31 371
Kredietcrisis

nr. 149
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2009

Met uw brief van 11 februari jl. (2009Z01785) bracht u het verzoek van het lid Vendrik over, zoals hij dat verzoek in motie 31 371, nr. 107, tot uitdrukking heeft gebracht. U vraagt mij u te berichten of ik aan zijn verzoek kan voldoen.

In de motie wordt de regering verzocht «ervoor zorg te dragen dat de Kamer, uitgezonderd noodsituaties, tijdig en desnoods vertrouwelijk wordt geïnformeerd opdat oordeelsvorming mogelijk is alvorens onherroepelijke besluiten door de regering worden genomen».

Zoals al direct verwoord tijdens het debat over de back-up-faciliteit staat het kabinet positief ten aanzien van dit verzoek. Evenals de kamer vindt het kabinet een goede en tijdige informatievoorziening van de Kamer van groot belang.

Al eerder is er een lijn uitgezet ten aanzien van de handelwijze, zoals die het kabinet voor ogen staat. In de brief van 19 december 2008 (Kamerstukken 31 371, nr. 79) is uiteengezet hoe gedurende de kredietcrisis invulling zal worden gegeven aan het budgetrecht van de Kamer, indien er sprake is van nieuwe of aanvullende budgettaire voorzieningen. Die lijn heeft betrekking zowel op een eventuele uitbreiding van de bestaande instrumenten, zoals de herkapitalisatiefaciliteit (€ 20 mrd) of de garantieregeling voor bancaire leningen (€ 200 mrd), als op het inzetten van een nieuw (beleids)instrument met budgettaire consequenties. De lijn is dat zonder voorafgaand aanvullend mandaat van de Kamer deze bedragen niet zullen worden verhoogd of nieuwe middelen zullen worden ingezet. Mocht er derhalve meer of nieuw budget voor deze instrumenten nodig zijn, dan zal dat zo spoedig mogelijk in een brief vooraf aan de Kamer worden voorgelegd.

Op deze algemene lijn geldt wel een uitzondering. Indien een voornemen tot in het leven roepen van een nieuw beleidsinstrument direct gevolgd moet worden door het toepassen ervan op een of meer concrete financiële instellingen, zal – als daarbij het aspect van vertrouwelijkheid in verband met koers- en marktgevoeligheid aan de orde is – teruggevallen worden op de gedragslijn van vertrouwelijke informatieverstrekking, zoals die lijn in de brief van 3 november 2008 is geschetst (Kamerstukken II, 31 371, nr. 36). Die gedragslijn houdt in, dat de fractievoorzitters of de financieel specialisten vóór de publiekmaking van de toepassing van een nieuwe beleidsinstrument op vertrouwelijke wijze op de hoogte zullen worden gesteld van de toepassing en van het budgettaire beslag dat ermee is gemoeid. Het expliciet voorafgaand vragen van een budgettair mandaat – in alle openheid met de Kamer te bespreken – is dan niet haalbaar, want dat staat op gespannen voet met de noodzakelijk te betrachten vertrouwelijkheid.

Zoals u weet, is geprobeerd deze uitzonderingslijn toe te passen in het weekeind van 24/25 januari jl. met betrekking tot de back-up-faciliteit voor ING. De ingelaste vertrouwelijke conference-call op zondag 25 januari met de leden van de commissie Financiën verliep tot mijn grote spijt door technische problemen geenszins vlekkeloos, waardoor de leden ongewild moesten wachten.

In voorkomende gevallen zal wederom zo’n vertrouwelijke briefing worden ingelast, eventueel in het weekeinde. Ik heb begrepen dat de Kamer mogelijk zelfs de voorkeur geeft aan de vroege maandagmorgen in plaats van de zondag. Ik zal daarmee rekening proberen te houden.

De motie-Vendrik c.s. ervaart het kabinet derhalve als een ondersteuning van haar beleid. Het kabinet blijft erop gespitst het budgetrecht van de Kamer te respecteren door de Kamer tijdig, desnoods vertrouwelijk te informeren. In noodsituaties – zo onderkennen ook de indieners van de motie – zal dat evenwel niet altijd mogelijk zijn.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven