31 412
Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005

nr. 19
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 februari 2010

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

Na onderdeel Aa wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ab

Na artikel 7.8 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.9

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld met betrekking tot het door een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of openbare elektronische communicatiedienst innen van gelden verschuldigd voor andere diensten dan het door hem geleverde openbare elektronische communicatienetwerk of de door hem geleverde openbare elektronische communicatiedienst.

Toelichting

Het bij deze nota van wijziging voorgestelde artikel 7.9, en de nadere regelgeving die hierop zal worden gebaseerd, heeft tot doel de kwetsbare positie van consumenten ten aanzien van bijvoorbeeld sms-dienstverlening te versterken. Het is de bedoeling om bij ministeriële regeling te regelen aan welke voorschriften moet zijn voldaan, wil de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of openbare elektronische communicatiedienst (hierna: operator) incassodiensten mogen verrichten betreffende andere diensten dan de door hem geleverde openbare elektronische communicatiedienst. Deze andere diensten zullen voornamelijk contentdiensten betreffen. Een voorbeeld van een dergelijke contentdienst betreft de zogenaamde «Premium SMS-diensten». Dit zijn diensten waarbij een operator namens de sms-dienstverlener voor het versturen dan wel ontvangen van een SMS-bericht bij de eindgebruiker kosten in rekening brengt, waarvan het tarief kan afwijken van het tarief dat door de operator normaliter bij de eindgebruiker in rekening wordt gebracht voor het versturen van sms-berichten.

Met deze regelgeving wordt bereikt dat een operator alleen onder strikte voorwaarden op zijn eigen factuur voor de door hem geleverde elektronische communicatiediensten kosten mag opnemen, die in rekening worden gebracht voor de levering van contentdiensten. In geval van een prepaidkaart mogen alleen bij voldoening aan dezelfde strikte voorwaarden kosten voor contentdiensten van het beltegoed worden afgeschreven. Is niet aan deze voorwaarden voldaan, dan mag de betaling voor contentdiensten niet via de factuur voor de elektronische communicatiedienst plaatsvinden. De contentleverancier zal dan een andere wijze van betaling moeten regelen.

Op dienstverlening is in principe Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 (Pb EU L 376) (Dienstenrichtlijn) van toepassing. De Dienstenrichtlijn beoogt het vrij verkeer van diensten binnen de Europese Unie te bevorderen en stelt daarom strenge eisen aan het opleggen van beperkingen aan dienstverleners. Met de voorgestelde regelgeving worden beperkingen opgelegd aan de (incasso)diensten die een operator mag verrichten ten aanzien van de levering van contentdiensten. Het beperken van de verlening van incassodiensten door operators is toegestaan op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Dienstenrichtlijn. Deze bepaling stelt namelijk dat financiële diensten, met inbegrip van de diensten die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2006/48/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, zijn uitgezonderd van de werkingssfeer van de Dienstenrichtlijn. Aangezien onderdeel 4 van bijlage I van Richtlijn 2006/48/EG betalingsverrichtingen noemt, mogen aan het verrichten van incassodiensten beperkingen worden opgelegd. De vereisten voor het mogen verrichten van een incassodienst ten behoeve van contentleveranciers zullen worden opgenomen in een ministeriële regeling. De reden dat gekozen is voor een ministeriële regeling is de volgende. De beoogde maatregelen behelzen vrij specifieke waarborgen die relatief snel aan de ontwikkelingen binnen de markt moeten kunnen worden aangepast. Daarnaast zal het zo kunnen zijn dat de noodzakelijke waarborgen niet voor elke contentdienst gelijk hoeven te zijn. Wanneer blijkt dat voor een bepaalde contentdienst andersoortige waarborgen gewenst zijn, kan hier makkelijk op worden ingesprongen.

Volledigheidshalve zij opgemerkt dat ook op grond van het Europese regelgevende kader voor de elektronische communicatiesector nadere voorschriften kunnen worden gegeven aan aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten, die er op zijn gericht de consument te beschermen. In verband met de facturering van andere diensten dan de geleverde elektronische communicatiedienst mogen specifieke voorschriften voor de presentatie van die vorderingen op de factuur worden gegeven. Daarmee kan worden bereikt dat het voor de consument onmiddellijk duidelijk is welke bedragen verschuldigd zijn voor de elektronische communicatiedienstverlening en welke bedragen betrekking hebben op andere vorderingen, zoals die ten aanzien van geleverde contentdiensten. Dergelijke voorschriften kunnen op basis van het voorgestelde artikel 7.9 worden gegeven.

Samengevat komt het beoogde systeem neer op het volgende: de wet biedt een grondslag die het mogelijk maakt de incasso voor andere diensten dan de openbare elektronische communicatiedienst aan voorschriften te verbinden. Het gaat dan om de betaling van kosten van andere diensten dan die de operator in rekening brengt voor de door hem verrichte elektronische communicatiedienst. Die voorschriften zijn er op gericht de consument de bescherming te bieden, waar in de motie Gerkens (Kamerstukken II 2009 – 2010, 31 412, nr. 17) om wordt gevraagd.

De voorschriften waaraan moet zijn voldaan kunnen gericht zijn op de operator, maar kunnen consequenties hebben voor andere partijen. Zo zou gedacht kunnen worden aan een systeem, waarin operators alleen incassodiensten mogen verrichten voor partijen die schriftelijk hebben verklaard een gedragscode na te zullen leven, die minimaal voldoet aan in de ministeriële regeling opgenomen voorschriften. Voorts zou het kunnen gaan om eisen die zien op de wijze waarop de factuur van de operator wordt ingericht, zodat voor de consument voldoende transparant is welke kosten voor welke diensten in rekening worden gebracht en welke gevolgen er zijn verbonden aan het niet betalen van die verschillende categorieën kosten.

De nadere uitwerking kan nu nog niet tot in detail worden gegeven. Dat zal in de komende tijd gebeuren en daarbij zullen ook de betrokken partijen worden gehoord. Vanzelfsprekend zijn mijn uitgangspunten in de brief en de wensen van de Kamer, zoals die in de motie zijn aangegeven, daarbij leidend. Bij die nadere uitwerking zal moeten worden bezien waar het aangescherpte systeem van zelfregulering te kort schiet, welke waarborgen in elk geval wettelijk moeten worden verankerd en wat de fasering van maatregelen moet zijn als systemen moeten worden aangepast. Bij de keuze van de te nemen maatregelen moet ook worden gekeken naar de kosten voor de bedrijfstak. Het is immers van belang dat de «bonafide»contentdienstverlening gewoon doorgang kan vinden en niet met aanzienlijke kostenstijgingen worden geconfronteerd.

De verdere uitwerking in de ministeriële regeling zal spoedig ter hand genomen worden. Op de meeste van deze punten is nog nader overleg met de sector nodig, onder meer over de technische en financiële consequenties van de uitwerking en over de doelmatigheid van de maatregel. Het is denkbaar dat met een combinatie van een (beperkt) aantal maatregelen de belangen van consumenten voldoende zijn gewaarborgd en beschermd. Ook is van belang welke maatregelen de sector, in het bijzonder de operators, voor ogen staat. Gebleken is dat bij de operators een grote bereidheid bestaat om scherpe voorwaarden te verbinden aan het verrichten van incasso voor sms-contentdiensten. De gedachten en voorstellen van de operators zullen bij de nadere uitwerking worden meegenomen. Bij de uiteindelijke vormgeving van de genoemde maatregelen, waaronder die met betrekking tot contentdiensten, zal voorts worden bezien hoe de voorgenomen maatregelen passen binnen de Europeesrechtelijke regels met betrekking tot elektronische communicatie, met oneerlijke handelspraktijken en met betrekking tot diensten op de Europese markt.

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Naar boven