nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2009
Op 23 april a.s. zullen de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en ik een algemeen overleg met de vaste commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport hebben over de aard en omvang van de problemen bij zorginstelling
Philadelphia Zorg.
Met het oog daarop heeft deze commissie mij verzocht haar «mijn visie te geven over belangenverstrengeling van vastgoed en zorg
inzake Philadelphia en Espria en de mij daarbij ter beschikking staande sturingsmogelijkheden
te duiden».
Naar ik aanneem, is dit verzoek aan mij ingegeven door de betrokkenheid
van woningcorporatie Woonzorg Nederland bij Espria, het organisatieverband
dat deze corporatie sinds april vorig jaar via een personele unie heeft met
de zorginstellingen Philadelphia Zorg en Evean groep. Deze betrokkenheid raakt
aan mijn toezicht op de corporatiesector, zoals dat voortvloeit uit de Woningwet,
het Besluit beheer sociale-huursector en daarmee samenhangende circulaires.
Vanuit deze toezichtsrol heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer naar aanleiding
van de voorgenomen totstandkoming van Espria eerder bericht1, dat het corporaties op basis van de zonet genoemde regelgeving is
toegestaan via een personele unie een verbinding aan te gaan met zorginstellingen.
Voorwaarde daarbij is wel dat de corporatie zich beperkt tot het zorgvastgoed
en geheel zelfstandig en met behoud van volledige zeggenschap haar activiteiten
kan en zal uitvoeren. De autonomie van de corporatie als toegelaten instelling
moet met andere woorden gewaarborgd blijven. De feitelijke zorg en/of diensten
mogen alleen worden verleend door de betrokken zorginstelling(en).
Gelet op deze voorwaarden werd het verzoek van de initiatiefnemers van
Espria om toestemming voor een bestuurlijke fusie door mijn ambtsvoorganger
afgewezen. Een dergelijke verdergaande organisatorische verstrengeling van
de vastgoed- en zorgverstrekking zou immers het risico in de hand
werken, dat corporatiemiddelen die een volkshuisvestelijke bestemming hebben,
wegvloeien naar de zorg.
Omdat een dusdanige organisatiewijziging een statutenwijziging vergt die
vooraf door mij moet worden goedgekeurd, kan ik voornemens tot een te vergaande
versmelting tegengaan. Mocht achteraf blijken dat een corporatie hiertoe toch
is overgegaan, dan is sprake van strijd met de regelgeving en kan en zal ik
daar op grond van de Woningwet en het Besluit beheer sociale-huursector tegen
optreden.
Dat is ook het geval indien een corporatie volkshuisvestingsmiddelen inzet
in de zorg door bijvoorbeeld zelf zorg te verlenen.
De sanctiemiddelen die mij in dit verband ter beschikking staan betreffen
onder meer een aanwijzing, al dan niet vergezeld van een last onder dwangsom.
Daarmee kan ik een corporatie sommeren bepaalde handelingen te verrichten
of na te laten, of een ongewenste situatie zoals hiervoor bedoeld terug te
draaien. Ook kan ik bijvoorbeeld een extern toezichthouder bij de corporatie
aanstellen. Deze dient alle handelingen van de corporatie vooraf goed te keuren.
Als het handelen van een corporatie leidt tot ernstige schade aan de volkshuisvesting,
kan ik de rechtbank verzoeken een bewindvoerder bij de betreffende corporatie
aan te stellen.
Uit het voorgaande mag duidelijk worden dat er vanuit de wet- en regelgeving
voor de volkshuisvesting grenzen zijn aan de mate van samengaan van de taakvelden
wonen en zorg. Investeren in zorgvastgoed is corporaties evenwel toegestaan.
Over de aankopen van zorgvastgoed van Philadelphia door Woonzorg Nederland
zijn in februari jl. schriftelijke vragen gesteld door de leden Depla en Wolbert.
In mijn antwoorden daarop1 heb ik benadrukt, dat
de aard van het vastgoed bij mijn beoordeling van dit soort transacties geen
rol speelt, maar dat ik kijk naar de functie of bestemming die een corporatie
aan het vastgoed geeft. Indien sprake is van nevenactiviteiten van corporaties,
waarvan niet op voorhand duidelijk is of deze hun op grond van de wet- en
regelgeving zijn toegestaan, moeten deze vooraf ter toetsing aan mijn departement
worden voorgelegd.
Ook in het vernieuwde wettelijk kader voor de corporaties, waarover ik
uw Kamer voorstellen zal aanbieden zal ik waarborgen dat de corporatie zich
met de inzet van haar middelen blijft richten op de volkshuisvesting.
Ik vertrouw erop u hiermee vooralsnog voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. E. van der Laan