Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2018
Hierbij doe ik u een tweetal rapporten toe komen, te weten:
-
• Boetebeleid Binnenvaart, Een sectorvergelijking, Panteia, 6 juni 20181, en
-
• Evaluatie toezicht Binnenvaartwet Inspectie Leefomgeving en Transport, Twynstra Gudde,
14 september 20182.
De rapporten zijn opgesteld in opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) naar aanleiding van de motie Visser/Van Helvert3, waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken of de boetetarieven in de binnenvaartsector,
in vergelijking met andere sectoren, niet uit de pas lopen, in dit onderzoek ook de
werkwijze van de ILT te betrekken en de Kamer hierover te informeren.
De conceptrapporten van deze onderzoeken zijn besproken met vertegenwoordigers van
de brancheverenigingen CBRB, BLN-Schuttevaer, ASV en BBZ. De uitkomsten zijn ook met
vertegenwoordigers van de toezichthoudende diensten besproken. Uit de onderzoeken
kunnen in zijn algemeenheid de volgende conclusies worden getrokken:
Ten aanzien van de boetetarieven binnenvaart:
De hoogte van de bestuurlijke boetes ligt in de andere sectoren gemiddeld 3,06 maal
zo hoog als in de binnenvaart. Verschillende sectoren zijn daarbij onderzocht. Niet
voor elke regel is in een andere sector een regel te vinden die zich goed laat vergelijken
met de Binnenvaartwet en de daarop gebaseerde regelgeving. Beperken we ons tot de
wel goed vergelijkbare regels dan ligt de hoogte van de boetes in die sectoren nog
steeds 2,17 maal zo hoog.
Ten aanzien van de werkwijze in en de beleving van het toezicht op de Binnenvaartwet:
-
• Elke toezichthoudende dienst bepaalt zijn eigen werkwijze, ondanks pogingen tot afstemming;
-
• Er is draagvlak voor risicogestuurd inspecteren. Nog niet alle toezichthouders maken
hier gebruik van. De bestaande indeling in risicoklassen kan verder verbeterd worden.
-
• Er is een verschuiving zichtbaar van legalistisch toezicht, naar toezicht in de geest
van de wet.
-
• De termijn van indienen van zienswijzen bij een bestuurlijke boete wordt als te krap
ervaren.
-
• In de beleving van zowel de toezichthouders als de ondertoezichtstaanden is het aantal
toezichthouders te groot.
Ik onderschrijf de conclusies uit bovengenoemde rapporten. De rapporten geven voor
mij geen aanleiding om de boetecatalogus in de Binnenvaartregeling te herzien. Wel
ben ik bereid om in navolging van andere sectoren een matiging van 50% op te nemen
voor boetes opgelegd aan een eigenaar of exploitant van een schip indien deze een
natuurlijk persoon is. Verder zal de ILT doorgaan op de ingeslagen weg om minder legalistisch
te handhaven en meer in de geest van de wet. Dit betekent dat er minder snel voor
een bestuurlijke boete als interventie zal worden gekozen. In de instructie aan de
toezichthouders zal dit nader worden uitgewerkt.
De periode van indienen van zienswijzen bij bestuurlijke boetes zal worden verlengd
van twee naar vier weken. Verdere verlenging acht ik ongewenst, omdat dit afbreuk
zou doen aan de lik-op-stuk-werking van de bestuurlijke boete.
Tenslotte kan worden opgemerkt dat de ILT als regievoerder al veel energie heeft gestoken
in een eenduidige werkwijze in het toezicht op de Binnenvaartwet. Mede gezien het
grote aantal toezichthoudende organisaties (tien), is dit een lastige opgave gebleken.
De komende tijd zal ik in overleg met de toezichthoudende organisaties bezien of het
mogelijk is meer uniformiteit in het toezicht op de Binnenvaartwet te krijgen, bijvoorbeeld
door het aantal toezichthoudende organisaties te verminderen. Ik hoop u daarover in
de zomer van 2019 nader te kunnen informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga