nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 21 september
2007 en het nader rapport d.d. 6 maart 2008, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies
van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2007, nr. 07.002635, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet
tot regeling van de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State,
de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president
en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman
en de substituut-ombudsmannen (Wet rechtspositie Raad van State, Algemene
Rekenkamer en Nationale ombudsman), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel regelt de rechtspositie van de leden van de Raad van
State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman en de
substituut-ombudsmannen. Deze drie Hoge Colleges van Staat verschillen onderling
in niet geringe mate in onder meer functies, samenstelling en omvang. Voor
ieder van de colleges zou om die reden een eigen wettelijke regeling kunnen
worden getroffen met betrekking tot de rechtspositie van hun leden. De Raad
van State merkt op dat, ook al vindt nu regeling van de rechtspositie in één
wet plaats, het niettemin aanbeveling verdient in de toelichting expliciet
duidelijk te maken dat ook in de toekomst differentiaties in de rechtsposities
van de leden van de onderscheiden colleges, die verband houden met verschillen
in posities en verantwoordelijkheden, kunnen worden aangebracht.
De Raad adviseert de memorie van toelichting op dit punt aan te vullen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 28 augustus
2007, nr. 07 002635, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen
toekomen.
Dit advies, gedateerd 21 september 2007, No. W04.07 0314/I,
bied ik U hierbij aan.
1. De Raad van State adviseert in de toelichting expliciet duidelijk
te maken dat ook in de toekomst differentiaties in de rechtspositie van de
leden van de onderscheiden colleges, die verband houden met verschillen in
posities en verantwoordelijkheden, kunnen worden aangebracht. De toelichting
is overeenkomstig aangevuld.
2. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel aan
te passen aan het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie
ministers en staatssecretarissen en enige andere wetten in verband met de
wijziging van de hoogte van de bezoldiging van de ministers, de minister-president,
de staatssecretarissen, de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene
Rekenkamer en de Nationale ombudsman, zoals gewijzigd bij nota van wijziging
(Kamerstukken II 2005/06, 30 426, nr. 8).
Daarin is een koppeling opgenomen van de door de commissie Rechtspositie
politieke ambtsdragers (commissie Dijkstal) genoemde topfuncties bij de Hoge
Colleges van Staat aan het ministerssalaris. Nu het onderhavige voorstel van
wet eveneens bepalingen bevat over de bezoldiging van de topfuncties bij de
Hoge Colleges van Staat, is in artikel 1, eerste tot en met derde lid, dezelfde
beloningsstructuur opgenomen als in voormelde nota van wijziging.
Het kabinet vindt dat de bezoldiging van de hoogste functies (vice-president
Raad van State, president Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman) gelijk
moet zijn aan de bezoldiging van ministers, zoals dat thans eveneens het geval
is. In het verlengde daarvan vindt het kabinet dat de bezoldiging van de voorzitter
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden
van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsman,
conform het voorstel van de commissie Dijkstal procentueel gekoppeld moet
zijn aan het ministerssalaris (respectievelijk 90% en 85%).
Voor het geval het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie
ministers en staatssecretarissen en enige andere wetten later in werking treedt
dan het onderhavige voorstel van wet, is een wetstechnische afstemmingsbepaling
opgenomen. In dat geval gelden de vaste salarisbedragen, zoals neergelegd
in het Besluit van 14 november 2007, houdende aanpassing van de schadeloosstelling
van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de bezoldigingsbedragen
van ministers en staatssecretarissen en van leden van de Hoge Colleges van
Staat in verband met de aanpassing per 1 januari 2007, 1 april 2008
en 1 april 2009 van de salarissen van het rijkspersoneel (Stb. 2007,
464).
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst