31 436
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het verbeteren en versterken van de vaststelling van de identiteit van verdachten, veroordeelden en getuigen (Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 12 november 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onder H, komt het voorgestelde artikel 55c, tweede lid, tweede volzin, te luiden: De vingerafdrukken worden vergeleken met de van verdachten overeenkomstig dit wetboek verwerkte vingerafdrukken en, indien vermoed wordt dat de verdachte een vreemdeling is, met de overeenkomstig de Vreemdelingenwet 2000 verwerkte vingerafdrukken.

B

Onder verlettering van de onderdelen X en Y tot Y en Z wordt in artikel I een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

X

In artikel 493, zesde lid, wordt na «aan de verdachte hulp en steun verleent.» ingevoegd: Bij het verlenen van hulp en steun is artikel 80, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

C

Onder verlettering van de onderdelen N tot en met P tot O tot en met Q wordt in artikel II een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

N

Artikel 77w wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Bij de tenuitvoerlegging van de maatregel verleent de veroordeelde medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt hij een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

2. In het zevende lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, die luidt: Bij de tenuitvoerlegging van de maatregel stelt de jeugdreclassering de identiteit van de veroordeelde vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

D

In artikel II, onder O, wordt «Artikel 77z, eerste lid, eerste volzin,» vervangen door: Artikel 77z, eerste volzin,.

Toelichting

De onderhavige nota van wijziging heeft in de eerste plaats tot doel het wettelijk mogelijk te maken dat de vingerafdrukken die ingevolge het voorgestelde artikel 55c, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een verdachte worden genomen, worden vergeleken met de vingerafdrukken die van vreemdelingen overeenkomstig de Vreemdelingenwet 2000 in de Basisvoorziening Vreemdelingen zijn verwerkt, indien vermoed wordt dat de verdachte een vreemdeling is (zie onderdeel A van de nota van wijziging). Het doel daarvan is de identiteit van de verdachte te controleren. Het voorgestelde artikel 55c, tweede en derde lid, Sv bevat op dit moment al de verplichting de vingerafdrukken van de verdachte te vergelijken met de vingerafdrukken die overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering in HAVANK, het vingerafdrukkenbestand van de politie, zijn opgeslagen. Nagelaten was om naar analogie van de bij artikel VI, onder B, artikel VII, onder A, respectievelijk artikel VIII van dit wetsvoorstel voorgestelde artikelen 28, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, 22, tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en 33, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen ? een soortgelijke verplichting op te nemen ten aanzien van de van vreemdelingen verwerkte vingerafdrukken. Bij deze nota van wijziging wordt deze onvolkomenheid hersteld.

In de tweede plaats heeft de nota van wijziging tot doel nog een andere onvolkomenheid te herstellen. Bij het opstellen van het wetsvoorstel was geen rekening met de totstandkoming van de wet van 20 december 2007, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het oog op verruiming van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen (gedragsbeïnvloeding jeugdigen) (Stb. 2007, 575) die op 1 februari 2008 in werking is getreden. De onderdelen B tot en met D van de nota van wijziging voorzien er alsnog in dat op de momenten waarop dat nodig is, de identiteit van de jeugdige veroordeelde wordt geverifieerd met behulp van vingerafdrukken indien zijn vingerafdrukken reeds eerder op grond van het Wetboek van Strafvordering zijn genomen en in HAVANK zijn verwerkt, en, indien dat niet het geval is, met behulp van een identiteitsbewijs.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven