nr. 306
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2010
Uw Kamer heeft gevraagd (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010,
nr. 40) om een brief waarin ik aangeef hoe ik de situatie op IJsland
en in het IJslandse parlement beoordeel. Tevens is gevraagd naar mijn zienswijze
op de actie van de IJslandse president en of dat aanleiding geeft tot een
nader voorstel van de Nederlandse regering. Navolgend geef ik u in aanvulling
op mijn brief van maandag 11 januari jongstleden een nadere uiteenzetting.
In het IJslandse parlement hebben debatten plaatsgevonden, zowel in Commissieverband
als plenair, over de wetgeving ter implementatie van de overeenkomst van de
IJslandse regering met Nederland en met het Verenigd Koninkrijk en over het
verlenen van een staatsgarantie voor de terugbetaling van de van Nederland
verkregen lening door het IJslandse depositogarantiefonds. In die debatten
is uiteraard uitgebreid aandacht besteed aan de inhoud van de gesloten overeenkomst.
De IJslandse wet voorziet in een behandeling van wetgeving in drie termijnen.
Ik merk op dat tijdens de drie lezingen in het parlement rond de 120 vergaderuren
zijn besteed aan de behandeling.
Vanzelfsprekend was ik verheugd dat het IJslandse parlement na deze intensieve
beraadslaging, met het verlenen van een staatsgarantie heeft kunnen instemmen.
De wet waarmee het IJslandse parlement heeft ingestemd, is niet ondertekend.
Het was aan de IJslandse president om deze wet te ondertekenen, maar hij heeft
hier van afgezien. De IJslandse grondwet kent de mogelijkheid voor de president
om te weigeren wetgeving te ondertekenen. In een dergelijk geval kan de regering
de wetgeving via een referendum voorleggen aan de bevolking.
Deze procedure is slechts één keer eerder aan de orde geweest.
In dat geval, enkele jaren geleden, heeft de toenmalige IJslandse regering
besloten de wetgeving in te trekken, waarmee het referendum niet meer aan
de orde was.
De IJslandse president heeft in zijn redengeving voor niet-ondertekening
van de wetgeving onder meer aangegeven dat de burgers in IJsland het laatste
woord over de wet zouden moeten hebben gelet op de discussie die er in IJsland
over is gevoerd en de petitie die hij had ontvangen. Hij bracht dit punt ook
in verband met de uitdagingen waar IJsland in de toekomst voor staat.
Juist overigens de uitdaging waar IJsland voor staat in de toekomst, heeft
ook in de besluitvorming van het IJslandse parlement een rol gespeeld. Gesproken
is onder meer over de schuldenlast die IJsland heeft en de wijze waarop deze
gedragen kan worden. Ook heeft de positie die IJsland in de internationale
gemeenschap nu en in de toekomst inneemt, een rol gespeeld in de besluitvorming.
Zoals hiervoor al aangegeven krijgen de IJslandse burgers nu de mogelijkheid
om de wet te bekrachtigen via een nog te houden referendum. Hoewel de uitslag
van dit referendum effect heeft op de werking van de wet die door het IJslandse
parlement is aangenomen en daarmee ook effect heeft op de inwerkingtreding
van de gesloten overeenkomsten, betreft het hier toch in de eerste plaats
een intern IJslandse aangelegenheid.
In de media heb ik berichten gezien als zou er sprake zijn van heronderhandelingen
in plaats van een referendum. Ik kan daar alleen maar over zeggen dat ons
tot op heden geen officieel verzoek heeft bereikt. Ik ga daar zelf ook niet
het initiatief toe nemen; de overeenkomst die er nu ligt houdt al in ruime
mate rekening met de moeilijke situatie waarin IJsland zich bevindt.
Ik zie natuurlijk dat er in IJsland veel emoties naar boven komen bij
dit onderwerp. Daarvoor heb ik begrip. Maar tegelijkertijd sterkt het mij
dat de IJslandse regering nog steeds ten volle achter de gesloten overeenkomsten
staat. Dit was al duidelijk vlak na de beslissing van de IJslandse president
om de door het IJslandse parlement aanvaarde wet niet te ondertekenen. Meest
recent is mij dit impliciet nog gebleken in een brief die de IJslandse premier
aan het IMF heeft verzonden.
De managing-director van het IMF, de heer Strauss-Kahn, heeft op 14 januari
jongstleden met betrekking tot IJsland in een persconferentie desgevraagd
duidelijk gemaakt waar het hier om gaat. Het is heel belangrijk dat IJsland
de crisis weer te boven kan komen. Het is ook absoluut begrijpelijk dat de
burgers in IJsland boos zijn over het feit dat zij worden opgezadeld met problemen
die zijn veroorzaakt door IJslandse banken. Maar aan de andere kant heeft
IJsland internationale verplichtingen. Een land kan niet weglopen voor hetgeen
veroorzaakt is door de eigen financiële sector.
Uiteindelijk komt de heer Strauss-Kahn tot de conclusie dat
«In a nutshell, we are at the disposal of the Icelandic government
to do what is the most helpful for them and for the Icelandic people. We are
not tax collectors for any country. But on the other hand, we need to have
the support. And you, Icelandic citizen, you need to have the support of the
international community to be able to go forward. So we have to find a solution
to solve all those problems and that’s what we are working on, I think
in the best possible cooperation between the IMF and the government»1.
Ik heb er het volste vertrouwen in dat de IJslandse regering alles in
het werk zal zetten om de voors en tegens van de mogelijke uitkomsten van het referendum voor het voetlicht te brengen, ondanks de emoties die
begrijpelijkerwijs in IJsland hoog opspelen. Dat verzekert mij ervan dat de
IJslandse bevolking in haar besluitvorming alle relevante informatie kan meenemen.
Mij rest daarom op dit moment niet anders dan dit proces om tot finale
besluitvorming te komen in IJsland te respecteren en de uitslag van het referendum,
samen met de Britten, af te wachten.
De minister van Financiën,
W. J. Bos