31 399
Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget met ingang van 2009 en de wijziging van het afbouwpercentage

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het bedrag van het kindgebonden budget vanaf 2009 in de wet op te nemen en het afbouwpercentage te wijzigen;

Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET KINDGEBONDEN BUDGET

De Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het kindgebonden budget bedraagt voor een berekeningsjaar:

a. indien de ouder aanspraak heeft voor één kind : € 994;

b. indien de ouder aanspraak heeft voor twee kinderen: € 1299;

c. indien de ouder aanspraak heeft voor drie kinderen: € 1479;

d. indien de ouder aanspraak heeft voor vier kinderen: € 1584;

e. indien de ouder aanspraak heeft voor meer dan vier kinderen: € 1 584, verhoogd met zoveel maal €50 als het aantal kinderen meer bedraagt dan vier.

2. In het derde lid wordt «de som van de bedragen» vervangen door «het bedrag» en wordt «5,75%» vervangen door «6,5%».

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de bedragen die op grond van artikel 2, tweede lid, zijn vastgesteld» vervangen door: de bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid.

2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. De overeenkomstig het eerste en tweede lid aangepaste bedragen treden in de plaats van de bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid.

4. Indien een verhoging als bedoeld in het tweede lid wordt toegepast, vindt deze verhoging plaats nadat het eerste lid toepassing heeft gevonden.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING 2001

In artikel 3 104, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «de kindertoeslag» vervangen door: het kindgebonden budget.

ARTIKEL III. OVERGANGSBEPALING ARTIKEL 3.100 WET INKOMSTENBELASTING 2001

De kindertoeslag, bedoeld in artikel 6a, van de Wet op het kindgebonden budget, behoort niet tot de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen, bedoeld in artikel 3.100 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en kunnen terugwerken tot en met een in het desbetreffende besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Jeugd en Gezin,

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven