Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31444 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31444 nr. 1 |
Aangeboden 21 mei 2008
Netto-kaderuitgaven: € 196,2 miljard
Belastingen, premies en gasbaten, op EMU-basis: € 216,5 miljard
Uitgaven van het Rijk in 2007: € 159,2 miljard
Belastingontvangsten van het Rijk in 2007: € 134,9 miljard op kasbasis7
Voorwoord | 8 | |
1. | De Nederlandse economie en het budgettaire beeld | 9 |
1.1. | De Nederlandse economie in 2007 | 9 |
1.2. | Ontwikkeling budgettair beeld | 11 |
1.2.1. | Uitgavenontwikkeling | 13 |
1.2.2. | Inkomstenbeeld | 17 |
1.2.3. | EMU-saldoen EMU-schuld | 20 |
2. | Financieel management | 23 |
2.1 | Inleiding | 23 |
2.2 | Ontwikkelingen in de begrotingsinfrastructuur en financieel management | 23 |
2.3 | De verantwoording over de bedrijfsvoering | 25 |
Bijlagen | 28 | |
1. | Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten | 28 |
2. | Saldibalans van het Rijk 2007 | 30 |
3. | Staatsbalans 2007 | 33 |
Overzicht garanties | 46 | |
4. | De belasting – en premieontvangsten in 2007 | 48 |
Extra bijlagen (www.rijksbegroting.nl) | ||
1. | Budgettaire kerngegevens | |
2. | De uitgaven en niet-belastingontvangsten | |
3. | De belasting- en premieontvangsten | |
4. | EMU-saldo, EMU-schuld, Sociale Fondsen en financieringsbehoefte | |
5. | Belastinguitgaven | |
6. | Administratieve lastenreductie voor het bedrijfsleven | |
7. | Verticale Toelichting |
Het verantwoordingsproces loopt in Nederland niet gelijk met de kabinetsperiodes. Voorafgaand aan een begrotingsjaar wordt op Prinsjesdag de Miljoenennota aangeboden aan de Tweede Kamer. Een traditie van jongere datum is het aanbieden van het Financieel Jaarverslag van het Rijk op de derde woensdag in mei.
Voor u ligt het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2007 waarin het kabinet verantwoording aflegt over het gevoerde beleid in 2007. Met dit verslag wordt dus de begrotingscyclus afgesloten die nog door mijn voorganger Zalm op gang was gebracht. Er wordt teruggeblikt op de financiële en economische situatie in 2007. Ook wordt verslag gedaan van het financieel beheer van het Rijk.
2007 is een jaar geweest dat ons een goede uitgangspositie geeft in onzekere tijden. De economie groeide met 3,5 procent een half procent meer dan in de Miljoenennota 2007 werd verwacht. Met een inflatie van1,6 procent en een groeiende werkgelegenheid staat Nederland er goed voor. Het EMU-saldo laat een overschot zien van 0,4 procent, terwijl in de Miljoenennota 2007 nog werd uitgegaan van een overschot van 0,2 procent. Nederland kan een stootje hebben. Iets wat we goed kunnen gebruiken nu financiële markten turbulent zijn en de economische vooruitzichten in een aantal opzichten zeer onzeker zijn.
Het Financieel Jaarverslag van het Rijk kent sinds dit jaar een iets andere opzet. Voorgaande jaren kende het verslag een algemene toelichting op het kabinetsbeleid. Voor deze kabinetsbrede toelichting verwijs ik graag naar de Verantwoordingsbrief die de minister-president naar de Tweede Kamer stuurt.
1. De Nederlandse economie en het budgettaire beeld
In 2007 kwam de economische groei op 3,5 procent uit. Dit is een half procent hoger dan bij de Miljoenennota 2007 werd verwacht. De hogere groei werd voor een groot deel veroorzaakt door een fors hogere gasproductie. In vergelijking met het eurogebied staat Nederland er goed voor. Nederland groeit harder, heeft een lagere inflatie, een lagere werkloosheid en een beter EMU-saldo dan het eurogebied.
Nederland kan deze goede uitgangspositie goed gebruiken, omdat zich in 2007 eveneens enkele risico’s begonnen af te tekenen. Zo brak in de zomer van 2007 de kredietcrisis uit, steeg de euro sterk en de stegen ook de grondstoffenprijzen flink. Welke effecten deze risico’s hebben op de Nederlandse economie in 2008 en later is op dit moment nog onduidelijk.
1.1 De Nederlandse economie in 2007
De wereldeconomie groeide met 4,7 procent bijna net zo hard als in 2006, ondanks de kredietcrisis en de recordhoogten van de grondstoffenprijzen. De Verenigde Staten zorgden ervoor dat de wereldeconomie in 2007 net iets minder hard groeide dan in 2006. In 2007 groeiden de Verenigde Staten met 2,2 procent. Dit is het laagste groeicijfer van de afgelopen 5 jaar en wordt mede veroorzaakt door de kredietcrisis. Azië leverde een belangrijke bijdrage aan de groei van de wereldeconomie in 2007. Het eurogebied leverde met een vrijwel gelijkblijvende groei een constante bijdrage aan de wereldeconomie.
De groei van het eurogebied wordt veroorzaakt door de combinatie van een sterke groei van export en een sterke groei van investeringen. De sterke groei van de export vond plaats, ondanks de tegenwind van een verslechterde concurrentiepositie door een sterkere euro en een afzwakkende export naar Verenigd Koninkrijk en Verenigde Staten. Aan het eind van het jaar zwakte de kwartaalgroei in het eurogebied echter wel wat af en nam de inflatie ook toe. Welke effecten de kredietcrisis, de sterkere euro en de stijgende grondstoffenprijzen zullen hebben op het eurogebied in 2008 en later is vooralsnog onduidelijk.
In vergelijking met het eurogebied doet Nederland het goed, de inflatie is lager, de werkloosheid is lager en de economische groei is hoger (zie figuur 1.1.1). Het jaar 2007 zet de opgaande lijn van 2006 voort. In 2007 bevond Nederland zich duidelijk in een hoogconjunctuur, vooral dankzij een eindsprint in de tweede helft van het jaar. Deze eindsprint werd voor een groot deel veroorzaakt door een incidentele factor, namelijk de fors hogere gasproductie in de tweede helft van het jaar. Net als in 2006 werd de groei in 2007 breed gedragen door consumptie, export en investeringen. Van al deze factoren leverde de export met een groei van 6,4 procent in 2007 de belangrijkste bijdrage. De consumptie van huishoudens groeide met 2,1 procent, vooral de consumptie van duurzame goederen nam toe. De investeringen groeiden met 5,1 procent in 2007.
De aantrekkende conjunctuur heeft nog niet tot hoge inflatie geleid. In 2007 kende Nederland een inflatie van 1,6 procent. Hiermee zit Nederland nog ruim onder de streefwaarde van 2 procent van de Europese Centrale Bank (ECB). De lagere inflatie van Nederland dan het eurogebied ligt vooral aan de lage huurstijging, vertraagde doorwerking van de hoge olieprijs in de gasprijs en de lagere voedselprijsstijging.
Figuur 1.1.1 Economische groei en inflatie 2007: eurogebied en Nederland1
1 Bron: CPB, CBS en Eurostat. De Eurostat definitie van werkloosheid wijkt af van de definitie die het CPB hanteert.
In het vierde kwartaal 2007 bereikte het aantal mensen met betaald werk een record. Dit biedt kansen aan mensen die in het verleden aan de kant stonden. Een hoogconjunctuur zorgt samen met reeds ingezet beleid ervoor dat bijvoorbeeld werklozen en bijstandgerechtigden weer aan de slag komen, ook langdurige bijstandsgerechtigden. Dit was in 2007 duidelijk zichtbaar (zie figuur 1.1.2).
De andere kant van de medaille is dat een hoogconjunctuur zoals in 2007 leidde tot een krappere arbeidsmarkt. Eind 2007 stond volgens het CBS een recordaantal van 236 duizend vacatures open. Ook daalde de werkloosheid verder naar 4,5 procent. Dit is laag, maar nog niet zo laag als in 2001 toen de werkloosheid 3,5 procent was. Daarnaast lag de werkloosheid in 2007 nog niet zo ver onder de evenwichtswerkloosheid als in 2001. De krappere arbeidsmarkt heeft in 2007 nog niet tot een hoge loonstijging geleid; de contractlonen van de marktsector namen met 1,9 procent toe in 2007. Wel waren er signalen dat in sommige deelsectoren krapte ontstond.
Figuur 1.1.2 Aantal werklozen, bijstandsgerechtigden en langdurig bijstandsgerechtigden 2001–20071
1 Bron: CBS
1.2 Ontwikkeling budgettair beeld
De overheidsfinanciën hebben in 2007 een positieve ontwikkeling doorgemaakt. In de Miljoenennota 2007 werd nog uitgegaan van een EMU-saldo van + 0,2 procent BBP, inmiddels is deze uitgekomen op een overschot van 0,4 procent BBP. Deze verbetering is vooral veroorzaakt door meevallers bij de belasting- en premieontvangsten en door een lager tekort bij de lokale overheden.
Ook het structurele EMU-saldo laat een overschot zien, en wel van 0,6 procent BBP. Dit is een verbetering van 0,6 procent BBP ten opzichte van de Miljoenennota 2007, waarin een structureel saldo van 0,0 procent BBP werd verwacht (volgens de definitie van de Europese Unie). De EMU-schuld komt uit op 45,4 procent BBP.
Het nieuwe kabinet heeft – zoals gebruikelijk – nieuwe kaders opgesteld voor de gehele kabinetsperiode. Dit is gebeurd in de Miljoenennota 2008 op basis van de afspraken in het Coalitieakkoord. De uitgaven in 2007 zijn binnen de kaders gebleven. De onderschrijding ten opzichte van het totale kader is in 2007 uitgekomen op 1,5 miljard euro. De onderschrijding is vooral ontstaan door onderuitputting op diverse begrotingen, voornamelijk bij het infrastructuurfonds.
Tabel 1.2.1. Kadertoetsing (x miljard euro, min betekent onderschrijding) | |||
MN 2008 | FJR 2007 | Verschil | |
RBG-eng | 0,0 | – 1,1 | – 1,1 |
SZA | 0,0 | – 0,1 | – 0,1 |
Zorg | 0,0 | – 0,4 | – 0,4 |
Totaal | 0,0 | – 1,5 | – 1,5 |
* Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.
De uitgavenkaders in de Miljoenennota 2008 verschillen van die van het vorige kabinet. Zo heeft het huidige kabinet de rentelasten op de staatschuld bijvoorbeeld buiten de kaders geplaatst, maar is de heffings- en invorderingsrente weer binnen het kader opgenomen. Daarnaast zijn verantwoordelijkheden tussen ministers herverdeeld, wat van invloed is geweest op de vaststelling van de kaders. De uitgavenkaders van de twee kabinetten zijn daarom niet één op één met elkaar te vergelijken.
Bij de Algemene Financiële Beschouwingen heeft het kabinet aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de kaderrelevante uitgaven ten opzichte van de Miljoenennota 2007 (dus volgens de kaderdefinitie van het vorige kabinet) met 3,4 miljard euro waren toegenomen. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk is deze toename ten opzichte van de Miljoenennota 2007 gehalveerd tot 1,7 miljard euro. De toename is vooral veroorzaakt door hogere zorguitgaven, voornamelijk door afrekeningen uit voorgaande jaren. Ook het vorige kabinet zou te maken hebben gehad met deze tegenvallers uit de zorg. Overigens bleken de zorguitgaven in 2007 hoger te zijn uitgevallen dan het vorige kabinet in de boedelbrief had aangegeven.
Bij het opstellen van de budgettaire ramingen wordt uitgegaan van een aantal macro-economische kernvariabelen. De ontwikkeling van deze variabelen is mede bepalend voor de realisatie van de begroting. Tabel 1.2.2 geeft een overzicht van de ontwikkeling van deze variabelen.
Tabel 1.2.2 Macro-economische kernvariabelen | |||
MN 2007 | FJR 2007 | Verschil | |
Volume BBP (in %) | 3 | 3,5 | ½ |
Prijs BBP (in %) | 1¾ | 1,3 | –½ |
BBP (x € miljard) | 554 | 560 | 5 |
Contractloon markt (in %) | 2 | 1,9 | – 0,1 |
Consumentenprijsindex (in %) | 1½ | 1,6 | 0,1 |
Werkloosheid (in duizenden personen) | 345 | 344 | – 1 |
Lange rente(in %) | 4¼ | 4,2 | – 0,1 |
Eurokoers (dollar per euro) | 1,25 | 1,37 | 0,12 |
Olieprijs (in $) | 70 | 72,5 | 2,5 |
Tabel 1.2.3 geeft een samenvattend overzicht van de ontwikkeling van de verschillende onderdelen waaruit het EMU-saldo is opgebouwd. In de paragrafen hierna komen de verschillende onderdelen nader aan de orde.
Tabel 1.2.3 Budgettaire kerngegevens (x € miljard, min betekent uitgaven) | |||
MN 2007 | FJR 2007 | Verschil | |
1. Netto-uitgaven onder het kader RBG-eng | – 101,5 | – 92,0 | 9,5 |
2. Netto begrotingsgefinancierde uitgaven SZA | – 15,9 | – 13,9 | 2,0 |
3. Netto begrotingsgefinancierde uitgaven BKZ | 0,0 | – 2,0 | – 2,0 |
4. Netto uitgaven niet relevant voor enig kader* | – 11,3 | – 25,9 | – 14,6 |
5. Netto begrotingsgefinancierde uitgaven (5=1+2+3+4) | – 128,7 | – 133,8 | – 5,1 |
6. Belastingen | 130,9 | 135,0 | 4,1 |
7. Overig** | 1,8 | 1,9 | 0,0 |
8. EMU-saldoCentrale Overheid | 4,1 | 3,0 | – 1,0 |
9. EMU-saldoLokale Overheid | – 1,6 | – 0,5 | 1,1 |
10. EMU-saldoSociale Fondsen | – 1,6 | – 0,3 | 1,3 |
11. EMU-saldo(- = tekort) | 0,9 | 2,2 | 1,3 |
EMU-saldo in %BBP | 0,2% | 0,4% | 0,2% |
EMU-schuld | 265,3 | 253,8 | – 11,5 |
EMU-schuldin %BBP | 47,9% | 45,4% | – 2,5% |
BBP(in miljarden euro’s) | 554 | 560 | 5 |
* Exclusief aflossing en uitgifte vaste schuld.
** O.a. kas-transverschillen en financiële transacties.
De ontwikkelingen aan de uitgavenkant worden hieronder per uitgavenkader afzonderlijk behandeld. De uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader staan in de internetbijlage.
De uitgaven voor de rijksbegroting in enge zin (RBG-eng) vertonen een onderschrijding van 1,1 miljard euro ten opzichte van het kader, zoals opgesteld in de Miljoenennota 2008. Tabel 1.2.4 geeft een overzicht van de mutaties sinds de ontwerpbegroting.
Tabel 1.2.4: Uitgavenontwikkeling Rijksbegroting (x miljard euro) | |
Stand ontwerp begroting | 101,5 |
Macrobijstellingen | |
EU-afdrachten | – 0,2 |
ODA Schuldkwijtschelding | 0,2 |
GF/PF | 0,2 |
Overige mee- en tegenvallers | |
Winstafdracht DNB, dividend en heffings- en invorderingsrente | – 0,4 |
Exportverzekeringen provenu’s | – 0,2 |
Huursubsidie/huurtoeslag | 0,4 |
Heffingswet | 0,5 |
Kinderopvanguitvoeringstegenvaller | 0,5 |
Infrastructuurfonds | – 0,8 |
Vrijval diverse begrotingen | – 0,4 |
Beleid | |
Afkoop veren | 0,2 |
Schuldsanering Antillen | 0,1 |
Kinderopvang (overboeking van SZA naar RBG-eng) | 1,6 |
Rente (uit het kader) | – 11,2 |
Uitgavenniveau Financieel Jaarverslag Rijk 2007 | 92,0 |
De afdrachten aan de Europese Unie (EU) vallen lager uit. De lagere afdrachten worden enerzijds veroorzaakt doordat de Europese Commissie de cijfers van het Europese Bruto Nationaal Inkomen (BNI) en de BTW heeft aangepast op basis van realisaties. Anderzijds is op de EU-begroting onderuitputting opgetreden bij de landbouwuitgaven, bij de structuurfondsen en bij onderzoeksprogramma’s, waardoor lidstaten minder hoefden af te dragen. Verder zijn aan ontwikkelingslanden minder schulden kwijtgescholden dan geraamd. In plaats daarvan zijn aan de begroting extra middelen voor ontwikkelingssamenwerking toegevoegd, zodat de doelstelling om jaarlijks 0,8% van het Bruto Nationaal Product aan ontwikkelingssamenwerking te besteden wordt gerealiseerd. Ten slotte vallen de afdrachten aan het gemeente- en provinciefonds hoger uit.
Rente-effecten op zowel de kapitaalmarkt alsook de geldmarkt hebben ervoor gezorgd dat de winstafdracht DNB hoger is dan geraamd. Daarnaast zijn er meevallers bij de dividendontvangsten en de heffings- en invorderingsrente. In de Club van Parijs zijn afspraken gemaakt over de vervroegde aflossing van Peru en Angola. Hierdoor zijn de provenuontvangsten hoger uitgevallen. De uitgaven huurtoeslag laten een tegenvaller zien ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen. Verder heeft de vertraging van het interim-wetsvoorstel «betaalbaarheidheffing huurwoningen» geleid tot een tegenvaller. De uiteindelijke uitgaven voor de kinderopvang zijn hoger uitgekomen dan eerder geraamd. Daarbij is er sprake van onderuitputting bij het Infrastructuurfonds, vooral door vertragingen bij enkele grote infrastructuurprojecten. Zo is bijvoorbeeld de aanleg van wegen (zoals de A4 Burgerveen-Leiden en de A2 Holendrecht-Oudenrijn-Everdingen) vertraagd als gevolg van uitspraken van de Raad van State. De middelen blijven beschikbaar voor het Infrastructuurfonds en kunnen in de komende jaren worden uitgegeven. Ook bij overige begrotingen is sprake van onderuitputting.
Het kabinet heeft de exploitatie van drie veerverbindingen over het Noordzeekanaal afgekocht en overgedragen aan de gemeente Amsterdam. Hiervoor is een afkoopsom overeengekomen van 0,2 miljard euro. Voor de Antillen wordt een gedeelte van de schuld gesaneerd. Deze staat op dit moment op een geblokkeerde bestemmingsrekening bij de Bank Nederlandse Antillen.
Daarnaast heeft het kabinet besloten de uitgaven van de kinderopvang over te hevelen van het kader SZA naar het kader RBG-eng (valt nu onder de verantwoordelijkheid van OCW). De rente is bij de opstelling van de nieuwe kaders uit het kader RBG-eng gehaald; de rente op de staatsschuld is nu niet relevant voor enig uitgavenkader. De rente-uitgaven blijven uiteraard wel van invloed voor het EMU-saldo.
Sociale zekerheid en arbeidsmarkt
Sociale zekerheid en arbeidsmarkt
De uitgaven onder het kader sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA) vertonen een onderschrijding van 0,1 miljard euro ten opzichte van het kader, zoals opgesteld in de Miljoenennota 2008. Tabel 1.2.5 geeft een overzicht van de mutaties sinds de ontwerpbegroting.
Tabel 1.2.5 Uitgavenontwikkeling SZA(x miljard euro, min betekent lagere uitgaven)2007 | |
Uitgavenniveau Miljoenennota 2007 | 58,4 |
Macrobijstellingen | |
Wwb/Ioaw volume | – 0,2 |
AOW: hogere levensverwachting CBS | 0,1 |
Overige mee- en tegenvallers | |
Uitvoering ZW/WW | – 0,2 |
Uitvoering ao-regelingen | – 0,3 |
Beleid | |
Verhoging uitkering wajong/ wao/waz 75% | 0,3 |
Uitvoering amendement Mosterd | 0,1 |
Overheveling Kinderopvang naar RBG-eng | – 1,6 |
Uitgavenniveau Financieel Jaarverslag van het Rijk 2007 | 56,6 |
De Wwb (Wet werk en bijstand) en Ioaw-volumes (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers) zijn lager dan geraamd als gevolg van nieuwe macro-economische ontwikkelingen. Doordat de levensverwachting is toegenomen, is de AOW-raming opwaarts bijgesteld.
De meevaller bij de uitvoering ZW/WW is het saldo van een meevaller bij de Werkloosheidwet (WW) en een tegenvaller bij de Ziektewet (ZW). De meevaller bij de WW wordt veroorzaakt doordat de gemiddelde WW-uitkering in 2007 lager uitgekomen is dan verwacht. Door de gunstige conjunctuur is het WW-volume afgenomen. De hogere uitgaven bij de ZW (inkomensbescherming bij ziekte voor o.a. werklozen en uitzendkrachten) komen voornamelijk door een tegenvallende volumeontwikkeling.
Met de verhoging van de Wajong/WAO/WAZ-uitkering voor volledig arbeidsongeschikten van 70 naar 75 procent WML, is invulling gegeven aan het Coalitieakkoord. Conform amendement Mosterd/Verbeet komen personen die voor 1981 zijn gescheiden – en vallen binnen een bepaald inkomensniveau – in aanmerking voor een tegemoetkoming. Het gaat hierbij om mensen die geen beroep kunnen doen op de overgangsregeling«wet verevening pensioenrechten». Bij de uitvoering van deze regeling is gebleken dat het aantal personen dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming fors hoger is dan ten tijde van de indiening van het amendement werd verondersteld. Ten slotte is het budget voor kinderopvang, conform de afspraken uit het Coalitieakkoord, overgeheveld naar de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De uitgaven in de Zorgsector vertonen een onderschrijding van 0,4 miljard euro ten opzichte van het kader, zoals opgesteld in de Miljoenennota 2008. Tabel 1.2.6 geeft een overzicht van de mutaties sinds de ontwerpbegroting.
Tabel 1.2.6 Uitgavenontwikkeling BKZ(x miljard euro, min betekent lagere uitgaven)2007 | |
Uitgavenniveau Miljoenennota 2007 | 46,4 |
Macrobijstellingen | |
Nominale bijstellingen | – 0,1 |
Beleid | |
Awbz-convenantsectoren | 0,3 |
Huisartsen | 0,3 |
Ziekenhuizen | 0,3 |
Niet volledig realiseren macrokorting ziekenhuizen | 0,1 |
Medisch specialisten | 0,3 |
Pgb-groei | 0,2 |
Diversen | – 0,2 |
Uitgavenniveau Financieel Jaarverslag van het Rijk 2007 | 47,6 |
* Door afrondingsverschillen wijkt de som van de delen af van het totaal.
Op basis van de meest recente macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau is de raming van de nominale ontwikkeling neerwaarts bijgesteld met 0,1 miljard euro.
Er hebben zich in 2007 tegenvallers voorgedaan bij de AWBZ-convenantsectoren (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). Deze tegenvaller van 0,3 miljard euro is te wijten aan hoger dan geraamde uitgaven bij de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), de Gehandicaptenzorg en de Verpleging & Verzorging. Ten opzichte van de begroting is bij de huisartsen sprake van een tegenvaller van 0,3 miljard euro. Deze overschrijding is voor het grootste deel toe te schrijven aan overschrijdingen van het aantal consulten, de module Praktijk Ondersteuning Huisartsen (POH) en de avond-, nacht- en weekenddiensten. Een hogere volumeontwikkeling bij de ziekenhuizen (hogere uitgaven dan vastgelegd in de prestatiecontracten tussen ziekenhuizen, verzekeraars en VWS) heeft een overschrijding veroorzaakt van 0,3 miljard euro. Een eerder gemelde overschrijding van 0,3 miljard kon als gevolg van een rechterlijke uitspraak niet volledig worden teruggehaald. Na overleg met de Nederlandse vereniging van ziekenhuizen (NVZ) is besloten dat de ziekenhuizen 50 procent van deze overschrijding voor hun rekening nemen. Dit heeft geresulteerd in een aanvullend besparingsverlies van 0,1 miljard euro. Daarnaast heeft de medisch specialistische zorg van ziekenhuizen meer zorg verleend dan eerder was voorzien. Dit leidt tot ook tot hogere uitgaven met een waarde van 0,3 miljard euro. Als gevolg van een onvoorzien hoge groei van het aantal pgb-budgethouders is het beschikbare budget voor pgb’s overschreden met 0,2 miljard euro.
De belasting- en premie-inkomsten zijn 3,9 miljard euro hoger uitgekomen dan in de Miljoenennota 2007 was geraamd. Deels is dit nog het gevolg van een gunstige doorwerking van de realisaties van 2006, maar het grootste deel is veroorzaakt door de economische ontwikkeling in 2007 waardoor de ontvangsten hoger zijn uitgevallen.
Tabel 1.2.7 Ontwikkeling van de opbrengst belastingen en premies op EMU-basis (x € miljard) | |||
MN 2007 | FJR 2007 | Verschil | |
Belastingen en premies volksverzekeringen | 163,7 | 167,8 | 4,1 |
wv belastingen | 131,6 | 135,9 | 4,4 |
wv premies volksverzekeringen | 32,1 | 31,9 | – 0,2 |
Premies werknemersverzekeringen | 41,4 | 41,1 | – 0,3 |
Totaal | 205,0 | 208,9 | 3,9 |
De oorzaak van de hogere ontvangsten is uitgesplitst in onderstaande tabel 1.2.8, waarin de ontwikkeling tussen de Miljoenennota 2007 en de uiteindelijke realisaties wordt weergegeven. De doorwerking vanuit 2006 leverde een meevaller op van 1,4 miljard euro. Dit is het gevolg van het feit dat de realisaties van 2006 hoger uitvielen dan ten tijde van de Miljoenennota 2007 werd verwacht. Nadere uitleg hierover is reeds gegeven in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2006.
Vervolgens zijn er enkele beleidsmatige wijzigingen geweest, die per saldo voor 0,1 miljard euro lagere ontvangsten hebben gezorgd. Het niet doorgaan van de rentebox in 2007 heeft geleid tot 0,3 miljard euro hogere ontvangsten bij de vennootschapsbelasting. Daar staat tegenover dat de lager dan geraamde nominale zorgpremie voor een tegenvaller van 0,4 miljard euro heeft gezorgd.
Daarnaast is er een tweetal technische aanpassingen geweest in de boeking van kasstromen. Het premiedeel van de UFO (Uitvoeringsfonds voor de Overheid) is verschoven naar de inkomsten, terwijl de werkgeversbijdrage kinderopvang naar de niet-belastingontvangsten is verschoven. Deze mutaties hebben geen verdere effecten, alleen de boekingswijze is veranderd.
Tabel 1.2.8 Ontwikkeling ontvangsten vanaf MN 2007 gesplitst naar oorzaak (x € miljard) op EMU-basis | |
Miljoenennota 2007 | 205,0 |
Totale mutatie | 3,9 |
Doorwerking 2006 | 1,4 |
wv belastingen en premies volksverzekeringen | 1,7 |
wv premies werknemersverzekeringen | – 0,3 |
Autonoom | – 0,1 |
wv vennootschapsbelasting | 0,3 |
wv nominale premie zorgverzekeringswet (ZVW) | – 0,4 |
Technische aanpassingen | – 0,2 |
wv verschuiving UFO premie naar inkomsten | 0,3 |
wv verschuiving wgbijdrage kinderopvang naar niet belastingontvangsten | – 0,5 |
Endogeen | 2,6 |
wv omzetbelasting | 0,6 |
wv overdrachtsbelasting | 0,4 |
wv Loon/inkomensheffing | 1,1 |
wv Vpb | 0,2 |
wv energiebelasting | – 0,8 |
wv dividendbelasting | 0,6 |
wv overige belastingen en premies vvz | – 0,2 |
wv Premies werknemersverzekeringen | 0,6 |
Aansluiting naar EMU-basis | 0,2 |
Financieel Jaarverslag van het Rijk 2007 | 208,9 |
Endogene ontwikkeling ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2007
De hogere endogene ontwikkeling van de ontvangsten ten opzichte van de oorspronkelijke raming heeft 2,6 miljard euro bijgedragen aan de hogere realisaties. Deze meevaller is met name terug te vinden bij de loon- en inkomensheffing en de omzetbelasting. De hogere loon- en inkomensheffing is met name toe te schrijven aan een hoger dan verwachte groei van de werkgelegenheid. De ontwikkeling van de contractlonen is nagenoeg op de oorspronkelijke raming uitgekomen.
De omzetbelasting is 0,6 miljard euro hoger uitgevallen onder invloed van hogere particuliere consumptie van duurzame goederen en hogere investeringen in woningen. De dividendbelasting heeft in 2007 0,6 miljard euro meer opgebracht dan verwacht onder invloed van de conjunctuur. Overige meevallers deden zich voor bij de premies werknemersverzekeringen, ook onder invloed van de stijgende werkgelegenheid en bij de overdrachtsbelasting doordat de huizenprijzen in de eerste helft van 2007 harder stegen dan verwacht.
Een tegenvaller was er met name bij de energiebelasting. Als gevolg van de warme winter begin 2007 is het energiegebruik lager geweest dan geraamd, wat heeft geleid tot een tegenvaller van 0,8 miljard euro. Ten slotte is de aansluiting van de kasontvangsten naar de ontvangsten op EMU-basis 0,2 miljard euro hoger uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd. Deze aansluiting betreft de inkomsten in januari 2008 die nog relevant zijn voor het EMU-saldo 2007.
Endogene ontwikkeling van de totale ontvangsten
De endogene ontwikkeling van de ontvangsten over 2007 is licht hoger uitgekomen dan de (nominale) groei van het BBP. Met name de omzetbelasting en de loon- en inkomstenheffing dragen daaraan bij, als gevolg van een sterkere toename van de duurzame particuliere consumptie en de werkgelegenheid. Bij de loonheffing is in 2007 sprake geweest van een vertraging in de aanslagoplegging die de inkomsten met circa 0,3 miljard euro heeft gedrukt. Doordat zich van 2006 naar 2007 eenzelfde soort effect voordeed (met een omvang 0,2 miljard euro) is de invloed hiervan echter beperkt. Bij de belastingen van rechtsverkeer draagt met name de overdrachtsbelasting bij aan de hogere groei. De invloed daarvan op de totale ontvangsten is echter kleiner omdat deze belastingsoort aanzienlijk kleiner is dan de omzetbelasting en de loon- en inkomensheffing.
De ontwikkeling bij de vennootschapsbelasting wordt vertekend door incidenteel hogere ontvangsten in 2006, zoals uitgelegd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2006. Hierdoor valt de endogene ontwikkeling in 2007 lager uit. De belastingen op milieugrondslag laten een sterke endogene daling zien. Dit is geconcentreerd bij de energiebelasting, en is het gevolg van de zachte winter begin 2007 waardoor het energieverbruik in die periode sterk afnam. De dividendbelasting is daarentegen in 2007 sterk toegenomen. De ontwikkeling van deze belastingsoort hangt samen met de winstontwikkeling van bedrijven, waardoor de ontvangsten sterk op de conjuncturele ontwikkeling reageren.
Tabel 1.2.9. Endogene ontwikkeling van belastingen en premies volksverzekeringen in 2007 (in %) | |
2007 | |
Kostprijsverhogende belastingen | 4,4% |
Omzetbelasting | 5,7% |
Accijnzen | 3,7% |
Belasting op Personenauto’s en Motorrijwielen | 5,0% |
Belastingen van rechtsverkeer | 8,9% |
Belastingen op een milieugrondslag | – 14,9% |
Belastingen op winst, inkomen en vermogen en premies vvz | 5,6% |
Loon- en inkomstenheffing | 6,2% |
Dividendbelasting | 14,3% |
Vennootschapsbelasting | 1,0% |
Successierechten | 4,9% |
Belastingen en premies VVZ in totaal | 5,2% |
Nominale groei BBP | 4,8% |
De macro-progressiefactor voor de belastingen en premies volksverzekeringen is in 2007 met een nominale BBP groei van 4,8% en een endogene groei van de ontvangsten van 5,2% uitgekomen op 1,1. Dit wil zeggen dat de ontvangsten iets sterker zijn toegenomen dan het BBP.
Endogene doorwerking naar 2008
De realisaties voor 2007 zijn 1,5 miljard euro hoger uitgekomen dan bij de Miljoenennota 2008 werd verwacht. Voor een deel heeft dit een doorwerking naar de inkomstenraming voor 2008. Een vertraging in de aanslagoplegging bij de loonheffing heeft de ontvangsten in 2007 0,3 miljard euro lager doen uitkomen dan anders het geval zou zijn geweest. Deze vertraging zal in 2008 worden ingelopen en leidt tot 0,6 miljard euro hogere ontvangsten, waarvan 0,3 miljard euro incidenteel is. Daar staat tegenover dat er bij Miljoenennota nog van uit werd gegaan dat de rentebox in 2007 doorgang zou vinden. Het niet doorgaan zorgt ervoor dat de ontvangsten 2007 0,3 miljard euro hoger zijn uitgevallen. Omdat de rentebox in 2008 alsnog zal worden ingevoerd, zal deze meevaller zich niet nogmaals voordoen.
De lagere ontvangsten bij de energiebelasting zijn veroorzaakt door een uitzonderlijk warme winter begin 2007 en de omvang van deze tegenvaller werd pas bij Najaarsnota zichtbaar. Vanwege de uitzonderlijkheid van de weersomstandigheden wordt een deel van deze tegenvaller (0,2 miljard) incidenteel geacht waardoor de doorwerking naar 2008 met 0,2 miljard euro toeneemt.
Tot slot is de technische wijziging waarin de werkgeversbijdrage kinderopvang is verschoven van de belasting- en premie inkomsten naar de niet-belastingontvangsten pas bij Najaarsnota doorgevoerd, waarvoor gecorrigeerd moet worden. Per saldo is de doorwerking naar 2008 2,5 miljard euro positief, waarvan 0,3 miljard incidenteel in de loonheffing.
Tabel 1.2.10 Doorwerking van 2007 naar 2008 (x € miljard euro) | |
1. Totale mutatie 2007 t.o.v. Vermoedelijke Uitkomsten | 1,5 |
2. Totaaleffect van incidenten op ontvangsten 2007 (=2a+2b+2c+2d) | – 0,7 |
2a. Effect op inkomsten van niet doorgaan rentebox in 2007 | 0,3 |
2b. Effect op inkomsten van achterstand bij de loonheffing | – 0,3 |
2c. Effect op inkomsten 2007 overheveling wg-bijdrage kinderopvang | – 0,5 |
2d. Effect op inkomsten 2007 incidentele tegenvaller energiebelasting | – 0,2 |
3. Structurele doorwerking (=1–2) | 2,2 |
4. Incidentele effecten 2008 als gevolg van 2007 (=4a) | 0,3 |
4a. Effect op inkomsten van inlopen achterstand bij de loonheffing | 0,3 |
5. Totaal doorwerking van 2007 naar 2008 (=3+4) | 2,5 |
Het EMU-saldo 2007 is ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2007 hoger uitgekomen. In de Miljoenennota 2007 werd nog uitgegaan van een overschot van 0,2 procent BBP; de realisatie over het jaar 2007 is uitgekomen op een overschot van 0,4 procent BBP. Tabel 1.2.11 geeft de verschillen tussen raming en realisatie voor de onderliggende sectoren Rijk, sociale fondsen en lokale overheden. Bij het Rijk laat het EMU-saldo een kleine neerwaartse mutatie zien van 0,2 procent BBP. Dit is een saldo van hoger uitgekomen belastingontvangsten dan geraamd (circa 0,8 procent), lager uitgekomen gasbaten (circa 0,2 procent BBP) en hoger uitgekomen uitgaven (circa 0,8 proecnt BBP). Bij de lokale overheden en de sociale fondsen laten de saldi een kleine opwaartse mutatie zien.
Ook het structurele EMU-saldo is beter uitgekomen dan van tevoren werd verwacht. Dit saldo laat een overschot van 0,6 procent BBP zien terwijl bij de Miljoenennota 2007 nog van een saldo van 0,0 procent BBP werd uitgegaan (volgens de definitie van de Europese Unie). Deze mutatie komt voor 0,2 procentpunt BBP op conto van feitelijk EMU-saldo en voor 0,4 procentpunt BBP op conto van de output gap.
Tabel 1.2.11 EMU-saldo per sector (in % BBP) | |||
MN 2007 | FJR 2007 | Verschil | |
Rijk | 0,7 | 0,5 | – 0,2 |
Sociale fondsen | – 0,3 | – 0,1 | 0,2 |
Lokale overheden | – 0,3 | – 0,1 | 0,2 |
EMU-saldo | 0,2 | 0,4 | 0,2 |
* Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal
Ook de schuldquote is aanzienlijk beter uitgekomen dan geraamd in de Miljoenennota 2007. Werd in de Miljoenennota 2007 nog uitgegaan van een schuld van 47,9 procent BBP, in de realisatie is de omvang van de schuld vastgesteld op 45,4 procent BBP. Onderstaande tabel geeft de aansluiting tussen de raming aan het begin van 2007 en de realisatie per ultimo 2007. Hieruit blijkt dat de verbetering van de schuldquote per saldo veroorzaakt wordt door kleine mutaties in het noemereffect, de financiële transacties en het EMU-saldo.
Tabel 1.2.12 Ontwikkeling EMU-schuld 2007 (in % BBP; min betekent schuldverbeterend) | |||
MN 2007 | FJR 2007 | Verschil | |
EMU-schuld 1 januari 2007 | 50,2 | 47,9 | – 2,3 |
Noemereffect | – 2,3 | – 2,1 | 0,2 |
Effect EMU-saldo | – 0,2 | – 0,4 | – 0,2 |
Financiële transacties, kas-transcorrecties e.a. | 0,2 | 0,0 | – 0,2 |
EMU-schuld ultimo 2007 | 47,9 | 45,4 | – 2,5 |
Bovenstaande analyse zoemt in op de verticale ontwikkeling van de EMU-schuldquote. De horizontale ontwikkeling van de schuld (zeg maar de jaar op jaar ontwikkeling) laat van 2006 op 2007 een daling van de EMU-schuldquote zien met 2½ procent BBP van 47,9 procent BBP1 naar 45,4 procent BBP. Ook in nominale bedragen neemt de schuld af van 2006 op 2007. De schuld daalt met 2 miljard euro van 255,8 miljard euro naar 253,8 miljard euro.
EMU-saldo en EMU-schuld in internationaal perspectief
Onderstaande grafiek geeft het EMU-saldo en de EMU-schuld 2007 weer voor de landen van de eurozone.
Figuur 1.2.1 EMU-schuld en tekort in 2007 (eurozone, % BBP)
Een goed financieel management is de basis voor beheersing van de uitgaven. In 2007 hebben zich in het financieel management bij het Rijk geen verrassingen voorgedaan en in die zin kan men stellen dat de bedrijfsvoering binnen het Rijk in 2007 beheerst is verlopen. De bedrijfsvoering binnen het Rijk behoudt het hoge kwaliteitsniveau van de afgelopen jaren. Bij de ministeries van Buitenlandse Zaken, SZW en VWS zijn in het afgelopen jaar duidelijke verbeteringen gerealiseerd in (soms langlopende) problemen. De kwaliteit van de bedrijfsvoering bij Defensie en de uitvoering van de toeslagenregelingen door de Belastingsdienst blijven echter de aandacht vragen. Deze stand van zaken heeft in 2007 een stabiele basis geboden voor de verdere ontwikkelingen binnen de begrotingsinfrastructuur en het financieel management.
2.2. Ontwikkelingen in begrotingsinfrastructuur en financieel management
In 2007 zijn verdere stappen gezet om het financieel management en de begrotingsinfrastructuur te verbeteren en beheer- en controlelasten te verminderen. Enkele belangrijke trajecten zijn de verbetering van het verantwoordings- en begrotingsproces en de voorgenomen oprichting van de Rijksauditdienst.
Verdere vermindering beheer- en controlelasten
Het afgelopen jaar is verder gewerkt aan de vermindering van de beheer- en controlelasten, zowel op departementaal als rijksbreed niveau. Diverse departementen hebben een verdere vereenvoudiging van interne en externe (financiële) regelgeving doorgevoerd.
Experiment jaarverslagen en toleranties
Met de Tweede Kamer is overeenstemming bereikt over de verbetering van het verantwoordings- en begrotingsproces en verruiming van de grenzen voor het rapporteren over onrechtmatigheden (brief van de minister van Financiën inzake het verantwoordingsproces, toleranties en subsidies van 19 december 2007, TK 2007–2008, 31 031/29 949, nr. 19). Hiertoe worden twee experimenten uitgevoerd.
Het eerste experiment betreft een tweejarig experiment met de ministeries van VWS, LNV en Buitenlandse Zaken, waarbij het jaarverslag en de begroting zo worden ingericht dat meer focus en politieke relevantie ontstaat. Voor de begroting 2009 en het jaarverslag 2008 is het experiment uitgebreid met de ministeries van VROM en WWI. Het tweede experiment betreft de verruiming van de grenzen voor het rapporteren over onrechtmatigheden op begrotingsartikelniveau bij de departementale jaarverslagen.
Naar verwachting leiden de experimenten tot vermindering van administratieve lasten en verlaging van controledruk. In de zomer van 2009 zal in overleg met de Tweede Kamer en de Algemene Rekenkamer evaluatie van de experimenten plaatsvinden. Na deze evaluatie kan de synchronisatie van de rapportagemethodieken van de departementen en Algemene Rekenkamer leiden tot oplossing van de verschillen in rapportages.
Single audit, single information
Het principe van één verantwoording en één keer controleren (single information en single audit oftewel SiSa) heeft ook in 2007 weer de nodige aandacht gekregen.
In september heeft de Rijksoverheid (Financiën, OCW, EZ, VROM, WWI en LNV) een convenant afgesloten met de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) om de bureaucratie rond subsidiestromen in het hoger onderwijs fors terug te dringen. In het convenant is afgesproken om eenduidige begrippen en voorwaarden te gebruiken, zodat één verantwoordingsdocument met één accountantscontrole voor alle doelsubsidies die de universiteiten ontvangen volstaat (SiSa). Naar schatting lopen de besparingen bij universiteiten met deze maatregelen jaarlijks op tot 60% aan administratieve lasten en 80% aan controlelasten voor doelsubsidies.
De wetgeving rond de specifieke uitkeringen bij medeoverheden, waarbij SiSa centraal staat, is in 2007 afgerond en voor de eerste maal zijn de jaarverslagen van de gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen volgens het principe van SiSa opgesteld en gecontroleerd. In vervolg daarop is ook voor de eerste maal de rijksbrede single review op de accountantscontrole van specifieke uitkeringen succesvol uitgevoerd. Een ander voorbeeld van verdere stimulering vormt de toepassing van SiSa bij de vorming van Community Centers in het Amsterdamse Stadsdeel Slotervaart.
Het kabinet heeft in de nota Vernieuwing Rijksdienst een rijksbreed bindend, uniform uitvoeringskader voor subsidies aangekondigd dat moet leiden tot een doelmatiger subsidiebeheer en vermindering van uitvoerings- en administratieve lasten. De contouren van het uniforme subsidiekader zijn door het kabinet vastgesteld en met de Tweede Kamer besproken.
Ontwikkelingen bij de auditdiensten
In 2007 is een onderzoek uitgevoerd naar de organisatie van de auditfunctie. Het doel is te komen tot een efficiënte, hoogwaardige, onafhankelijke en klantgerichte auditfunctie voor de rijksdienst die aansluit bij de ontwikkelingen om meer interdepartementaal samen te werken. Als gevolg hiervan is besloten tot een intensievere samenwerking van alle departementale auditdiensten ten aanzien van vaktechniek, HRM-beleid, de vorming van specialistenpools en uitvoering van onderzoeken op thematische basis. In 2008 gaan de auditdiensten van de ministeries van BZK, VWS, VROM en Financiën op in de nieuw op te richten Rijksauditdienst, samen met de centrale EDP-auditpool en de centrale vaktechnische ondersteuning van het ministerie van Financiën. Ook de overige auditdiensten zullen meer in clusterverband gaan samenwerken. Na twee jaar (2009) zal de stand van zaken worden opgemaakt en omtrent het vervolgtraject worden besloten.
2.3. De verantwoording over de bedrijfsvoering
De rechtmatigheid van de uitgaven in 2007
In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag leggen alle ministers verantwoording af over de bedrijfsvoering en de rechtmatigheid van de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen van het desbetreffende departement. Het niveau van rechtmatigheid van het Rijk is in 2007 wederom hoog. Het percentage onrechtmatigheden ligt voor het gehele Rijk, evenals voorgaande jaren, onder de 1%. Door toepassing van het experiment met ruimere tolerantiegrenzen op artikelniveau is het aantal meldingen niet vergelijkbaar met voorgaande jaren.
Bij de ministeries van VROM en VWS is sprake van overschrijding van de tolerantiegrenzen voor de rechtmatigheid. Bij de huurtoeslag, die wordt uitgevoerd door de Belastingdienst en wordt verantwoord op de VROM-begroting, zijn de verstrekte voorschotten over 2007 € 59 mln. te hoog geweest (dit is circa 1,1% op begrotingshoofdstukniveau). De oorzaak hiervan ligt vooral in onjuiste of niet verwerkte mutaties op reeds ingediende aanvragen. De fouten zullen in 2008 zoveel mogelijk bij de definitieve vaststelling van het recht op toeslag worden gecorrigeerd.
Bij het ministerie van VWS is sprake van een overschrijding van de tolerantiegrens op artikelniveau bij het qua financiële omvang kleinste beleidsartikel op de begroting. Het ministerie van VWS heeft in 2007 projectsubsidies verleend aan het NOC/NSF, die daarmee verplichtingen is aangegaan met derden. Voor het aangaan van deze verplichtingen is door het ministerie van VWS geen wettelijke basis gegeven waardoor deze als onrechtmatig zijn te beschouwen, tot een bedrag van maximaal € 32,6 miljoen (dit is circa 3,2% op artikelniveau). De minister van VWS zal voor 1 juli 2008 de wijze van inschakeling van NOC/NSF aanpassen zodat deze rechtmatigheidproblemen niet meer zullen optreden en waar mogelijk hersteld worden.
Bij de subsidies Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is bij het ministerie van VROM in de toekenningen een drietal afwijkingen van de standaardvoorwaarden uit het Besluit milieusubsidies opgenomen. Medio 2008 zal de subsidieregeling NSL van kracht worden waarmee de derde en vierde tranche op grond van specifieke regelgeving toegekend zullen worden.
Financieel en materieel beheer
Het gevoerde financieel beheer en materieel beheer
In 2007 zijn bij bestaande problemen bij de ministeries van Buitenlandse Zaken, VWS en SZW in het financieel beheer verbeteringen gerealiseerd en hebben zich geen nieuwe grote problemen voorgedaan.
De volgende verbeteringen zijn te constateren:
• Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een groot deel van de oude voorschotten kunnen afwikkelen; de resterende oude voorschotten zullen in 2008 worden afgewikkeld. Door de vele maatregelen die ten aanzien van het voorschottenbeheer zijn genomen is de actualiteit van de totale voorschottenstand substantieel verbeterd;
• Bij het ministerie van VWS zijn conform het plan van aanpak, de eerste effecten van de doorgevoerde verbeteracties in het subsidiebeheer zichtbaar: er zijn minder onrechtmatigheden en zware onvolkomenheden geconstateerd;
• De terugval in het financieel beheer bij het ministerie van SZW in 2006 had zoals verwacht een incidenteel karakter. De terugval was het gevolg van de invoering van een nieuw geautomatiseerd systeem voor de financiële administratie (Hermes). De invoering van Hermes heeft in 2007 geleid tot de beoogde structurele verbetering van de kwaliteit van het financieel beheer ten opzichte van de situatie voorafgaande aan de invoering. Als deze positieve ontwikkeling doorzet kan de door de minister van SZW gedane toezegging dat de kwaliteit minimaal op het niveau van eind 2005 moet zijn, in de loop van 2008 gestand worden gedaan.
Bij twee al langer bestaande problemen bij de ministeries van Defensie en Financiën zullen de verbetermaatregelen pas op langere termijn tot het gewenste resultaat leiden:
• De kwaliteit van de bedrijfsvoering bij het ministerie van Defensie moet in 2007 als zwak aangemerkt worden. Oorzaken hiervan zijn de hoge uitzenddruk, voortdurende reorganisaties en tekorten in bepaalde categorieën financieel-economisch personeel. Veel problemen zijn van structurele aard, wat voor de Algemene Rekenkamer aanleiding was om in 2007 een bezwaaronderzoek te starten naar het systeem van sturing en beheersing. Het ministerie van Defensie werkt actief mee aan het onderzoek en is voornemens de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer met de hoogste prioriteit op te volgen. Naar verwachting zullen de eerste verbeteringen op zijn vroegst in maart 2009 zichtbaar zijn.
• Bij de Belastingdienst zijn de processen rondom de toeslagen, gebruik loongegevens, loonaangifte 2007, interne beheersing en ICT-systemen onvoldoende ordelijk en beheerst. Burgers en bedrijven hebben nog veel klachten die voortvloeien uit een nog niet robuust toeslagensysteem, een nog niet goed werkende loonaangifteketen en onvrede met behandeltermijnen. Door de Belastingdienst zijn op deze punten reeds maatregelen genomen. Dit is verwoord in het plan van aanpak Vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst dat de staatssecretaris van Financiën op 7 maart en 8 juni 2007 aan de Tweede Kamer heeft aangeboden (Kamerstukken II 2006/07, 31 066, nr. 2). Sommige maatregelen zullen echter niet van vandaag op morgen klaar kunnen zijn (zoals het aanpassen van de wetgeving en het bouwen van nieuwe systemen).
In 2007 is veel politieke aandacht geweest voor de naleving van Europese aanbestedingsregels. Dit heeft bij departementen geleid tot extra aandacht om naleving te bevorderen. In de uitvoeringspraktijk blijft naleving soms moeilijk en wordt niet altijd volgens de regels aanbesteed. De ministeries van Buitenlandse Zaken, VROM, Justitie, Financiën en enkele Hoge Colleges van Staat melden kleinere incidenten op dit gebied. Er zijn zonodig maatregelen getroffen om naleving van de wet- en regelgeving te verbeteren door het verscherpen van het voorafgaand toezicht, voorlichting en strengere controle op naleving. Bij het ministerie van OCW is voor 2008 gemotiveerd gekozen voor een alternatieve oplossing bij de aanschaf van schoolboeken om niet-naleving van de regelgeving te voorkomen en het ingezette beleid tijdig te realiseren.
Bij de ministeries van Defensie, VWS en SZW is in enkele gevallen bewust afgeweken van de regelgeving en prioriteit gegeven aan de continuïteit van de bedrijfsvoering. Alhoewel dit onrechtmatig blijft, is een goed gemotiveerde afwijking van de regelgeving transparant en acceptabel. Bovendien zijn de tolerantiegrenzen niet overschreden.
Totstandkoming van beleidsinformatie
De totstandkoming van beleidsinformatie is binnen het Rijk over het algemeen ordelijk en controleerbaar. Bij de ministeries van BZK en VenW wordt gewerkt aan verbetering van de totstandkoming van de niet-financiële informatie naar aanleiding van opmerkingen hierover van de betreffende departementale auditdiensten en de Algemene Rekenkamer.
De toeslagensystemen van de Belastingdienst kunnen moeilijk betrouwbare (financiële) beleidsinformatie genereren. Dit enerzijds vanwege de inherente systematiek van de toeslagen (de toekenning is gebaseerd op actueel inkomen) en anderzijds vanwege de beperkingen van het toeslagensysteem. Het nieuwe toeslagensysteem moet hier de definitieve oplossing bieden. Zowel bij VROM (huurtoeslag) als bij OCW (kinderopvangtoeslag) konden daardoor budgettaire overschrijdingen onvoldoende beleidsmatig verklaard worden. In samenwerking met Financiën en de Belastingdienst wordt gewerkt aan de versterking van het ramingsmodel en de beleidsinformatie om het budgettaire probleem beheersbaar te maken.
Bijlage 1. Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten
Rekening van de uitgaven van de ministeries en de begrotingsfondsentotaal-uitgaven 2007 (bedragen x EURO 1000) | ||||
Rekening van | oorspronkelijke vastgestelde begroting | realisatie | verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
I | Huis der Koningin | 5 908 | 5 974 | 66 |
IIA | Staten-Generaal | 123 007 | 131 597 | 8 590 |
IIB | Overige Hoge Colleges en Kabinetten | 95 396 | 95 832 | 436 |
III | Algemene Zaken | 55 196 | 55 057 | – 139 |
IV | Koninkrijksrelaties | 156 232 | 247 828 | 91 596 |
V | Buitenlandse Zaken | 11 722 892 | 11 863 809 | 140 917 |
VI | Justitie | 5 902 496 | 5 925 224 | 22 728 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 6 411 654 | 6 300 618 | – 111 036 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 30 498 865 | 31 920 400 | 1 421 535 |
IXA | Nationale Schuld | 40 781 783 | 40 346 584 | – 435 199 |
IXB | Financiën | 3 915 517 | 4 214 155 | 298 638 |
X | Defensie | 7 911 655 | 8 387 515 | 475 860 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 4 787 890 | 5 249 011 | 461 121 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 7 396 120 | 7 727 575 | 331 455 |
XIII | Economische Zaken | 2 349 729 | 2 143 936 | – 205 793 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 2 250 659 | 2 384 421 | 133 762 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 26 963 879 | 26 981 253 | 17 374 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 13 589 474 | 13 881 659 | 292 185 |
Infrastructuurfonds | 7 094 434 | 6 330 459 | – 763 975 | |
Fonds Economische Structuurversterking | 3 522 093 | 2 288 971 | – 1 233 122 | |
Waddenfonds | 33 878 | 146 | – 33 732 | |
BTW-Compensatiefonds | 2 005 648 | 2 068 686 | 63 038 | |
Gemeentefonds | 14 704 132 | 15 094 194 | 390 062 | |
Provinciefonds | 1 110 237 | 1 127 770 | 17 533 | |
Spaarfonds AOW | 0 | 0 | 0 | |
Diergezondheidsfonds | 9 021 | 15 595 | 6 574 | |
Totalen | 193 397 795 | 194 788 269 | 1 390 474 |
Rekening van de ontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsentotaal-ontvangsten 2007 (bedragen x EURO 1000) | ||||
Rekening van | oorspronkelijke vastgestelde begroting | realisatie | verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
I | Huis der Koningin | 0 | 0 | 0 |
IIA | Staten-Generaal | 2 061 | 4 173 | 2 112 |
IIB | Overige Hoge Colleges en Kabinetten | 2 779 | 3 819 | 1 040 |
III | Algemene Zaken | 1 344 | 1 849 | 505 |
IV | Koninkrijksrelaties | 12 972 | 14 467 | 1 495 |
V | Buitenlandse Zaken | 724 531 | 972 765 | 248 234 |
VI | Justitie | 1 033 996 | 1 132 165 | 98 169 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 314 119 | 116 747 | – 197 372 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 1 373 302 | 1 984 494 | 611 192 |
IXA | Nationale Schuld | 26 251 509 | 28 475 614 | 2 224 105 |
IXB | Financiën | 116 765 742 | 121 516 777 | 4 751 035 |
X | Defensie | 385 895 | 604 352 | 218 457 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 1 379 463 | 989 813 | – 389 650 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 116 128 | 125 641 | 9 513 |
XIII | Economische Zaken | 7 432 694 | 6 010 975 | – 1 421 719 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 395 864 | 496 901 | 101 037 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 508 544 | 825 463 | 316 919 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 35 131 | 225 536 | 190 405 |
Infrastructuurfonds | 7 038 311 | 6 644 347 | – 393 964 | |
Fonds Economische Structuurversterking | 3 695 114 | 2 807 406 | – 887 708 | |
Waddenfonds | 33 878 | 33 878 | 0 | |
BTW-Compensatiefonds | 2 005 648 | 2 068 686 | 63 038 | |
Gemeentefonds | 14 704 132 | 15 094 194 | 390 062 | |
Provinciefonds | 1 110 237 | 1 127 770 | 17 533 | |
Spaarfonds AOW | 4 195 192 | 4 196 390 | 1 198 | |
Diergezondheidsfonds | 9 021 | 11 142 | 2 121 | |
Totalen | 189 527 607 | 195 485 364 | 5 957 757 |
Bijlage 2. Saldibalans van het Rijk
SALDIBALANS VAN HET RIJK PER 31 DECEMBER 2007 | |||||
---|---|---|---|---|---|
DEBET | CREDIT | ||||
OMSCHRIJVING | € mln. | OMSCHRIJVING | € mln. | ||
1 | Uitgaven ten laste van de begroting 2007 | 194 788 | 12 | Ontvangsten ten gunste van de begroting 2007 | 195 486 |
2 | Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen) | 4 960 | 13 | Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden) | 9 851 |
3 | Liquide Middelen | 932 | 14 | Saldi begrotingsfondsen | 31 593 |
4 | Saldo geldelijk beheer van het Rijk | 36 696 | 15 | Saldi begrotingsreserve | 446 |
Totaal intra-comptabele posten | 237 376 | Totaal intra-comptabele posten | 237 376 | ||
5 | Openstaande rechten | 27 075 | 16 | Tegenrekening openstaande rechten | 27 075 |
6 | Extra-comptabele vorderingen op derden | 32 765 | 17 | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 32 765 |
7 | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 230 830 | 18 | Extra-comptabele schulden aan derden | 230 830 |
8 | Voorschotten | 99 511 | 19 | Tegenrekening voorschotten | 99 511 |
9 | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 90 957 | 20 | Openstaande verplichtingen | 90 957 |
10 | Deelnemingen | 15 054 | 21 | Tegenrekening deelnemingen | 15 054 |
11 | Tegenrekening garanties | 59 052 | 22 | Garanties | 59 052 |
Totaal extra-comptabele posten | 555 244 | Totaal extra-comptabele posten | 555 244 | ||
TOTAAL-GENERAAL | 792 620 | TOTAAL-GENERAAL | 792 620 |
Toelichting op de saldibalans van het Rijk.
De saldibalans van het Rijk is een optelling van de goedgekeurde saldibalansen van de afzonderlijke begrotingshoofdstukken, die geconsolideerd wordt met de saldibalans van de centrale administratie van ’s Rijks Schatkist. Door het optellen van de afzonderlijke saldibalansen komen ook onderlinge schuldverhoudingen tussen begrotingshoofdstukken tot uiting in de saldibalans van het Rijk. Voor een nadere toelichting op de cijfers wordt verwezen naar de jaarverslagen van de departementen of de begrotingsfondsen.
Ad 1) Uitgaven ten laste van de begroting
Onder de post uitgaven ten laste van de begroting worden de gerealiseerde uitgaven van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.
Ad 2) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)
Onder uitgaven buiten begrotingsverband worden de uitgaven geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend. Onder deze post staan alleen de vorderingen waarvan wordt verwacht dat binnen een afzienbare termijn verrekening zal plaatsvinden.
De totaalstand van de liquide middelen bestaat uit het saldo bij de banken en de contante gelden.
Ad 4) Saldo geldelijk beheer van het Rijk
De post saldo geldelijk van het Rijk bevat de door Financiën overgenomen uitgaven en ontvangsten binnen begrotingsverband van afgesloten begrotingsjaren. De definitieve afsluiting van een begrotingsjaar vindt plaats nadat de Staten-Generaal de slotwet hebben aangenomen. Nadat de Staten-Generaal de slotwet hebben aangenomen worden de eindbedragen voor de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op het afgesloten begrotingsjaar overgeboekt op de post saldo geldelijk beheer van het Rijk.
Ad 5 en 16) Openstaande rechten
Onder openstaande rechten wordt verstaan: vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar op andere wijze ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Rechten zijn een voor-fase van de ontvangsten.
Ad 6 en 17) Extra-comptabele vorderingen op derden
Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting. Het gaat dan om reeds verrichte uitgaven welke binnen begrotingsverband zijn geboekt en waarvoor op termijn nog een verrekening met derden dan wel met een ander onderdeel van het Rijk zal plaatsvinden. Tevens zijn hierin begrepen uitgaven die in eerste instantie op derdenrekeningen zijn geboekt, maar waarvan de verrekening met derden dan wel een ander onderdeel van het Rijk niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, terwijl verrekening wel mogelijk is.
Inbegrepen in deze post is een vordering van 1,1 mrd die Defensie heeft op Financiën voor de verkoop van strategische goederen.
Ad 7 en 18) Extra-comptabele schulden op derden
Extra-comptabele schulden zijn schulden die zijn voortgevloeid uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Net als bij extra-comptabele vorderingen gaat het om reeds verrichte ontvangsten welke geboekt zijn binnen begrotingsverband en waarvoor nog op termijn een verrekening plaats zal vinden. Ook uitgegeven leningen worden onder de post extra-comptabele schulden opgenomen.
Inbegrepen in deze post is een schuld van 1,1 mrd die Financiën heeft op Defensie voor de verkoop van strategische goederen.
Onder de post voorschotten worden de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op een later definitief vast te stellen c.q. af te rekenen bedrag.
Ad 9 en 20) Openstaande verplichtingen
De post openstaande verplichtingen vormt een saldo van aangegane verplichtingen en hierop verrichte betalingen. Het saldo heeft zowel betrekking op de binnen als buiten begrotingsverband geboekte verplichtingen.
Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. De waardering van de deelnemingen geschied op basis van de oorspronkelijke aankoopprijs. In enkele gevallen geschied de waardering tegen de nominale waarde van het aandeel in het gestort en opgevraagd kapitaal.
Onder de post garanties worden de bedragen opgenomen die de hoofdsommen vormen van de garanties. Een afgegeven garantie wordt gezien als een verplichting en moet ook op dezelfde manier in de administratie worden verwerkt. Er is dus geen verschil in de registratie van garantieverplichtingen en andersoortige verplichtingen. Een verschil tussen een garantie en een andere verplichting is wel dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal leiden.
Ad 12) Ontvangsten ten gunste van de begroting
Onder de post ontvangsten ten gunste van de begroting worden de gerealiseerde ontvangsten van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.
Ad 13) Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)
Onder ontvangsten buiten begrotingsverband worden de ontvangsten geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend.
Ad 14) Saldi begrotingsfondsen
Onder saldi begrotingsfondsen worden de voordelige beginsaldi van het betreffende begrotingsjaar opgenomen. Het betreft de voordelige beginsaldi van het Infrastructuurfonds, het Fonds Economische Structuurversterking, het Diergezondheidsfonds en het Spaarfonds AOW.
Ad 15) Saldi begrotingsreserve
Onder de saldi begrotingsreserve worden de interne reserves van de ministeries opgenomen. Het betreft hier de reserves van het Museaal Aankoopfonds (OCW) en de reserves in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende Markten en de SENO faciliteit (EZ).
De bijlage Staatsbalans omvat de balans van de Staat der Nederlanden ultimo 2007 (inclusief het garantieoverzicht), die is afgezet tegen de balans ultimo 2006, zoals gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag (FJR) 2006.
3.2 Staatsbalans per 31 december 2007
Opstelling Staatsbalans volgens ESR 1995
De Staatsbalans wordt opgesteld volgens het Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995).
Aangezien de Staatsbalans is gebaseerd op het ESR 1995 kunnen de waarderings- en afbakeningsvraagstukken worden opgelost volgens een internationaal aanvaarde methodologie. In de voorliggende Staatsbalans ultimo 2007 zijn alle voorschriften van het ESR 1995 gevolgd, zij het dat de consolidatiekring beperkt is tot de Staat der Nederlanden. De omschrijving van de overheid is in het ESR 1995 namelijk ruimer dan de rechtspersoon van de Staat der Nederlanden. In het ESR 1995 is een economische invalshoek gekozen. Het gevolg is dat alle organisaties die voor meer dan de helft van hun inkomsten afhankelijk zijn van collectieve heffingen, tot de overheid worden gerekend en dus worden opgenomen.
Wat betreft de waarderingsmethode is in het ESR 1995 gekozen voor een waardering op basis van de marktwaarde in plaats van een waardering op basis van de nominale of historische waarde en voor lineaire afschrijvingen.
Wijzigingen in de Staatsbalans 2007
In 2007 is een aantal zaken gewijzigd in de Staatsbalans. Om redenen van vergelijkbaarheid zijn ook de standen van 2006 hierop aangepast. Het betreft o.a. enkele verschuivingen tussen activa/passiva categorieën en de opname van enkele nieuwe categorieën. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de afzonderlijke balansposten.
Door de sterk gestegen olieprijs en de daardoor gestegen winstrechten van de minerale reserves slaat het negatieve staatsvermogen van 46,5 miljard euro in 2006 om in een positief vermogen van 8,3 miljard euro in 2007. In Tabel 1 zijn de verklarende factoren van de ontwikkeling van het vermogen van de Staat weergegeven.
Tabel 1 Verklarende factoren ontwikkeling vermogen van de Staat (x € miljard) | |
1. Staatsvermogen ultimo 2006 | – 46,5 |
2. Vorderingensaldo Rijk | 3,1 |
3. Waardeveranderingen minerale reserves | 42,4 |
4. Investeringen Rijk | 2,0 |
5. Veranderingen deelnemingen | 4,6 |
6. Waardeveranderingen overige niet-financiele activa | 0,5 |
7. Volumeveranderingen Dutch Treasury Certificates | – 2,8 |
8. Waardeverandering staatsobligaties | 4,1 |
9. Afschrijvingen Rijk | – 2,5 |
10. Overig | 3,4 |
11. Staatsvermogen ultimo 2007 | 8,3 |
De financiële gegevens van de Centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van de ministeries, de begrotingsfondsen en de baten-lastendiensten zijn integraal geconsolideerd. De interne schuldverhoudingen zijn in de consolidatie geëlimineerd.
Tabel 2 Overzicht van activa en passiva (x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
A Niet-financiële activa: | 126 394 | 168 838 |
A1 Winstrechten minerale reserves | 51 700 | 94 100 |
A2 Overige niet-financiële activa | 74 694 | 74 738 |
B Vorderingen | 88 564 | 102 486 |
B1 Chartale en girale betaalmiddelen | 371 | 4 105 |
B2 Verstrekte langlopende leningen | 15 675 | 17 469 |
B3 Aandelen en overige deelnemingen | 36 604 | 41 174 |
B4 Handelskredieten, kort lopende leningen en transitorische posten | 35 914 | 39 738 |
C Schulden | 261 412 | 262 993 |
C1 Munten in omloop | 625 | 620 |
C2 Dutch Treasury Certificates | 13 818 | 16 587 |
C3 Staatsobligaties | 200 470 | 191 087 |
C4 Financiële derivaten | – 315 | 932 |
C5 Onderhandse staatsleningen | 1 545 | 1 466 |
C6 Overige leningen op lange termijn | 289 | 100 |
C7 Militaire pensioenen | 7 200 | 6 069 |
C8 Handelskredieten, kort lopende leningen en transitorische posten | 37 779 | 46 132 |
D Staatsvermogen (A+B-C) | – 46 453 | 8 331 |
Toelichting op de afzonderlijke balansposten
A1 Winstrechten minerale reserves
Conform ESR 1995 is de netto contante waarde berekend van de toekomstige winstrechten van de Staat, samenhangend met de gas-, olie- en zoutwinning. De waarde ervan bedraagt 94,1 miljard euro ultimo 2007. Ten opzichte van 2006 zijn de toekomstige winstrechten samenhangende met de gas-, olie en zoutwinning met 42,4 miljard euro toegenomen. Deze forse stijging van de winstrechten van minerale reserves komt door de sterke stijging van de olieprijs waaraan de prijs van het aardgas gekoppeld is. Voor de berekening van het aardgas wordt uitgegaan van een verwacht productievolume voor de komende 25 jaar. In de berekening zijn de aardgasbaten exclusief vennootschapsbelasting verwerkt. Voor de periode 2008–2013 zijn de nominale ramingen volgens de meerjarencijfers contant gemaakt tegen de lange rente op staatsobligaties. Voor de jaren 2014 en verder zijn de gasbaten contant gemaakt tegen een reële disconteringsvoet van 4%.
A2 Overige niet-financiële activa
De rijkseigendommen zijn van zeer uiteenlopende aard. Er wordt op deze plaats volstaan om de algemene principes weer te geven van de waarderingsgrondslagen.
De grondslag voor de bepaling van de afschrijving is voor iedere groep van activa de geschatte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met de restwaarde. De vaststelling van de gebruiksduur en de bepaling van de (rest)waarde geschieden steeds in overleg met deskundigen van de ministeries, waaronder deze activa ressorteren.
Op de uitgaven voor de verharding van wegen wordt in het jaar van investering 50% afgeschreven. Op gebouwen en waterbouwkundige werken bedragen de afschrijvingen 1% per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een geschatte residuwaarde. Op gronden wordt niet afgeschreven.
De goederen zijn gewaardeerd tegen marktprijzen. In het merendeel van de gevallen is voor de benadering hiervan uitgegaan van de historische kostprijs. Deze worden door middel van indexcijfers herleid tot de vervangingswaarde. In sommige gevallen wordt om doelmatigheidsredenen een globale methode gehanteerd (kantoorinventarissen, bibliotheken, automatiseringsmiddelen, telefooncentrales, gereedschappen, e.d.).
De samenstelling van het bedrag en de mutaties van de materiële activa blijken uit het volgende overzicht:
(x € miljoen) | |||||
waarde per 31–12–2006 | Investeringen in 2007 | Afschrijvingen in 2007 | Waardeverandering | Waarde per 31–12–2007 | |
Ministerie van Defensie | 4 435 | 378 | 1 244 | 71 | 3 640 |
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | 53 953 | 1 097 | 547 | 162 | 54 665 |
Burgerlijke rijksgebouwen | 11 231 | 67 | 293 | 292 | 11 297 |
Domeinen | 1 201 | 0 | 0 | – 40 | 1 161 |
Diversen | 3 875 | 470 | 431 | 62 | 3 976 |
Totaal | 74 694 | 2 012 | 2 515 | 547 | 74 738 |
Het bedrag van 74,7 miljard euro per 31 december 2007 kan als volgt worden onderverdeeld naar onroerende en roerende goederen:
Onroerende goederen | 72 576 | |
– Ministerie van Verkeer en Waterstaat | 54 642 | |
– Burgerlijke rijksgebouwen | 11 297 | |
– Ministerie van Defensie | 3 243 | |
– Domeinen | 1 161 | |
– Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 1 703 | |
– Diversen | 530 | |
Roerende goederen | 2 163 | |
– Goederen van militaire aard | 397 | |
– Goederen van culturele aard | 308 | |
– Overige | 1 458 | |
Totaal | 74 738 |
B1 Chartale en girale betaalmiddelen
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
De Nederlandsche Bank N.V. | 11 | 2 |
Overige saldi | 352 | 1 053 |
Kasgeldleningen en Buy/Selltransacties | 8 | 3 050 |
Totaal | 371 | 4 105 |
B2 Verstrekte langlopende leningen
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
a. Diverse vorderingen | ||
– Studievoorschotten | 9 849 | 11 713 |
– Voorschotten inzake landinrichtingprojecten | 776 | 742 |
– Op derden te verhalen ruil- en herverkavelingskosten | 396 | 383 |
– Vorderingen Dienst der Domeinen | 1 070 | 1 126 |
– Ontwikkelingskredieten aan industrie en handel | 253 | 235 |
– Vordering op de Nederlandse Antillen en Aruba met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp | 118 | 111 |
– Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (inzake leningen aan diverse landen) | 362 | 334 |
– Vordering op de Internationale Ontwikkelingsassociatie terzake van de special action account | 16 | 14 |
– Leningen woningwetbouw | 1 | 1 |
– Lening Railinfrabeheer | 709 | 709 |
– Diverse vorderingen | 1 811 | 1 847 |
Subtotaal | 15 361 | 17 214 |
b. Leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen | ||
– Internationale Nederlanden Groep N.V. | 295 | 236 |
– Centrale Organisatie voor Radioactief Afval N.V. | 18 | 18 |
– NIB Capital Bank N.V. | 1 | 1 |
Subtotaal | 314 | 255 |
Totaal generaal | 15 675 | 17 469 |
Toelichting op verstrekte langlopende leningen
In de verstrekte langlopende leningen is de post vorderingen inzake aangesproken garantieleningen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden NV (NIO) afgewaardeerd naar nihil. De garantieleningen van de NIO moeten als giften worden beschouwd, deze gelden worden niet meer terugbetaald. De post uitvoering werknemersverzekering – wachtgeldfondsen wordt niet langer als langlopende lening, maar als kortlopende schuld beschouwd. Om die reden wordt deze post in het vervolg opgenomen onder B4 Handelskredieten, kortlopende leningen en transitorische posten. Om redenen van vergelijkbaarheid zijn tevens de standen van 2006 op beide onderdelen aangepast.
Het totaal van de verstrekte langlopende leningen is met 1,8 miljard euro toegenomen. Deze toename wordt voornamelijk verklaard door een toename van de studievoorschotten.
B3 Aandelen en overige deelnemingen
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
a. Deelnemingen in Nederlandse ondernemingen | ||
– De Nederlandsche Bank N.V. | 14 689 | 15 634 |
– N.V. NS Groep | 3 684 | 3 843 |
– Prorail B.V. | 5 342 | 9 184 |
– N.V. Luchthaven Schiphol | 1 702 | 2 064 |
– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten | 1 573 | 1 288 |
– Energiebeheer Nederland B.V. | 437 | 290 |
– Tennet TSO B.V. | 610 | 619 |
– N.V. Westerscheldetunnel | 659 | 632 |
– Connexxion N.V. | 211 | 72 |
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. | 18 | 18 |
– Nederlands Omroepbedrijf Holding B.V. | 55 | 38 |
– N.V. Nederlandse Gasunie | 5 548 | 5 366 |
– Ultra-Centrifuge Nederland N.V. | 193 | 249 |
– Nederlandse Waterschapsbank N.V. | 211 | 225 |
– Overige deelnemingen | 858 | 870 |
Subtotaal | 35 790 | 40 392 |
b. Deelnemingen in internationale instellingen | ||
– Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling | 201 | 180 |
– Europese Investeringsbank | 369 | 369 |
– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling | 130 | 130 |
– Aziatische Ontwikkelingsbank | 29 | 27 |
– Afrikaanse Ontwikkelingsbank | 17 | 15 |
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank | 11 | 10 |
– Internationale Financieringsmaatschappij | 43 | 38 |
– Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties | 6 | 6 |
– Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij | 8 | 7 |
Subtotaal | 814 | 782 |
Totaal generaal | 36 604 | 41 174 |
De stijging in 2007 ten opzichte van 2006 van de deelnemingen in Nederlandse ondernemingen kan als volgt worden gespecificeerd:
Volumeveranderingen: | – 659 | |
– Connexxion N.V. | – 245 | |
– SDU | – 330 | |
– NOVEC B.V. | – 8 | |
– Mainportontwikkeling Rotterdam | 50 | |
– Retourontvangst dividenbelasting verkoop TNT | – 126 | |
Netto toename van de reserves: | 5 261 | |
– De Nederlandsche Bank N.V. | 945 | |
– N.V. Luchthaven Schiphol | 362 | |
– Prorail B.V. | 3 842 | |
– Overige | 112 | |
Totaal | 4 602 |
Toelichting op deelnemingen in Nederlandse ondernemingen (a.)
De deelnemingen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt berekend aan de hand van de gepubliceerde jaarrekeningen van de desbetreffende onderneming.
Bij de eerste opneming van deze deelnemingen in de Staatsbalans komt het verschil tussen de verkrijgingprijs en de netto vermogenswaarde ten gunste of ten laste van het netto staatsvermogen. Bij vervreemding van deelnemingen komt het verschil tussen de balanswaarde en de opbrengst ten gunste dan wel ten laste van het netto staatsvermogen. Op de deelnemingen zijn de nog openstaande stortingsverplichtingen in mindering gebracht. De aandelen die de Staat in de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. bezit zijn niet beursgenoteerde, preferente aandelen en worden tegen nominale waarde gewaardeerd.
Op het moment dat de staatsbalans wordt gepubliceerd in het FJR 2007 zijn de jaarverslagen 2007 van de Nederlandse deelnemingen nog niet gepubliceerd. Het waarderen van de deelnemingen ultimo 2007 is hierdoor niet goed mogelijk. Besloten is om de deelnemingen te waarderen tegen de waarde ultimo 2006. Alleen verkopen en aankopen die in 2007 hebben plaatsgevonden worden wel opgenomen. De mutaties in de waardering van de deelnemingen, die voortvloeien uit de publicaties van de jaarverslagen, worden meegenomen in de waardering van volgend jaar.
De belangrijkste mutaties betreffen:
– De Staat heeft de deelnemingen in NOVEC, de SDU en een deel van Connexxion verkocht. De totale opbrengst van de verkoop komt uit op 709 miljoen euro. De Staat heeft voor 50 miljoen euro een deelneming genomen in de Mainportontwikkeling Rotterdam.
– De reserves van de deelnemingen zijn met een totaal van 5,3 miljard euro toegenomen. Een groot gedeelte van deze toename wordt verklaard door de toename (€ 3,8 mrd) van de reserve van Prorail B.V. De reserve van de Nederlandse Bank neemt met 0,9 miljard euro toe.
Toelichting op deelnemingen in internationale instellingen (b.)
De bedragen van deze deelnemingen zijn opgenomen voor de nominale waarde.
Het betreft een categorie activa in vreemde valuta’s, waarvan de balanswaarde wordt omgerekend naar Euro’s met behulp van de koersen van de desbetreffende valuta’s per balansdatum.
B4 Handelskredieten, kortlopende leningen en transitorische posten
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
a. Overlopende activa | 3 824 | 4 061 |
b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover verplichtingen staan | 11 994 | 10 954 |
c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten | 1 253 | 1 194 |
d. Kortlopende leningen | 4 567 | 6 606 |
e. Overige vorderingen | 14 276 | 16 923 |
Totaal | 35 914 | 39 738 |
De overlopende activa zijn:
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
Inkomsten uit aardgas NAM | 1 097 | 1 245 |
Inkomsten uit aargas EBN | 370 | 301 |
Diverse vorderingen | 2 357 | 2 515 |
Totaal | 3 824 | 4 061 |
b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan
Het onderdeel vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan, zijn de opgenomen bedragen van langlopende contracten inzake aanschaf van duurzame activa en de uit te voeren werken. De posten B4.b en C8.b bestaan uit twee onderdelen, het Ministerie van Defensie (5,9 miljard euro) en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (5 miljard euro). De afname in 2007 ten opzichte van 2006 is 1 miljard euro. Deze afname wordt o.a. veroorzaakt door de afname van de vorderingen in verband met de aanleg van het hoofdwegennet en de Betuweroute.
c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten
De reeds gedane uitgaven inzake langlopende projecten zijn op de posten B4.b en C8.b in mindering gebracht en opgenomen onder post B4.c.
In 2007 is de post kortlopende leningen apart opgenomen onder B4 en heeft desaldering met de kortlopende leningen van C8 plaatsgevonden. De kortlopende leningen betreffen de debetsaldi en de verstrekte leningen aan de RWT’s en Sociale Fondsen bij het ministerie van Financiën zoals geregeld in de Wet geïntegreerd middelenbeheer (Stb. 1997, nr. 908). Zie voor verdere uitleg bij C8c. Om redenen van vergelijkbaarheid is tevens de stand van 2006 aangepast.
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
College voor Zorgverzekeringen | 2 219 | 3 540 |
Diverse leningen en rc RWTS en Sociale fondsen | 2 348 | 3 066 |
Totaal | 4 567 | 6 606 |
Vanaf 2007 wordt de vordering van de belastingdienst meegenomen in de kortlopende vorderingen. Dit zijn de belastingontvangsten die in januari 2008 ontvangen worden maar nog betrekking hebben op 2007. Om redenen van vergelijkbaarheid is ook de stand van 2006 aangepast.
De overige vorderingen zijn in 2007 toegenomen met 2,6 miljard euro. Deze toename wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de te ontvangen rente op swaps en de toename van de vordering van de belastingdienst.
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
Vordering belastingdienst | 10 953 | 11 826 |
Metaalwaarde munten in omloop | 25 | 26 |
Centrale inning van lesgelden | 114 | 106 |
Te ontvangen rente Euribor swaps | 702 | 2 571 |
Te ontvangen rente Eonia swaps | 212 | 344 |
Diverse vorderingen | 2 270 | 2 050 |
Totaal | 14 276 | 16 923 |
Deze post omvat de nominale schuld uit hoofde van in circulatie gebrachte munten. Het bedrag is exclusief de munten in handen van De Nederlandsche Bank N.V. en de munten van de Staat in het muntdepot. Niet geconsolideerd is voor de munten in de kassen van de ministeries. Deze maken deel uit van balanspost B1 Chartale en girale betaalmiddelen. Met de toepassing van het ESR 1995 zijn de verzamelaarsmunten niet langer als schuld gepassiveerd. De metaalwaarde van de munten, in deze post opgenomen, is geactiveerd onder B4.
C2 Dutch Treasury Certificates (DTC’s)
Het bedrag van de per balansdatum 31 december 2007 uitstaande schuld uit hoofde van DTC’s bedraagt 16,6 miljard euro. In de balans is de vooruitbetaalde rente van de schuld in mindering gebracht. DTC’s zijn kortlopende schulden die de Staat gebruikt om een deel van de financieringsbehoefte op te vangen.
De staatsobligaties zijn conform ESR 1995 gewaardeerd tegen marktprijzen.
(x € miljoen) | |||
2006 | 2007 | Verschil | |
1. Waardering tegen marktprijs | 200 470 | 191 087 | – 9 383 |
2. Waardering tegen nominaal | 196 093 | 190 772 | – 5 321 |
3. Verschil (1–2) | 4 377 | 315 | – 4 062 |
De afname van de schuldcategorie staatsobligaties met 4,1 miljard euro moet bezien worden in het licht van de waarderingsgrondslag. De waardeverandering van – 9,4 miljard euro kan verklaard worden door een volumecomponent van – 5,3 miljard euro en een prijscomponent van – 4,1 miljard euro. De volumemutatie omvat per saldo een afname van het beroep op de openbare kapitaalmarkt van de Staat om de financieringsbehoefte 2007 te dekken. De prijsmutatie heeft geen gevolgen voor de EMU-schuld. De EMU-schuld luidt in ESR-categorieën, doch uitdrukkelijk is bepaald dat voor de excessieve-tekortenprocedure over de schuld in nominale termen gerapporteerd dient te worden. Voor de EMU-schuld is dus de 190,8 miljard euro relevant.
Vanaf 2007 worden de financiële derivaten in de staatsbalans opgenomen. Financiële derivaten zijn beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan een ander goed. De voornaamste financiële derivaten die de Staat in bezit heeft zijn renteswaps. Om redenen van vergelijkbaarheid is tevens de stand van 2006 in de balans opgenomen.
Conform ESR 1995 zijn de onderhandse staatsleningen tegen de nominale waarde gewaardeerd. De balansmutatie betreft voornamelijk aflossingen.
C6 Overige leningen op lange termijn
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
div. voorfinancieringen via V&W | 42 | 42 |
Overige | 247 | 58 |
Totaal | 289 | 100 |
De overige leningen op lange termijn zijn in 2007 afgenomen met 190 miljoen euro.
Het balansbedrag vertegenwoordigt de netto contante waarde van de pensioenverplichtingen van de Staat aan de (gewezen) militairen.
C8 Handelskredieten, kortlopende leningen en transitorische posten
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
a. Overlopende passiva | 8 367 | 7 961 |
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan | 11 994 | 10 954 |
c. Kortlopende leningen | 15 491 | 17 440 |
d. Overige schulden | 1 927 | 9 777 |
Totaal | 37 779 | 46 132 |
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
Lopende interest van de staatsschuld | 5 559 | 5 116 |
Commissie van de Europese Gemeenschappen | 770 | 824 |
Diverse schulden | 2 038 | 2 021 |
Totaal | 8 367 | 7 961 |
In 2007 is de post Commissie van de Europese Gemeenschappen opgenomen bij de overlopende passiva. In de Staatsbalans 2006 stond deze post onder de overige schulden. Om redenen van vergelijkbaarheid is de stand van 2006 aangepast.
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan
Voor een toelichting wordt verwezen naar balanspost B4.b.
Vanaf 2007 zijn de te betalen kortlopende leningen apart opgenomen in de staatsbalans. Dit betreft rekening-courantstanden met een credit (tegoed) saldo en uitgezette deposito’s. De Rwt’s en sociale fondsen met een debet (tekort) saldo van de rekening courant staan onder B4d. Om redenen van vergelijkbaarheid is tevens de stand van 2006 hierop aangepast.
In 1998 is de Wet geïntegreerd middelenbeheer in werking getreden. Gevolg hiervan is dat de Sociale Verzekeringsbank, de Uitvoering Werknemersverzekeringen en het College voor zorgverzekeringen geen zelfstandig middelenbeheer meer voeren. Dit middelenbeheer is geïntegreerd in de schatkist door middel van een rekening courant. Uit dien hoofde is ultimo 2007 een schuld opgenomen aan de Uitvoering Werknemersverzekeringen van per saldo circa 10,6 miljard euro. De schuld aan de Sociale Verzekeringsbank bedraagt 1,3 miljard euro.
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
Uitvoering Werknemersverzekeringen | 9 732 | 10 636 |
Sociale Verzekeringsbank | 362 | 1 340 |
Investeringsfaciliteit voor Oost Europa | 114 | 116 |
Diverse deposito’s en rc RWTS | 5 283 | 5 348 |
Totaal | 15 491 | 17 440 |
(x € miljoen) | ||
2006 | 2007 | |
Callgeldleningen | 0 | 5 657 |
Vakantie-aanspraak ambtenaren | 239 | 240 |
Te betalen rente Euribor swaps | 582 | 2 431 |
Te betalen rente Eonia swaps | 206 | 332 |
Diverse schulden | 900 | 1 117 |
Totaal | 1 927 | 9 777 |
Vanaf 2007 zijn de te betalen kortlopende leningen apart opgenomen onder c. kortlopende leningen. Deze kortlopende leningen waren eerst opgenomen in de post diverse schulden. Om redenen van vergelijkbaarheid is ook de stand van 2006 aangepast.
De overige schulden zijn toegenomen met 7,9 miljard euro. Deze toename wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de te betalen rente op swaps en de toename van de te betalen callgeldleningen.
Voorwaardelijke verplichtingen
In lijn met het ESR 1995 maken voorwaardelijke verplichtingen, de zogenaamde contingent liabilities, geen onderdeel uit van het overzicht van activa en passiva van de Staat. Kenmerk van dit type van verplichtingen is dat voordat er een transactie plaats vindt, er eerst aan een of meerdere voorwaarden voldaan moet worden. Een klassiek voorbeeld is garantieverlening door de Staat bij exportkredieten. Gezien het beleidsmatige belang van garanties is aanvullende informatie over door de Staat verleende garanties in onderstaande tabel gepresenteerd. Op www.rijksbegroting.nl/garanties is meer uitgebreide informatie over garanties opgenomen.
Tabel Garantieoverzicht uitstaand risico 2006 en 2007 (x 1 000 euro) | |||||
Hoofdstuk | Garantie op kredieten | Risico ultimo 2006 | Verleende garanties 2007 | Vervallen garanties 2007 | Risico ultimo 2007 |
IV | Koninkrijksrelaties | 104 609 | – | 15 817 | 88 792 |
V | Buitenlandse Zaken | 553 968 | – | 135 317 | 418 651 |
VI | Justitie | 122 043 | – | 3 270 | 118 773 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 577 658 | 61 100 | 50 110 | 588 648 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 707 346 | 141 873 | 36 604 | 812 615 |
IXb | Financiën | 1 020 126 | – 34 322 | 1 510 | 984 294 |
X | Defensie | Onbepaald | – | – | Onbepaald |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 138 | – | 22 | 116 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 12 000 | – | – | 12 000 |
LV | Infrastructuurfonds | 1 328 854 | – | 123 815 | 1 205 039 |
XIII | Economische Zaken | 2 545 226 | 624 518 | 432 671 | 2 737 073 |
XIV | Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit | 780 988 | 150 734 | 84 956 | 846 766 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | – | 331 | – | 331 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 7 961 638 | 514 700 | 95 580 | 8 380 758 |
Totaal garanties op kredieten | 15 714 594 | 1 458 934 | 979 672 | 16 193 856 | |
Hoofdstuk | Garantie op deelnemingen | ||||
V | Buitenlandse Zaken | 119 338 | – | - | 119 338 |
IXb | Financiën | 11 273 033 | – 404 914 | – | 10 868 119 |
Totaal garanties op deelnemingen | 11 392 371 | – 404 914 | – | 10 987 457 | |
Hoofdstuk | Garantie op moeilijk/niet te verzekeren risico’s | ||||
VI | Justitie | 2 759 | 1 584 | 712 | 3 631 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 389 000 | 359 000 | 529 000 | 219 000 |
IXb | Financiën | 24 631 000 | 2 288 391 | 11 391 | 26 908 000 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 1 500 002 | – | 100 000 | 1 400 002 |
XIII | Economische Zaken | 641 758 | 14 624 | 14 951 | 641 431 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Onbepaald | – | – | Onbepaald |
LIX | BTW-compensatiefonds | 400 000 | – | 400 000 | – |
Totaal garanties op moeilijk/niet te verzekeren risico’s | 27 564 519 | 2 663 599 | 1 056 054 | 29 172 064 | |
Hoofdstuk | Overige garanties (o.a. liquiditeits- of exploitatiegarantie) | ||||
V | Buitenlandse Zaken | 8 979 | – | 1 229 | 7 750 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 51 037 | – | 20 112 | 30 925 |
IXb | Financiën | 10 223 152 | – 473 728 | 2 586 | 9 746 838 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 332 164 | – | 58 355 | 273 809 |
XIII | Economische Zaken | 203 200 | – | - | 203 200 |
Totaal overige garanties | 10 818 532 | – 473 728 | 82 282 | 10 262 522 | |
Totaal generaal garanties | 65 490 016 | 3 243 891 | 2 118 008 | 66 615 899 | |
Bruto Binnenlands Product (BBP; miljoen euro) | 527 916 | 559 537 | |||
Totaal generaal garanties in % BBP | 12% | 12% |
Tabel Uitgaven en ontvangsten in 2006 en 2007 op de door de Staat verstrekte garanties (x 1 000 euro) | |||||
Hoofdstuk | Departement | Uitgaven 2006 | Ontvangsten 2006 | Uitgaven 2007 | Ontvangsten 2007 |
IV | Koninkrijksrelaties | – | – | 15 986 | – |
V | Buitenlandse Zaken | 6 107 | 5 690 | 2 714 | 46 386 |
VI | Justitie | 316 | – | – | – |
IXb | Financiën | 16 385 | 983 659 | 15 487 | 232 400 |
X | Defensie | – | – | – | – |
XII | Verkeer en Waterstaat | – | 1 288 | – | – |
XIII | Economische Zaken | 29 570 | 33 294 | 31 152 | 38 545 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn, Sport | – | – | – | – |
Totaal Generaal | 52 378 | 1 023 931 | 65 339 | 317 331 |
Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke financiele verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet.
Kredietgarantie: garantie op rente- en aflossingverplichtingen (risico gemaximeerd voor totaalbedrag). (Her-)verzekering: garantie op moeilijk/niet te verzekeren risico’s (risico gemaximeerd per gebeurtenis). Garantie voor deelnemingen: garantie op vol- of bijstorten aandelenkapitaal (risico gemaximeerd voor totaalbedrag). Overig, exploitatiegarantie: garantie op minimum van exploitatieniveau (risico gemaximeerd per jaar). Overig, liquiditeitsgarantie: garantie op minimum van liquiditeitsniveau (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
Betreffen schade-uitkeringen op afgegeven garanties.
Betreffen zowel ontvangen premies of provisies e.d. als op derden verhaalde (schade)uitkeringen.
Bijlage 4. De Belasting- en premieontvangsten in 2007
De belasting en premieontvangsten zijn op EMU-basis 2007 uitgekomen op 208,9 miljard euro. Dat is 3,9 miljard hoger dan geraamd tijdens de ontwerpbegroting. Onderstaande tabel toont de raming en de realisatie per belastingsoort.
Ontwerpbegroting 2007 | FJR 2007 | Verschil | |
1. Kostprijsverhogende belastingen | 71 021 | 70 746 | – 275 |
Invoerrechten | 1 943 | 2 215 | 272 |
Omzetbelasting | 42 368 | 42 216 | – 152 |
Belasting op personenauto’s en motorrijwielen | 3 628 | 3 603 | – 25 |
Accijnzen | 9 744 | 10 032 | 288 |
– Accijns van lichte olie | 4 038 | 4 018 | – 20 |
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 2 774 | 2 925 | 151 |
– Tabaksaccijns | 2 062 | 2 203 | 141 |
– Alcoholaccijns | 298 | 325 | 27 |
– Bieraccijns | 319 | 313 | – 6 |
– Wijnaccijns | 253 | 248 | – 5 |
Belastingen van rechtsverkeer | 5 502 | 5 793 | 291 |
– Overdrachtsbelasting | 4 684 | 4 995 | 311 |
– Assurantiebelasting | 818 | 755 | – 63 |
– Kapitaalsbelasting | 0 | 43 | 43 |
Motorrijtuigenbelasting | 2 870 | 2 766 | – 104 |
Belastingen op een milieugrondslag | 4 691 | 3 855 | – 836 |
– Grondwaterbelasting | 174 | 184 | 10 |
– Afvalstoffenbelasting | 129 | 172 | 43 |
– Regulerende energiebelasting | 4 273 | 3 373 | – 900 |
– Waterbelasting | 119 | 125 | 6 |
– Brandstoffenheffingen | – 4 | 1 | 5 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten | 155 | 151 | – 4 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 121 | 115 | – 6 |
2. Belastingen op inkomen, winst en vermogen | 59 823 | 64 043 | 4 220 |
Inkomstenbelasting kas | 2 651 | 2 294 | – 357 |
Loonbelasting kas | 35 916 | 37 322 | 1 406 |
Dividendbelasting | 2 840 | 3 750 | 910 |
Kansspelbelasting | 234 | 218 | – 16 |
Vennootschapsbelasting | 16 489 | 18 552 | 2 063 |
Vermogensbelasting | 0 | 30 | 30 |
Successierechten | 1 693 | 1 877 | 184 |
3. Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten | 47 | 149 | 102 |
4. (= 1 t/m 3) Belastingen op kasbasis | 130 891 | 134 938 | 4 047 |
5. KTV Belastingen (aansluiting naar EMU-basis) | 688 | 997 | 309 |
6. Premies volksverzekeringen op kasbasis | 32 148 | 32 037 | – 111 |
7. KTV premies vvz (aansluiting naar EMU-basis) | – 63 | – 160 | – 97 |
8. Premies werknemersverzekeringen (Op EMU-basis) | 41 371 | 41 107 | – 264 |
9. (= 4 t/m 7) Totaal belastingen en premies op EMU-basis | 205 034 | 208 920 | 3 885 |
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
In een baten-lastenstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit stelsel maakt het mogelijk om de kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie.
De sturing en beheersing van bedrijfsprocessen binnen een ministerie om de beleidsdoelstellingen te realiseren. Het betreft de sturing en beheersing van zowel de primaire processen als van de processen die hiervoor faciliterend zijn (de zogenaamde ondersteunende processen). Wat de ondersteunende processen betreft, kan hierbij ten minste worden gedacht aan de zogenoemde piofah-functies: personeel, informatisering, organisatie, financiën, automatisering en huisvesting.
Overheidsuitgaven in de vorm van derving of uitstel van belastingontvangsten, voortvloeiend uit een voorziening in de wet voorzover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.
De informatie betreffende het beleid en de bedrijfsvoering, die is opgenomen in de beleidsartikelen van de begrotingen en de jaarverslagen van het Rijk en die is ontleend aan:
a. departementale systemen voor het verzamelen, genereren en veredelen van beleidsinformatie (monitorsystemen);
b. informatiebronnen van derden;
c. evaluatieonderzoeken en bedrijfsvoeringsonderzoeken die onder deze regeling vallen.
Bruto Binnenlands Product (BBP)
De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.
Het BNP is de som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in een land in een jaar tijd. Ook is rekening gehouden met het saldo van de primaire inkomens ontvangen en betaald aan het buitenland.
De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen als gevolg van het bruto-boeken van onderlinge betalingen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat de feitelijke betaling verricht, als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Dit geldt ook voor bijdragen van een departement aan een agentschap. Hierdoor wordt het rekenkundige niveau van de totale rijksuitgaven en rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door middel van de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd.
Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.
Een batenlastendienst is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Diensten die een baten-lastenstelsel voeren hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Een dienst die een baten-lastenstelsel voert valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.
Fonds waaruit uitgaven gedaan worden voor de bewaking en de bestrijding van dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. De middelen ter financiering van de uitgaven zijn afkomstig van de EU, de productschappen en het Rijk (ministerie van LNV).
Economische en Monetaire Unie (EMU)
De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.
Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de sector Overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector, is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid.
Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen van deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip.
Bij bepaling van de EMU-schuldquote wordt de EMU-schuld uitgedrukt in procenten van het BBP.
Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen (ESR)
Het ESR is een internationaal vergelijkbaar boekhoudkundig raamwerk voor een systematische en uitvoerige beschrijving van een totale economie, de elementen waaruit deze economie is opgebouwd en haar betrekkingen met andere economieën. Het ESR is gericht op de omstandigheden en informatiebehoeften in de Europese Unie.
Het geheel van beslissingen, handelingen en regels die zijn bedoeld voor de sturing en beheersing van, alsmede de verantwoording over, de financiële transacties en de saldi waarvoor de minister (mede)verantwoordelijkheid draagt. De administraties, die ten behoeve van het financieel beheer worden bijgehouden, worden eveneens tot het financieel beheer gerekend.
Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie van de derdenrekeningen.
Fonds Economische Structuurversterking (FES)
Het FES wordt gevoed met een deel van de gasbaten, alsmede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, en eventueel opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Het betreft een verdeelfonds; vanuit het fonds worden bijdragen toegekend aan andere begrotingen van het Rijk.
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.
De zorg voor niet-geldelijke zaken vanaf het moment van ontvangst tot aan het moment van afstoting.Onder de niet-geldelijke zaken worden zaken verstaan, niet zijnde geld of geldswaardige papieren, die benodigd zijn voor het functioneren van de rijksdienst, dan wel die door het Rijk in bewaring zijn genomen.
Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin
Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale zekerheid en Arbeidsmarktbeleid dan wel tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.
Netto-uitgaven Sociale zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
De budgetdisciplinesector Sociale zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.
De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ en de zorgverzekeringswet gefinancierde netto-uitgaven. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de aanvulldende verzekeringen niet meegenomen.
Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk. Zoals gasbaten, fiscale boetes en incidentele ontvansten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.
De mate waarin de belastinginkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de economische groei.
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.
Onder rechtmatigheid wordt verstaan financiële rechtmatigheid. Financiële rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de begrotingswetten en met de in de Europese regelgeving, de Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriele regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)
Rechtspersonen met een Wettelijke Taak worden geheel of gedeeltelijk met publiek geld bekostigd en oefenen een wettelijke taak uit. RWT’s kunnen tevens zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) zijn, maar er bestaan ook RWT’s die geen ZBO zijn en ZBO’s die geen RWT zijn.
Single information en single audit
Single information houdt in dat in het verantwoordingsdocument van de verantwoordingsplichtige voor iedere belanghebbende de relevante informatie is opgenomen, zodat geen afzonderlijke verantwoordingsinformatie voor de verschillende belanghebbenden hoeft te worden opgeleverd. Het principe van single audit houdt in dat de controlewerkzaamheden ten behoeve van verschillende belanghebbenden zoveel mogelijk door één accountant worden verricht.
Single review houdt in dat vanuit het Rijk één reviewteam wordt samengesteld dat ten behoeve van de departementen de accountantscontrole op de besteding van alle door een provincie of gemeente ontvangen specifieke uitkeringen beoordeeld.
Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens socialeverzekeringswetten. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats via sociale premies en rijksbijdragen.
Een specifieke uitkering is een bijdrage uit ’s Rijks kas die onder voorwaarden wordt verstrekt ten behoeve van een bepaald openbaar belang.
Een balans waarin de grootte en de samenstelling van het staatsvermogen wordt weergegeven.
Afkortingenlijst Financieel Jaarverslag van het Rijk 2007
AOW | Algemene Ouderdomswet |
AWBZ | Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
BKZ | Budgettair Kader Zorg |
BNI | Bruto Nationaal Inkomen |
BTW | Belasting Toegevoegde Waarde |
BZK | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CBS | Centraal Bureau voor de Statistiek |
DNB | De Nederlandsche Bank |
EDP | Electronic Data Processing |
EMU | Economische en Monetaire Unie |
EZ | Economische Zaken |
gf | gemeentefonds |
HRM | Human Resource Management |
LNV | Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit |
NOC/NSF | Nederlands Olympisch Comité/Nederlandse Sport Federatie |
MN | Miljoenennota |
OCW | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
pf | provinciefonds |
PGB | Persoongebonden Budget |
SENO | Stichting Economische Samenwerking Nederland Opkomende markten |
SiSa | Single information Single audit |
SZA | Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid |
SZW | Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
UFO | Uitvoeringsfonds voor de Overheid |
V&W | Verkeer en Waterstaat |
Vpb | Vennootschapsbelasting |
VROM | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
VSNU | Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten |
VVZ | Volksverzekeringen |
VWS | Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
WAO | Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering |
WW | Werkloosheidswet |
WWB | Wet Werk en Bijstand |
WWI | Wonen, Wijken en Integratie |
ZVW | Zorgverzekeringswet |
Administratieve lasten 23, 24
Algemene Rekenkamer 24, 26, 27
Arbeidsmarkt 10, 15, 50, 52
Arbeidsongeschikten 15
Arbeidsongeschiktheid 52
Auditdienst 24, 27
Auditfunctie 24
AWBZ 16, 50, 52
BBP 11, 12, 13, 19, 20, 21, 22, 46, 49, 50, 52
Bedrijfsvoering 7, 23, 25, 26, 49
Bedrijfsvoeringsparagraaf 25
Belastingdienst 25, 26, 27, 41
CBS 10, 15, 52
Concurrentiepositie 9
Consumptie 9, 10, 18, 19
Controledruk 23
Dividend 14, 18, 19, 48, 50
Economische groei 9, 10, 51
EMU-saldo 7, 9, 11, 12, 13, 15, 18, 20, 21, 50
EMU-schuld 7, 11, 13, 20, 21, 22, 42, 50, 55
Eurogebied 9, 10
Europese aanbestedingsregels 26
Europese Unie 11, 14, 20, 50
Financieel beheer 25, 50
Groei 9, 10, 16, 17, 18, 19, 50, 51
Huurtoeslag 14, 25, 27
Infrastructuur 7, 11, 14, 23, 28, 29, 32, 46
Inkomsten 7, 17, 18, 19, 20, 33, 40, 48, 51
Kinderopvang 14, 15, 16, 17, 18, 20
Kinderopvangtoeslag 27
Kredietcrisis 9
Loon- en inkomstenheffing 19
Omzetbelasting 18, 19, 48
Onderwijs 16, 24, 28, 29, 46, 52
Ontwikkelingssamenwerking 14
Onvolkomenheden 25
Overdrachtsbelasting 18, 19, 48
Persoonsgebonden budget 17
Rechtmatigheid 25, 51
Rente 12, 14, 15, 17, 19, 20, 27, 35, 39, 41, 42, 44, 47, 50
Rijksauditdienst 23, 24
Single audit 24, 51
Single information 24, 51, 52
Single review 24, 51
Sociale zekerheid 15, 50
Specifieke uitkeringen 24, 51
Subsidies 23, 24, 25, 49
Tolerantiegrenzen 25, 26
Uitgavenkaders 11, 12
Uitkering 15, 47, 50, 51
Vennootschapsbelasting 17, 18, 19, 35, 48, 52
WAO 15, 52
Werkgelegenheid 18, 19, 28, 29, 46, 52
Werkloosheid 9, 10, 12, 15, 52
WW 15, 23, 24, 52
Zorgverzekeringswet (ZVW) 18
Naast de hiervoor gepresenteerde bijlagen is er nog een aantal aanvullende bijlagen beschikbaar. U vindt deze bijlagen en uiteraard het integrale Financiële Jaarverslag van het Rijk via de link www.rijksbegroting.nl. Tevens liggen deze bijlagen ter inzage bij het Centraal Informatie Punt (CIP) van de Tweede Kamer.
1. Budgettaire kerngegevens
2. De uitgaven en niet-belastingontvangsten
3. De belasting- en premieontvangsten
4 EMU-saldo, EMU-schuld, Sociale Fondsen en financieringsbeheofte
5. Belastinguitgaven
6 Administratieve lastenreductie voor het bedrijfsleven
7. Verticale Toelichting
Om verwarring te vermijden wordt opgemerkt dat deze 47,9 procent BBP louter bij toeval dezelfde waarde heeft als de EMU-schuldquote 2007 ten tijde van de Miljoenennota 2007 uit tabel 1.2.12.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31444-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.