 77, 88, 89, 90, 91, 92, 96, 103, 104, 113, 114, 115, 124, 126, 129, 130

Netherlands Business Support Offices 80

NFP 41, 84, 129

NGO 15, 26, 31, 38, 39, 45, 48, 50, 71, 125, 129

NIMF 76, 129

NIO 76, 77, 78, 79, 110, 111, 112, 113, 129

Non-proliferatie 18, 27, 67, 114

Noodhulp 67, 68, 70

NPT 41, 84, 129

NVIS 56, 88, 129

OAS 28

ODA 42, 98, 129

OESO 28, 129

Ondernemingsklimaat 36, 76, 77, 78, 79, 114

Onder 100

Onderwijs 15, 17, 31, 36, 37, 40, 41, 42, 60, 81, 82, 83, 115, 128, 129

Onderzoek 6, 8, 23, 26, 30, 52, 56, 66, 71, 75, 80, 82, 84, 87, 90, 93, 100, 103, 124, 125

Onderzoeksbeleid 84

Ontheemden 23, 70

Ontmijning 29, 71

Ontwapening 27, 67, 114

Ontwikkelingssamenwerking 3, 4, 5, 9, 13, 15, 19, 22, 26, 30, 33, 34, 40, 42, 43, 46, 47, 48, 49, 52, 53, 54, 60, 71, 76, 87, 100, 104, 113, 114, 116, 129

OPCW 57, 114, 129

ORET 35, 76, 77, 78, 129

OVSE 30, 129

Ownership 43

Palestijnse gebieden 70

Paris Declaration 42

Partnerlanden 15, 25, 34, 39, 40, 42, 45, 47, 64, 70, 77, 100

Partnerschappen 20

Personenverkeer 2, 88, 89, 104, 115

Plattelandsontwikkeling 78

POBB 68, 91, 129

Postennet 102

Pro-poor 35

PRSP 129

PSOM 76, 77, 78, 79, 129

PSO 43, 129

Publieksdiplomatie 13, 59

PUM 76, 129

Raad van Europa 6, 47, 72, 114

RAZEB 30, 49, 129

Rechtsorde 2, 24, 25, 64, 65, 104, 114

Reisdocumenten 56, 88, 89, 100, 129

Reproductieve gezondheid 33, 37, 38, 40, 81, 82, 84, 115

Rusland 19

Rwanda 39, 43, 79, 81, 126

Samenhang 4, 7, 23, 30, 43, 65, 80, 95, 100, 102

Samenwerking 2, 5, 13, 20, 21, 22, 23, 26, 27, 30, 31, 35, 38, 39, 41, 42, 44, 52, 55, 56, 59, 60, 63, 72, 73, 74, 76, 77, 99, 100, 104, 114, 128, 129

Sancties 7, 101, 125, 126

Schuldverlichting 33, 76, 77

Sectorale 87, 118

SICA 60, 130

SNV 43, 82, 83, 130

Sociale ontwikkeling 2, 81, 83, 104, 115

SRGR 37, 38, 39, 84, 130

Stabiliteit 2, 15, 23, 28, 29, 30, 31, 45, 67, 68, 69, 70, 71, 104, 114

Strafhof 58, 65

Sub-Sahara Afrika 54

Subsidie 31, 33, 35, 36, 48, 60, 81, 82, 83, 92, 113, 123, 125

Sudan 15, 26, 31, 42, 46, 49, 67, 68, 69, 70, 130

Suriname 68, 77, 78, 85, 113, 114

Tanzania 43, 53, 77, 84, 87

Terrorismebestrijding 13, 20

Terrorisme 6, 15, 24, 45, 47, 67

Track Record 77, 100

Uganda 32, 39, 77, 84

Uitbreiding 7, 17, 21, 38, 56, 114

UNDP 29, 70, 76, 77, 78, 130

UNEP 130

UNESCO 86

UNFPA 37, 130

UNICEF 42, 81, 83, 130

Unie 21

UNIFEM 37, 78, 130

UNMAS 29, 130

Uruzgan 15, 25, 26, 28, 30, 31, 68, 128

Veiligheid 2, 6, 7, 13, 15, 19, 20, 22, 23, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 33, 36, 45, 58, 67, 68, 69, 71, 88, 89, 99, 104, 114, 115, 124, 128, 129

Veiligheidsraad 24, 36, 49

Veilig 99

Verenigd Koninkrijk 18, 52, 130

Verenigde Staten 13

Vertrouwensfuncties 99, 123, 124

Vierde eigen middel 72

Vietnam 39, 43, 77, 86

VIS 130

Visumaanvragen 56, 88

Visumverlening 56

Voorschottenbeheer 99, 101, 123

Voorzitterschap 14, 27, 42, 45, 48, 57, 75

Vredesopbouw 30, 34

Vreemdelingenbeleid 6, 88, 115

Vrouwen 15, 33, 36, 37, 38, 41, 46, 49, 53, 61

Wapenbeheersing 27, 67, 71

Waterbeheer 36, 51, 85

Watergebruik 53

Wereldbank 29, 36, 37, 43, 86, 112

Wereldeconomie 19

WFP 70, 130

WTO 19, 34, 48, 130

Zetelovereenkomst 57

Zuid-Afrika 81, 82, 125


XNoot
1

Deze tabel wijkt op onderdelen af van de vergelijkbare tabel in de MvT 2008.

Naar boven