nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de regeling
van de gesloten jeugdzorg een onvolkomenheid te herstellen en een onduidelijkheid
weg te nemen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 29b, tweede lid, aanhef, van de Wet op de jeugdzorg komt te luiden:
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet
heeft bereikt, kan slechts worden verleend indien:
ARTIKEL II
Artikel VII van de Wet van 20 december 2007, Stb. 578 wordt als volgt
gewijzigd:
1. In het derde lid, tweede volzin, wordt de komma aan het slot van
de passage «ten uitvoer worden gelegd in een justitiële jeugdinrichting»
vervangen door een punt en vervalt de rest van de zin.
2. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt «Hoofdstuk V» vervangen
door: Hoofdstuk IVA.
b. De tweede volzin komt te luiden: In die gevallen zijn de bij of
krachtens de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen gestelde regels
van toepassing.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Jeugd en Gezin,
De Minister van Justitie,