31 433
Wijziging van de Wet bodembescherming (wijziging financiële bepalingen in verband met het Investeringsbudget landelijk gebied)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 18 december 2008

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

1. Inleiding 1

2. Beoogde financiering 2

3. Overgangsrecht budgethouders 2

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstemming kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet bodembescherming. De voorgestelde wijziging ligt, wat deze leden betreft, in het verlengde van het feit dat de middelen voor bodemsanering in het stedelijk gebied zijn opgenomen in het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Tevens sluit het voorliggende wetsvoorstel aan bij het streven van deze leden naar decentralisatie.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. De bundeling van gelden voor bodemsanering met overige budgetten ten behoeve van inrichting en beheer van het landelijk gebied kan voordelen bieden. Wel willen deze leden van de regering de garantie dat het budget bestemd voor bodemsanering wel ten alle tijden voor dat doel gereserveerd blijft en bestemd wordt.

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben nog een aantal vragen.

2. Beoogde financiering

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader uit te leggen hoe zal worden omgegaan met situaties waarin de gemeenten bevoegd gezag blijven maar de provincies budgethouder worden.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering stelt dat de wetswijziging i.c. de toevoeging van middelen voor bodemsanering aan het Investeringsbudget landelijk gebied (ILG), de kans vergroot dat bodemverontreiniging wordt aangepakt in samenhang met andere maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen. Verwacht de regering hierdoor een toename van het aantal saneringen? Zo ja, wat verwacht de regering aan budgettaire gevolgen? Welk aandeel projectmatige aanvragen verwacht de regering, nu deze mogelijkheid wordt geïntroduceerd? Hoe wordt voorkomen dat dit ten koste gaat van de programmatische aanpak?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat ook in het landelijk gebied de vervuilde grond zoveel mogelijk moet worden gesaneerd. De regering geeft aan dat de gelden vooral benut zullen worden voor sanering van ernstige verontreinigingen. Welke definitie hanteert de regering voor het begrip «ernstig voor het landelijk gebied»? Hoe garandeert de regering dat alle bodemsaneringen gefinancierd worden, ondanks dat een deel van de beschikbare budgetten ingezet kunnen worden voor onderzoek?

De leden van de VVD-fractie merken op dat het voorliggende wetsvoorstel onder andere strekt tot een wijziging in de systematiek van aanvragen tot verlening van het budget voor bodemsanering, zodat aanvragen in bepaalde gevallen ook zonder meerjarenprogramma mogelijk zijn. Deze leden willen weten wat er wordt bedoeld met specifieke projecten van bodemsanering waarvoor bij een aanvraag geen meerjarenprogramma noodzakelijk is. Hoe onderscheiden deze projecten zich van andere bodemsaneringsprojecten waarvoor wel een meerjarenprogramma moet wordt opgesteld? Kan de regering enkele voorbeelden geven van dergelijke specifieke projecten? Daarnaast willen deze leden weten of er nog inhoudelijke voorwaarden aan deze projecten worden verbonden en wat deze inhouden. Tenslotte willen deze leden weten wat de redenen kunnen zijn dat specifieke bodemsaneringsprojecten zich niet goed lenen voor inpassing in een meerjarenprogramma.

3. Overgangsrecht budgethouders

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering stelt dat er een ingewikkelde casuïstiek kan ontstaan bij de overgang van financiering uit de Wet bodembescherming naar de Wet inrichting landelijk gebied (WILG), waarvoor de regering ministeriële regelingen kan stellen. Welke mogelijkheden voorziet de regering?

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering er voor kiest om de provincie als budgethouder aan te wijzen. De budgetten die voorheen naar gemeenten werden overgeheveld worden nu verschoven naar de provincies, terwijl de gemeenten wel het bevoegd gezag blijven voor onderzoek en sanering. De leden van de SP-fractie voorzien een toename van bureaucratie. Op welke wijze voorziet de regering in soepele overgang van de budgetten en de afhandeling van aanvragen door gemeenten? Voorziet de mogelijk op te stellen Algemene maatregel van bestuur ook in regulering hiervan?

De voorzitter van de commissie,

Koopmans

De griffier van de commissie,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Vietsch (CDA), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).

Plv. leden: Vendrik (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (CU).

Naar boven