nr. 14
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID TEN BROEKE C.S. TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Na artikel 1 wordt twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
1. Elk van beide Kamers der Staten-Generaal kan binnen een termijn
van drie maanden nadat een voorstel voor een wetgevingshandeling als bedoeld
in artikel 2 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen
in de Europese Unie aan de Staten-Generaal is toegezonden, besluiten dat zij
dat voorstel in behandeling wenst te nemen. De betreffende Kamer stelt de
regering schriftelijk in kennis van dat besluit.
2. Zolang een Kamer de behandeling van het voorstel niet heeft afgerond
kan de vertegenwoordiger van het Koninkrijk geen medewerking verlenen aan
de vaststelling van die wetgevingshandeling, tenzij gewichtige redenen zich
hiertegen verzetten.
3. De regering informeert de Staten-Generaal periodiek over de voortgang
van de onderhandelingen in de Raad over een voorstel voor een wetgevingshandeling,
die door een Kamer in behandeling is genomen.
4. Bij de berekening van de termijn, bedoeld in het eerste lid, worden
de perioden van reces van een Kamer niet meegeteld.
Artikel 1b
1. De beide Kamers der Staten-Generaal stellen binnen vijf jaar na
inwerkingtreding van deze wet een verslag op over de werking en effecten van
artikel 1a en zenden dat aan de betrokken ministers.
2. Artikel 1a kan na vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet
bij koninklijk besluit vervallen indien het verslag van de beide Kamers der
Staten-Generaal, bedoeld in het eerste lid, daartoe aanleiding geeft. De voordracht
voor het koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat
het ontwerp van het besluit is overlegd aan beide Kamers der Staten-Generaal.
Toelichting
Dit amendement biedt de Staten-Generaal de mogelijkheid door middel van
een behandelingsvoorbehoud invloed uit te oefenen op de opstelling van de
vertegenwoordiger van Nederland in de onderhandelingen van door de Kamer(s)
geselecteerde wetgevingshandelingen van de Europese Unie.
De Kamers kunnen binnen drie maanden na indiening besluiten dat ten aanzien
van een bepaald voorstel behoefte bestaat aan behandeling en overleg met de
regering. Het is de verwachting van de indieners dat zulks slechts met een
minderheid van de voorstellen het geval zal zijn.
Zolang de betreffende Kamer van de Staten-Generaal de behandeling van
het voorstel niet heeft afgerond kan de regering wel meewerken aan onderhandelingen
over het voorstel voor de wetgevingshandeling, zij het onder het aantekenen
van een «parlementair voorbehoud» terzake. Zij kan echter niet
meewerken aan de uiteindelijke vaststelling van de wetgevingshandeling voordat
de betreffende Kamer de behandeling en het overleg terzake heeft afgerond.
Dit is slechts anders als gewichtige redenen zich verzetten tegen het feit
dat de regering niet kan meewerken aan de uiteindelijke vaststelling van die
wetgevingshandeling. De vraag of er sprake is van gewichtige redenen kan door
de Kamers worden bestreden.
Als de in het voorgestelde eerste lid van dit artikel genoemde termijn
van drie maanden ongebruikt is verlopen, hetzij niet tot een uitspraak van
de Kamer heeft geleid, kan de regering meewerken aan de vaststelling van de
wetgevingshandeling.
De verplichting tot het periodiek verstrekken van informatie, bedoeld
in het derde lid, blijft beperkt tot die voorstellen waarvan een Kamer heeft
besloten dat behandeling is gewenst en kan nader worden uitgewerkt. Onder
periodieke informatievoorziening wordt in ieder geval begrepen tijdige toezending
van de inbreng van de regering en informatie over belangrijke ontwikkelingen
in het onderhandelingsproces zoals wijzigingen in het ontwerp-besluit.
Het in dit amendement vastgelegde behandelingsvoorbehoud verschilt hierin
van de instemmingsprocedure dat de Kamers de onderwerpen preciezer en actiever
zullen volgen.
De evaluatiebepaling in artikel 1b bewerkstelligt dat de werking en de
effecten van het behandelingsvoorbehoud, zoals vastgelegd in artikel 1a, binnen
vijf jaar door de beide Kamers worden beoordeeld. Het verslag waarin deze
beoordeling wordt vastgelegd, kan aanleiding geven voor de betrokken ministers
om artikel 1a bij koninklijk besluit te laten vervallen. Een voorhangprocedure,
als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, verzekert de betrokkenheid van
het parlement bij de totstandkoming van het koninklijk besluit.
Ten Broeke
Van der Staaij
Van Bommel
Peters
Ouwehand
Verdonk