31 415 DNA-onderzoek in strafzaken

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Ontvangen ter Griffie op 4 december 2013.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 1 januari 2014.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 2 januari 2014.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2013

De voordracht van de algemene maatregelen van bestuur, vast te stellen ingevolge de artikelen 151a, elfde lid, 151b, vijfde lid, 151d, derde lid, 195d, vijfde lid, en 195f, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering mag niet eerder worden gedaan dan nadat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gedurende vier weken de gelegenheid hebben gehad hun wensen en bedenkingen daartegen kenbaar te maken. Deze voorhangprocedure heeft blijkens de wetsgeschiedenis (zie Kamerstuk 26 271, nr. 19) tevens tot doel de algemene maatregelen van bestuur die dienen te worden vastgesteld op basis van de artikelen 151a, achtste lid, en 195a, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering in ontwerp aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer voor te leggen.

Gelet op deze voorgeschreven voorhangprocedure leg ik u hierbij het ontwerpbesluit1 voor dat ertoe strekt het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden te wijzigen. In het besluit zijn de toezeggingen die ik ter gelegenheid van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel herziening ten nadele aan de Eerste Kamer heb gedaan (zie Kamerstuk 32 044, C, blz. 24–25 en E, blz. 1–3), verwerkt. Voor de inhoud van de wijzigingen verwijs ik graag naar de nota van toelichting die bij het ontwerpbesluit hoort.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven