31 364
Goedkeuring van het op 21 december 2007 te New York totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciaal Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228 en Trb. 2008, 12)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 25 april 2008

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1 en voor Justitie2, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengen als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig en voldoende zal hebben beantwoord, achten de commissies de openbare behandeling van dit wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

ALGEMEEN

Met belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van het voorstel van wet ter goedkeuring van het op 21 december 2007 te New York totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties (hierna: VN) betreffende de Zetel van het Speciaal Tribunaal voor Libanon (hierna: het Tribunaal). Deze leden onderschrijven de noodzaak van een spoedige instelling van dit Tribunaal ter bespoediging van de berechting van de reeds in Libanon gedetineerde verdachten. Dit past in het promoten van een internationale rechtsorde en ook in de Nederlandse traditie van het huisvesten van internationale organisaties. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat bij de instelling van de verschillende ad hoc tribunalen in Nederland voorzichtigheid betracht moet worden dat teveel verschillende regels naast elkaar bestaan, nu er geen raamverdrag bestaat voor de instelling van deze tribunalen. Het is in het belang van de rechtszekerheid dat een consistente en coherente lijn wordt gevolgd voor de regelgeving inzake de internationale tribunalen in Nederland.

De leden van de CDA-fractie vragen op de volgende punten een toelichting van de ministers.

De regering geeft in de Memorie van Toelichting (MvT) en ook in de brief d.d. 1 februari 2008 over de «wenselijkheid van een raamverdrag inzake internationale strafhoven» aan dat zetelverdragen in de regel geen parlementaire goedkeuring behoeven. Deze machtiging aan de regering is gebaseerd op artikel 7, onderdeel a, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen juncto artikel 3 van de Wet van 24 december 1947 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de voorrechten en immuniteiten van de VN. In de MvT geeft de regering vervolgens aan dat het Zetelverdrag een aantal bepalingen bevat met specifieke taken van het Tribunaal waardoor deze bepalingen niet onder deze machtiging vallen. De leden van de CDA-fractie concluderen hieruit dat parlementaire goedkeuring voor dit Zetelverdrag dus wél vereist is, terwijl dat bijvoorbeeld voor het Speciaal Tribunaal voor Sierra Leone (STSL) niet het geval was. Aangezien het in beide gevallen om een «ad hoc» international straftribunaal gaat zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat de invoering op gelijke manier moet plaatsvinden, oftewel mét parlementaire goedkeuring. Graag een toelichting van de regering waar het essentiële verschil uit bestaat waardoor het ene Zetelverdrag wél ter goedkeuring dient te worden voorgelegd en het andere niet.

Bij brief van 23 juli 2007 heeft de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (hierna: SGVN) de Nederlandse regering benaderd en in overweging gegeven om het gastlandschap in overweging te nemen. Echter had de SGVN op het moment van toesturen van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer nog onvoldoende financiële middelen beschikbaar voor de oprichting van het Tribunaal en het functioneren gedurende het eerste jaar. Kan de regering toelichten waarom de SGVN dit niet tijdig in orde had terwijl het Nederland reeds als gastland had aangeschreven? Gezien het belang om zo spoedig mogelijk te komen tot inwerkingstelling van het Tribunaal vernemen de leden van de CDA-fractie graag hoe lang de financiering nog op zich zal laten wachten en of het eventueel het bestaan van het Tribunaal in gevaar kan brengen. Kan de regering daarbij tevens toelichten welke kosten er met de instelling en de looptijd van het Tribunaal zijn gemoeid en welke al dan niet voor eigen rekening van de Nederlandse overheid komen?

Het Tribunaal wordt primair ingesteld ter berechting van de verdachten van de aanslag van 14 februari 2005 die heeft geresulteerd in de dood van voormalig Libanese minister Hariri en anderen. Kan de regering aangeven of alle verdachten van deze aanslag reeds zijn aangehouden? Zijn alle aanhoudingen gedaan in Libanon of tevens in andere landen? Het Tribunaal kan overeenkomstig artikel 1 van het Statuut van het Speciaal Tribunaal voor Libanon (hierna: het Statuut) bepalen, met instemming van de Veiligheidsraad, dat het tevens rechtsmacht heeft over aan bovengenoemde aanslag gelieerde aanslagen die hebben plaatsgevonden tussen 1 oktober 2004 en 12 december 2005. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het hier om een rechtsgrond gaat waar reeds in de praktijk voorbeelden van bestaan – bijvoorbeeld dat personen al zijn aangehouden ter anticipatie op de toepassing van dit middel – of dat hiermee slechts voorkomen wordt dat eventueel in de toekomst nieuwe feiten opdoemen waar op dat moment geen rechtsbasis meer voor kan worden ingesteld in het statuut. Graag een toelichting van de regering op dit punt.

De leden van de fractie van de SP verwijzen bij hun reactie op het wetsvoorstel ter goedkeuring van het verdrag betreffende de Zetel van het Speciaal Tribunaal voor Libanon naar hun inbreng in het Verslag inzake het wetsvoorstel ter goedkeuring van de bepalingen verband houdende met de instelling van het Speciaal Tribunaal voor Libanon (Kamerstuk 31 365, nr. 4).

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden verwijzen voor de vragen die zij over dit wetsvoorstel hebben naar het Verslag inzake het wetsvoorstel ter goedkeuring van de bepalingen verband houdende met de instelling van het Speciaal Tribunaal voor Libanon (Kamerstuk 31 365, nr. 4). Het voorliggende wetsvoorstel vormt voor deze leden geen aanleiding tot het stellen van aanvullende vragen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 8

De leden van de CDA-fractie zouden graag een nadere verduidelijking krijgen met betrekking tot de jurisdictie waaronder verdachten zullen vallen. Volgens artikel 8 lid 1 van het Zetelverdrag staat het terrein van het Tribunaal onder het beheer en gezag van het Tribunaal, maar is de wet- en regelgeving van het Gastland van toepassing (artikel 8 lid 2). Moeten deze leden hieruit concluderen dat gedetineerden in «VN»-cellen belanden waar Nederlandse wet- en regelgeving van toepassing is? Welk (bewakings)regime zal gelden bij hechtenis en bij voorlopige hechtenis? Gelden voor eventuele hongerstakers de Nederlandse medische regels inzake dwangvoeding of andere en in hoeverre mogen de Nederlandse autoriteiten bij problemen al dan niet ingrijpen op «het terrein» van het Tribunaal?

Artikel 44

Nederland heeft als voorwaarde gesteld dat de tenuitvoerlegging van straffen niet in Nederland zal plaatsvinden. Dit zal plaatsvinden in een land dat zich daartoe bereid heeft verklaard, op aanwijzing van de President van het Tribunaal. De leden van de CDA-fractie willen graag weten wat er gebeurt indien onverhoopt de veroordeelde persoon niet onmiddellijk kan worden overgedragen. De Nederlandse regering heeft met de genoemde voorwaarde duidelijk gemaakt hiervoor niet verantwoordelijk te willen zijn, echter is het voor de leden van de CDA-fractie een onwenselijke situatie als hiermee wordt bewerkstelligd dat een veroordeelde uiteindelijk vrij wordt gelaten bij gebrek aan een land om de tenuitvoerlegging van de straf op zich te nemen. Kan de regering aangeven welke landen zich hiervoor reeds hebben aangemeld en of zij hier voorwaarden aan hebben verbonden die de overbrenging van berechte personen ter tenuitvoerlegging van hun straf aan deze landen kan doen vertragen?


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GroenLinks), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Haverkamp (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Van Beek (VVD), Vendrik (GroenLinks), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), de Wit (SP), van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, de Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), de Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Uitslag (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), De Vries (CDA), Vacature (algemeen), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Vacature (algemeen), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (CU).

Naar boven