31 444 D
Jaarverslag en slotwet Fonds Economische Structuurversterking 2007

nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 juni 2008

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft over het jaarverslag 2007 van het Fonds Economische Structuurversterking 2007 (Kamerstuk 31 444 D, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop op 17 juni 2008 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Kraneveldt-van der Veen

De griffier van de commissie,

Franke

1

Kent het FES-fonds een maximale termijn toe aan de realisatie van uitgaven? Zo ja, wat is deze termijn? Zo nee, waarom niet?

Het FES-fonds kent geen maximale termijn toe aan de realisatie van de uitgaven. Het FES is een verdeelfonds en financiert investeringsprojecten van nationaal belang waarmee beoogd wordt de economische structuur te versterken. Omdat de FES-projecten meerjarig en over het algemeen complex van aard zijn, is er voor gekozen om geen maximale termijn voor de realisatie van de FES-bijdrage voor te schrijven. Dat zou het behalen van de FES-doelstellingen beperken.

2

Is de voorbereiding van de wijziging van de FES-wet in 2007 reeds begonnen? Wanneer in 2008 wil de regering de FES-wet wijzigen ter uitvoering van het regeerakkoord? Is de regering van mening dat het uitgangspunt van de FES-wet, dat ondergronds vermogen in bovengronds vermogen moet worden omgezet, moet worden losgelaten?

De voorbereidingen van de wijziging op de FES-wet zijn reeds begonnen. Het kabinet stuurt deze zomer een brief aan de Kamer met daarin de stand van zaken ten aanzien van de FES-wetwijziging inclusief de lange termijn voedingssystematiek. Nee, in het CA is afgesproken dat ons aardgas ondergronds vermogen is dat moet worden aangewend voor bovengronds vermogen.

3

Hoe valt te verklaren dat bij de bijdrage aan alle andere begrotingen een stuk minder dan het oorspronkelijk geraamde bedrag is gerealiseerd? Zijn dit bijvoorbeeld (nog) andere oorzaken dan vertragingen van projecten?

Het hier bovengenoemde verschil tussen de gerealiseerde en geraamde FES-bijdragen is inderdaad toe te schrijven aan vertragingen in de projecten – de projecten verlopen minder snel dan aanvankelijk werd verondersteld.

4

Wat is de standaardprocedure indien er overschrijding van de uitgaven plaatsvindt t.o.v. de gehanteerde raming? Worden de financiële verschillen, zoals bijvoorbeeld het forse verschil in pag. 14 en 15 tussen raming en realisatie onder punt 5. luchtkwaliteit, gedekt uit het FES-fonds van het lopende jaar of komt dit ten laste van 2008 en/of verdere jaren?

Indien de realisatie in enig jaar de raming in dat jaar overschrijdt, wordt het verschil gedekt door middelen uit latere jaren naar voren te halen (ten laste van hetzelfde project). Dat onder de voorwaarde dat de mutatie binnen de totale kasraming van het betreffende project en binnen het kasplafond van het Fes past.

5

Is de regering voornemens iets te gaan doen aan traag lopende projecten en daardoor veroorzaakte mutaties, waardoor in die gevallen minder wordt gerealiseerd dan vastgesteld bij de raming en onvoldoende boost wordt gegeven aan kennis en innovatie in Nederland, terwijl dit juist hard nodig is? Zo ja, wat?

De genoemde projecten met vertraging in uitgaven zijn met name projecten uit de Fes-rondes in 2005 en 2006 voor kennis, innovatie en onderwijs. Om vertragingen tijdig te kunnen signaleren is het van belang dat over de inhoudelijke en financiële voortgang van de Fes-projecten regelmatig een beeld wordt verkregen. Voor de monitoring van de Fes-projecten uit de Fes-rondes 2005 en 2006 zal op korte termijn een monitoringskader beschikbaar zijn. In het kader van deze monitoring wordt het mogelijk om – in navolging van de ICES/KIS-3 projecten – ook voor alle Fes-projecten uit de rondes 2005 en 2006 periodiek een gezamenlijk beeld te vormen over eventuele opgetreden vertragingen en de achterliggende reden(en) daarvoor. Indien daar aanleiding toe is, zullen de verantwoordelijke departementen gericht actie ondernemen in de richting van de in het project participerende partijen.

Wat betreft de ICES/KIS-3 projecten heeft de Commissie van Wijzen in het kader van de jaarlijkse monitoring eind april jl. advies uitgebracht over de financiële en inhoudelijke voortgang van deze projecten. Het algemene beeld is dat de voortgang van de projecten op schema ligt. Voor de projecten waar de voortgang achterblijft, heeft de Commissie van Wijzen doorgaans aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. In samenspraak met mijn ICES/KIS-collega’s van OCW, LNV, V&W, VWS, VROM en Financiën zal ik een Kabinetsreactie op het advies van de Commissie van Wijzen opstellen en die aan de Tweede Kamer toesturen.

6

Hoe verhoudt de constatering in hoofdstuk 1 van het Financieel jaarverslag van het Rijk (31 444, nr. 1), waar wordt gesteld dat de hogere economische groei voor een groot deel werd veroorzaakt door een fors hogere gasproductie, zich tot het overzicht van de ontvangsten uit aardgasbaten in artikel 21 waaruit blijkt dat deze ontvangsten fors lager zijn dan begroot?

In het Financieel jaarverslag van het Rijk staat de constatering dat Nederland zich in 2007 duidelijk in een hoogconjunctuur bevond, vooral dankzij een eindsprint in de tweede helft van het jaar en dat deze eindsprint voor een groot deel werd veroorzaakt door een incidentele factor, namelijk de fors hogere gasproductie in de tweede helft van het jaar. De eindsprint werd weliswaar door de hogere gasproductie veroorzaakt maar over het gehele jaar droeg de gasproductie niet bij aan de economische groei omdat in de eerste helft van 2007 de gasproductie lager was dan een jaar eerder door een zachte winter.

De ontvangsten uit aardgasbaten op artikel 21 van het Fes-jaarverslag zijn lager dan begroot ten tijde van de Miljoenennota 2007, omdat in de Miljoenennota werd uitgegaan van een hogere olieprijs (en daarmee gasprijs) dan uiteindelijk is gerealiseerd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Duyvendak (GL), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Van Gennip (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (CU), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven