31 384 (R 1850)
Goedkeuring van het op 13 december 2007 te Lissabon totstandgekomen Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met Protocollen en Bijlagen (Trb. 2008, 11)

nr. 14
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID TEN BROEKE C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 4 juni 2008

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel 1 wordt twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

1. Elk van beide Kamers der Staten-Generaal kan binnen een termijn van drie maanden nadat een voorstel voor een wetgevingshandeling als bedoeld in artikel 2 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie aan de Staten-Generaal is toegezonden, besluiten dat zij dat voorstel in behandeling wenst te nemen. De betreffende Kamer stelt de regering schriftelijk in kennis van dat besluit.

2. Zolang een Kamer de behandeling van het voorstel niet heeft afgerond kan de vertegenwoordiger van het Koninkrijk geen medewerking verlenen aan de vaststelling van die wetgevingshandeling, tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten.

3. De regering informeert de Staten-Generaal periodiek over de voortgang van de onderhandelingen in de Raad over een voorstel voor een wetgevingshandeling, die door een Kamer in behandeling is genomen.

4. Bij de berekening van de termijn, bedoeld in het eerste lid, worden de perioden van reces van een Kamer niet meegeteld.

Artikel 1b

1. De beide Kamers der Staten-Generaal stellen binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet een verslag op over de werking en effecten van artikel 1a en zenden dat aan de betrokken ministers.

2. Artikel 1a kan na vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet bij koninklijk besluit vervallen indien het verslag van de beide Kamers der Staten-Generaal, bedoeld in het eerste lid, daartoe aanleiding geeft. De voordracht voor het koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp van het besluit is overlegd aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Toelichting

Dit amendement biedt de Staten-Generaal de mogelijkheid door middel van een behandelingsvoorbehoud invloed uit te oefenen op de opstelling van de vertegenwoordiger van Nederland in de onderhandelingen van door de Kamer(s) geselecteerde wetgevingshandelingen van de Europese Unie.

De Kamers kunnen binnen drie maanden na indiening besluiten dat ten aanzien van een bepaald voorstel behoefte bestaat aan behandeling en overleg met de regering. Het is de verwachting van de indieners dat zulks slechts met een minderheid van de voorstellen het geval zal zijn.

Zolang de betreffende Kamer van de Staten-Generaal de behandeling van het voorstel niet heeft afgerond kan de regering wel meewerken aan onderhandelingen over het voorstel voor de wetgevingshandeling, zij het onder het aantekenen van een «parlementair voorbehoud» terzake. Zij kan echter niet meewerken aan de uiteindelijke vaststelling van de wetgevingshandeling voordat de betreffende Kamer de behandeling en het overleg terzake heeft afgerond. Dit is slechts anders als gewichtige redenen zich verzetten tegen het feit dat de regering niet kan meewerken aan de uiteindelijke vaststelling van die wetgevingshandeling. De vraag of er sprake is van gewichtige redenen kan door de Kamers worden bestreden.

Als de in het voorgestelde eerste lid van dit artikel genoemde termijn van drie maanden ongebruikt is verlopen, hetzij niet tot een uitspraak van de Kamer heeft geleid, kan de regering meewerken aan de vaststelling van de wetgevingshandeling.

De verplichting tot het periodiek verstrekken van informatie, bedoeld in het derde lid, blijft beperkt tot die voorstellen waarvan een Kamer heeft besloten dat behandeling is gewenst en kan nader worden uitgewerkt. Onder periodieke informatievoorziening wordt in ieder geval begrepen tijdige toezending van de inbreng van de regering en informatie over belangrijke ontwikkelingen in het onderhandelingsproces zoals wijzigingen in het ontwerp-besluit.

Het in dit amendement vastgelegde behandelingsvoorbehoud verschilt hierin van de instemmingsprocedure dat de Kamers de onderwerpen preciezer en actiever zullen volgen.

De evaluatiebepaling in artikel 1b bewerkstelligt dat de werking en de effecten van het behandelingsvoorbehoud, zoals vastgelegd in artikel 1a, binnen vijf jaar door de beide Kamers worden beoordeeld. Het verslag waarin deze beoordeling wordt vastgelegd, kan aanleiding geven voor de betrokken ministers om artikel 1a bij koninklijk besluit te laten vervallen. Een voorhangprocedure, als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, verzekert de betrokkenheid van het parlement bij de totstandkoming van het koninklijk besluit.

Ten Broeke

Van der Staaij

Van Bommel

Peters

Ouwehand

Verdonk

Naar boven