31 366
Wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling en een verruiming van de periode voor deelname aan een vrijwillige verzekering in enkele socialezekerheidswetten (Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen)

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2008

Tijdens de plenaire behandeling in uw Kamer van het wetsvoorstel zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen (Kamerstukken 31 366) heeft het lid Vos (PvdA) een amendement ingediend waarmee de aanmeldtermijn voor de vrijwillige verzekering in het kader van de WIA en WAO wordt verlengd van 13 weken naar één jaar. Naar aanleiding hiervan zijn door de heer Blok (VVD) vragen gesteld. In mijn reactie op het amendement en de vragen van de heer Blok heb ik u toegezegd schriftelijk met een nadere toelichting te komen.

De mogelijkheid om gebruik te maken van de vrijwillige verzekering staat open voor startende zelfstandigen die eerder als werknemer verplicht verzekerd waren. Hen wordt de mogelijkheid geboden om bij de beëindiging van de verplichte verzekering, de verzekering op vrijwillige basis voort te zetten. Gezien het vrijwillige karakter van de regeling betreft het een recht voor de zelfstandige en geen verplichting.

Bij de verruiming van de aanmeldtermijn spelen twee aspecten een rol. Enerzijds dient de startende zelfstandige voldoende tijd te hebben om een gedegen afweging te maken over deelname aan de vrijwillige verzekering. Anderzijds gaat het bij verzekeren ten principale om dekking tegen een onzeker voorval dat zich in de toekomst afspeelt.

Voldoende tijd voor een gedegen afweging

Een startende zelfstandige heeft veel zaken aan zijn of haar hoofd. In deze hectiek kan het voorkomen dat een startende zelfstandige niet als eerste denkt aan zijn of haar arbeidsongeschiktheidsverzekering. Om zelfstandigen beter te faciliteren heeft het kabinet besloten om de bestaande aanmeldtermijn van 4 weken te verruimen naar 13 weken. Met deze verruiming hebben startende zelfstandigen in praktische zin voldoende gelegenheid om een gedegen afweging te maken over het al dan niet gebruiken van het recht tot deelname aan de vrijwillige verzekering. Hierbij is voorts relevant dat UWV in het kader van de uitvoering van het wetsvoorstel de voorlichting over de mogelijkheden van de vrijwillige verzekering zal intensiveren.

Kern van verzekering betreft dekking tegen een onzeker voorval in de toekomst

Uit recent onderzoek van het Verbond van Verzekeraars blijkt dat zelfstandigen over het algemeen op rationele gronden een besluit nemen over het al dan niet verzekeren van het risico van arbeidsongeschiktheid. Aspecten die een rol spelen bij de vraag of men een verzekering afsluit zijn de branche waarin men werkt, het inkomen dat men heeft, de afhankelijkheid van het inkomen uit ondernemen en de manier waarop men tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico aankijkt. Het niet kunnen verzekeren speelt slechts in een kleine minderheid van de gevallen een rol.

Bij de verzekering tegen enig risico gaat het per definitie om dekking tegen een onzeker voorval in de toekomst. Voorvallen die al zijn ingetreden voor aanvang van de verzekering vormen immers geen onzeker risico meer. In tegenstelling, het betreft dan ingetreden situaties. Ook de essentie van ondernemerschap betreft het inschatten en nemen van risico’s.

Verlenging van de aanmeldtermijn voor de vrijwillige verzekering tot één jaar staat haaks op deze essentiële onderdelen van het ondernemerschap en de verzekering. Aan zelfstandigen die starten vanuit een dienstverband – en niet aan overige groepen zelfstandigen, bijvoorbeeld degene die starten rechtstreeks vanuit een opleiding – wordt dan immers ook al is de arbeidsongeschiktheid al ingetreden of zijn gezondheidsklachten toegenomen, de mogelijkheid geboden om met terugwerkende kracht gebruik te maken van de vrijwillige verzekering.

Daarbij komt dat verlenging van de aanmeldtermijn tot één jaar het karakter van de vrijwillige verzekering aantast. De vrijwillige verzekering kent een systematiek van risicosolidariteit. Dit blijkt onder meer uit de uniforme premie ongeacht het individuele arbeidsongeschiktheidrisico. Doordat sprake is van risicosolidariteit betalen de zelfstandigen waarbij het arbeidsongeschiktheidsrisico zich niet openbaart mee aan de lasten voor de zelfstandigen waarbij het arbeidsongeschiktheidsrisico zich wel openbaart. Bij verruiming van de toetredingsmogelijkheid naar één jaar is de verwachting gerechtvaardigd dat vooral zelfstandigen die sinds de aanvang van het ondernemerschap vaker ziek zijn geworden of verwachten dat dit op korte termijn het geval zal zijn, een beroep zullen doen op de vrijwillige verzekering. Verlenging van de aanmeldtermijn is daarmee te beschouwen als een optierecht. Net als bijvoorbeeld een optie op aandelen het recht geeft tegen een bepaalde prijs te kopen of te verkopen, zo geeft de aanmeldtermijn van één jaar de mogelijkheid, niet de verplichting, voor zelfstandigen om de arbeidsongeschiktheidsverzekering aan te schaffen. Dit betekent, hoe langer de aanmeldtermijn, hoe meer kennis de zelfstandigen hebben over hun arbeidsongeschiktheidsrisico en hoe groter het aantal zelfstandigen dat arbeidsongeschikt raakt of waarbij gezondheidsklachten intreden binnen deze periode. Deze groep zal eerder dan overige zelfstandigen besluiten gebruik te maken van zijn recht de verzekering af te sluiten. Aangezien het risico voor deze groep om daadwerkelijk arbeidsongeschikt te raken veel hoger ligt dan voor de bestaande verzekerden, nemen de kosten van de vrijwillige verzekering toe. Uitgaande van een risico dat twee tot drie keer zo hoog is als het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidsrisico van 0,8% in de voormalige WAZ, nemen op termijn de kosten voor de vrijwillige verzekering toe met 10% tot 20%.

Een lange aanmeldtermijn kent ook het risico van de negatieve gedragseffecten van «adverse selection» en «moral hazard». De zelfstandige weet immers dat terugval mogelijk is op de dekking van de vrijwillige verzekering. Wanneer het arbeidsongeschiktheidsrisico niet intreedt, zal men zich mogelijk niet verzekeren waardoor in feite sprake is van een jaar lang gratis verzekering. Gezien deze zekere dekking zal hij minder genegen zijn om het intreden van het risico daar waar mogelijk is te voorkomen of al eerder te verzekeren in de private sector. De slechte risico’s neem je als het ware uit de private markt en worden ondergebracht in het publieke domein.

Gezien bovengenoemde elementen bestaat het risico dat met verlenging van de aanmeldtermijn naar één jaar op termijn de voor de vrijwillige verzekering noodzakelijke risicosolidariteit wordt ondergraven.

Met de verlenging van de aanmeldtermijn van 4 weken naar 13 weken, heeft de regering rekening willen houden met de hectiek van de opstartfase van een zelfstandige onderneming.

Uiteraard kan daar het effect zoals is beschreven zich ook voordoen. Maar gegeven de beperkte uitbreiding van de termijn acht de regering dit aanvaardbaar, afwegende tegen het voordeel dat startende zelfstandigen voldoende tijd wordt geboden voor een gedegen afweging. Een langere aanmeldtermijn zal calculerend gedrag verder in de hand werken. Ik acht de risico’s hieraan verbonden voor het draagvlak van de vrijwillige verzekering zodanig dat de regering het amendement van het lid Vos ontraadt. Wel wil ik u toezeggen dat de duur van de aanmeldtermijn voor de vrijwillige verzekering zal worden betrokken bij de evaluatie van het wetsvoorstel waarmee de toegang tot de WAZ is beëindigd, met name om te bezien of de overweging dat startende zelfstandigen voldoende tijd krijgen voor een gedegen afweging met de voorgenomen voorgestelde verlenging wordt gerealiseerd.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven