31 444 I
Jaarverslag en slotwet Huis der Koningin 2007

nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 juni 2008

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft over het Jaarverslag 2007 van het Huis der Koningin (Kamerstuk 31 444 I, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2008. De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

1

Waarom wordt, als het gaat om de «uitkering aan de leden van het koninklijk huis», het verschil tussen de begroting en de realisatie niet nader toegelicht? Waarom is de verklaring omtrent dit verschil slechts te vinden in het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2007 van het Huis der Koningin (TK 31 444 I, nr. 2)?

De verklaring omtrent het verschil is niet slechts te vinden in het Rapport van de Algemene Rekenkamer maar ook in de Financiele toelichting bij de verantwoordingsstaat die is opgenomen op bladzijde 8 van het jaarverslag.

2

Waaruit zijn de verschillende componenten van de uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis opgebouwd? Kan per component specifieker aangegeven worden welke kosten zijn gemaakt?

In de begroting 2007 is hierover het volgende vermeld.

De ramingen van de uitkeringen aan de Koningin, Prins Willem-Alexander en Prinses Máxima zijn gebaseerd op de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis van 22 november 1972 (Stb. 701) en wijziging daarvan op grond van de wijziging van de Algemene burgerlijke Pensioenwet en de Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001.

De uitkeringen aan de in deze begroting vermelde leden van het Koninklijk Huis zijn opgebouwd uit 3 componenten:

Een A-component, die betrekking heeft op de kosten van personeel. Dit betreft de personeelskosten van degenen, die hun instructie rechtstreeks van de Koningin ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van de Koningin verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Een B-component, die betrekking heeft op de overige, dat wil zeggen niet-personele kosten.

Een C-component, die het inkomensbestanddeel vormt.

De uitkeringen op grond van de A- en B-component betreffen de met de uitoefening van de functie verbonden kostenvergoedingen en vormen geen deel van het eigenlijke inkomen.

De definitieve vaststelling van de A-component geschiedt aan het eind van elk jaar door daarop de procentuele verandering van de salarissen in de sector Rijk toe te passen. De uitkering aan de Koningin volgt daarbij het inkomen van een ambtenaar in schaal 11. De uitkering aan Prins Willem-Alexander en Prinses Máxima volgen het inkomen van een ambtenaar in schaal 3.

De B-component wordt elk jaar aangepast op basis van de consumentenprijsindex van alle huishoudens in de maand juni.

De C-component wordt, evenals de A-component, aan het eind van elk jaar vastgesteld. Als berekeningsgrondslag geldt de ontwikkeling van het netto ambtelijk inkomen van de vice-president van de Raad van State. Genoemd netto inkomen wordt berekend door het bruto ambtelijk inkomen te verminderen met de wettelijke inhoudingen zoals onder andere pensioenpremie en loonheffing.

Doordat wordt uitgegaan van het netto inkomen, werken wijzigingen in de salarisstructuur en de wettelijke inhoudingen door in de vaststelling van de inkomensbestanddelen van de C-component.

3

Is het mogelijk de bedragen van de «declarabele functionele uitgaven 2007 in andere jaarverslagen» nader te specificeren in plaats van totaal bedragen per ministerie weer te geven? Hoe verhouden de werkelijke uitgaven zich tot de in de begroting opgenomen bedragen?

Het jaarverslag 2007 is, overeenkomstig wat wordt beoogd, in lijn met de begroting (i.c. 2007) opgesteld. Dat is de reden dat de bedragen in het jaarverslag op het niveau van de ministeries zijn weergegeven. Bij de behandeling van de begroting 2008 en nogmaals tijdens het verantwoordingsdebat op 22 mei jl. heb ik op uw verzoek toegezegd om m.i.v. de begroting 2009 een nadere specificatie te verstrekken. Aan de uitwerking daarvan wordt thans in overleg met de betrokken ministeries gewerkt.

Voor wat betreft uw vraag hoe de werkelijke uitgaven zich verhouden tot de in de begroting opgenomen bedragen, verwijs ik u naar de navolgende tabel, hetgeen van de desbetreffende ministeries is ontvangen.

A) declarabele functionele uitgaven

ministeriebegrootrealisatieverschil
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties9 79510 007– 212
Verkeer en Waterstaat5 5185 750– 232
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer8 8646 9751 889
Totaal24 17722 7321 445

B) Overige uitgaven

ministeriebegrootrealisatieverschil
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties9 00013 162– 4 162
Verkeer en Waterstaat920676244
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer29 05529 973– 918
Buitenlandse Zaken1 8491 863– 14
Defensie25 73629 011– 3 275
Totaal66 56074 685– 8 125

4

Wanneer worden de door het lid Timmer gestelde vragen over vliegreizen van leden van het Koninklijk Huis (kenmerk 2070817930), alsmede de kamervragen van de leden Van Raak, Brinkman en Boekestijn over de onderhoudskosten van de Groene Draeck (kenmerken resp. 2070814310, 2070814320 en 2070814330) beantwoord?

Deze vragen zijn inmiddels beantwoord.

5

Wijken de gerealiseerde uitgaven, zoals genoemd in de tabel op p. 11, af van de begrote uitgaven? Zo ja, hoeveel wijken die uitgaven af? Kan dit per departement en uitgavenpost worden toegelicht?

Zie antwoord vraag 3.

6

Hoeveel van de uitgaven voor het Koninklijk Huis die op de begroting van Defensie staan worden er gemaakt voor de marechaussee, inzet personeel, onderhoud Groene Draeck en vlieguren? Kan dit worden uitgesplitst naar uitgavenpost?

Deze informatie is opgenomen in bijlage 6 van het jaarverslag van het ministerie van Defensie. Overigens verwijs ik u naar mijn brief van 4 juni jl. nr. 3357195 waarin ik aangeef voornemens te zijn structureel te voorzien in een meer eenduidige, toegankelijke en toekomstbestendige vormgeving en verantwoording van de functionele en overige kosten die samenhangen met het koningschap.

7

Hoeveel van de uitgaven voor het Koninklijk Huis die op de begroting van Verkeer en Waterstaat staan worden er gemaakt voor de inzet van het regeringsvliegtuig en inhuur van civiele luchtvaartuigen? Kan dit worden uitgesplitst naar uitgavenpost?

Zie de beantwoording van de vragen over dit onderwerp bij mijn brief van 4 juni 2008.

8

Is het mogelijk de «overige uitgaven 2007 in andere jaarverslagen» nader te specificeren in plaats van totaal bedragen per ministerie weer te geven? Hoe verhouden de werkelijke uitgaven zich tot de in de begroting opgenomen bedragen?

Zie antwoord vraag 3.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Van Gent (GL), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven