31 419
Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie in verband met verdere modernisering van het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie aan te passen in verband met verdere modernisering van het stelsel en moderne opvattingen over goed bestuur, zoals democratische legitimering en het afleggen van publieke verantwoording;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, eerste lid, wordt «ingezetenen van Nederland,» vervangen door: zij.

B

Artikel 16, derde lid, komt te luiden:

3. Het personeel is in dienst op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

C

In artikel 17, eerste lid, wordt aan het slot van de eerste zin een zinsnede ingevoegd, luidende: , tenzij naar het oordeel van de Raad daardoor een goede vervulling van hun functie niet wordt belemmerd.

D

Artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, wordt «Onze door Ons aan te wijzen Ministers» vervangen door: Onze Ministers.

2. In het tweede lid wordt «Onze in het eerste lid bedoelde Ministers» vervangen door: Onze Ministers.

E

In artikel 40 wordt «Onze krachtens artikel 28, eerste lid, aangewezen Ministers» vervangen door: Onze Ministers.

F

Artikel 65 komt te luiden:

Artikel 65

1. De Raad brengt jaarlijks voor 1 april aan Onze Ministers verslag uit omtrent zijn werkzaamheden en die van de commissies, bedoeld in de artikelen 19, 42 en 43, in het afgelopen kalenderjaar.

2. Gelijktijdig brengt de Raad verslag uit van zijn bevindingen bij de uitoefening van het hem bij het tweede hoofdstuk opgedragen toezicht.

3. Beide verslagen worden, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

4. De Raad houdt de verslagen gedurende ten minste twee jaren op elektronische wijze ter inzage.

G

Artikel 68 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «de instelling van een bedrijfslichaam» een zinsnede ingevoegd, luidende: of tot wijziging van een instellingsbesluit.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Bij zijn advisering over de instelling van een bedrijfslichaam of over de wijziging van de werkingssfeer van een bedrijfslichaam geeft de Raad aan of daarvoor naar zijn oordeel voldoende draagvlak bestaat onder de betrokken ondernemers.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de wijze van advisering door de Raad als bedoeld in het derde lid.

H

Na artikel 68 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 69

1. Een bedrijfslichaam onderzoekt, door middel van een representatieve steekproef, elke vier jaar of er voldoende draagvlak voor hem bestaat onder de ondernemers die onder zijn werkingssfeer vallen.

2. Het bedrijfslichaam brengt de resultaten van het onderzoek en de conclusies die het daaraan verbindt, ter kennis van de Raad, die deze, vergezeld van zijn advies stuurt aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

3. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers kan, indien de resultaten van het onderzoek naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven, bepalen dat het onderzoek binnen twee jaar wordt herhaald. Het tweede lid is op dit herhaalde onderzoek van toepassing.

4. De Raad houdt toezicht op de uitvoering van de in dit artikel bedoelde onderzoeken.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van het in dit artikel bedoelde onderzoek, de wijze van openbaarmaking van de resultaten en van de conclusies die daaraan worden verbonden en de wijze waarop de Raad daarop toezicht houdt.

I

In artikel 70, eerste lid, wordt «Artikel 68 is» vervangen door: Artikel 68, eerste en tweede lid, is.

J

In artikel 75, eerste lid, wordt «ingezetenen van Nederland,» vervangen door: zij.

K

Artikel 86, derde lid, komt te luiden:

3. Het personeel is in dienst op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

L

In artikel 88a, tweede lid, wordt «de artikelen 10 en 77» vervangen door: de artikelen 10, 74 en 77.

M

In artikel 90, eerste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 79, eerste en derde lid, 80 en 83» vervangen door: de artikelen 80 en 83.

N

Artikel 92 komt te luiden:

Artikel 92

1. Met het oog op het waarborgen van een goed bestuur draagt een bedrijfslichaam zorg voor een zodanige organisatie en werkwijze, dat voldoende aandacht is geschonken aan democratische besluitvorming, transparante onderbouwing van vergoedingen en heffingen, integer handelen, publieke en transparante verantwoording, toegankelijke klachtenbehandeling en adequaat toezicht.

2. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen nadere regels worden gesteld met het oog op het waarborgen van een goed bestuur van een bedrijfslichaam.

3. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt bepaald dat een goed bestuur van een bedrijfslichaam als bedoeld in het eerste lid in ieder geval is gewaarborgd als wordt voldaan aan bij die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen principes van een goed bestuur.

4. De Raad houdt toezicht op de uitvoering van het eerste lid door de bedrijfslichamen en kan over de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend bij verordening regels stellen.

O

Artikel 106 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «worden bekendgemaakt» vervangen door: worden door het bedrijfslichaam bekendgemaakt.

2. In het derde lid wordt na «artikel 93, eerste lid,» een zinsnede ingevoegd, luidende: of 126, eerste lid,.

P

Artikel 126 wordt gewijzigd als volgt:

1. De tweede zin van het eerste lid vervalt.

2. In het vijfde lid wordt de zinsnede «In afwijking van het bepaalde in artikel 89, tweede lid,» vervangen door: «In aanvulling op artikel 89, tweede lid,» en wordt «organisaties van werkgevers» vervangen door: organisaties van ondernemers.

3. In het zesde lid wordt na «heffingen als bedoeld in het eerste lid» een zinsnede ingevoegd, luidende: , niet tevens zijnde heffingen ter afzonderlijke financiering van een specifiek doel als bedoeld in het vierde lid,.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. In afwijking van het zesde lid is, over het kalenderjaar waarin de wet van ..., houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie in verband met verdere modernisering van het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in werking treedt en vervolgens over de drie daaropvolgende kalenderjaren, een aftrek toegestaan op heffingen ter afzonderlijke financiering van een specifiek doel als bedoeld in het vierde lid. Deze aftrek kan over de bedoelde kalenderjaren ten hoogste achtereenvolgens 50, 40, 30 en 10 procent van de betrokken heffing bedragen.

Q

Aan artikel 128 worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Indien melding is of zal worden gedaan aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen onderscheidenlijk aan de Wereldhandelsorganisatie in verband met daartoe strekkende verplichtingen gesteld bij of krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of op basis van overeenkomsten gesloten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, wordt het besluit omtrent goedkeuring binnen dertien weken na ontvangst van goedkeuring door de Europese Commissie onderscheidenlijk Wereldhandelsorganisatie dan wel het verstrijken van de desbetreffende meldingstermijn, bekend gemaakt aan het bestuursorgaan dat het aan goedkeuring onderworpen besluit heeft genomen.

4. In afwijking van artikel 126, vierde lid, behoeft een verordening geen goedkeuring van Onze Minister wie het aangaat, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers, indien de betrokken verordening een voortzetting vormt van een in voorafgaande jaren reeds goedgekeurde verordening en er in de betrokken verordening geen wijzigingen plaatsvinden met betrekking tot het tarief, de grondslag of de besteding van de heffing die niet passen binnen de kaders van een ten aanzien van de eerdere verordening door de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluit met betrekking tot een steunmaatregel als bedoeld in artikel 88, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

R

In de artikelen 137, eerste lid, laatste zin, en 138, wordt «Onze Minister» vervangen door: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

S

Na artikel 137 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 137a

1. De Raad stelt jaarlijks voor 1 oktober een plan vast waarin inzicht wordt gegeven in de voorgenomen wijze van uitoefening van het toezicht op de bedrijfslichamen voor het komende kalenderjaar.

2. Het plan, bedoeld in het eerste lid, behoeft de instemming van Onze betrokken Ministers.

ARTIKEL II

Het Besluit van 17 december 1999 houdende de aanwijzing van Ministers, op grond van artikel 28, eerste lid, en op grond van de artikelen 42, tweede lid en 43, vierde lid, in samenhang met artikel 28, eerste lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

De Minister van Economische Zaken,

Naar boven