31 444 IV
Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties 2007

nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 juni 2008

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft de navolgende vragen over het Jaarverslag van Koninkrijksrelaties (IV) (Kamerstuk 31 444 IV, nr. 1) aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2008.

De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Beek

De griffier van de commissie,

De Gier

1

Hoeveel geld zit er nog in het pensioenfonds van de Nederlandse Antillen.

Ultimo december 2007 bedraagt het pensioenvermogen van het pensioenfonds (APNA) ANG 4 015 miljoen. Het belegde vermogen groeide van ANG 3 441 miljoen naar ANG 3 623 miljoen.

2

Hoeveel geld staat er precies op de rekeningen voor de schuldsanering bij de Bank Nederlandse Antillen?

Conform overgangsakkoord van februari 2007 is er geld overgemaakt op twee rekeningen bij de Bank Nederlandse Antillen. Het gaat om € 42,5 miljoen schuld van het Land Nederlandse Antillen die is aangegaan ten behoeve van de BES (en is gestort conform Overgangsakkoord van 12 februari 2007, afspraak 13a, nadat de toezichthouder operationeel werd) en € 33 miljoen voor het saneren van de betalingsachterstanden van de BES eilanden (Overgangsakkoord afspraak 15).

3

Kan in een meerjarig financieel overzicht inzicht worden gegeven in het tempo van afbouw van de samenwerkingsmiddelen na de schuldsanering en de staatkundige wijzigingen?

In de meerjarenraming van H IV is voorzien dat Nederland tot en met 2012 bijdraagt aan de samenwerkingsprogramma’s met Curaçao en Sint Maarten. In 2008 is voor de programma’s van deze eilandgebieden in totaal € 45 miljoen beschikbaar gesteld. Er is in een geleidelijke afbouw voorzien naar stopzetting van de Nederlandse bijdrage in 2013. De samenwerkingsmiddelen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba zullen worden beëindigd zodra de nieuwe staatkundige verhoudingen een feit zijn en dan de nieuwe financiële verhoudingen met deze eilanden ingaan. Wel zal worden beoordeeld op welke wijze met de samenwerkingsmiddelen reeds vooruitgelopen kan worden op de nieuwe staatkundige verhoudingen.

4

Wat wordt onder «enige tijd» verstaan als het gaat om de voortgezette samenwerking met Aruba op het terrein van de rechtshandhaving na 2009? Wat zijn de financiële consequenties hiervan?

De vrijgevallen schuldsaneringsmiddelen over de periode 2003–2007 worden gebruikt voor de financiering van het Programma Rechtshandhaving 2008–2012. Hierbinnen vallen tevens de verbetering van het Korps Politie Aruba en de Vreemdelingenketen. Het gaat hier slechts om een langere looptijd van de samenwerking tussen Nederland en Aruba en niet om extra middelen die na 2009 beschikbaar worden gesteld.

5

Welke criteria en concrete doelstellingen worden gehanteerd om de resultaten te meten inzake «duurzame verbetering van de organisaties van de politie, het gemeenschappelijk Hof van Justitie, het Openbaar Ministerie, het gevangeniswezen en de vreemdelingenketen»?

Het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen (PVNA) staat in het kader van de met de Nederlandse Antillen gemaakte afspraken over het staatkundig proces. Belangrijk aandachtpunt hierbij is de in de slotverklaring van 2 november 2006 afgesproken verbetering van de politieorganisatie. Daarnaast zijn het Openbaar Ministerie, het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het gevangeniswezen en de vreemdelingenketen belangrijke aandachtsgebieden. Verbeteringen in deze organisaties dragen bij aan het vergroten van de veiligheid en rechtszekerheid voor de burger op de Nederlandse Antillen.

6

Hoe vaak is juridische bijstand aan de landen verleend in 2007?

Zoals in het Jaarverslag is vermeld, wordt juridische bijstand verleend door het ter beschikking stellen van officieren van Justitie en rechters ten behoeve van het Openbaar ministerie en het Hof in de landen. Daarnaast kan binnen de diverse samenwerkingsprogramma’s sprake zijn van ondersteuning op het terrein van wetgeving. Dit gebeurt door middel van het uitzenden van Nederlandse ambtenaren naar de eilandgebieden of door financiële steun, waar de eilandgebieden via USONA beroep op kunnen doen. Bijvoorbeeld in het kader van de programma’s Institutionele Versterking Bestuurskracht.

7

Zijn de afgesproken bijdragen van Aruba en de Nederlandse Antillen aan de kustwacht tot en met 2007 betaald? Zo nee, waarom niet? Kan een overzicht verstrekt worden van verplichtingen en betalingen?

Op Aruba staat de vordering over de periode 1999–2002 nog open. Tevens is van Aruba de bijdrage over 2007 nog niet ontvangen, de rekening daarvoor is begin 2008 verzonden. De Nederlandse Antillen hebben al hun bijdragen voldaan.

8

Wat zijn de redenen dat zowel op Aruba als de Nederlandse Antillen de schuldquote in 2007 boven de streefwaarde is uitgekomen? Om welke bedragen gaat het?

De totale schuld van het Land Nederlandse Antillen is aan het einde van het vierde kwartaal van 2007 NAF 5 438,2 mln. (83,7% van het BBP, bron: BNA) oplopende schuld werd vooral veroorzaakt door tegenvallende niet-belastingopbrengsten Op Aruba is de schuldquote gedaald van 46,6% BBP in 2006 naar 45,6%BBP. Deze daling was grotendeels een noemereffect, want in absolute termen nam de schuld toe van ANG 2019,5 mln. in 2006 tot ANG 2143,0 mln. in 2007. Door de sterk gestegen inflatie was de nominale BBP-groei van Aruba 8,4%. De overheid had in 2007 een financieringstekort (op kasbasis) van 94,1 miljoen Arubaanse Gulden, wat tegenviel ten opzichte van eerdere ramingen van ongeveer 70 miljoen (ncl. Nota van Wijziging). Belangrijkste oorzaken zijn:

• tegenvallende opbrengsten bij de belastingen (Belasting op bedrijfsomzetten (BBO) en winstbelasting). Deze tegenvaller is van incidentele aard.

• Extra kosten bij de zorgverzekering AZV van meer dan 20 mln. AWG. Hier liggen voornamelijk structurele oorzaken aan ten grondslag.

9

Zijn de cijfers met betrekking tot de schuldquote over 2007 al bekend? Zo ja, wat zijn deze cijfers?

Zie het antwoord op vraag 8.

10

Is het kabinet bereid, gezien het volgens de Algemene Rekenkamer verhoogde risico van misbruik en oneigenlijk gebruik van de regelgeving voor de latere sanering van betalingsachterstanden voor de BES-eilanden, (geld dat nu op een geblokkeerde rekening staat, en waarvan op bladzijde 23 staat dat het aan de voorwaarden voor schuldsanering voldoet) aanvullende criteria te formuleren voor de werkelijke sanering? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?

Zie de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken over het Rapport bij het Jaarverslag 2007 van Koninkrijksrelaties (IV) van de Algemene Rekenkamer.

11

Welke activiteiten zijn precies ontwikkeld in het kader van het Samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling Nederlandse Antillen 2002–2006? Met welke criteria zijn de resultaten beoordeeld en in hoeverre verschilt dit programma van de voortzetting in het programma Institutionele Versterking en Bestuurskracht?

In 2003 is voor alle entiteiten een baseline studie uitgevoerd op basis waarvan door de Eilandgebieden en het Land (meer) jaren programma’s Bestuurlijke Ontwikkeling zijn geschreven. De in deze programma’s geïdentificeerde zgn. resultaatgebieden zijn: kwaliteit bestuurlijk apparaat, kwaliteit ambtelijk apparaat, checks & balances, vertrouwen in de overheid, financiën & begrotingsbeheer en informatisering. Deze resultaatgebieden vormden gedurende de looptijd van het Programma Bestuurlijke Ontwikkeling het kader waarbinnen projecten konden worden ingediend bij (U)SONA. In het kader van dit programma zijn 46 projecten goedgekeurd. In de bijlage treft u voorbeelden aan van projecten die binnen dit programma zijn goedgekeurd en gefinancierd1. Deze projectbeschrijvingen zijn overgenomen uit de halfjaarlijkse voortgangsverslagen van SONA over de periode.

De evaluatie van het samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling is uitgevoerd door Ecorys uit Rotterdam. Dit rapport is op 10 juli 2007 opgeleverd. Voor evaluatie van het programma en hebben de evaluatoren de zgn. DAC criteria (Development Assistance Criteria van de OESO) gehanteerd:

Relevantie: in hoeverre is het Samenwerkingsprogramma relevant gebleken voor de bestuurlijke ontwikkeling op de in de afgelopen 4 jaar? In welke mate zijn de onderscheiden doelgroepen bereikt bij de uitvoering van het programma?

Efficiency: in welke mate zijn de projecten in het kader van het samenwerkingsprogramma efficiënt uitgevoerd?

Effectiviteit: in welke mate zijn de projecten in het kader van het samenwerkingsprogramma effectief geweest? En in welke maten is het instrument personele samenwerking effectief geweest?

Duurzaamheid: in welke mate hebben de resultaten van de uitgevoerde projecten in het kader van het samenwerkingsprogramma een duurzaam – structureel – karakter?

Toegevoegde waarde: wat is de toegevoegde waarde geweest van het samenwerkingsprogramma voor de Bestuurlijke ontwikkeling in de afgelopen 4 jaar?

Complementariteit: in welke mate is het samenwerkingsprogramma complementair geweest aan andere bestaande ontwikkelingstrajecten enprojecten in het kader van bestuurlijke ontwikkeling op de Antillen? In hoeverre vulden deze programma’s en projecten elkaar aan, cq. werkten zij elkaar tegen?

Het belangrijkste verschil tussen de programma’s bestuurlijke ontwikkeling en IVB is dat de laatste in het licht staat van de staatkundige veranderingen. Dit betekent dat Sint Maarten en Curaçao worden ondersteund bij hun wording tot land, de BES-eilanden bij hun wording tot openbaar lichaam binnen Nederland en het land de Nederlandse Antillen bij de ontmanteling.

12

Is nu meer te melden over de zichtbaarheid van het samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling? Zo ja, wat zijn de vorderingen? Zo neen, wat is daarvan de oorzaak?

Er is op dit moment niet meer aan te geven over de zichtbaarheid van het samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling, o.a. omdat een grondige beoordeling van de geboekte resultaten, zoals vorig jaar uitgevoerd en vastgelegd in het evaluatierapport, sindsdien niet heeft plaatsgevonden. Wel zijn de aanbevelingen van de evaluatie zoveel mogelijk meegenomen in de uitvoering van de IVB programma’s. Tevens heb ik besloten de voortgang van de recentelijk overeengekomen nieuwe samenwerkingsprogramma’s minimaal twee keer per jaar met de entiteiten te bespreken.

13

Welke criteria en doelstellingen worden gehanteerd inzake «verhoging van de kwaliteit van het bestuur»?

Belangrijke criteria voor het programma Kwaliteit van Bestuur zijn het hebben van een gedragscode voor bestuurders, transparantie voor wat betreft het hebben van nevenfuncties van bestuurders, een inzichtelijk besluitvormingsproces, een goede administratieve organisatie.

14

Wat verstaat het kabinet onder «redelijk efficiënt?

Uit de gehouden evaluatie is gebleken is dat met het programma bestuurlijke ontwikkeling de beoogde doelgroepen werden bereikt en dat mag worden verwacht dat de gefinancierde activiteiten binnen een redelijke termijn zullen bijdragen aan (meer) deugdelijk bestuur. Echter, de duurzaamheid van projecten kan onder druk staan omdat er niet altijd een koppeling was tussen projectfinanciering en de begroting van de entiteiten waardoor de continuïteit niet is gewaarborgd.

15

Wat zijn de conclusies van het eindrapport over de integriteit op Curaçao?

Er is mij geen eindrapport op het gebied van integriteit op Curaçao bekend. Het vorig jaar verschenen WODC rapport heeft betrekking op St. Maarten.

16

Wat zijn precies de criteria voor deugdelijk bestuur als het gaat om integriteit? Waaruit precies zullen de positieve ontwikkelingen bestaan en waar moet er nog verbetering worden behaald voordat de eilanden hun nieuwe status krijgen?

Ik verwijs u naar mijn brief van 23 maart aan uw Kamer1 waarin de criteria waaraan de eilanden moeten voldoen zijn opgenomen. Het gaat om criteria waaraan de constituties, de wetgeving en het overheidsapparaat van de nieuwe entiteiten moeten voldoen op het gebied van: democratische besluitvorming; de bestuurs- en besluitvormingsstructuur; het bestrijden van corruptie; het respect voor de «rule of law»; de mensenrechten en de vrijheid van pers en meningsuiting en de uitvoering van internationale verplichtingen. Er wordt op dit moment een concretiseringslag gemaakt om te kunnen bepalen welke verbeteringen de eilanden moeten bewerkstelligen om aan deze criteria te kunnen voldoen en de nieuwe status te krijgen.

17

Wat zijn de voorwaarden waaronder Curaçao en St. Maarten in de toekomst geld mogen lenen?

De leningsbevoegdheid van Curaçao en Sint Maarten kent duidelijke regels. Bij het opstellen en uitvoeren van de begroting worden duidelijke normen gesteld, die worden getoetst door de toezichthouder. De maximale rentelast zoals bepaald door de rentelastnorm, maakt dat de ruimte voor (toekomstige) leningen begrensd is.

T.a.v. het aantrekken van geldleningen wordt een procedure opgenomen gehanteerd die ervoor zorgt dat de meest efficiënte/goedkoopste financieringswijze wordt gekozen.

18

Wat zijn de resultaten van de monitoring die de Nationale Commissie voor de Overheidsfinanciën uitvoert?

De Monitoring Commissie is in april 2008 (met vertraging) van start gegaan en kan der halve nog geen resultaten melden. Er is nog geen rapportage uitgebracht.

19

Wat zijn de bevoegdheden van het College Financieel Toezicht (CFT)? Op welke wijze kan van het CFT een disciplinerende werking uitgaan?

De bevoegdheden van het Cft met betrekking tot de BES-eilanden zijn geregeld in het Besluit tijdelijk financieel toezicht BES (Stb. 2007, 474). De belangrijkste bevoegdheden van het Cft hebben betrekking op vaststellings- en uitvoeringsproces van de begroting. Zo kan bijvoorbeeld een begroting niet in uitvoering worden genomen indien deze de goedkeuring van het Cft ontbeert.

Voor Land, Curaçao en Sint Maarten krijgt het Cft richting de besturen in eerste aanleg adviserende bevoegdheden. Aanwijzingsbevoegdheden in het begrotingsproces komen in de komende algemene maatregel van rijksbestuur vooral te liggen bij de rijksministerraad. De disciplinerende werking van het Cft zal naar het voorkomt voortvloeien uit de zgn.’escalatieladder’; geschillen en negatieve adviezen worden eerst met de besturen besproken alvorens deze aan de RMR worden voorgelegd. De RMR kan zo nodig met een aanwijzing komen.

20

Wat is stand van zaken met betrekking tot het overnemen door Antilliaanse rechercheurs van werkzaamheden in het kader van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen? Dienen deze Antilliaanse collega’s te worden bijgeschoold? Hoe groot zijn de problemen? Blijken deze problemen groter te zijn dan aanvankelijk was gedacht?

De overname van taken door Antilliaanse rechercheurs in het Atrakoteam te Curaçao verloopt langzamer dan verwacht. In 2008 zal worden bezien of en op welke wijze een verdere overdracht van taken kan plaatsvinden waarbij in het belang van de burger, het huidige veiligheidsniveau kan worden gegarandeerd.

21

Wat zijn de redenen dat het programma Rechtshandhaving 2005–2007 niet de beoogde resultaten heeft geboekt?

Het programma Rechtshandhaving 2005–2007 kende een trage start. De looptijd van het programma is daarom verschoven in de tijd waardoor het moeilijk te beoordelen is of de beoogde programmaresultaten zijn bereikt.

22

Welke zijn de redenen dat de Directie Economische Zaken en Industrie (DEZHI) de vereiste informatie niet aan het Fondo Desaroyo Aruba (FDA) kan verschaffen? Om welke onderwerpen gaat het daarbij?

Belangrijkste reden ligt in de uitvoeringscapaciteit van DEZHI, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht. Het gaat daarbij niet om specifieke onderwerpen maar dit geldt in algemene zin voor de behandeling van projectdossiers. Ter verbetering van de efficiëntie en doorlooptijd van de projectdossiers door DEZHI en FDA is een aantal voorstellen ontwikkeld die binnenkort aan Nederland zullen worden voorgelegd.

23

Wat zijn de financiële consequenties van de constatering dat duurzame versterking van de bedrijfsvoering in de rechtshandhavingsketen «meer investeringen in menskracht en geld zal vergen dan voorzien»? In welk tempo vindt uitvoering van het verbeterprogramma plaats en hoe wordt dit financieel gedekt?

Voor zowel 2008 als 2009 is er voor de verlenging van de uitvoering van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen, dat gericht is op de verbetering van de bedrijfsvoering van de verschillende organisaties binnen de rechtshandhavingketen, € 10,5 miljoen opgenomen op de begroting van Hoofdstuk IV. Daarnaast is mede naar aanleiding van de rapportage van het CPT € 9,5 miljoen extra beschikbaar gesteld voor het aanbrengen van de noodzakelijke verbeteringen in het gevangeniswezen.

De uitvoering van Plan Veiligheid Nederlandse Antillen staat, zoals ook in antwoord op vraag 5 is aangegeven, in het kader van de gemaakte afspraken in de Slotverklaring. Om de status van Land binnen het Koninkrijk te verkrijgen, zullen Curaçao en Sint Maarten aan de overeengekomen voorwaarden moeten voldoen. Ook zullen de organisaties waar het hier om gaat moeten voldoen aan de eveneens met de Nederlandse Antillen overeengekomen criteria.

24

Welke gevolgen heeft het uitblijvende resultaat van het programma Rechtshandhaving 2005–2007 voor de Antilliaanse burgers gehad? Kan een tijdschema worden gegeven waarin het programma Rechtshandhaving wordt uitgevoerd en de op dit moment bestaande problemen worden opgelost?

Inmiddels is met Aruba overeenstemming bereikt over het Programma Rechtshandhaving Aruba 2008–2012. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 4. Hierbinnen vallen tevens de verbetering van het Korps Politie Aruba en de Vreemdelingenketen. Het is met name binnen deze twee onderdelen dat verbeteringen voor de burger zichtbaar moeten worden.

25

Hoeveel van de 47 ingediende projecten bij Antilliaanse Medefinancierings Organisatie (AMFO) zijn ook toegekend, om welk bedrag gaat het en is verbetering van het wonen ook een doelstelling? Kan het antwoord worden toegelicht? Wat zijn de effecten van de goedgekeurde projecten?

De Kamer zal binnenkort worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de AMFO. Het antwoord op deze vragen zal daarbij worden meegenomen.

26

Wat is het beleid van het kabinet ten aanzien van de 13% jongeren die na afronding van de sociale dienstplicht niet aan een baan of opleiding zijn gekomen?

De «sociale dienstplicht» wordt uitgevoerd door het Ministerie van Defensie in het project TAM (Toekomst Antilliaanse Militie), waarin jongeren gedurende 18 maanden o.a. een beroepsopleiding volgen en stage kunnen lopen. Dat 87% van de deelnemers na afronding aan een baan of opleiding is gekomen, mag een succes worden genoemd. Het TAM-project voorziet niet in activiteiten voor de groep jongeren die dat na deze 18 maanden niet is gelukt. Het ontwikkelen van beleid op dit terrein is een verantwoordelijkheid van het Land Nederlandse Antillen, en is o.a. vorm gegeven in het beleid ten aanzien van de sociale vormingsplicht.

27

Wat is het beleid ten aanzien van 81% van de jongeren die bij een project van sociale vormingsplicht zouden moeten zijn ingeschreven?

Het beleid ten aanzien onderwijs en jongeren wordt ontwikkeld door het Land Nederlandse Antillen. De Nederlandse regering biedt financiële ondersteuning bij de uitvoering van dit beleid.

De sociale vormingsplicht is een relatief nieuw instrument (start 2006). Bij aanvang is voorzien in een geleidelijke capaciteitsopbouw gedurende een periode van 5 jaar. In 2007 waren er nog onvoldoende capaciteit en financiële middelen om een groter deel van de doelgroep te laten instromen in de sociale vormingsplicht.

Bovendien is het beleid van het Land Nederlandse Antillen o.a. gericht op het verminderen van de aanwas van jongeren die onder de sociale vormingsplicht vallen, door investeringen in de kwaliteit van het onderwijs, door het terugdringen van de schooluitval en het verminderen van de jeugdwerkeloosheid. Dit laatste wordt op dit moment teruggedrongen door de economische ontwikkeling, met name in het toerisme.

28

Hoeveel deelnemers aan de pilot sociale vormingsplicht hebben inmiddels een vaste baan?

Uit de Evaluatie sociale vormingsplicht van Regioplan, die u reeds is toegezonden (zie Kamerstukken II vergaderjaar 2007–2008, 26 283, nr. 42) blijkt dat van de 221 jongeren die in de pilot van de sociale vormingsplicht zijn ingestroomd, 106 jongeren per oktober 2007 het hoofdtraject succesvol hebben afgerond. Hiervan is het grootste deel (59 deelnemers) in een nazorg traject geplaatst, wat wil zeggen dat zij aan de slag zijn bij een werkgever. De rest volgt vervolgonderwijs (5) of zit in «de wachtkamer» (17). Van de 24 deelnemers op Sint Maarten waren de gegevens op het moment van onderzoek nog niet beschikbaar.

29

Welke criteria en concrete doelstellingen worden gehanteerd inzake «duurzame verbetering van de sociaaleconomische positie van de bevolking»?

De doelstelling van het Sociaal Economisch Initiatief (SEI) is bij te dragen aan een duurzame economische ontwikkeling. De SEI’s, die door de eilanden zelf opgesteld zijn, richten zich op het gezond maken van de overheidsfinanciën, de hervorming van de economische structuur en in het geval van Curaçao ook op de reorganisatie van het overheidsapparaat. Het SEI bevat daarnaast investeringsimpulsen en besteed aandacht aan sociaal flankerend beleid.

Er zijn in de slotverklaring en daaropvolgende akkoorden geen nadere criteria en concrete doelstellingen afgesproken. Het was aan de eilanden om met een afgewogen SEI te komen, waarbij Nederland expertise beschikbaar stelde. De SEI’s zijn vervolgens beoordeeld door de Rijksministerraad op proportionaliteit, doelgerichtheid, uitvoerbaarheid en effectiviteit. Alle SEI’s zijn inmiddels vastgesteld door de Rijksministerraad.

De uitvoering van de SEI’s geschied op basis van de opgestelde implementatieplannen. Door indiening van projecten uit die plannen bij (U)SONA wordt uitvoering gegeven aan de SEI’s. Daarbij zal de gebruikelijke toetsing op rechtmatigheid en doelmatigheid door (U)SONA worden gehanteerd.

30

Zijn de cijfers over diefstal met geweld in 2007 inmiddels bekend? Zo ja, wat zijn de cijfers?

In 2007 is op Curaçao aangifte gedaan van 547 diefstallen met geweld (2006: 478; 2005: 930). Het oplossingspercentage bedroeg 25% (2006: 27,2%; 2005: 14,6%).

31

Waarop zijn de bedragen van de begrotingsreserve schuldsanering gebaseerd?

Deze bedragen zijn gebaseerd op de in 2006 geïnventariseerde betalingsachterstanden van de BES-eilanden en op de toen opgestelde overzichten met toerekening van de Landsschuld aan de eilandgebieden. In het Overgangsakkoord van 12 februari 2007 met de BES en Sint Maarten is ondermeer afgesproken dat Nederland wat betreft betalingsachterstanden maximaal ANG 55,3 miljoen van Bonaire, ANG 15,1 miljoen van Sint Eustatius en ANG 5,5 miljoen van Saba zal overnemen.

32

Waarom is de vordering kustwachtbijdrage op Aruba van € 7.9 mln over de periode 1999 t/m 2002 nog steeds niet betaald? Waarom vindt betaling kennelijk steeds plaats in het jaar «t+1»?

Met Aruba is besproken dat de openstaande vorderingen zouden worden verrekend met de verkoopopbrengst van het Plant hotel. Dit hotel is in 2006 verkocht. Tot op heden is het niet mogelijk gebleken met Aruba overeenstemming te bereiken over de verdeling van de opbrengsten waardoor het verrekenen van de vorderingen ook is uitgesteld.

Door een misverstand over de facturering in 2006 zijn de kustwachtbijdragen uiteindelijk pas in het daaropvolgende jaar betaald. Ook in 2007 is laat gefactureerd.

33

Wat is de reden van de betalingsachterstand van Aruba van € 2.7 mln voor de bijdrage aan het Solidariteitsfonds over het jaar 2001? Waarom heeft tot dusver geen verrekening plaatsgevonden met Nederlandse betalingen aan Aruba?

In 2001 heeft Aruba verzuimd haar bijdrage aan het Solidariteitsfonds over te maken. Nederland heeft het hiermee gemoeide bedrag toen overgemaakt en een vordering op Aruba ingesteld. Deze betalingsachterstand maakt deel uit van het totaal aan vorderingen op Aruba die Nederland wil verrekenen met de verkoopopbrengst van het Plant hotel.

34

Hoeveel leningsovereenkomsten zijn wel en hoeveel zijn niet ondertekend?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op blz. 40 van het jaarverslag opgenomen tabel. Hierin staat aangegeven dat de in 1991, 1992, 1993, 1994 en de in 2000 en 2001 verstrekte leningen aan de Nederlandse Antillen niet zijn geformaliseerd. In deze situatie is nog geen wijziging getreden.

35

Wordt het bedrag dat is overgemaakt naar de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden NV (N.I.O.) teruggevorderd van de Nederlandse Antillen?

Dit bedrag maakt deel uit van het totaal aan schulden van de Nederlandse Antillen dat zal worden gesaneerd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Van Gent (GL), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), de Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 IV, nr. 34.

Naar boven