31 371
Kredietcrisis

nr. 299
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2009

De motie Hamer, Van Geel en Slob1 verzoekt de regering om tot afspraken te komen over een grotere rol van pensioenfondsen als betrokken, betrouwbare investeerders bij Nederlandse bedrijven en in de Nederlandse economie. De motie Ten Hoopen2 verzoekt, naar aanleiding van de begrotingsbehandeling van het ministerie van Economische Zaken, de regering om voor 1 januari 2010 een financieringsfonds tot stand te brengen zodat er meer leningen verstrekt kunnen worden. In deze brief stellen de minister van Financiën en ik uw Kamer op de hoogte van het verloop van het overleg met betrokken partijen.

Het kabinet heeft sinds het uitbreken van de kredietcrisis een flink aantal maatregelen genomen ter ondersteuning van de kredietverlening. Zo is de BMKB-regeling verruimd, de garantieregeling ondernemingsfinanciering (GO-regeling) in het leven geroepen en vervolgens fors verruimd en ook de Groeifaciliteit voor participatiemaatschappijen is stevig verruimd. Banken zijn ondersteund met kapitaalinjecties. Daarnaast is er de € 200 miljard garantieregeling, die de banken ondersteunt bij het aantrekken van vreemd vermogen indien ze dit nog niet op de kapitaalmarkt kunnen aantrekken. Al deze maatregelen stellen banken direct of indirect in staat te blijven lenen aan het Nederlandse bedrijfsleven.

Het kabinet volgt vanaf het uitbreken van de kredietcrisis het feitelijke verloop van de bancaire kredietverlening en rapporteert de Tweede Kamer hier regelmatig over. In de motie Hamer, Slob en Van Geel is de wens uitgesproken voor een grotere rol van pensioenfondsen in de Nederlandse economie. Zoals in de gemeenschappelijke verklaring van 26 oktober jl. van de minister van Economische Zaken, de Nederlandse Vereniging van Banken en de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen is aangegeven, zijn in dit kader institutionele beleggers, de overheid en banken met elkaar in gesprek gegaan. Bekeken wordt of – en op welke wijze – institutionele investeerders de kredietverlening en vermogensverschaffing aan het bedrijfsleven kunnen ondersteunen. Dit is van extra belang als de investeringen gaan aantrekken. Uitgangspunten hierbij zijn dat dit tot een win-win situatie moet leiden en dat de marktpartijen het voortouw hebben. Het spreekt voor zich dat het kabinet positief staat tegenover initiatieven in deze sfeer en actief wil bevorderen dat institutionele beleggers, banken en bedrijfsleven tot afspraken kunnen komen.

Het streven was nog dit jaar tot conclusies te komen. De motie Ten Hoopen roept in dit verband de regering op voor het eind van het jaar met conclusies te komen aangaande fondsvorming.

De laatste maanden heeft frequent overleg plaatsgevonden. De materie blijkt complex en het blijkt tot nu toe niet eenvoudig om tot een fonds te komen waarin alle partijen, inclusief de overheid, zich kunnen vinden. Met betrekking tot de verwachtingen aangaande fondsvorming is het van belang daar rekening mee te houden. Het is nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken omdat is gebleken dat er nog een aantal belangrijke openstaande punten is. Deze liggen achtereenvolgens op het vlak van het rendement dat een fonds kan behalen in vergelijking met alternatieve beleggingen, de vraag of en onder welke voorwaarden institutionele beleggers bereid zijn risicodragend kapitaal te verschaffen, de organisatie en «governance» van een fonds, de doelgroep van het fonds en of ook bestaande leningen deels in het fonds kunnen worden ondergebracht. Daarnaast zal een mogelijke overheidsparticipatie moeten voldoen aan de gebruikelijke Europese regelgeving dat overheidsdeelname marktconform moet zijn.

Naast het genoemde overleg van banken, institutionele investeerders en de ministeries van Economische Zaken en Financiën, hebben een reeks van private initiatieven aangaande fondsvorming contact opgenomen met de ministeries van Economische Zaken en Financiën. Met alle initiatiefnemers is een gesprek gevoerd en met een aantal van hen vinden nog vervolggesprekken plaats. Daarbij beoordeelt de overheid de voorstellen aan de hand van dezelfde uitgangspunten die zij hanteert in het genoemde overleg met betrokken partijen.

Wij streven er naar uw Kamer eind januari te informeren over de definitieve conclusies aangaande de rol van institutionele beleggers bij kredietverlening en vermogensverschaffing.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De minister van Financiën,

W. J. Bos


XNoot
1

Kamerstukken, motie 196 (31 371).

XNoot
2

Kamerstukken, motie 36 (32 123 XIII).

Naar boven