31 384 (R 1850)
Goedkeuring van het op 13 december 2007 te Lissabon totstandgekomen Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met Protocollen en Bijlagen (Trb. 2008, 11)

nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID TEN BROEKE C.S.

Ontvangen 4 juni 2008

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

1. Voordat de vertegenwoordiger van het Koninkrijk zijn medewerking kan verlenen aan een besluit tot vaststelling van een wetgevingshandeling op grond van de Titel betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, zoals vastgesteld in artikel 2 van het Verdrag van Lissabon, is instemming van de Staten-Generaal vereist.

2. Stilzwijgende instemming is verleend indien niet binnen twee maanden na ontvangst van het ontwerp-besluit door of namens een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het ontwerp-besluit de uitdrukkelijke instemming behoeft.

3. In afwijking van het tweede lid is voor ontwerp-besluiten op grond van de artikelen 42, 62, derde lid, 65, derde lid, 69A, eerste en tweede lid, 69B, eerste en tweede lid, 69E, eerste lid, 69F, tweede en derde lid, en 69H zoals vastgesteld in artikel 2 van het Verdrag van Lissabon, uitdrukkelijke instemming vereist.

4. De regering informeert de Staten-Generaal periodiek over de voortgang van de onderhandelingen in de Raad over het betreffende voorstel voor de wetgevingshandeling.

Toelichting

Dit amendement strekt er toe het instemmingsrecht betreffende de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht, naar analogie met de betreffende bepalingen in de Goedkeuringswetten van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, het Verdrag van Maastricht, het Verdrag van Amsterdam, het Verdrag van Nice en het Verdrag van Prüm te behouden.

Hierbij gelden twee regimes.

Ingevolge het eerste regime is stilzwijgende instemming met de overige ontwerp-besluiten verleend als niet binnen twee maanden na ontvangst om uitdrukkelijke instemming is gevraagd (tweede lid).

Het tweede regime bepaalt dat voor regelgeving op grond van die artikelen van het Werkingsverdrag waarvoor een bijzondere wetgevingsprocedure of de zg. noodremprocedure geldt, altijd uitdrukkelijke instemming is vereist (derde lid).

Drie artikelen (42, 69A en 69B) kennen een noodremprocedure hetgeen inhoudt dat een lidstaat een ontwerpregeling aan de Europese Raad kan voorleggen indien die staat meent dat de regeling afbreuk zou doen aan een fundamenteel aspect van het rechtsstelsel op een bepaald rechtsgebied. De Europese Raad kan met consensus het ontwerp weer terugverwijzen naar de Raad, die dan de gewone wetgevingsprocedure kan vervolgen. Dit amendement brengt regelgeving op grond van deze drie artikelen onder de instemmingsprocedure, zodat het parlement ingeval de noodremprocedure daadwerkelijk toepassing vindt, meebepaalt of het veto tegen de ontwerpregeling al dan niet moet worden gehandhaafd.

De besluitvorming waarvoor altijd uitdrukkelijke instemming wordt verlangd betreft de artikelen 42 (maatregelen op het gebied van de sociale zekerheid), 62 (bepalingen inzake paspoorten, identiteitskaarten e.d. indien het nodig blijkt om de uitoefening te vergemakkelijken van het recht om zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er te verblijven), 65, derde lid (maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen), 69A (ontwerp-richtlijn met minimumvoorschriften betreffende strafvordering), 69B (ontwerp-richtlijn met minimumvoorschriften op het gebied van strafrecht), 69E (instelling Europees openbaar ministerie), 69F, derde lid (maatregelen betreffende de operationele samenwerking bij politiële samenwerking) en 69H (voorwaarden en beperkingen waarbinnen in het kader van politiële samenwerking optreden op het grondgebied van een andere lidstaat mag plaatshebben) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Verder wordt de sinds vijftien jaar gebruikelijke periodieke informatie van de Staten-Generaal over de voortgang van de onderhandelingen op dit terrein van een basis in de wet voorzien (vierde lid). De verplichting tot periodieke informatievoorziening aan de Staten-Generaal waarnaar het vierde lid verwijst, kan nader worden uitgewerkt. Onder periodieke informatievoorziening wordt in ieder geval begrepen tijdige toezending van de inbreng van de regering en informatie over belangrijke ontwikkelingen in het onderhandelingsproces zoals wijzigingen in het ontwerp-besluit.

De bepaling over voorstellen die een geheim of vertrouwelijk karakter dragen is niet opgenomen, omdat het Verdrag inzake het functioneren van de Europese Unie dergelijke wetgevingsvoorstellen niet kent. De bepaling over stilzwijgende goedkeuring is niet overgenomen omdat in de vijftien jaar dat soortgelijke bepalingen in de genoemde goedkeuringswetten hebben gestaan, daarvan in de praktijk tussen Staten-Generaal en regering op het JBZ terrein nimmer gebruik is gemaakt.

De in het amendement genoemde Titel en artikelen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden aangehaald met de nummering die in het ter goedkeuring voorliggende Verdrag van Lissabon wordt gebruikt; na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zal Titel IV in de geconsolideerde tekst worden aangeduid als Titel V en zullen de artikelen 42, 62, 65, 69A, 69B, 69E, 69F en 69H in de geconsolideerde tekst worden aangeduid als de artikelen 48, 77, 81, 82, 83, 86, 87 en 89.

Dit amendement vormt een uitzondering op de algemene regel omtrent een beperkt behandelingsvoorbehoud dat is neergelegd in een afzonderlijk amendement van dezelfde indieners. Het is derhalve niet de bedoeling dat deze procedures cumuleren.

Ten Broeke

Van der Staaij

Van Bommel

Peters

Ouwehand

Verdonk

Naar boven