31 383
Wijziging van de Wet overige OCW-subsidies en de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen i.v.m. de overgang van de verantwoordelijkheid voor onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit wetsvoorstel beoogt de verantwoordelijkheid voor de verstrekking van onderwijsvoorzieningen die noodzakelijk zijn in verband met een handicap over te hevelen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) naar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Deze voorzieningen worden nu verstrekt op grond van artikel 2.17 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet IWIA). Het gaat met name om materiële voorzieningen, die de leerling/deelnemer/student met een handicap in staat moeten stellen deel te nemen aan het onderwijs.

2. Nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling

De verantwoordelijkheid voor het beleid met betrekking tot de verstrekking van onderwijsvoorzieningen wordt met dit wetsvoorstel neergelegd bij de Minister van OCW. De hiermee gemoeide middelen komen vanaf het moment van inwerkingtreding van deze wet ten laste van de onderwijsbegroting. Hiermee wordt aangesloten bij de verantwoordelijkheid van de Minister van OCW voor de toegankelijkheid van het onderwijs voor jongeren met een handicap waarvoor binnen de onderwijsbegroting ook andere faciliteiten en voorzieningen beschikbaar worden gesteld (bijvoorbeeld de leerlinggebonden financiering en de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs).

De uitvoering van de verstrekking van bedoelde voorzieningen wordt, conform de door de Tweede Kamer in de motie-Biskop c.s. (Kamerstukken II 2006/07, 29 461, nr. 34) neerlegde wens, gecontinueerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersvoorzieningen (UWV). Een voordeel van deze keuze is dat geen andere uitvoerder kennis en expertise hoeft op te bouwen over deze specifieke materie en dat met het UWV als uitvoerder de continuering van een goede uitvoering gewaarborgd blijft.

Vanaf het moment van inwerkingtreding van de wet zal het UWV wat betreft het te voeren beleid ten aanzien van de verstrekking van deze onderwijsvoorzieningen worden aangestuurd door de Minister van OCW. Deze aansturing wordt afgestemd met de Minister van SZW en zal passen binnen het gebruikelijke bestuurlijke kader waarbinnen het UWV werkt. Dat houdt ondermeer in dat bij de aansturing van UWV door de Minister van OCW, de gebruikelijke planning en control cyclus van het UWV/SZW daarbij het uitgangspunt is. De Minister van SZW is uiteraard verantwoordelijk voor het functioneren van het UWV als zelfstandig bestuursorgaan. De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering door het UWV. De IWI zal in beginsel deze toezichtswerkzaamheden verrichten. De IWI zal dit doen in overleg met de Inspectie van het Onderwijs en de accountantsdienst OCW voor wat betreft de in dit wetsvoorstel bedoelde onderwijsvoorzieningen.

3. Reikwijdte van de voorzieningen die overgaan vanuit de SZW-regeling naar OCW

Het gaat in dit wetsvoorstel met name om materiële voorzieningen die leerlingen/deelnemers/studenten met een handicap in staat stellen deel te nemen aan het initieel regulier onderwijs (van het basisonderwijs tot en met het hoger onderwijs, waaronder begrepen het onder de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vallende landbouwonderwijs).

Initieel onderwijs is het onderwijs dat iedere jongere gebruikelijk is te volgen alvorens hij aan het arbeidsproces gaat deelnemen.

Op grond van de Wet IWIA kunnen ook aan leerlingen uit het – initieel – speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs voorzieningen worden verstrekt. Het betreft dan echter uitsluitend voorzieningen om huiswerk te maken, zoals bijvoorbeeld een aangepaste computer.

Ook de verstrekking van deze huiswerkvoorzieningen wordt met dit wetsvoorstel overgeheveld naar het onderwijsdomein. De overige voorzieningen die in het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs nodig zijn, worden nu al op grond van OCW-regelgeving verstrekt, omdat de toerusting van dat onderwijs is afgestemd op de speciale behoeften van de leerlingen.

Drie categorieën onderwijsvoorzieningen kunnen worden onderscheiden.

De eerste categorie betreft de intermediaire voorzieningen voor leerlingen met een auditieve handicap. Hierbij gaat het om de verstrekking van bijvoorbeeld een doventolk of een communicatie-assistent. Vervoersvoorzieningen vormen een tweede categorie, waarbij het onder andere kan gaan om een taxivergoeding, een aangepaste bruikleenauto, aanpassingskosten en een kilometervergoeding voor de eigen auto voor het vervoer naar en van de onderwijsinstelling. Deze voorzieningen worden alleen verstrekt voor leerlingen in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. In het primair en voortgezet onderwijs wordt het vervoer naar en van de onderwijsinstelling nu al op basis van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs door gemeenten verstrekt (leerlingenvervoer). Daarnaast kan een rolstoel worden verstrekt voor het gebruik in het initieel regulier onderwijs, voorzover de rolstoel die wordt verstrekt door de gemeente op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) ongeschikt is voor het gebruik op de onderwijslocatie.

Tot slot is er een derde categorie en wel die van de meeneembare voorzieningen. Het gaat dan om een divers assortiment aan specifieke hulpmiddelen zoals een aangepaste computer met accessoires, aangepast schoolmeubilair, hulpmiddelen bij het lezen en schrijven etc.

Indien er een vervoersvoorziening voor het vervoer naar en van een onderwijsinstelling voor middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs wordt verstrekt, kan er tevens een vervoersvoorziening voor de leefsituatie worden verstrekt. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige regeling in het kader van de Wet IWIA.

De Minister van SZW blijft verantwoordelijk voor de voorzieningen voor de praktijkcomponent van duale opleidingen zoals bijvoorbeeld in het kader van het beroepsbegeleidend onderwijs, voor zover hier een arbeidsovereenkomst of leer/arbeidsovereenkomst aan ten grondslag ligt. De voorzieningen worden dan op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) verstrekt. Hiervoor zal dus een aparte aanvraag moeten worden gedaan door de betrokkene.

Ook de voorzieningen die nodig zijn voor het kunnen volgen van scholing, bijvoorbeeld het kader van re-integratie, blijven de verantwoordelijkheid van de Minister van SZW. Deze voorzieningen kunnen worden verstrekt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) of de Wet WIA.

4. De wettelijke regeling

Teneinde te voorkomen dat alle onderwijswetten moeten worden gewijzigd is de grondslag voor verstrekking van onderwijsvoorzieningen opgenomen in de Wet overige OCW-subsidies. De overgangsbepaling in de Wet IWIA waarin de verstrekking van onderwijsvoorzieningen geregeld is (artikel 2.17), komt met dit wetsvoorstel te vervallen. De bepalingen van de Wet IWIA zijn inhoudelijk ongewijzigd in dit voorstel overgenomen, hetgeen bijdraagt aan een soepele continuering van de verstrekking van deze voorzieningen door het UWV.

Uitgangspunt is daarbij ook dat de huidige verstrekkingenpraktijk en de daarop geënte uitvoeringsregelgeving in principe gehandhaafd blijven. Met de overgang wordt geen bezuinigingsdoelstelling nagestreefd. Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan de wens van de Tweede Kamer om alleen over te gaan tot een technische overheveling, waarbij de huidige uitvoering door het UWV gehandhaafd blijft.

Het voorgestelde artikel 19a van de Wet overige OCW-subsidies biedt de mogelijkheid dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gegeven met betrekking tot dat artikel. Hier kunnen ook regels met betrekking tot de aansturing van UWV door en de verantwoording van UWV aan OCW worden begrepen, waarbij wel het SUWI-kader wordt gerespecteerd.

Op dit moment is die nadere regelgeving van de IWIA-onderwijsvoorzieningen opgenomen in het Reïntegratiebesluit en de Reïntegratieregeling. Daarnaast zijn er door het UWV uitvoeringsregels opgesteld. Het is de bedoeling dat er vanaf het moment van inwerkingtreding van deze wetswijzigingen voor de verstrekking van onderwijsvoorzieningen onder verantwoordelijkheid van de Minister van OCW, sprake zal zijn van een soortgelijke vormgeving.

5. Financiële gevolgen

Uitgangspunt is dat alle kosten van de onderwijsvoorzieningen, zoals deze in paragraaf 3 van deze toelichting nader gedefinieerd zijn, meerjarig worden overgeboekt naar de OCW-begroting. Het budget zal daarbij aansluiten op de omvang van de verstrekking ná overheveling en de meerjarige ontwikkeling daarvan. Daarbij gaat het zowel om de kosten voor de verstrekkingen zelf als de uitvoeringskosten. Uitgangspunt is dat de overheveling op technische wijze plaatsvindt, dat wil zeggen op basis van ongewijzigd beleid. Het gaat dan om de volgende reeks:

Onderwijsvoorzieningen in constante prijzen 2007

 2007200820092010201120122013
Totaal onderwijsvoorzieningen(17,9)*(19,3)20,722,223,923,923,9
wv voorzieningen(16,1)(17,4)18,620,021,521,521,5
Wv uitvoeringskosten(1,8)(2,0)2,12,32,42,42,4

* De bedragen tussen haakjes worden niet overgeboekt aangezien de regeling per 1 januari 2009. overgaat van de begroting van SZW naar OCW

Bovenstaande raming zal tweemaal worden bijgesteld. Ten eerste met het verschil tussen bovenstaande raming en de realisatie over het jaar 2007 (die begin 2008 beschikbaar zal zijn). Hierbij wordt de trend gevolgd van bovenstaande reeks. Indien nodig dan wordt de reeks voor een tweede maal bijgesteld op basis van de realisatiegegevens over het jaar 2008 (die begin 2009 beschikbaar zullen zijn). De met de regeling gepaard gaande middelen worden met ingang van het begrotingsjaar 2009 meerjarig en inclusief de uitvoeringskosten overgeboekt naar de begroting van OCW.

Aangezien de groei voor 2011 niet door UWV is geraamd is het groeipercentage voor dat jaar gebaseerd op het gemiddelde van 3 voorgaande jaren. Het groeiverloop kan natuurlijk nog veranderen op basis van de realisatiegegevens 2007 en 2008. Vanaf 2011 wordt de reeks horizontaal doorgetrokken. Uitgangspunt vanaf dit moment is dat de voorzieningen binnen dit financieel kader passen.

6. Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid

Met de uitvoeringstoetsen (Centrale Financiële Instellingen (CFI), Inspectie Werk en Inkomen (IWI) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)) is rekening gehouden. Het betreft met name de opmerkingen over de nadere regeling van de aansturing van het UWV door OCW en de verantwoording van het UWV aan OCW, waar het gaat om de verstrekking van onderwijsvoorzieningen. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in art. 19a, kunnen nadere regels hierover worden opgenomen.

7. Administratieve lasten

Administratieve lasten voor burgers zullen niet toenemen omdat de huidige regelgeving ongewijzigd overgezet is vanuit de Wet IWIA naar onderwijswetgeving en het UWV de verstrekking blijft uitvoeren. Het feitelijke werk van het UWV zal niet veranderen. Wel zullen zij een gescheiden boekhouding moeten voeren voor onderwijs-en arbeidsvoorzieningen ten behoeve van de verantwoording naar de Minister van SZW en OCW.

8. Inwerkingtreding

Het moment van inwerkingtreding van de wetswijzigingen wordt geregeld bij koninklijk besluit.

Beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2009. Dit impliceert dat de wetgeving uiterlijk op 1 oktober 2008 zou moeten zijn afgerond. Dit vanwege de deelname van OCW aan het rijksbrede experiment Vaste Verander Momenten (VVM). Op basis hiervan dient publicatie in het Staatsblad plaats te vinden drie maanden voor de inwerkingtreding van regelgeving.

9. Artikelsgewijs

Artikel I

Aangezien het voorgestelde artikel I ongewijzigd is ten opzichte van het huidige artikel 2.17 van de Wet IWIA wordt een specifieke toelichting op eerstbedoeld artikel niet nodig geacht. De wetsgeschiedenis met betrekking tot artikel 2.17 IWIA en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten is te vinden in de desbetreffende kamerstukken (Kamerstukken II 2004/05, 30 118 en Kamerstukken II 1996/97, 24 760).

Artikel II

De invoering van artikel I maakt artikel 2.17 van de Wet IWIA overbodig.

Artikel III

De wijziging in de bijlage bij de Beroepswet strekt ertoe de beroepsgang voor de betrokkenen ongewijzigd te laten.

Deze memorie van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. A. M. Dijksma

Naar boven